Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 28345 nr. 255 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 28345 nr. 255 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2021
De gevolgen van huiselijk geweld en kindermishandeling voor betrokkenen en voor de maatschappij zijn groot. Het gaat om een groot geweldsprobleem. In veel gevallen komt dit pas laat aan de oppervlakte omdat angst, schaamte of onwetendheid een rol speelt. De aanpak vraagt onverminderd de aandacht en investering van de rijksoverheid, gemeenten, het onderwijs, zorgprofessionals, kinderopvangorganisaties, Veilig Thuis-organisaties, politie, Openbaar Ministerie (OM), reclassering, Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Zorg- en veiligheidshuizen, hulp- en opvangorganisaties en andere betrokkenen.
De afgelopen drie en een half jaar hebben zij hun krachten gebundeld om met het programma Geweld hoort nergens thuis (GHNT) huiselijk geweld en kindermishandeling eerder en beter in beeld te krijgen en duurzaam te stoppen. Het programma loopt op 31 december 2021 in de huidige vorm af. Het is daarom nu het moment om de balans op te maken waar we staan met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en wat de komende tijd nog nodig is.
In de bijgaande zevende en tevens laatste rapportage van het programma, dat in gezamenlijk opdrachtgeverschap met de VNG is uitgevoerd1, is opgenomen welke resultaten geboekt zijn sinds de start van het programma in 2018 om de samenwerking rond en met gezinnen waar het niet altijd veilig is, te verbeteren. De activiteiten, de gegenereerde aandacht en de resultaten zijn zeer bemoedigend. Er is in alle regio’s een goede basis gelegd waarmee samenwerking tussen de betrokken organisaties is verbeterd, de deskundigheid bij professionals verder is ontwikkeld en de bestuurlijke betrokkenheid is toegenomen. Ook laat de rapportage zien dat op het terrein van de vrouwenopvang en het huisverbod belangrijke stappen zijn gezet.
De speerpunten van de aanpak zijn:
1) Meldcode en Veilig Thuis. We werken aan het verbeteren van het gebruik van de meldcode door professionals en aan de versterking van Veilig Thuis-organisaties.
2) Versterken van de lokale (wijk)teams. We werken aan het versterken van de lokale (wijk)teams als het gaat om onveilige situaties in huishoudens.
3) Visie Gefaseerd samenwerken aan veiligheid. We ondersteunen het werken volgens de visie Gefaseerd samenwerken aan veiligheid die als basis dient voor de gewenste samenwerking.
4) Integrale sturing op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Bestuurders uit het veiligheids- en sociaal domein werken samen om de randvoorwaarden te creëren voor professionals om huiselijk geweld en kindermishandeling duurzaam te stoppen.
5) Ontwikkelagenda «Veiligheid voorop!». Het OM, de politie, de RvdK, de reclassering en Veilig Thuis werken aan vroegtijdige en gelijktijdige afstemming en samenwerking in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
6) MDA++. We ondersteunen regio’s bij het ontwikkelen van hun multidisciplinaire en specialistische aanpak (MDA++) voor gezinnen waar geweld langdurig voortduurt.
7) Specifieke groepen. We hebben in de aanpak aandacht voor specifieke groepen zoals slachtoffers van ouderenmishandeling, seksueel geweld en schadelijke praktijken.
8) Inzicht in cijfers en effect. We maken met de Impactmonitor beter inzichtelijk of we met elkaar op de juiste weg zijn en daadwerkelijk het verschil maken in de levens van mensen.
Zonder de ogen te sluiten voor alles dat nog gerealiseerd moet worden, is de beweging die in gang is gezet een positief resultaat dat bijdraagt aan het herstellen van veiligheid in gezinnen en tussen partners. We doen dit niet voor niets; dat blijkt ook uit het onderzoek «Kwestie lange adem»2. Hieruit blijkt dat in 29% van de gevolgde gezinnen het structurele geweld anderhalf jaar na een melding bij Veilig Thuis gestopt is. Het geweld neemt sterker af of stopt in de gezinnen die hulp of ondersteuning hebben ontvangen van instellingen die gespecialiseerd zijn in de aanpak van huiselijk geweld. Dit is een vooruitgang ten opzichte van onderzoek dat in 2014 is verricht, waaruit bleek dat in geen van de onderzochte gezinnen het geweld na anderhalf jaar was gestopt3.
Tegelijkertijd is bescheidenheid op zijn plaats. In 53% van de gezinnen komt na anderhalf jaar helaas nog veelvuldig en ernstig geweld voor. Hoewel we blij zijn met wat bereikt is, is er nog veel werk te verzetten en moet het nog beter. Nog niet overal is de basis stevig genoeg. Het verbeteren van de situatie in veel gezinnen, waar soms van generatie tot generatie geweld een rol speelt, vraagt om vasthoudendheid. Om die reden heeft het kabinet voor volgend jaar 5 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de versterking van de lokale en regionale aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, gericht op het behouden van de huidige infrastructuur. Hiermee kunnen de regio’s onder andere de regionale projectleiders behouden. De regeling die dit mogelijk maakt zal in het eerste kwartaal 2022 gepubliceerd worden. Het jaar 2022 is hiermee een overgangsjaar waarin enerzijds de fundamenten van de aanpak verder versterkt worden en anderzijds de basis die gelegd is, benut wordt voor het programma «Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming».
Het programma GHNT wordt hiermee in 2022 geïntegreerd in het programma Toekomstscenario, waarmee de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling een plek krijgt. Daarnaast krijgen meer specifieke thema’s parallel aan het programma extra aandacht. In deze brief gaan we achtereenvolgens in op:
1. Resultaten van het programma
2. Vervolgstappen voor de toekomst
3. Opvolging van moties en toezeggingen
4. Een slotbeschouwing
1. Resultaten van het programma: er is veel bereikt
Bij de aanvang van het programma is voor een duidelijke focus gekozen: het ontwikkelen, versterken en bestendigen van een effectieve, integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarbij is beoogd de aanpak vorm te geven in het lokale/regionale veld, dichtbij de gezinnen, in nauwe samenwerking tussen onder andere hulpverlening, Veilig Thuis, politie en justitieorganisaties, door de inzet van zowel professionals, ervaringsdeskundigen en organisaties als bestuurders. Het doel was om dit voor elkaar te krijgen binnen de bestaande wettelijke kaders en reeds ontwikkelde instrumenten en waar nodig nieuwe instrumenten en handvatten te ontwikkelen.
De rapportage laat zien dat sinds de start van het programma veel vooruitgang is geboekt op de randvoorwaarden voor de aanpak, op onderzoek en in vele regionale projecten. Er is veel werk verzet door alle betrokkenen. Onze grote waardering gaat uit naar een ieder voor de gezamenlijke inzet voor gezinnen en huishoudens waar geweld speelt en voor hetgeen bereikt is.
De belangrijkste opbrengsten op een rij:
– Meldcode en Veilig Thuis
Om huiselijk geweld en kindermishandeling eerder en beter in beeld te krijgen is het van belang dat professionals de wettelijk verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling goed weten toe te passen. Het is goed om misverstanden te voorkomen. Van een meldplicht is in Nederland geen sprake. Er is wel een meldcode die professionals handvatten biedt bij zorgvuldige beoordeling van een situatie waarover zorgen zijn. Als een professional de situatie als structureel en acuut onveilig beoordeelt en/of de professional is niet in staat zelf hulp te organiseren, is melden noodzakelijk.
De afgelopen jaren zijn verschillende activiteiten ingezet om het goed gebruik van de meldcode te bevorderen. Een belangrijk onderdeel hiervan is de meldcodetour die van september 2019 tot december 2021 langs de GHNT-regio’s is gegaan om een effectief gebruik van de meldcode te bevorderen en de samenwerking tussen professionals uit de verschillende beroepsgroepen te verbeteren. In zestien fysieke en elf online bijeenkomsten lag de nadruk op het gebruik van de meldcode en de bijbehorende verschillende stappen; de functie en werkwijze van Veilig Thuis en bewustwording van de noodzaak tot samenwerking voor het creëren van meer directe en structurele veiligheid.
Veilig Thuis heeft daarnaast de afgelopen jaren gewerkt aan de invoering van de radarfunctie, verbetering van de interne organisatie, deskundigheidsbevordering en de samenwerking met (wijk)teams en andere
keten- of netwerkpartners. Bijna alle regio’s geven aan actuele samenwerkingsafspraken te hebben tussen Veilig Thuis en de lokale (wijk)teams, andere regio’s werken hier aan. We blijven de regio’s hierbij ondersteunen.
Uit de CBS-cijfers, die tevens zijn opgenomen in bijgevoegde Impactmonitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, blijkt dat in de eerste zes maanden van 2021 de Veilig Thuis-organisaties bijna 61.000 meldingen over (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld ontvingen. Daarnaast gaven ze ruim 67.000 keer advies aan directbetrokkenen, omstanders of professionals4. De cijfers van de eerste helft van 2021 tonen ten opzichte van dezelfde periode in het voorgaande jaar een stijging van adviesvragen (+8.715), en een lichte daling van meldingen (-3.630). Dit komt neer op 15 procent meer adviezen en 6 procent minder meldingen.
Het is goed om te zien dat veel professionals, en in toenemende mate ook niet-professionals, advies vragen aan Veilig Thuis. Veilig Thuis kan adviseren wat een eerste stap kan zijn of hoe het gesprek aan te gaan als iemand zich zorgen maakt. Een melding bij Veilig Thuis moet bovenal leiden tot hulp en ondersteuning. Met het gezin kan bekeken worden wat kan helpen op basis van het principe van hoor en wederhoor. Pas als de omstandigheden van een kind en zijn gezin zo zorgelijk zijn dat het sociale netwerk of de hulp van professionele instanties niet (meer) voldoende is en de ontwikkeling van een kind ernstig in gevsaar is, dan zal de RvdK gevraagd worden een onderzoek te doen en een rechter moet altijd beslissen of hulp in het gedwongen kader nodig is.
– Het werken volgens de visie Gefaseerd samenwerken aan veiligheid5
De visie Gefaseerd samenwerken aan veiligheid richt zich op alle professionals die in hun werk te maken krijgen met gezinnen en huishoudens waar de veiligheid structureel in het geding is. Hierbij wordt eerst op de veiligheid van het gezin gericht, waarna de risico- en herstelgerichte zorg wordt ingezet. De gezamenlijke visie is de basis voor de benodigde samenwerking. De visie Gefaseerd samenwerken aan veiligheid wordt steeds meer omarmd. In 2021 geven alle 28 regio’s aan dat het werken volgens de visie onderdeel uitmaakt van de regiovisie Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling. In negentien regio’s zijn (een deel van de) professionals getraind in het werken volgens de visie en dertien van deze negentien regio’s geven aan dat professionals ook op deze manier werken.
– Versterken lokale (wijk)teams
Lokale (wijk)teams zijn een cruciale schakel in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Zij signaleren niet alleen, maar kijken vanuit brede expertise naar gezinnen en hun problematiek. Hier hoort veiligheid ook bij. Door de professionele inzet van het lokale (wijk)team kunnen onnodige escalatie en ingrijpende civiel-, straf en/of bestuursrechtelijke maatregelen vaak worden voorkomen.
In het versterken van de lokale teams zijn grote stappen gezet sinds de start van het programma. Zo wordt in alle regio’s ingezet op het versterken van de lokale (wijk)team en zijn stappen gezet in het toepassen van het kwaliteitskader Werken aan veiligheid voor lokale (wijk)teams en gemeenten. 18 van de 28 regio’s zetten in op het expliciteren van de inrichting en opdracht van de lokale (wijk)teams. Negentien regio’s zetten in op het versterken van kennis en kunde van professionals in de lokale (wijk)teams. Het kwaliteitskader is onderdeel van de vijf basisfuncties6 voor lokale teams.
– Integrale sturing op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
In de gezinnen/huishoudens waarin sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling spelen vaak problemen op meerdere leefgebieden. Dit vraagt om afstemming van de inzet vanuit hulpverlening (zowel jeugdhulp als hulpverlening voor volwassenen), zorg, onderwijs, schuldhulpverlening, politie en justitie. Professionals moeten daarbij kunnen vertrouwen op de steun van hun bestuurders om integraal te kunnen werken. Dit houdt in dat bestuurders uit het veiligheids- en sociaal domein samenwerken om de randvoorwaarden te creëren voor professionals om huiselijk geweld en kindermishandeling duurzaam te stoppen. Investeren in een brede aanpak is van belang. Het ontwikkelen van een vorm van integrale sturing, deze domein overstijgende samenwerking, blijkt niet eenvoudig te zijn. In vijftien regio’s is van een vorm van integrale sturing geregeld, bijvoorbeeld een bestuurlijke overlegtafel. In elf regio’s is integrale sturing in voorbereiding. In twee regio’s is er op dit moment geen sprake van integrale sturing en lopen er ook geen concrete voorbereidingen. We blijven met de regio’s in gesprek om de bestuurlijke samenwerking op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling te versterken.
– Ontwikkelagenda «Veiligheid voorop» (gezamenlijke en vroegtijdige aanpak bij samenloop zorg en straf)
Het netwerk zorg-straf huiselijk geweld en kindermishandeling (samenwerking tussen het OM, de politie, de RvdK, de reclassering en Veilig Thuis) heeft met behulp van de Ontwikkelagenda «Veiligheid Voorop!» verbeterstappen gezet in de vroegtijdige en gelijktijdige afstemming en samenwerking. De Ontwikkelagenda 2018–2021 betreft de eerste fase in de ontwikkeling van een verbeterde werkwijze. In de tweede helft van 2021 is onder meer gewerkt aan een set kwaliteits- en impactindicatoren. Deze set aan indicatoren helpt om de vraag te kunnen beantwoorden wat de samenwerkingspartners moeten investeren in de verbeterde werkwijze en welke opbrengsten gerealiseerd worden. De indicatoren hebben de vorm van vragen. Zo is een vraag of de gezamenlijke aanpak Huiselijk Geweld op de ZSM tafel elders in de werkprocessen ruimte oplevert. De antwoorden kunnen worden vergeleken en zo komen ook samenhang en (regionale) verschillen en overeenkomsten naar voren. De indicatoren zijn eind november bestuurlijk geaccordeerd. In 2022 wordt de indicatorenset onder begeleiding regionaal uitgevoerd.
