29 628 Politie

Nr. 352 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2012

Het doet mij deugd u te kunnen melden dat er in het Georganiseerd Overleg voor Politieambtenarenzaken overeenstemming is bereikt over een nieuw arbeidsvoorwaardenkader voor de politietop.

Aan dit nieuwe kader is een langdurig beleidstraject vooraf gegaan. Eerst was er eind 2009 het spoeddebat over de vermeende misstanden betreffende de beloningen en het declaratiegedrag van de politietop. Om die reden heeft de Rijksauditdienst (RAD) in opdracht van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2010 een onafhankelijk onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van de toegekende beloningen en declaraties. Over de bevindingen van de RAD is diverse keren met uw Kamer gedebatteerd.

Hoewel het onderzoek uitwees dat er overwegend sprake was van rechtmatige toekenningen, vormden de uitkomsten van het RAD-onderzoek het startpunt van het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader voor de politietop. Samen met de Kamer was ik van mening dat het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader eenvoudiger en transparanter moest worden vormgegeven, met minder ruimte voor interpretatie van de regels dan voorheen mogelijk was. Daarnaast moest er ook een versobering in de beloning van de politietop tot stand worden gebracht, omdat dit beter aansluit op de eisen van de huidige (economische) tijden. Het onderhandelingsresultaat voldoet aan deze normen en is grotendeels conform mijn werkgeversinzet1.

De opzet van de beloningsstructuur van het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader is identiek aan die van de Topmanagementgroep van de sector Rijk. Dat betekent een bezoldiging die voor het leeuwendeel bestaat uit een basissalaris. Naast dit basissalaris is een zeer beperkt aantal toelagen mogelijk. Deze toelagen hebben altijd een directe relatie met het functioneren en de te leveren prestatie. Het toekennen van een veelvoud van toelagen en vergoedingen, waar men voorheen nog wel aanspraak op kon maken, is op basis van het nieuwe kader niet meer mogelijk. Het onwenselijke «stapelen» van losse inkomenscomponenten wordt hiermee voorkomen. Ook de hoogte van de toelagen is beduidend ingeperkt. Het maximaal te verwerven inkomen van een landelijk korpschef of een politiechef blijft daarmee onder de voor de publieke en semi-publieke sector geldende maximum inkomensnorm2 die per 1 januari 2013 geldt op grond van de Wet normering topinkomens (Wnt). Dit maximaal te verwerven inkomen is tevens goed vergelijkbaar met gelijkwaardige functies in de publieke sector.

Voorts is in het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader een woonplaatsvereiste opgenomen dat geldt voor de politiechefs van de regionale eenheden, naar aanleiding van de motie Çörüz3. Met de vakorganisaties zijn in dat kader tevens flankerende voorzieningen afgesproken voor dubbele woonlasten, conform de regeling die voor Burgemeesters en Commissarissen van de Koningin geldt. De politiechefs komen door het woonplaatsvereiste immers een in gelijke uitgangspositie terecht als burgemeesters en CdK’s, en dus het is redelijk en billijk hen vergelijkbare voorzieningen te bieden.

De met de vakorganisaties gemaakte afspraken worden opgenomen in de bestaande politierechtspositie: het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp), het Besluit bezoldiging politie (Bbp) en het Besluit reis- verblijf- en verhuiskosten politie (Brvvp).

Dit nieuwe arbeidsvoorwaardenkader, dat van toepassing is op alle functionarissen vanaf schaal 15, gaat per 1 januari 2013 in, gelijktijdig met de nieuwe Politiewet. De inkomens van de op die datum benoemde top 61 van de politie zullen vanaf de start van de Nationale Politie binnen de normen van het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader blijven. Op functionarissen waarvan het huidige inkomen boven de nieuwe normen uitkwam, heb ik een moreel beroep gedaan om vrijwillig van het surplus aan inkomen af te zien. Tot mijn genoegen hebben de betreffende functionarissen aan mijn verzoek gehoor gegeven. Dit draagt bij aan geloofwaardig leiderschap en een integere politieorganisatie.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Zie Kamerstuk 29 628 nr. 284, vergaderjaar 2011–2012.

X Noot
2

Momenteel gesteld op € 187 340 op jaarbasis.

X Noot
3

Zie Kamerstuk 29 628 nr. 169, vergaderjaar 2009–2010

Naar boven