29 628 Politie

Nr. 335 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2012

Tijdens het Algemeen Overleg over de politie dat ik met uw Kamer voerde op 17 april 2012 (Handelingen II 2011/12, nr. 77, item 29, blz. 68–74), hebben de leden Kuiken en Berndsen een motie ingediend die de regering oproept onderzoek te doen naar het aantal agenten bij wie PTSS is vastgesteld, het aantal arbeidsconflicten dat deze agenten hebben en de uitkomst van de hieruit voortvloeiende beroepszaken (TK 29 628, nr. 306).

Met deze brief breng ik u op de hoogte van de stand van zaken op het gebied van PTSS bij de politie en van de uitkomsten van dit onderzoek.

Stand van zaken

Allereerst wil ik opmerken, dat ik besef, dat PTSS een psychische aandoening is, die een grote impact heeft op het persoonlijk leven van degene die er door getroffen wordt en zijn of haar naaste omgeving. Als een PTSS wordt opgelopen tijdens de uitoefening van de politiedienst, dan moet en wil ik daar samen met de korpsbeheerders als werkgevers ook mijn verantwoordelijkheid in nemen. Vooralsnog ligt de primaire verantwoordelijkheid voor iedere individuele zaak bij de korpsbeheerders. Ik kan mij, zoals u begrijpt vanuit mijn rol als minister, niet mengen in deze zaken en ik zal dat ook niet doen.

Wel neem ik de diverse maatregelen, die binnen het kader van het Programma Versterking Professionele Weerbaarheid in gang zijn gezet om de psychische en mentale gezondheid van de politie te verbeteren en zo de kans op PTSS te verminderen en om op een goede manier om te gaan met politiemensen die ondanks alle voorzorgsmaatregelen onverhoopts toch in de knel raken.

Ik heb eerder geconstateerd, dat er verschillen in aanpak zijn tussen korpsen bij de behandeling van verzoeken om juridische erkenning als beroepsziekte van een medisch vastgestelde beroepsgerelateerde PTSS. Ik vind dat hierin een landelijk uniform beleid gevoerd moet worden en ik zal daarom per 1 januari 2013 een richtlijn uitvaardigen over de wijze waarop met gevallen van PTSS bij de politie moet worden omgegaan, zowel waar het preventie betreft als medische en juridische afwikkeling. Ik heb dit ook met de politievakorganisaties afgesproken in het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2012–2014. Het opstellen van deze richtlijn moet met de grootste zorgvuldigheid geschieden en dat kost tijd. Ik heb daarom in mei van dit jaar aan de korpsbeheerders verzocht om tot het van kracht worden van de richtlijn, geen onomkeerbare stappen te zetten in zaken die de juridische erkenning als beroepsziekte van een PTSS betreffen. Ik vertrouw erop, dat de korpsbeheerders handelen conform mijn verzoek en geen verzoeken om juridische erkenning van een medisch vastgestelde beroepsgerelateerde PTSS afwijzen, totdat de richtlijn is uitgevaardigd. Ik wil benadrukken, dat het ook voor medewerkers die de politieorganisatie op dit moment al verlaten hebben mogelijk wordt, om op grond van de richtlijn juridische erkenning van een PTSS als beroepsziekte te verzoeken en in aanmerking te komen voor een eventuele financiële compensatie, indien aan de orde ook met terugwerkende kracht.

Onderzoek naar PTSS bij de politie

Om te beantwoorden aan het verzoek uit de motie Kuiken en Berndsen heb ik drie vragen laten onderzoeken:

  • 1. wat is het aantal agenten waarbij PTSS is vastgesteld?

  • 2. hoeveel arbeidsconflicten in verband met PTSS kunnen onderkend worden?

  • 3. wat is de uitkomst van hieruit voortvloeiende beroepszaken?

Ik heb deze vragen voorgelegd aan de korpsbeheerders. Daarnaast heb ik aan de politievakorganisaties gevraagd om ook hun beeld over PTSS met mij te delen. Drie bonden, waaronder de twee grootste, hebben aan mijn verzoek gehoor gegeven.

