Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2017
In 2014 is met de wijziging van de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs
(Kamerstuk 33 911) besloten het budget voor volwasseneneducatie via een specifieke uitkering aan contactgemeenten
te verstrekken. Gemeenten zetten dit budget via regionale samenwerking in om taal-
en rekencursussen aan hun laaggeletterde inwoners aan te bieden. De contactgemeente
van de arbeidsmarktregio is verantwoordelijk voor een regionaal beleidsplan en voor
de ontvangst, besteding en verantwoording van de middelen op regionaal niveau.
In de wijziging is het voornemen opgenomen om per 2018 het budget voor volwasseneneducatie
over te hevelen naar het gemeentefonds. Dit moet op korte termijn besloten worden,
zodat gemeenten voldoende tijd hebben om het aanbod van educatie in 2018 goed te kunnen
regelen.
Op basis van gesprekken met educatieambtenaren, taalaanbieders, waaronder roc’s, en
andere stakeholders heb ik besloten de specifieke uitkering én daarmee de wettelijk
verplichte regionale samenwerking vooralsnog te behouden. Bij overheveling naar het
gemeentefonds wordt het budget per gemeente – met name voor kleinere gemeenten – dermate
beperkt, dat het realiseren van een goed aanbod zonder goede samenwerking in de regio
niet goed mogelijk is. Er wordt echter op dit moment nog volop gewerkt om de regionale
samenwerking op te bouwen en te versterken. Ik ondersteun gemeenten hierin door middel
van het programma «Tel mee met Taal». Dit programma loopt tot en met eind 2018. Ik
heb de eerste, veelbelovende resultaten van dit programma met u gedeeld tijdens het
algemeen overleg Laaggeletterdheid van 23 november jl. (Kamerstuk 28 760, nr. 60). Gezien het bovenstaande is de volwasseneneducatie op dit moment gebaat bij continuering
van de huidige situatie. Het voornemen blijft het budget op termijn over te hevelen
naar het gemeentefonds.
Een nieuw kabinet kan in samenhang met het toekomstige beleid gericht op de aanpak
van laaggeletterdheid en een leven lang leren een definitieve keuze voor de toekomst
maken. In deze afweging zal de eindrapportage van de evaluatie van de wetswijziging
uit 2014 worden meegenomen. Deze is in juli 2017 gereed, omdat de door gemeenten verzamelde
gegevens over aantallen en type deelnemers uit 2016 niet eerder beschikbaar zijn.
Ik heb u in het eerder genoemd algemeen overleg toegezegd (Kamerstuk 28 760, nr. 60) dat ik deze rapportage aan uw Kamer zal sturen, samen met de resultaten van het
onderzoek naar de effectiviteit van cursussen dat wordt uitgevoerd door de Universiteit
Maastricht en de voortgangsrapportage over het programma Tel mee met Taal.
Wanneer deze rapporten na de zomer beschikbaar zijn, zal ik tevens uitvoering geven
aan de motie van de leden Asante en Van Meenen (Kamerstuk 28 760, nr. 63). Deze motie verzoekt de regering om, in samenspraak met de VNG, begin 2017 inzichtelijk
te maken op welke wijze gerealiseerd kan worden dat vóór 2022 minimaal een derde van
de laaggeletterden is bereikt met taalcursussen. Dat betekent dat ik uw Kamer na de
zomer over de uitvoering van deze motie zal berichten.
Tot slot: gemeenten hebben aangegeven dat zij de educatiegelden graag zouden inzetten
voor het inkopen en aanbieden van cursussen voor alle basisvaardigheden: taal, rekenen
en digitale vaardigheden. De wetgeving biedt voor die laatste categorie op dit moment
nog niet veel ruimte. Daarom zal ik via een ministeriële regeling mogelijk maken dat
per 2018 ook cursussen digitale vaardigheden kunnen worden aangeboden via het educatiebudget.
Op deze wijze kunnen gemeenten nog beter de individuele leervraag van diegene die
zijn of haar basisvaardigheden wil verhogen, centraal stellen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker