Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 28345 nr. 252 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 28345 nr. 252 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2021
Kinderen en volwassenen die in het dagelijks leven te maken hebben met huiselijk geweld en kindermishandeling ondervinden hiervan grote gevolgen in hun verdere leven. Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn heel ingrijpend en kunnen lang voortduren. Het kan levenslang of zelfs over generaties heen impact hebben als het niet lukt om de cirkel van geweld te doorbreken. Betrokkenen kunnen niet in alle gevallen zelf het geweld stoppen. Daarom is het zo belangrijk dat omstanders en professionals weten wat ze kunnen doen om de helpende hand te bieden. Dit geweld mogen we nooit accepteren en iedereen kan hier het verschil maken.
Het eerder en beter in beeld krijgen van huiselijk geweld en kindermishandeling en het stoppen hiervan en duurzaam oplossen vraagt onverminderd de gezamenlijke inzet van gemeenten, zorg- en hulpverlening, Veilig Thuis (VT), politie en andere ketenpartners. Ook het afgelopen half jaar is met het programma Geweld hoort nergens thuis (GHNT) in de regio’s gewerkt aan het versterken van de aanpak zoals weergegeven in bijgaande zesde voortgangsrapportage van het programma die wij u in afstemming met de VNG als mede-opdrachtgever aanbieden1.
Het programma is gestart in april 2018 en heeft nu nog een half jaar te gaan. Er is de afgelopen drie-en-een-half jaar veel in gang gezet, met dank aan de inzet van velen, waaronder de regionale projectleiders en de vele professionals die vaak onder hoge werkdruk met de zeer complexe problematiek werken aan oplossingen. We noemen ook de lokale bestuurders die op inspirerende wijze de samenwerking hebben gezocht in hun regio om de aanpak kracht bij te zetten en effectiever te maken. Zij hebben het aangedurfd om, ook met behulp van de regionale projectleiders, zaken anders aan te pakken dan tot nu toe gedaan werd. Door de inzet van velen is het volgende gerealiseerd:
– In de regio’s zijn professionals en organisaties gaan werken vanuit de visie gefaseerde ketenzorg. Ze geven op die manier vorm aan een aanpak die werkt – zo blijkt uit het onderzoek «Een kwestie van lange adem» van het Verwey-Jonker Instituut.
– De professionals en organisaties die samen dit grote geweldsprobleem in onze samenleving te lijf moeten gaan, weten elkaar steeds beter te vinden. Zij zijn een beweging gestart die nog maar aan het begin staat. Deze professionals, die dag in dag uit werken om de cirkel van geweld te doorbreken, verdienen onze niet-aflatende steun, ook na 2021.
– We zien als belangrijk resultaat dat de VT-organisaties en lokale teams zich sterk hebben ontwikkeld en zich nog aan het ontwikkelen zijn.
– De kennis over en gedeelde visie op het oplossen van deze problemen is opgenomen in concrete handvatten, zoals het kwaliteitskader «Werken aan veiligheid voor lokale(wijk)teams en gemeenten» als onderdeel van de Basisfuncties voor lokale teams, de visie gefaseerde ketenzorg en de Bouwstenen MDA++.
– Daarnaast dragen projecten als de tentoonstelling »Wij…doorbreken de cirkel van geweld» en «Ieder kind geïnformeerd» bij aan het normaliseren van het praten over huiselijk geweld en kindermishandeling.
En hoewel het aan een volgend kabinet is om besluiten te nemen over het vervolg, zien wij het als onze verantwoordelijkheid om niet verloren te laten gaan wat is opgebouwd. Onze inzet is er daarom op gericht, in afwachting van een nieuw kabinet, om in het jaar 2022 de belangrijkste werkzame onderdelen uit het programma te blijven ondersteunen.
In deze brief gaan wij in op de belangrijkste resultaten tot nu toe en geven we aan wat ons betreft de belangrijkste fundamenten van het programma zijn, die een doorstart verdienen.
Wij gaan achtereenvolgens in op:
1. De zesde voortgangsrapportage GHNT
2. Contact met Veilig Thuis en de coronamaatregelen
3. Het eindadvies van de Onderzoeksadviescommissie GHNT
4. De bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling na 2021: behoud en versterken van de fundamenten
5. Moties en toezeggingen
Zoals in de voortgangsrapportage van het programma is aangegeven wordt met het ingaan van het laatste half jaar van het programma GHNT met een aantal activiteiten die projectmatig zijn opgepakt naar een afronding toegewerkt. Zo heeft de Onderzoeksadviescommissie GHNT haar activiteiten in mei 2021 inmiddels afgerond.
Tegelijkertijd zijn er in de regio’s en op landelijk niveau volop initiatieven en activiteiten gaande om de aanpak deze laatste periode verder te versterken Op belangrijke onderdelen is de afgelopen periode voortgang geboekt, zoals:
– Het ondersteunen van de implementatie van de meldcode met de meldcodetour, het handelingskader in het onderwijs en met ondersteuning vanuit de zgn. regionale projectenpool van «Denken-naar-Doen».
– De uitwerking van de bewustwordingscampagne Time-out is samen met Veilig Thuis en de Kindertelefoon van start gegaan. Een eerste communicatiemoment is nog voor het zomerreces voorzien.
– De chatfunctie van Veilig Thuis is voortgezet en is de afgelopen periode tijdens de avondklokmaatregel ook in de avond bereikbaar geweest.
– Er zijn verschillende handvatten ontwikkeld voor de regio’s voor het vormgeven van een multidisciplinaire en specialistische aanpak voor gezinnen waar het geweld structureel is en de problematiek complex. Deze handvatten zijn verzameld in de GHNT-toolbox.2
– De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, waaronder de versterking van de samenwerking tussen de Zorg- en Veiligheidshuizen (ZVH), Veilig Thuis en de ZSM aanpak, is onderdeel van de nieuwe Meerjarenagenda Zorg- en Veiligheidshuizen 2021–2024, gericht op betere samenwerking in de regio’s rond casuïstiek.
– De reeds behaalde resultaten van de ontwikkelagenda «Veiligheid voorop!» (handreikingen, overzicht van interventies, werkafspraken en verdiepend materiaal) zijn inmiddels gebundeld en beschikbaar gesteld in bovengenoemde GHNT-toolbox.3 Dit wordt dit jaar nog verder aangevuld met materiaal over onder meer de juridische onderbouwing van gegevensverstrekking en -verwerking.
Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn en blijven zeer ernstige maatschappelijke veiligheidsproblemen. Het is goed dat professionals, omstanders en betrokkenen Veilig Thuis weten te vinden bij vermoedens van onveiligheid. In april 2021 heeft het CBS de beleidsinformatie Veilig Thuis gepubliceerd over het laatste halfjaar van 2020. De gegevens van 2020 kunnen vergeleken worden met het jaar daarvoor. Hieruit blijkt ten opzichte van het voorgaande jaar in 2020 een stijging van het aantal adviesvragen (+13 %), en een lichte daling van het aantal meldingen (-3%).
Tijdens de coronacrisis en in het bijzonder met de lockdown maatregelen leek het aannemelijk dat er een verhoogd risico bestaat op huiselijk geweld of kindermishandeling. Dat zien we echter niet terug in het aantal meldingen van VT.
Er zijn wel meer adviesvragen binnengekomen, van mensen die zich zorgen maken of vermoedens hebben van kindermishandeling of huiselijk geweld. Het inzetten op laagdrempelig advies in combinatie met het feit dat het onderwerp volgens Veilig Thuis meer leeft in de samenleving, kan een verklaring voor deze stijging zijn. Met name particulieren weten Veilig Thuis steeds beter te vinden en dat is een goed teken.
Sinds mei 2020 kunnen betrokkenen, professionals en omstanders naast telefonisch contact ook chatten met Veilig Thuis, voor laagdrempelig advies. Het inzetten op laagdrempelig advies is mogelijk een verklaring voor de stijging van adviesvragen. Bellen kan soms lastig zijn voor iemand die te maken heeft met huiselijk geweld of kindermishandeling. Zeker in de periode waarin mensen meer thuis zijn als gevolg van de maatregelen tegen corona.
De cijfers over onder meer adviesvragen en meldingen bij Veilig Thuis worden ook meegenomen in het landelijke en regionale overzicht van gegevens over de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, de zogenaamde impactmonitor van het CBS4.
De onafhankelijke commissie Onderzoeksprogramma GHNT heeft in mei 2021 haar werkzaamheden afgerond. Wij zijn de commissie zeer dankbaar voor het opzetten van het onderzoeksprogramma GHNT dat nu bij ZonMw loopt en van de impactmonitor die het CBS inmiddels twee keer heeft uitgebracht. In december 2021 verschijnt de derde editie van de impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze zal ook het volgende jaar verschijnen.
In bijgaand eindadvies gaat de commissie in op het belang van het bundelen en benutten van kennis door professionals5. De adviezen van de commissie zijn op onderdelen voor de langere termijn en derhalve voor het nieuwe kabinet. Met een aantal adviezen gaan wij komend half jaar aan de slag.
– Impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling. Komend half jaar zullen we gemeenten en de betrokken ketenpartners ondersteunen bij het benutten van de gegevens uit de impactmonitor. De monitor biedt op structurele basis inzicht in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en met name in de impact ervan. De monitor wordt mogelijk nog uitgebreid met een aantal indicatoren, onder meer met betrekking tot de strafrechtelijke aanpak.
– Vervolg op het onderzoek naar effecten bij gezinnen waar huiselijk geweld en kindermishandeling speelt in 13 regio’s. In vervolg op het onderzoek «Een kwestie van lange adem» in 13 regio’s is dit voorjaar eenzelfde onderzoek gestart in de 13 regio’s die niet eerder onderzocht zijn, zodat iedere regio kan beschikken over inzicht in de impact na huiselijk geweld en kindermishandeling bij de gezinnen om wie het gaat.
– In overleg met het Ministerie van OCW en in het licht van de aangehouden motie van Kamerleden Westerveld en Wörsdörfer (Kamerstuk 31 015, nr. 205) zal invulling worden aan gegeven aan het investeren in opleidingen van professionals als het gaat om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Verderop in de brief gaan wij hier nader op in.
– Tot slot zullen de ministeries van VWS en JenV en de VNG met de kennisinstituten NJI, Movisie, CCV in het kader van het programma GHNT de adviezen bespreken die zien op het werken aan een samenhangende kennisinfrastructuur.
Het programma Geweld hoort nergens thuis loopt op 31 december 2021 af. Aandacht voor het eerder en beter in beeld krijgen van geweld in afhankelijkheidsrelaties en het duurzaam oplossen ervan blijft echter noodzakelijk. Er is een lange adem nodig om huiselijk geweld en kindermishandeling te bestrijden. Het onderzoek «Een kwestie van lange adem» en de toelichting op de werkende elementen6 van het Verwey-Jonker Instituut laten zien dat de inzet van de afgelopen jaren effect heeft. Het gaat beter met gezinnen waar hulp is georganiseerd. Daarnaast zijn er zorgen over de gevolgen van de coronamaatregelen voor slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hier wordt op dit moment onderzoek naar gedaan.
De logische vervolgvraag is; hoe nu verder na 2021?
We willen verder met het versterken van de fundamenten van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in de regio’s: de gezamenlijke inzet op de werkvloer, multidisciplinair werken, een sterke lokale infrastructuur met deskundigheid en oog voor veiligheid en werken volgens een gedeelde visie met bestuurlijk commitment. De ontwikkelingen op deze onderdelen zijn in de regio’s nog volop in opbouw. De opdrachtgevers van het programma GHNT zien 2022 als een overgangsjaar om de fundamenten op de prioritaire onderwerpen van het programma te behouden en te versterken. Wat in de regio’s met het programma in gang gezet is, heeft nog ondersteuning nodig om die fundamenten van de aanpak te verstevigen.
Een tweetal ontwikkelingen speelt hierbij een rol:
– Het toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming is voor consultatie aan diverse partijen aangeboden. Dit scenario heeft als doel ervoor te zorgen dat de steun, hulp en bescherming van gezinnen die te maken hebben met geweld of waar ontwikkelingsdreiging van een kind speelt, verbetert. De weg naar het realiseren van het toekomstscenario bouwt voort op hetgeen in het programma GHNT succesvol is ontwikkeld en op relevante onderdelen van andere aanpalende programma’s, zoals Zorg voor Jeugd en Scheiden zonder Schade. De voortzetting van onderdelen van het programma GHNT wordt in samenhang met de uitwerking van het toekomstscenario bekeken. De inzet is dat relevante activiteiten van GHNT onder de vlag van de uitvoering van het scenario worden doorontwikkeld en uitgevoerd.
– De laatste jaren is erop ingezet om de domeinen zorg en veiligheid meer met elkaar te verbinden. Zorg- en veiligheidspartners werken gezamenlijk aan concrete oplossingen voor mensen met complexe problematiek of die een hoog veiligheidsrisico vormen. Het doel van de eerder dit jaar gelanceerde landelijke agenda «Perspectief 2025» is dat in 2025 iedere regio een persoons- en systeemgerichte aanpak voor de doelgroep heeft met bijbehorende huisvesting, zorg en ondersteuning.
Verder vraagt een aantal specifieke ontwikkelingen en doelgroepen onze (blijvende) aandacht. Voor de langere termijn is het aan een nieuw kabinet om accenten te leggen in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Onze inzet is erop gericht de investeringen van de afgelopen jaren te borgen en te versterken.
Het gaat om de volgende onderdelen van de aanpak:
– Continuering van de activiteiten om de visie gefaseerde ketenzorg verder te implementeren en te verankeren bij de verschillende ketenpartners. Uitgangspunt bij deze visie is: eerst samenwerken voor veiligheid, dan samenwerken voor risico-gestuurde en op herstelgerichte zorg.
– Het versterken van de lokale (wijk)teams op het thema veiligheid. Dit is ook vanuit de gemeenten en regio’s aangegeven als een belangrijk onderdeel van de aanpak.
– Borging MDA++. De bouwstenen en werkwijze om multidisciplinair hulp te organiseren in gezinnen waar structurele onveiligheid speelt en sprake is van complexe casuïstiek krijgen een plek in de activiteiten van de Meerjarenagenda Zorg- en Veiligheidshuizen.
– Stimuleren van integrale sturing op basis van de visie gefaseerde ketenzorg en de ontwikkelde regiovisies Aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling, in samenhang met de Stuurgroep Zorg-Veiligheid en in samenhang met het traject naar het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming)
We zien voor ons dat na 2021 een aantal van de hierboven genoemde activiteiten wordt meegenomen in de doorontwikkeling van het toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming, dat op het moment van schrijven van deze brief nog ter consultatie voorligt.
Daarnaast willen we na 2021 blijven inzetten op de volgende speerpunten:
– De ontwikkelagenda Veiligheid voorop! die de politie, het Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming, de reclassering en Veilig Thuis helpt om verbeterstappen te zetten in de samenwerking tussen zorg en straf vanaf het begin van een (straf)zaak. De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is tot en met 2022 geprioriteerd op de Veiligheidsagenda.
– Het ondersteunen van gemeenten en regio’s bij het ontwikkelen van een regionale aanpak seksueel geweld. De ondersteuning van gemeenten om een aanpak te ontwikkelen is net gestart en is toegezegd aan de Tweede Kamer.7
– Het ondersteunen van gemeenten bij de aanpak van ouderenmishandeling, waaronder financieel misbruik en ontspoorde mantelzorg. Hiervoor lopen gesprekken met de VNG om te zien hoe gemeenten ondersteuning op maat kunnen ontvangen, met daarbij aandacht voor de verschillende vormen van ouderenmishandeling.
– Het vergroten van gendersensitiviteit in de aanpak van huiselijk geweld.
– Vervolgactiviteiten n.a.v. wetsevaluatie Meldcode en doorontwikkeling van Veilig Thuis.
– Ontwikkelen en stimuleren van het gebruik van hulpaanbod voor plegers in het gedwongen kader.
– Meerjarig onderzoeksprogramma GHNT ZonMw en de cohortstudie van het Verwey-Jonker Instituut bij 13 regio’s.
Hieronder gaan we in op een aantal moties en toezeggingen, met betrekking tot de volgende onderwerpen:
a. Meldcode en kindcheck
b. Gebruik van de meldcode-app in het onderwijs
c. Herkennen van signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling en gesprekken met opleidingen
d. Spreken met kinderen in relatie tot toestemming ouders
e. Ondersteuning niet-overheidsorganisaties die hulp bieden aan slachtoffers van geweld (via chat)
f. Kinderen en veiligheid ten tijde van de coronamaatregelen
g. Aandacht voor genderaspecten en psychisch geweld in de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling
h. Coördinatie-instrumenten kindermishandeling en huiselijk geweld
i. Preventie van seksueel geweld
j. Meldplicht voor bestuurders bij kennis van seksueel misbruik minderjarigen
k. Zwaarder straffen eergerelateerd geweld
l. Onderzoek meldingen vrouwelijke genitale verminking (VGV)
m. Aware-systeem bij stalking
Zoals aan uw Kamer is toegezegd in het AO van 18 februari jl. (Kamerstuk 28 345, nr. 250) zijn in de afgelopen periode gesprekken gevoerd met de sectoren onderwijs, kinderopvang, huisartsen en de GGZ over wat er nodig is om de meldcode en de kindcheck duurzaam te implementeren. In navolging van de deze gesprekken zijn de volgende landelijke acties gecontinueerd of in gang gezet.
– Voor de onderwijssector geldt dat een plan van aanpak voor een effectieve implementatie van het Handelingskader kindermishandeling en huiselijk geweld wordt opgesteld.
– De branchepartijen (BMK, BK, BOink en Nysa) voor de kinderopvangsector (inclusief gastouderopvang) werken een verbeterplan voor de toekomst uit. Elke branchepartij mag tien verbeterpunten aandragen.
– Dit jaar wordt in samenwerking met de beroeps- en brancheorganisaties in de sectoren lokale (wijk)teams en huisartsenzorg (inclusief POH-GGZ) hernieuwd aandacht gegeven aan werken met de meldcode en de kindcheck en voor het ondersteunen van het gebruik hiervan.
– Binnen de GGZ-sector is de meerjarige implementatie-impuls toepassing kindcheck succesvol afgerond. De informatie is nog online beschikbaar voor alle GGZ-aanbieders via kindcheck-ggz.nl. De uitkomsten van dit project hebben geleid tot het Buitenshuisproject, dat zich op o.a. reguliere kinderopvang of buitenschoolse opvang van kinderen van 0 tot 18 die ouders hebben met psychische problemen, een verslaving of licht verstandelijke beperking (KOPP/KVO). Daarnaast loopt een meerjarige implementatie-impuls toepassing kindcheck in de forensische sector.
– Ook wordt op regionaal niveau via de projectenpool «Van-Denken-naar-Doen» inspanningen geleverd als het gaat om het signaleren en bespreekbaar maken van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Uw Kamer is toegezegd inzicht te bieden in het gebruik van de app «Meldcode Kindermishandeling». Sinds april 2020 is deze app uitgebreid met een onderdeel specifiek gericht op docenten en leerkrachten in het onderwijs, naast medewerkers in de kinderopvang. De gratis app biedt praktische handvatten rond het signaleren en handelen bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling.
Sinds de lancering van de bredere app (eind december 2018 tot en met 1 maart 2021) is deze 42.000 keer gedownload. In afgelopen 30 dagen (peildatum 1 juni 2021) staat het onderwijsdeel op de derde plek (578 keer gebruikt) van de best bezochte pagina’s van de app, na het kinderopvangdeel (1.325 keer gebruikt) en het openingsscherm van de app (2.666 keer gebruikt). Als het gaat om het aantal gebruikers voor het onderwijsdeel van de app is dat ongeveer 18.500 unieke gebruikers met de kanttekening dat de eerste introductieweek en de afgelopen drie maanden missen door de wisselende peildata. We houden deze cijfers in de gaten.
Uit het gesprek met de Vereniging Hogescholen blijkt dat er binnen diverse opleidingen (lerarenopleidingen en sociale studies) toenemende aandacht en aanscherping is voor het thema huiselijk geweld en kindermishandeling in de opleiding.
Ook is recent het online magazine8 voor de beroepsopleidingen gelanceerd. Tevens vindt tussen de opleidingen kennisuitwisseling plaats. Een inspirerend voorbeeld hiervan is de onlinebijeenkomst van januari jl. van het landelijke opleidingsoverleg Social Work en landelijke opleidingsoverleg Pedagogiek waar informatie-uitwisseling plaatsvond over o.a. het thema huiselijk geweld en kindermishandeling en de aandacht hiervoor binnen de opleidingen. Daarnaast heeft de Onderzoeksadviescommissie GHNT zoals hierboven advies uitgebracht die een bijdrage moeten leveren aan een structurele verankering van aandacht voor het thema huiselijk geweld en kindermishandeling in de opleidingen en het ontwikkelen van een gemeenschappelijke basis voor overdracht en borging van kennis rond de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De implementatie van het advies wordt de komende tijd verder opgepakt met betrokkenheid van de opleidingen, de beroepsverenigingen van professionals, werkgevers en in overleg met het Ministerie van OCW.
Met bovenstaande acties wordt ook de komende tijd verder invulling gegeven aan de aangehouden motie van de Kamerleden Westerveld en Wörsdörfer om structurele aandacht voor het thema huiselijk geweld en kindermishandeling in de curricula van het hoger onderwijs opnieuw te agenderen.
Tijdens het AO op 18 februari jl. heeft de Staatssecretaris van VWS toegezegd om in de volgende voortgangsrapportage aan te geven in welke situaties het denkbaar is dat er met een kind wordt gesproken zonder dat de ouders daar in eerste instantie van op de hoogte zijn. Verder heeft hij toegezegd om aan de slag te gaan met signalen over de werkwijze van hulpverleners om ouders in te lichten en de handelingsverlegenheid die daarbij kan voorkomen.
Uitgangspunt is dat bij zorgen om kinderen tot 16 jaar een professional (ook) met de gezaghebbende ouders in gesprek gaat. Het feit dat zij gezag uitoefenen, maakt dat de ouders vooraf behoren te worden geïnformeerd, ongeacht of het kind hiervoor zijn toestemming geeft. In geval van signalen van bijvoorbeeld vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld kan een uitzondering worden gemaakt op de regel dat ouders vooraf moeten worden geïnformeerd over het spreken met het kind als door het gesprek grote veiligheidsrisico’s zouden kunnen ontstaan. Wettelijk zijn geen specifieke criteria vastgelegd voor professionals, wanneer wel of niet sprake is van de uitzonderingssituatie. Het is aan de professional om in overleg met een collega een zorgvuldige en professionele afweging te maken over ouders wel vooraf te informeren (uitgangspunt) over het spreken met het kind, of ouders niet vooraf te informeren (uitzonderingssituatie). Iedere professional kan altijd laagdrempelig advies vragen aan Veilig Thuis om mee te denken bij het maken van deze afweging.
Juist in deze situaties waarin professionals de stappen in de meldcode doorlopen om iets met hun signalen van onveiligheid te doen, is het van belang dat ze zich niet handelingsverlegen voelen om gebruik te maken van de mogelijkheid om ouders nog niet te informeren als de veiligheid dit niet toelaat. Daarom ga ik de komende tijd met professionals en Veilig Thuis kijken wat nodig is om deze handelingsverlegenheid te verminderen en hoe aangesloten kan worden bij de stappen die al door de sector worden gezet op het signaleren en handelen bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Uw Kamer wordt over de uitkomsten geïnformeerd in de volgende voortgangsrapportage.
Tijdens de coronamaatregelen zijn informatie- en hulplijnen via telefoon of chat veelvuldig benaderd ook in situatie waarin spanningen thuis oplopen en onveilige situaties zich voordoen. Dit zien we ook terug bij De Kindertelefoon en bij de adviesvragen bij chatfunctie van Veilig Thuis. Daarnaast bestaan er vele niet-overheidsorganisaties die laagdrempelige steun en informatie bieden. Vanuit het steunpakket welzijn jeugd9 zijn verschillende initiatieven mogelijk gemaakt om jongeren in tijden van corona extra te ondersteunen, zoals met «Supportlijn Alles Oké? en andere chat- en hulplijnen. Hierbij is ook aandacht voor veiligheids-, seksueel gewelds- of huiselijk geweldsproblematiek in het gezin of huishouden.
Daarnaast is het goed om een beter beeld te krijgen van de hulpvraag van slachtoffers van huiselijk geweld waaronder seksueel geweld, seksuele uitbuiting en eergerelateerd geweld en waar de behoefte aan ondersteuning ligt. Als eerste stap wil het Ministerie van VWS dit in samenwerking met de VNG meer helder krijgen om op langere termijn meer structuur en afstemming te organiseren in de hulpverlening van de slachtoffers van huiselijk geweld of kindermishandeling. Hier komen we in de volgende voortgangsrapportage op terug.
Met bovenstaande activiteiten wordt invulling gegeven aan de moties van Kamerleden Van den Hul en Wörsdörfer10.
Naar aanleiding van de toezegging aanvullende manieren te zoeken waarmee meer bekendheid gegeven kan worden aan hulpfuncties, start deze zomer een online campagne. Met deze online campagne worden zowel omstanders als slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling geïnformeerd over de beschikbare hulp en worden zij gemotiveerd hier daadwerkelijk gebruik van te maken. De onlinecampagne verwijst naar een website waar een duidelijk overzicht wordt gegeven van organisaties die ondersteuning bieden.
In het AO van 18 februari jl. heeft uw Kamer gevraagd te onderzoeken onder welke voorwaarden opvang mogelijk is tijdens vakanties voor kinderen die thuis onveilig zijn. Deze vraag is gesteld in de tijd dat de samenleving op slot zat en kinderen hierdoor meer risico liepen in kwetsbare (gezins)situatie te komen. Desalniettemin willen we de vraag beantwoorden, omdat deze relevant blijft voor kinderen die in een kwetsbare gezinspositie kunnen komen wanneer zij tijdens schoolvakanties niet naar school gaan en langere tijd thuisblijven. Idealiter is hierbij sprake van een gezamenlijke inzet van gemeenten en andere bij het kind betrokken partijen, zoals scholen en het sociaal netwerk van gezinnen om hierin te voorzien. Dit is maatwerk en vraagt om een individuele beoordeling per kind. Als er zorgen zijn over een kind zal een jeugdcoach of -consulent vanuit een gemeente normaliter breed (helpen) onderzoeken welke mogelijkheden er zijn. Dit kunnen ook afspraken zijn binnen het eigen netwerk die een gezin kunnen ontlasten (opvang bij familie, vaste afspraak bij vriendjes van het kind). Scholen zijn tijdens de schoolvakantie in beginsel dicht maar mogen wel open zijn om leerlingen op te vangen. De school (het bevoegd gezag of de leraren die er werken) is dan niet verantwoordelijk voor de opvang, maar stelt alleen (al dan niet tegen een financiële vergoeding) ruimte beschikbaar. Gemeenten kunnen in dit proces een bemiddelende rol spelen. Verder heeft Minister Slob recent in een brief over het Nationaal Programma Onderwijs scholen opgeroepen aan leerlingen die extra onderwijs en begeleiding nodig hebben, ook een aanbod te doen in de zomervakantie.
Nu de BSO gewoon weer open is, is opvang uiteraard mogelijk voor kinderen met een contract met de BSO. Daarnaast kan de gemeente in uitzonderingsituaties voor kwetsbare kinderen extra opvang als een maatwerkvoorziening inkopen. Hiervoor kan de gemeente gebruik maken van sociaal medische indicatie (SMI) of van financiering via de Jeugdwet (preventieve inzet om te voorkomen dat beroep op gespecialiseerde zorg moet worden gedaan).
Veel gemeenten bieden daarnaast tijdens schoolvakanties activiteiten voor kinderen via welzijnsvoorzieningen. Door het jeugdpakket voor het welbevinden van de Jeugd en het steunpakket Welzijn jeugd biedt het Rijk hiervoor extra financiële ondersteuning aan gemeenten. Denk bijvoorbeeld aan summercamps, scouting(kampen), kinderwerk en jeugd/jongerenwerk. Deze activiteiten zijn bedoeld voor kwetsbare kinderen wier ouders onvoldoende financiële middelen hebben om op vakantie te gaan of zelf activiteiten te financieren.
Tijdens het AO van 18 februari jl. is aandacht gevraagd voor het sociaal isolement van kinderen. Door het wegvallen van fysiek contact, (bij)banen, lessen, stages en sport als gevolg van de corona-maatregelen, ervaren jongeren meer dan mensen uit andere leeftijdsgroepen angst, somberheid, eenzaamheid en stress. Het genoemde steunpakket Welzijn jeugd is hiervoor in het leven geroepen en richt zich op laagdrempelige mentale ondersteuning, ruimte bieden voor sociale activiteiten en aanvullend beleid voor specifieke groepen. Naast de middelen die gemeenten hebben gekregen om direct met activiteiten en de ondersteuning van jongeren aan de slag te gaan, worden circa 40 landelijke initiatieven ondersteund, zoals de Summergames 2021. Zoals de Staatssecretaris heeft toegezegd is over de invulling nauw contact geweest met de VNG, beroepsorganisaties, zorg- en hulpverlening en jongerenorganisaties. Om tot de best mogelijke invulling te komen, is het steunpakket vanaf de start vormgegeven met de input van jongeren. Zoals verzocht in de motie van Kamerlid Westerveld is gesproken met een brede vertegenwoordiging van jongeren. Zo zijn jongeren van verschillende levensfases betrokken (scholieren, studenten en werkende jongeren) alsmede jongeren met diverse achtergronden en ervaringen (onveilige gezinssituatie, chronische beperking, jeugdhulp en eenzaamheid). Een aantal jongerenorganisaties (waaronder een groep met een beperking) heeft zelf voorstellen ingediend. Op alle conceptvoorstellen is feedback verzameld bij een diverse groep jongeren (alsmede experts en gemeenten). De Nationale Jeugdraad heeft VWS uiteindelijk een advies gegeven dat VWS zwaar heeft laten meewegen bij de invulling van het steunpakket.
