29 628 Politie

Nr. 284 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2011

In vervolg op mijn brief van 6 april1, het Algemeen Overleg van 7 april (Kamerstuk 29 628, nr. 259) en de motie Çörüz c.s.2 informeer ik u hierbij over mijn werkgeversinzet inzake het nieuwe arbeidsvoorwaardenbeleid voor de politietop. Deze werkgeversinzet heb ik heden, als onderdeel van de inzet voor een nieuwe CAO, voorgelegd aan de politievakorganisaties. Het overleg ter zake zal op korte termijn met hen starten.

Versobering arbeidsvoorwaarden politietop

De hoofdlijn van mijn inzet voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden van de politietop is, dat die arbeidsvoorwaarden maatschappelijk verantwoord dienen te zijn en passen binnen het huidige tijdsgewricht. Dat betekent dat ik het arbeidsvoorwaardenpakket voor de politietop aanzienlijk wil versoberen en vereenvoudigen. Met name de toelagestructuur dient te worden herzien. Er zijn mijns inziens nu teveel toelagen, en ook de hoogte van sommige daarvan acht ik niet meer verdedigbaar in het licht van de huidige beloningsverhoudingen. Ik wil toe naar een stelsel waarin voor topfunctionarissen van de politie een beperkte set van toelagen van toepassing is, naar analogie van het model voor de top van de Rijksdienst. Basissalaris en toelagen zullen onder de voor de (semi)publieke sector geldende maximum-inkomensnorm vallen. Het salarisniveau zal vergelijkbaar zijn met salarissen voor vergelijkbare functies in de publieke sector.

Het arbeidsvoorwaardenbeleid politietop wordt van toepassing op functionarissen die behoren tot de leiding van het korps of politieorganisatie én zijn tewerkgesteld in een functie met een organieke salarisschaal vanaf schaal 15.

Woonplaatsvereiste3

In mijn voorstel is onder meer ook het zogeheten woonplaatsvereiste opgenomen. Dit vereiste gaat volgens mijn voorstel gelden voor politiechefs van regionale eenheden. Dit betekent dat deze functionarissen door het aanvaarden van hun functie verplicht zijn om te wonen in de regionale eenheid van tewerkstelling, uiterlijk binnen één jaar na benoeming. Er kunnen redenen zijn waarom het opleggen van een woonplaatsvereiste niet opportuun is, bijvoorbeeld wanneer de functionaris weliswaar net buiten de eenheid van tewerkstelling woont maar wel vlak bij de centrumgemeente dan wel de plaats van tewerkstelling. In dat geval kan de minister van Veiligheid en Justitie een ontheffing verlenen.

Inwerkingtreding

Het is mijn inzet dat dit pakket gelijktijdig van kracht wordt met de feitelijke inwerkingtreding van de nieuwe Politiewet. Dit is een logisch moment om tot invoering van het nieuwe regime over te gaan. Vanaf dat moment zou voor iedere functionaris van de doelgroep dit pakket gaan gelden. Uiteraard is ook dit onderwerp van overleg met de vakbonden.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Zie Kamerstuk 29 628, nr. 243, vergaderjaar 2010–2011.

X Noot
2

Zie Kamerstuk 29 628, nr. 254, vergaderjaar 2010–2011.

X Noot
3

Zie tevens Kamerstuk 29 628, nr. 169, vergaderjaar 2009–2010.

Naar boven