1. Aantal agenten waarbij PTSS is vastgesteld

Op basis van de gegevens die de korpsbeheerders verstrekt hebben, stel ik vast dat er in totaal 190 medewerkers bekend zijn waarbij PTSS medisch is vastgesteld. Bij 148 gaat het om een beroepsgerelateerde PTSS. De overige 42 medewerkers hebben een PTSS, die deels of niet-beroepsgerelateerd is.

Van 68 medewerkers is bekend, dat zij PTSS als beroepsziekte in juridische zin bij hun korps erkend gekregen hebben.

Er zit een verschil tussen het aantal medisch vastgestelde gevallen van PTSS en het aantal juridisch erkende beroepsziekten. Dit verschil komt deels doordat een aantal zaken nog in procedure is. Daarnaast is het belangrijk om vast te stellen, dat niet iedere PTSS die beroepsgerelateerd is, leidt of moet leiden tot een juridische erkenning als beroepsziekte. De meeste gevallen van PTSS kunnen, bij een vroegtijdige onderkenning en een goede behandeling, volledig genezen, waarna de medewerker zijn oorspronkelijke werkzaamheden kan hervatten.

Bij de politievakorganisaties hebben zich 38 medewerkers gemeld met een PTSS, die medisch is vastgesteld. Bij 35 hiervan gaat het om een beroepsgerelateerde PTSS. De overige drie medewerkers hebben een PTSS, die deels of niet beroepsgerelateerd is. De politievakorganisaties kennen vijftien medewerkers die PTSS als beroepsziekte juridisch erkend gekregen hebben.

2. Arbeidsconflicten

Ik merk op, dat de term «arbeidsconflict» niet juridisch is gedefinieerd en dat de beelden over wat een arbeidsconflict is wisselend zijn. Dit blijkt ook uit de vergelijking tussen de cijfers van de korpsen en die van de vakorganisaties. De korpsen melden in totaal drie arbeidsconflicten in verband met PTSS, de vakorganisaties negen.

3. Beroepzaken

Bij de korpsen zijn dertien medewerkers bekend, die beroep hebben ingesteld tegen een negatieve beslissing om hun PTSS als beroepsziekte erkend te krijgen. De bonden kennen drie van dergelijke gevallen. Deze procedures lopen nog.

De gegevens van zorgverzekeraar CZ laten zien, dat in de periode 2008 tot en met 2011 gemiddeld 90 interventies zijn gedaan door Psychopol in PTSS-zaken. Psychopol is een samenwerkingsverband van de Arbodienst, de korpsen en CZ om de re-integratie van medewerkers met psychische klachten te bevorderen. Werknemers kunnen terecht bij gespecialiseerde behandelaars, die goed bekend zijn met de psychische klachten die het politiewerk met zich mee kan brengen.

Ik concludeer, dat het aantal PTSS-zaken overzienbaar is en dit geldt te meer voor de zaken waarin sprake is van een verschil van mening over de erkenning als beroepsziekte en het aantal zaken waarin van een arbeidsconflict wordt gesproken.

Ik ben van mening, dat we met de maatregelen, die ik heb genomen op de goede weg zijn. Ik verwacht, dat het aantal beroepszaken en arbeidsconflicten afneemt als de richtlijn van kracht wordt. Deze richtlijn zal geëvalueerd worden en ik informeer u vanzelfsprekend over de uitkomsten hiervan.

Voorts heb ik geconstateerd dat het moeizaam is geweest voor zowel de korpsen als de vakorganisaties om de gegevens uit de dossiers te reproduceren, aangezien, PTSS op verschillende wijze is geregistreerd in de dossiers, zoals arbeidsongeschiktheid, disfunctioneren, maar ook ontslag. Ook wordt uit de gegevens niet altijd duidelijk, wanneer het instellen van een beroep tot een arbeidsconflict leidt. Dit is voor mij de reden geweest om in de aanstaande uitvoeringsregeling PTSS, de registratie te benoemen met betrekking tot PTSS gerelateerde incidenten.

Zwartboek

Deze week is door de eigenaar van de website ptss-support.nl en het bestuur van de Stichting Hulp voor Hulpverleners aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een zwartboek aangeboden over PTSS bij de politie. Ik spreek mijn waardering uit, voor de constructieve samenwerking die ik met deze stichting heb op dit terrein. Het zwartboek is als bijlage bij deze brief gevoegd.

De belangrijkste resultaten in het zwartboek zijn:

  • ruim 40 politieagenten strijden nog dagelijks voor hun erkenning ondanks hun diagnoses van het Politie Diagnose Centrum in het AMC in Amsterdam;

  • de afgelopen twee jaar zijn ruim 150 hulpvragen via de website en de stichting Hulp voor hulpverleners binnengekomen;

  • PTSS als beroepsziekte wordt niet erkend;

  • er zijn korpsen die niet handelen conform de verzoeken van de staatssecretaris en de minister over de juridische erkenning als beroepsziekte van een medisch vastgestelde beroepsgerelateerde PTSS;

  • er is op de werkvloer, bij leidinggevenden en bij de HRM-organisatie van de politie weinig kennis van en veel onwetendheid over het ziektebeeld PTSS is, hoe daar mee om te gaan en de juridische erkenning als beroepsziekte, inclusief alle rechtspositionele gevolgen van dien.

De opstellers van het zwartboek zijn van mening, dat deze resultaten slechts een topje van de ijsberg representeren.

Beleidsreactie

Het zwartboek geeft een inkijk in de diversiteit aan persoonlijke drama’s, die zich ontspinnen, bij mensen die (mogelijk) een PTSS, een ander psychisch lijden hebben opgelopen of die in conflict zijn geraakt met hun werkgever. De rode draden in de verhalen die het boek bevat zijn een hang naar erkenning van het ervaren leed en de zoektocht naar de oplossing van de financiële problemen, die kunnen ontstaan bij (onvrijwillig) ontslag na langdurig ziekteverzuim of om andere redenen.

Ik zal hierna ingaan op de conclusies uit het zwartboek.

De analyse van de aantallen politiemensen die PTSS hebben en de hulpvragen komen ruwweg overeen met mijn eigen beeld. Ieder geval is op zichzelf een persoonlijk drama, maar het totale vraagstuk is overzienbaar. Zoals ik heb gemeld, zal ik de registratie van deze gevallen ook verbeteren, zodat het beeld nog exacter wordt.

Er is nu nog geen landelijk eenduidig beleid over de juridische erkenning van PTSS als beroepsziekte, maar dat betekent nog niet, dat die erkenning per definitie uitblijft. Uit de getallen die ik hierboven heb genoemd blijkt dit ook. Mijn inspanningen zijn er op gericht om met de richtlijn het beleid op dit terrein landelijk te uniformeren.

Zoals ik hierboven al heb opgemerkt, vertrouw ik erop, dat de korpsbeheerders handelen conform het geen ik en de staatssecretaris verzocht hebben. De primaire verantwoordelijkheid voor deze zaken ligt bij de korpsbeheerders en ik kan mij in deze individuele zaken niet mengen. De kern van deze verzoeken is, dat er geen verzoeken om erkenning van een PTSS als beroepsziekte worden afgewezen, totdat de richtlijn van kracht wordt. Ik benadruk hier nogmaals, dat het ook voor gewezen politiemensen mogelijk is om een beroep te doen op de richtlijn.

Dat de kennis over PTSS bij de leiding van de politie en de HRM-organisatie voor verbetering vatbaar is, heb ik ook onderkend. Dit is een van de redenen, dat wij in het Programma Versterking Professionele Weerbaarheid en met name de inrichting van de zorglijn hieraan aandacht besteden.

De algemene teneur van het zwartboek onderstreept, dat wij met het Programma Versterking Professionele Weerbaarheid en met de richtlijn over PTSS op de goede weg zijn. Ik zal de conclusies uit het zwartboek betrekken bij het opstellen van de richtlijn.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Naar boven