Ook is gewerkt aan een juridische onderbouwing voor de noodzakelijke uitwisseling van (persoons)gegevens tussen de betrokken organisaties. Deze onderbouwing is tevens vertaald in een praktische werkinstructie voor medewerkers van de organisaties. Enkele inzichten die naar voren kwamen tijdens dit traject vragen nog verdere afstemming tussen de betrokken organisaties. Hierover vindt momenteel overleg plaats.
In 2022 start de fase van het duurzaam bestendigen van de verbeterde werkwijze. De afgelopen jaren is gewerkt aan het ontwikkelen van de verbeterde werkwijze en nu komt de nadruk te liggen op de goede uitvoering ervan in de regio’s en de toekomstbestendige onderbouwing van de werkwijze. Het Ministerie van JenV draagt in 2022 hieraan bij. In deze fase spelen vooral de regionale netwerken zorg-straf een belangrijke rol, waarbij ook de aansluiting op het lokale veld van belang is. Daarnaast is de aansluiting op onder meer het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming en de Meerjarenagenda Zorg- en Veiligheidshuizen een prominent aandachtspunt.
– MDA++
In een klein deel van de gevallen waar huiselijk geweld en kindermishandeling speelt, is de situatie dusdanig complex dat (verbeterde) reguliere zorg de problemen niet oplost. In de Multidisciplinaire Aanpak ++ (MDA++) werken de (medische)zorg- en hulpverleningsketen, de veiligheidsketen (1ste +), specialisten (2de +), het lokaal team en het gezin met het sociale netwerk samen. Hoewel er wel stappen zijn gezet blijkt dat deze aanpak veel vraagt om regionaal te organiseren. Bij de start van het programma gaven de regio’s aan dat er geen eenduidig beeld is wat onder MDA++ wordt verstaan. Dit jaar geven zeven van de 28 regio’s aan een MDA++ structureel te hebben gerealiseerd. In zestien regio’s is een MDA++ pilot gaande en drie regio’s geven aan dat een MDA++ in ontwikkeling is.
– Specifieke groepen
In 2021 is in opdracht van het programma, de opdrachtgevers en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel geweld tegen kinderen gestart met de ondersteuning van vijf regio’s bij de vormgeving en doorontwikkeling van de regionale aanpak van seksueel geweld. Op basis van de kennis en inzichten worden landelijke bouwstenen ontwikkeld die gemeenten en regio’s kunnen gebruiken bij een effectieve regionale aanpak.
Vanuit de aanpak Samen tegen Mensenhandel (waaronder seksuele uitbuiting en loverboyproblematiek) hebben meer gemeenten beleid ontwikkeld op de aanpak van mensenhandel. Ook is een start gemaakt met een plan van aanpak gericht op jongeren, zijn professionals ondersteund bij het signaleren van de problematiek, worden behandelprogramma’s onderzocht op effectiviteit en hebben meer Veilig Thuis-organisaties een aandachtsfunctionaris mensenhandel. De voortgang op activiteiten gericht op de aanpak van mensenhandel zijn opgenomen in de voortgangsrapportage Samen tegen Mensenhandel die 17 november jl. naar uw Kamer is verstuurd7.
Ook hebben we ingezet op het ondersteunen van gemeenten bij het (door)ontwikkelen van een aanpak tegen ouderenmishandeling. Zo heeft Movisie met steun van VWS een handreiking ontwikkeld met concrete tips voor een effectieve lokale aanpak. Komend jaar blijven we hier aandacht aan besteden door een extern gefaciliteerde expertpool in te stellen waarbij gemeenten op maat ondersteuning kunnen krijgen dat aansluit bij de lokale context.
Met de actieagenda Schadelijke Praktijk is invulling gegeven het eerder en beter in beeld brengen en/of stoppen en duurzaam oplossen van vrouwelijke genitale verminking, huwelijksdwang en achterlating en eergerelateerd geweld. Uw Kamer is op 18 maart 2021 geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de maatregelen8.
– Zicht op cijfers
Een van de doelstellingen om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling te ondersteunen was het beter inzichtelijk maken of we met elkaar op de juiste weg zijn en daadwerkelijk het verschil maken in de levens van mensen. Hiervoor is de impactmonitor opgesteld die 16 december 2021 is uitgebracht door het CBS en als bijlage is bijgevoegd9. Op basis van deze zojuist verschenen impactmonitor zullen we nagaan of we met elkaar op de juiste weg zijn en waar bijstelling gewenst is om huiselijk geweld en kindermishandeling eerder en beter in beeld te krijgen, geweld duurzaam te stoppen en het aantal slachtoffers, waaronder ook de dodelijke slachtoffers, te verlagen. Daarom zullen we begin 2022 gesprekken voeren met ketenpartners om dit te duiden op basis van de data uit de impactmonitor.
Het CBS heeft in 2019 de eerste impactmonitor en in 2020 de tweede monitor samengesteld met de op dat moment beschikbare data. De impactmonitor is een groeimodel; zodra de relevante data van de gewenste indicatoren beschikbaar zijn, worden deze toegevoegd.
Deze derde impactmonitor is uitgebreid met het aantal slachtoffers van moord- en doodslag door (ex)-partner. Daarnaast zijn indicatoren opgenomen over de strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld die zien op de in- en uitstroom bij het OM en op gerechtelijke afdoeningen.
In opdracht van het Ministerie van VWS is een traject gestart voor het ondersteunen van gemeenten en regio’s bij het bekend raken met, en gebruikmaken van data uit de impactmonitor en het dashboard. Zo kunnen bestuurders, beleidsmakers en de professionals aan de hand van data uit de impactmonitor leren van de aanpak en het gesprek voeren over mogelijke verbeteringen ervan.
2. Vervolgstappen voor de toekomst
De opgave om huiselijk geweld en kindermishandeling eerder in beeld te krijgen en duurzaam op te lossen is niet afgerond na een programma. In de programmaregio’s zijn goede stappen gezet, maar de aandacht mag niet verslappen. Nog te veel gezinnen hebben te maken met onveilige situaties. Als het om het soort ingrijpende problemen gaat die veel invloed hebben op levens en ontwikkelingsmogelijkheden van mensen, kan het belang van snel en duurzaam oplossen niet worden onderschat. We moeten echter ook realistisch blijven en inzien dat deze – soms intergenerationele – problemen niet van de ene op de andere dag opgelost zijn. De stappen die we nu hebben gezet, zijn van belang en moeten we niet alleen landelijk, maar vooral ook regionaal en lokaal goed borgen. De regiovisies/regionale plannen van aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, waarmee in alle regio’s wordt gewerkt, zijn hier een goed instrument voor.
Daarom heeft het kabinet middelen beschikbaar gesteld om in 2022 de regionale infrastructuur voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling verder te versterken. De regionale projectleiders kunnen dus in de regio’s ondersteuning blijven bieden. Dit houdt onder andere in dat ondersteuning geboden wordt aan:
– de continuering van de activiteiten om de visie Gefaseerd samenwerken aan veiligheid verder te implementeren en te verankeren bij de verschillende ketenpartners;
– het versterken van de lokale (wijk)teams op het thema veiligheid;
– borging van MDA++;
– het stimuleren van integrale sturing;
– het terugdringen van het tekort aan vertrouwensartsen als onderdeel van de regionale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Tegelijkertijd ontwikkelen we het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming met als doel het netwerk van organisaties die een rol hebben in de jeugdbescherming te verbeteren. Het scenario beproeven we in proeftuinen. In zes regionale pilots jeugdbeschermingsketen wordt gewerkt aan nieuwe manieren van samenwerking. Voor de proeftuinen is een incidenteel bedrag van 10 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de periode 2021–2022. Dat betekent dat in 2022 vier extra proeftuinen in de regio kunnen starten. Daarnaast kunnen gemeenten ook met de middelen voortkomend uit de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, de zogenaamde POK-middelen, verbeteringen doorvoeren in de kind- en gezinsbescherming, naar de uitgangspunten van het toekomstscenario10.
Het Toekomstscenario kind – en gezinsbescherming en het programma GHNT richten zich deels op dezelfde gezinnen, waarbij deels dezelfde organisaties en professionals betrokken zijn. Daarnaast is met het programma GHNT een goede basis in de regio’s gelegd waarop de ontwikkeling van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming kan voortbouwen. Daarom zullen beide programma’s in de loop van 2022 met elkaar vervlochten worden.
Het programma GHNT omvat meer dan de hierboven genoemde thema’s. De Ministeries van VWS en JenV blijven in 2022 in ieder geval inzetten op:
– De samenwerking tussen politie, justitieorganisaties en Veilig Thuis in het netwerk zorg-straf huiselijk geweld en kindermishandeling;
– Het ondersteunen van gemeenten en regio’s bij het ontwikkelen van een regionale aanpak seksueel geweld;
– Het ondersteunen van gemeenten bij de aanpak van ouderenmishandeling;
– Het ondersteunen van gemeenten bij de aanpak van schadelijke praktijken;
– Het vergroten van gendersensitiviteit in de aanpak van huiselijk geweld;
– Vervolgactiviteiten Meldcode en doorontwikkeling van Veilig Thuis;
– Het ontwikkelen en stimuleren van hulpaanbod voor plegers in het gedwongen kader;
– En het meerjarig onderzoeksprogramma GHNT uitgevoerd door ZonMw,
De impactmonitor aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling en de cohortstudie naar effecten bij gezinnen waar huiselijk geweld en kindermishandeling speelt.
Voor een aantal andere thema’s is het aan het nieuwe kabinet om hier nadere invulling aan te geven. Het gaat dan om vroegsignalering, aanpak trauma, hulpaanbod voor plegers van huiselijk geweld en kindermishandeling in vrijwillig kader en de inzet van vertrouwenspersonen als vorm van sociale steun.
3. Opvolging van moties en toezeggingen
Hieronder gaan we in op een aantal moties en toezeggingen, met betrekking tot de volgende onderwerpen:
a) Hulpverlening bij huiselijk geweld, seksueel geweld en mensenhandel,
b) Aandacht voor genderaspecten en de coördinatie van de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling,
c) De aanpak van seksueel geweld,
d) Stalking en psychische mishandeling,
e) De relatie tussen criminaliteit en huiselijk geweld.
a) Hulpverlening bij huiselijk geweld, seksueel geweld en mensenhandel
Online hulpverlening bij huiselijk geweld en seksueel geweld
Naar aanleiding van de motie van de leden Bergkamp en Van Beukering-Huijbregts11 waarin wordt verzocht te onderzoeken hoe hulpverlening bij geweld achter de voordeur meer digitaal kan worden ingericht, heeft de Staatssecretaris van VWS in samenwerking met de VNG en Valente, de brancheorganisatie voor de vrouwenopvang, een onderzoek uit laten voeren naar online hulpverlening bij huiselijk geweld (HG) en seksueel geweld (SG). Doel van dit onderzoek was zicht krijgen op de meerwaarde van online hulpverlening aan volwassenen ten opzichte van reguliere hulpverlening.
Het onderzoeksrapport doen we u als bijlage bij deze brief toekomen12. De resultaten van het onderzoek laten zien dat meer dan driekwart van de betrokken aanbieders uit het werkveld huiselijk geweld of seksueel geweld communicatieve en/of informerende tools inzet. Ruim de helft van alle gebruikte tools wordt ingezet ten behoeve van digitale communicatie, zoals videobellen en het gebruik van chatfuncties. Alle betrokken partijen geven aan dat het gebruik van deze tools gegroeid is tijdens de Covid-19-periode.
Ondersteunende tools, zoals online hulpverlenings- of behandel modules, Virtual Reality-brillen en online games worden voornamelijk ingezet ter ondersteuning of als onderdeel van de reguliere hulpverlening, bijvoorbeeld als onderdeel van traumaverwerking. Informatieve tools worden ingezet bij het geven van aanvullende en betrouwbare informatie of in geval van verwijzing naar andere hulpverlening voor zowel slachtoffers als hulpverleners. Samen met de VNG en Valente en eventuele andere relevante ketenpartners gaat de Staatssecretaris van VWS in gesprek de over de resultaten en de wijze waarop we die kunnen benutten in de aanpak.
Laagdrempelige hulp- en meldpunten voor slachtoffers en plegers van verschillende vormen van geweld
Naar aanleiding van de motie van het lid Wörsdörfer13 over het laagdrempelig kunnen zetten van een eerste stap naar hulp in geval van mishandeling wordt een onderzoek uitgevoerd naar laagdrempelige hulp- en meldpunten voor slachtoffers en plegers van verschillende vormen van geweld. Met dit onderzoek wordt de vindbaarheid, toegankelijkheid en waardering van deze hulpdiensten door slachtoffers en plegers nader onderzocht. Dit onderzoek wordt mede uitgevoerd naar aanleiding van de motie van de leden Kuik en Van der Graaf14 over het uitwerken van een plan om de minst zichtbare groep van slachtoffers van mensenhandel en uitbuiting beter in beeld te krijgen door middel van anonieme chatfuncties; de motie Van der Laan c.s. over een volledig onafhankelijk Centrum Veilige Sport15 en de motie van het lid Van der Werf (D66) waarin wordt verzocht te onderzoeken wat nodig is om slachtoffers van seksueel misbruik betere hulp te bieden16Ook wordt in het onderzoek aandacht gegeven aan maatregel 3 van de actieagenda Schadelijke Praktijken17 die tot doel heeft te komen tot een laagdrempelige meldstructuur voor slachtoffers van schadelijke praktijken. Dit onderzoek zal begin 2022 starten en de onderzoeksresultaten zullen na de zomer van 2022 bekend zijn en daarna met u worden gedeeld.
Hulpverlening voor LHBTI+ personen die slachtoffer worden van huiselijk geweld en seksueel geweld
Verder laat de Staatssecretaris van VWS in afstemming met het Ministerie van OCW, op basis van de aangenomen motie van de leden Van den Hul en Bergkamp18, een onderzoek uitvoeren naar risicofactoren voor LHBTI+ personen19 om slachtoffer te worden van huiselijk geweld en seksueel geweld en naar de mate waarin preventie en hulpverlening gericht is op LHBTI+. Dit onderzoek loopt. De uitkomsten worden eind maart 2022 verwacht en zullen daarna met uw Kamer gedeeld worden.
Handelingsverlegenheid professionals t.a.v. spreken met kinderen
In de vorige voortgangsrapportage (Kamerstuk 28 345, nr. 252) en het AO huiselijk geweld en kindermishandeling op 18 februari jl. (Kamerstuk 28 345, nr. 250) kwam een dilemma uit de praktijk naar voren. Uitgangspunt is dat bij zorgen om kinderen tot 16 jaar een professional (ook) met de gezaghebbende ouders in gesprek gaat. In uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld bij grote veiligheidsrisico’s, kan toch gesproken worden met kinderen zonder ouders vooraf te informeren. Wettelijk zijn geen specifieke criteria vastgelegd voor professionals, wanneer wel of niet sprake is van de uitzonderingssituatie. In de praktijk kan handelingsverlegenheid ontstaan bij professionals. Daarom wordt bijvoorbeeld in de onderwijssector, waar dit ook veel kan voorkomen, dit punt expliciet meegenomen in de implementatie van het Handelingskader kindermishandeling en huiselijk geweld. Professionals kunnen Veilig Thuis (vanuit stap 2 van de meldcode) altijd raadplegen voor overleg en advies. Daarnaast zal de Staatssecretaris van VWS de komende tijd – met de opbrengsten van de meldcodetour – bepalen wat nodig is om deze handelingsverlegenheid te verminderen.
b) Aandacht voor de coördinatie en genderaspecten van de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling
Verkenning Rapporteur Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
Tijdens het AO op 18 februari jl. zijn door meerdere Kamerleden vragen gesteld over de monitoring en gecoördineerde aanpak van huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld tegen vrouwen. Op verzoek van het lid Van den Hul is toegezegd alle coördinatie-instrumenten en mogelijke leemtes in kaart te brengen. Onderstaand wordt invulling gegeven aan deze toezegging.
Er zijn meerdere organisaties en instrumenten gericht op monitoren van huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld tegen vrouwen. Het gaat om het College voor de Rechten van de Mens, de Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en het Kinderrechten Collectief. Deze organisaties vervullen een controlerende rol ten opzichte van de overheid, en rapporteren hun bevindingen met regelmaat.
Daarnaast is de prevalentie van slachtofferschap van huiselijk geweld en seksueel geweld door het CBS door middel van de prevalentiemonitor gedetailleerd in kaart gebracht. Ook staan hierin cijfers vermeld over onder meer de relatie tussen slachtoffer en pleger en over de gevolgen van het geweld voor het slachtoffer.
De impactmonitor met interactief dashboard, ook ontwikkeld door CBS, is een instrument dat de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Nederland jaarlijks gedetailleerd in kaart brengt.
GREVIO, het monitoringsinstituut van het Verdrag van Istanbul20, heeft een baseline evaluatie uitgevoerd over de mate waarin Nederland de verdragsverplichtingen naleeft ten aanzien van huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen.
Huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld tegen vrouwen zijn hardnekkige problemen en het bestrijden vergt een lange adem. Daarom vraagt dit blijvende aandacht. Met ons decentrale stelsel zien we een grote rol voor de regio’s, waar met de implementatie van het programma GHNT en de ontwikkeling van een Toekomstscenario kind- en Gezinsbescherming flinke stappen zijn en worden gezet om de aanpak te versterken. Met de VNG wordt nauw samengewerkt om de regionale verantwoordelijkheden voor deze aanpak goed te borgen.
Om huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld tegen vrouwen aan te pakken is een gecoördineerde aanpak van belang. En die aanpak is er. De coördinatie van deze aanpak ligt bij de Staatssecretaris van VWS. Bij de aanpak zijn verschillende departementen betrokken en samenwerking is hierin van groot belang. Ook gemeenten spelen hier een belangrijke rol en hierin trekken we daarom samen op.
De interdepartementale samenwerking voor de aanpak van geweld tegen vrouwen is steviger geworden en hiermee geven we ook invulling aan de verdragsverplichtingen van het Verdrag van Istanbul.
Wijzien niet zozeer leemtes in de aanpak. Wel onderschrijven we het belang dat dit onderwerp geagendeerd moet blijven. Het is aan een nieuw kabinet om huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld tegen vrouwen de benodigde aandacht te geven en de ingezette ontwikkelingen verder te brengen.
Aandacht voor genderaspecten in de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling
De afgelopen periode is onder andere geïnvesteerd in de doorontwikkeling van de gendersensitieve aanpak van de aanpak van huiselijk geweld.
Zoals toegezegd in de vorige voortgangsbrief heeft interdepartementaal overleg plaatsgevonden over de gendersensitieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn wij van mening dat gender ertoe doet in relatie tot geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Om die reden hebben wij gezamenlijk een aantal richtlijnen en acties geformuleerd waarvoor we ons in gaan zetten. Hiermee brengen we de opvolging van de aanbevelingen van GREVIO21 weer een stap verder. De vorm en mate waarin deze concreet zullen worden opgepakt, is zoals eerder aangegeven aan het nieuwe kabinet. Hiermee hebben wij de toezegging zoals vermeld in de begeleidende brief bij het rapport «Gendersensitiviteit in de Nederlandse aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld»22 gestand gedaan. In deze begeleidende brief hebben wij aangegeven dat het vervolg op het rapport zorgvuldige bespreking vraagt met alle betrokken organisaties en dat wij de eerste stappen zetten om daartoe een goed proces in gang te zetten.
De richtlijnen die we hebben geformuleerd zijn de volgende:
– Gendersensitieve aanpak – We houden in de aanpak van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en bevordering van het recht op zelfbeschikking rekening met gender. Dit betekent dat we rekening houden met ongelijkheden, afhankelijkheden, machtsverschillen en controle die voortkomen uit rolverwachtingen omdat iemand man of vrouw is. Hierbij spelen factoren rol, zoals migratieachtergrond, culturele achtergrond, de rol van religie, lichamelijke en of verstandelijke beperking(en), seksuele geaardheid en genderexpressie.
– De oorzaak in beeld – We zorgen ervoor dat aandacht voor gender mee wordt genomen bij het vaststellen van de oorzaak van het geweld.
– Interventies gericht op oorzaak – We zorgen ervoor dat de interventies die worden ingezet om het geweld te stoppen, gericht zijn op het wegnemen van de oorzaak van geweld.
– Preventie – We zetten in op het doorbreken van de sociaal-culturele rollen die gekoppeld zijn aan sekse, zodat we gender aanpakken als een van de belangrijkste oorzaken van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
Om deze richtlijnen in de praktijk te brengen, gaan we het volgende doen:
– Systeemgerichte aanpak – We geven aandacht aan gender binnen de systeemgerichte aanpak van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en bevordering van het recht op zelfbeschikking. De systeemgerichte aanpak richt zich op het hele systeem waarbinnen geweld plaatsvindt, zoals bijvoorbeeld een gezin. Gender maakt hier ook onderdeel van uit.
– Recht op zelfbeschikking – We geven aandacht aan gender in de aanpak bevordering van recht op zelfbeschikking binnen gesloten gemeenschapen (waarbij traditionele genderrolpatronen sterker aanwezig kunnen zijn).
– Signalering – We zetten ons in voor adequate risicotaxatie-instrumenten zodat gender als oorzaak van geweld tijdig in beeld komt.
– Deskundigheidsbevordering – We zetten ons in voor deskundigheidsbevordering zodat professionals gender als oorzaak van geweld kunnen signaleren en weten welke interventies ingezet dienen te worden om de oorzaak weg te nemen.
– Partners – We gaan in gesprek met ketenpartners over wat dit voor hun betekent en wat zij nodig hebben.
– Nieuw beleid en wetgeving – We zorgen dat nieuw beleid van de rijksoverheid en nieuwe wetgeving gendersensitief wordt. We focussen ons hierbij in eerste instantie op beleid en wetgeving die samenhangen met de aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Een eerste stap hierin is dat we erop toezien dat het Integraal Afwegingskader wordt toegepast op nieuwe wet- en regelgeving, inclusief de eis om te toetsen op gendereffecten.
– Bestaand beleid en wetgeving – We passen bestaand beleid en wetgeving aan als dat nodig is. We focussen ons hierbij in eerste instantie op beleid en wetgeving dat samenhangt met de aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
– Registratie – We zetten ons in voor adequate registratie van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, zodat we zicht krijgen op wie welk geweld tegen wie pleegt met welke gevolgen. Hierdoor wordt zowel op individueel als op landelijk niveau de effectiviteit van de aanpak zichtbaar.
– Kennis – We zetten in op informatieverzameling en -deling, door ervoor te zorgen dat kennisinstituten aandacht geven aan gender, gender een plek krijgt in onderzoeken en landelijk kennisuitwisseling plaatsvindt.
– Kwaliteitsbewaking – We zorgen, waar het kan, dat aandacht voor gender terugkomt in landelijke kwaliteitskeurmerken.
Etnische en genderspecifieke achtergrond in beeld brengen in het geval van moord
Tijdens het AO van 18 februari jl. heeft de Staatssecretaris van VWS de toezegging gedaan met het CBS in gesprek te gaan over de vraag of en zo ja hoe, zowel de etnische als de genderspecifieke achtergrond in beeld kan worden gebracht, specifiek in het geval van moord. Het aspect genderspecifieke achtergrond is meegenomen in het hiervoor genoemde onderzoek naar meldpunten en hulpverlening. Als eerste stap is het aantal slachtoffers van moord- en doodslag door (ex-)partner opgenomen in de bijgevoegde impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling. Het aspect etnische achtergrond wordt door het CBS in beeld gebracht23 bij sterfte door moord en doodslag onder inwoners van Nederland naar Nederlandse achtergrond, migratieachtergrond, westerse migratieachtergrond, niet-westerse migratieachtergrond.
Verder, en mede als antwoord op de aangehouden motie van de leden Wörsdörfer en Bergkamp over de vraag of gender een rol heeft gespeeld bij geweld tegen vrouwen24, laten wij onderzoeken of en op welke manier reeds beschikbare data over geweld en moord inzicht kunnen geven in de rol van gender bij dit geweld. Dit onderzoek loopt nog. De resultaten worden eind maart verwacht en zullen wij daarna met u delen.
c) De aanpak van seksueel geweld
Onderzoek naar de governance van de Stichting Landelijk Centrum Seksueel Geweld
Het onderzoek naar de governance van de Stichting Landelijk Centrum Seksueel Geweld (CSG) heeft als doel te beschrijven hoe het CSG zich bestuurlijk-organisatorisch heeft ontwikkeld vanaf de oprichting van de eerste locatie van het CSG tot het huidige landelijk dekkende netwerk van 16 locaties. Er wordt onderzocht hoe de bestuurlijke inbedding en aansturing van het CSG is georganiseerd, en hoe de samenwerking binnen het CSG is georganiseerd en verloopt. Het onderzoek heeft ook als doel om op basis hiervan aanbevelingen te formuleren met betrekking tot (de randvoorwaarden) voor verdere bestuurlijke inbedding en organisatorische doorontwikkeling van het CSG tot een toekomstbestendige organisatie.
Het onderzoek dat u hierbij aantreft25, maakt duidelijk dat het CSG een netwerkorganisatie is die over de grenzen van organisaties en werkvelden heen werkt. De druk op het netwerk neemt toe door stijging van het aantal meldingen, de beperkte beschikbare capaciteit aan middelen en menskracht en de hoge druk op de publieke middelen. Het CSG brengt expertises vanuit verschillende organisaties samen en is daarbij afhankelijk van de inzet van deze organisaties. Het onderzoek beschrijft elementen van succesvolle samenwerking die van belang zijn voor het goed functioneren van een netwerkorganisatie en de kwetsbaarheden die worden gezien. De resultaten worden in samenhang bezien met de uitkomsten van het onderzoek naar de financiering van het CSG dat eind 2020 is opgeleverd. Een inhoudelijke beleidsreactie ten aanzien van het vervolg wordt voorjaar 2022 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Onderzoek seksueel misbruik en geweld
In een nader gewijzigde motie van het lid Van Nispen c.s. is verzocht om het laten verrichten van periodiek wetenschappelijk onderzoek naar seksueel misbruik en geweld en het in kaart brengen van de effecten van de aanbevelingen van de verschillende onderzoekscommissies in het kader van seksueel misbruik en geweld (Kamerstuk 34 843, nr. 32). Ter uitvoering van het eerste deel van deze motie is de tweejaarlijkse Prevalentiemonitor Huiselijk en Seksueel Geweld gestart. De resultaten daarvan zijn aan de Tweede Kamer gestuurd. Ter uitvoering van het tweede deel van de motie is de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen een onderzoek gestart. Dat onderzoek zal in het voorjaar van 2022 worden afgerond. Ook de resultaten van dit onderzoek zullen met de Kamer worden gedeeld.
Pilot vergoeding eigen risico slachtoffers van seksueel geweld
Van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2021 is er in opdracht van de Ministeries JenV en VWS een pilot vergoeding eigen risico slachtoffers van seksueel geweld uitgevoerd. Via deze pilot konden meerderjarige slachtoffers van seksueel geweld die binnen zeven dagen na seksueel geweld hulp zochten bij een Centrum Seksueel Geweld (CSG) het wettelijk eigen risico ingevolge de Zorgverzekeringswet (á 385 euro) vergoed krijgen. Het Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) onderzocht tijdens de pilot welke barrières slachtoffers van seksueel geweld ervaren in de afweging om hulp te zoeken bij het CSG en of de pilot hielp om de mogelijke financiële drempel voor slachtoffers te verlagen of weg te nemen.
Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de meest voorkomende barrière schaamte- en schuldgevoelens betreffen die slachtoffers ervaren. Andere barrières zijn het beeld/verwachting van of het wantrouwen tegenover hulp, het lastig vinden om het voorval onder woorden te brengen, de neiging om de ernst en impact van het voorval kleiner te maken, angst voor represailles van de dader of negatieve reacties (victim blaming) en het kennen van de dader. Alhoewel uit het onderzoek naar voren komt dat de financiële drempel mogelijk niet direct samenhangt met de keuze om al dan niet hulp te zoeken, constateren de onderzoekers dat niet uit te sluiten is dat de kosten van de hulp voor sommige slachtoffers de laatste druppel kan zijn die de emmer doet overlopen. De verwachting bestaat dat de verschillende barrières invloed kunnen hebben op de afweging van slachtoffers om hulp te zoeken. Een inhoudelijke beleidsreactie ten aanzien van het vervolg wordt na gesprekken die begin volgend jaar plaatsvinden over de uitkomsten met de Stichting Landelijk CSG en het Schadefonds Geweldsmisdrijven naar uw Kamer gestuurd.
Meldplicht voor bestuurders bij kennis van seksueel misbruik minderjarigen
In de vorige voortgangsrapportage is gemeld dat de Minister voor Rechtsbescherming een meldplicht voor bestuurders gaat verkennen toegespitst op seksueel kindermisbruik door beroepskrachten of vrijwilligers binnen hun particuliere organisaties. De uitkomsten van het onderzoek van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen naar het opvolgen van de aanbevelingen van onder andere de commissies De Vries en Deetman worden betrokken bij de vormgeving van deze meldplicht voor bestuurders. Die uitkomsten van het onderzoek worden verwacht in het voorjaar van 2022, waarna de Kamer wordt bericht over de voortgang.
d) Stalking en psychisch geweld
Opvolging van het onderzoeksrapport over Aware
Regioplan heeft in opdracht van VWS onderzoek gedaan om inzicht te krijgen in de beschikbaarheid, inzet en het gebruik van en de ervaringen met het draagbaar alarmsysteem Aware (Abused Womens» Active Response Emergency).26 Via het alarmsysteem kan de drager met één druk op de noodknop de politie waarschuwen. Uit het onderzoek bleek dat in 33 van de 35 centrumgemeenten wordt gewerkt met Aware. De overige twee centrumgemeenten gebruiken een andere manier om slachtoffers te beschermen tegen stalking.
In alle centrumgemeenten die Aware financieren is het beschikbaar voor slachtoffers van stalking in de relationele sfeer met de hoogste risicotaxatie. Ook is in alle centrumgemeenten die Aware financieren een hulpverleningstraject voor het slachtoffer gekoppeld aan de inzet van de noodknop. Het rapport geeft ook inzicht in een aantal knelpunten dat wordt ervaren bij het gebruik van Aware, zoals beperkte informatiedeling tussen betrokken partijen, afstemming over hulpverlening, en overdracht van casuïstiek en hulpverleningstrajecten tussen uitvoerende partners.
Deze resultaten zijn besproken met de VNG en de betrokken ketenpartners, waaronder de vrouwenopvang organisaties, Veilig Thuis en de politie. Uit deze eerste gesprekken is gebleken dat er behoefte is om samen met partners in de regio en op landelijk niveau te kijken waar mogelijkheden zijn voor verbetering, bijvoorbeeld op het gebied van samenwerkingsafspraken mede in relatie tot de doorontwikkeling van de methodiek. In het voorjaar zal hier een eerste bijeenkomst over plaatsvinden met de betrokken partners op landelijk en regionaal niveau.
Onderzoek naar strafbaarstelling van psychisch geweld
De leden Bergkamp, Özütok en Van den Hul hebben het kabinet op 25 februari jl. verzocht om in 2021 onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren dat onder meer ingaat op de mogelijkheid en wenselijkheid van strafbaarstelling van psychisch geweld.27 Dit onderzoek wordt op dit moment uitgevoerd, maar duurt langer dan vooraf voorzien waardoor het niet mogelijk is om het onderzoeksrapport bij deze brief met uw Kamer te delen. De Minister voor Rechtsbescherming verwacht u over de uitkomsten van dit onderzoek in het voorjaar van 2022 te kunnen informeren.
e) De relatie tussen criminaliteit en huiselijk geweld
In het Commissiedebat Criminaliteitsbestrijding en georganiseerde criminaliteit/ondermijning van 16 juni jl. (Kamerstuk 33 173, nr. 20) is gevraagd om een beleidsreactie op het onderzoeksrapport «Huiselijk geweld en criminaliteit: twee kanten van dezelfde medaille?» van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). Hierbij doet de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister voor Justitie en Veiligheid, u deze reactie toekomen. Dit onderzoek is verricht in opdracht van het onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap28.
De onderzoekers van het NSCR hebben met behulp van data van de politie en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onderzocht of er een relatie is tussen criminaliteit en huiselijk geweld en de factoren die de sterkte van dit verband beïnvloeden.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er een verband is tussen enerzijds het plegen van criminaliteit en anderzijds het plegen én het slachtoffer worden van huiselijk geweld. Vandalisme, openbare orde-, gewelds- en vermogensdelicten hangen het sterkst samen met het plegen van huiselijk geweld. Gewelds- en vermogensdelicten hangen het sterkst samen met slachtofferschap van huiselijk geweld.
Een mogelijke verklaring die de onderzoekers geven is dat personen die herhaaldelijk betrokken zijn bij criminele activiteiten, conflicten in huiselijke kring vaker met geweld oplossen. De kans hierop is het grootst bij gescheiden personen (complexe scheidingen en complexe uitvoering van co-ouderschap en/of gezamenlijk gezag zijn risicofactoren). En ook de crimineel loopt risico om slachtoffer te worden; in situaties van huiselijk geweld kan de rol van pleger en van slachtoffer wisselen.
Ook is onderzocht of betrokkenheid bij een gewelddadige subcultuur de kans verhoogt op huiselijk geweld. Leden van Nederlandse outlawbikerclubs hebben een hoger risico op het plegen van huiselijk geweld dan personen die geen lid zijn van een Nederlandse outlawbikerclub. Het plegen van georganiseerde criminaliteit daarentegen verhoogt het risico op het plegen van huiselijk geweld niet. Lidmaatschap van een Nederlandse outlawbikerclub en het plegen van georganiseerde criminaliteit hangen niet samen met een verhoogd risico op slachtofferschap van huiselijk geweld. Tenslotte blijken factoren zoals relatiestatus en betrokkenheid van jeugdzorg (jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering) invloed te hebben op het verband tussen criminaliteit en (het plegen en slachtoffer worden van) huiselijk geweld. De onderzoeksresultaten tonen aan dat betrokkenheid van jeugdzorg ervoor zorgt dat de samenhang tussen veelvuldige criminaliteit en pleger- of slachtofferschap van huiselijk geweld vermindert.
De onderzoekers bevelen aan dat het voorkomen en tijdig signaleren van huiselijk geweld gebaat zijn bij extra alertheid, bijvoorbeeld bij wijkagenten, rondom personen die veelvuldig criminaliteit plegen of personen uit gewelddadige subculturen. Daarmee kan niet alleen toekomstig huiselijk geweld, maar kunnen ook andere vormen van criminaliteit mogelijk worden verminderd, zo bevelen de onderzoekers aan. Tenslotte wordt aanbevolen om de aard en de rollen binnen een huiselijk geweldmelding gerichter te registreren.
De aanpak van huiselijk geweld vergt nauwe samenwerking tussen politie en justitieorganisaties, Veilig Thuis en (jeugd)zorg. Hierop wordt momenteel al ingezet en dit zal ook in de toekomst van belang zijn. De politie zet samen met netwerkpartners in op een systeemgerichte aanpak van huiselijk geweld waarbij de veiligheid van het gezin voorop staat zoals vormgegeven in de ontwikkelagenda «Veiligheid Voorop!» en het programma GHNT. In situaties waarin de politie een vermoeden heeft van huiselijk geweld werkt de politie zo vroegtijdig mogelijk samen met netwerkpartners. Per geval wegen zij welke maatregelen nodig zijn om verder geweld te voorkomen, dit duurzaam te stoppen en de betrokken personen te beschermen. Hierbij wordt binnen de eigen organisaties bekeken wat nodig is om de aanpak van huiselijk geweld institutioneel goed in te bedden en te versterken.
Binnen de politie wordt continu geïnvesteerd in kennis, deskundigheid en bewustzijn van alle politiemedewerkers, die van medewerkers in de basisteams in het bijzonder, om signalen van huiselijk geweld goed te herkennen en snel hulp te bieden aan hen die deze behoeven. Op deze manier houdt de politie de slagkracht op peil ter bestrijding van dit hardnekkige, maatschappelijk probleem.
4. Een slotbeschouwing
De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vergt maatwerk. Een situatie waarin geweld jaren voortduurt, vraagt een andere aanpak dan wanneer een mantelzorger overbelast is en daardoor een onveilige situatie veroorzaakt. Als iemand slachtoffer is van stalking vraagt dit een andere aanpak dan wanneer blijkt dat een kind seksueel misbruikt is door een gezinslid en bijvoorbeeld ook fysiek bewijs veilig moet worden gesteld voor een mogelijk strafrechtelijk traject. Partnergeweld waarbij sprake is van intieme terreur29 vraagt om een andere aanpak dan een kind dat verwaarloosd wordt en in zijn/haar ontwikkeling wordt bedreigd, omdat ouders verslavings- of psychische problemen hebben. Vrijwillige hulp kan hierbij voldoende zijn, al dan niet met de MDA++ aanpak, Soms is dat helaas niet toereikend.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de soms zeer ingewikkelde situaties waarmee de hulpverleners, lokale wijkteams, politie, OM, Veilig Thuis, GI’s, RvdK en andere professionals dagelijks aan de slag zijn. Deze professionals verdienen onze steun en waardering voor het moeilijke werk dat zij doen volgens de uitgangspunten die in de visie Gefaseerd samenwerken rond veiligheid zijn neergelegd, voor de inspanningen om uithuisplaatsingen te voorkomen en kinderen zo thuis mogelijk te laten opgroeien. In een krappe arbeidsmarkt werken zij aan zeer ingewikkelde problemen met gezinnen. We moeten ons daarbij ook realiseren dat problemen helaas niet altijd op te lossen zijn en ook dat trekt een wissel op professionals.
Het is belangrijk dat mensen altijd hulp en advies durven te vragen in situaties waarin zij zich onveilig voelen of zien dat anderen dit overkomt. Voorop staat dat we huiselijk geweld en kindermishandeling eerder en beter in beeld willen hebben. Teveel geweld achter de voordeur blijft onopgemerkt, teveel slachtoffers staan er alleen voor. Vervolgens willen we dat de mensen die dicht om slachtoffers heen staan, burgers en professionals (zoals leerkrachten, huisartsen) van betekenis kunnen zijn bij het stoppen van het geweld. En dat pas als het geweld zo ernstig, hardnekkig en gevaarlijk is dat specialistische hulp nodig is, er dan een systeem is met gespecialiseerde professionals die, zo nodig van overheidswege, kunnen ingrijpen. Het dilemma is dat we niet willen doorslaan naar een «meldcultuur», maar zeker ook niet naar te weinig daadkracht, waardoor geweld voort kan duren. We willen het liefst zeker weten dat mensen thuis veilig zijn, maar willen ook niet onnodig of onterecht (te) zware hulp inzetten. De stappen in de meldcode en de werkwijze van Veilig Thuis zijn zo ingericht dat er zorgvuldig gehandeld wordt en er veel ruimte is voor advies en overleg voor dit dilemma waar professionals zich dagelijks mee bezig houden. Het is belangrijk te blijven investeren in verbeteringen.
Het is ook van belang dat we goed luisteren naar de ervaren drempels van slachtoffers, plegers en omstanders om hulp te vragen. Het eerder genoemde onderzoek naar laagdrempelige hulp- en meldpunten voor slachtoffers en plegers van verschillende vormen van geweld kan hier ook beter inzicht in geven.
Het is duidelijk dat we nog niet klaar zijn met de uitdagingen die voor ons liggen om te zorgen dat iedereen veilig is in zijn of haar eigen huis en dat ontwikkelingsbedreigingen van kinderen voorkomen worden.
We nemen de signalen serieus en daarom werken we aan verbeteringen in de regio met de aanpak GHNT, aan verbeteringen in de uitvoering met het Actieplan verbetering feitenonderzoek en met verbeteringen en meer transparantie in het stelsel met het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. De uitgangspunten voor de toekomstige werkwijze zijn gezinsgericht, rechtsbeschermend en transparant, eenvoudig en lerend.
Voor het volgende kabinet ligt er een omvangrijke uitdaging, maar het kan voortbouwen op een solide basis die reeds is gelegd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
«Kwestie van lange adem, Kan huiselijk geweld en kindermishandeling echt stoppen?, Verwey-Jonker Instituut», november 2020.
Onderzoek naar effectiviteit van de aanpak huiselijk geweld in de G4, Verwey-Jonker Instituut.
Vijf basisfuncties lokale teams: 1) Veilige leefomgeving, 2) Tijdig signaleren van de Vraag, 3) Vindbare en Toegankelijke hulp, 4) Handelen met een brede blik en 5) Leren en Verbeteren. https://voordejeugd.nl/nieuws/basisfuncties-voor-lokale-teams-kaart/.
Lesbische vrouwen (L), Homoseksuele mannen (H), personen die op meer dan één gender vallen (Bi+), transgender personen (T), intersekse personen (I), queer personen (Q/+) en anderen wat buiten de samenleving wordt gezien als «standaard (+).
Het Verdrag van Istanbul is het Verdrag van de Raad van Europa inzake geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
GREVIO is het monitoringsinstituut dat toezicht op naleving van het Verdrag van Istanbul, het Verdrag van de Raad van Europa inzake geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
K. de Vaan, H. Harthoorn en K. Martina (2021) Gendersensitiviteit in de Nederlandse aanpak van huiselijk geweld: nadere concretisering van de GREVIO-aanbevelingen. Amsterdam: Regioplan.
https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2020/42/helft-minder-slachtoffers-moord-en-doodslag-in-20-jaar.
Intieme terreur is een ernstige vorm van partnergeweld en kenmerkt zich door een patroon van controle en dwang. Dit kan zich uiten in het isoleren, vernederen, intimideren van de partner tot ernstig fysiek geweld en seksueel geweld. Ook kan het gaan om controle van de financiën en dreigementen (tegen het slachtoffer, de kinderen of huisdieren).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28345-255.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.