Tijdens het VAO van 25 februari jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 59, item 18) zijn vier moties aangenomen die de regering verzoeken onderzoek uit te voeren. Deze onderzoeken bevinden zich allen in de voorbereidende fase. In de volgende voortgangsrapportage, die u eind 2021 ontvangt, wordt u geïnformeerd over de inhoud en de voortgang van deze onderzoeken. Het streven is op dat moment tevens verschillende onderzoeksresultaten met u te kunnen delen. Het gaat hierbij om onderzoeken die voortkomen uit de volgende moties:
− Motie van de leden Van den Hul en Bergkamp over onderzoeken in het kader van bi+ en geweld achter de voordeur;11
− motie van de leden Bergkamp en Van Beukering-Huijbregts over onderzoek naar hoe hulpverlening bij geweld achter de voordeur meer digitaal kan worden ingericht;12
− motie van de leden Wörsdörfer en Bergkamp over onderzoeken of gender een rol heeft gespeeld bij geweld tegen vrouwen;13
− motie van de leden Bergkamp, Ozütok en Van den Hul over onderzoek naar strafbaarstelling van psychisch geweld.14
Conform de toezegging die de Staatssecretaris van VWS heeft gedaan tijdens het AO op 18 februari jl., is hij in gesprek met het CBS over de vraag of en zo ja hoe zowel de etnische als de genderspecifieke achtergrond in beeld kan worden gebracht, specifiek in het geval van moord. Bij de volgende voortgangsrapportage informeren wij u hier nader over.
Op 2 februari jl. heb ik u het rapport Gendersensitiviteit in de Nederlandse aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld15 aangeboden. In de begeleidende brief heb ik aangegeven dat het vervolg op het rapport zorgvuldige bespreking vraagt met alle betrokken organisaties en dat ik de eerste stappen zet om daartoe een goed proces in gang te zetten. Ik ben daarover nu in gesprek met de andere betrokken ministeries. In de volgende voortgangsrapportage wordt uw Kamer daarover nader geïnformeerd.
Tijdens het AO van 18 februari jl. heeft het lid Van den Hul aandacht gevraagd voor het belang van coördinatie en het rapporteren over het brede terrein van kindermishandeling en huiselijk geweld om in beeld te brengen waar knelpunten zitten. We delen de opvatting dat het nodig is om inzicht te hebben in hoe de onderdelen van de aanpak uitwerken en daarom is toegezegd een overzicht te sturen van coördinatie-instrumenten kindermishandeling en huiselijk geweld en hoe eventuele leemtes kunnen worden opgevuld.
Daarom is de laatste drie jaar gewerkt aan de Impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling die het CBS jaarlijks uitbrengt. Deze impactmonitor bevat relevante indicatoren die inzicht geven in de aanpak. De gegevens die beschikbaar zijn worden in de monitor opgenomen. Zoals het lid V.d. Hul in het debat aangaf zijn nog niet alle relevante data beschikbaar. We werken daarom aan uitbreiding van deze monitor op advies van de onderzoekscommissie en het bijgevoegde eindadvies. Zo start tevens een verkenning n.a.v. de aangehouden motie van het lid Wörsdörfer om na te gaan of gender als aanleiding van geweld kan worden verwerkt in de impactmonitor.
Het in beeld brengen van alle coördinatie-instrumenten in relatie tot de mogelijkheden van uitbreiding van de impactmonitor en het in beeld brengen van mogelijke leemtes is nog niet afgerond. Wij zullen u daarover in de volgende Voortgangsrapportage informeren.
In antwoord op de vragen van de Kamerleden Wörsdörfer en Van Wijngaarden over het pleidooi #TotHier van Rutgers in februari 2021 (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1481), heeft de Staatssecretaris van VWS toegezegd dat Rutgers separaat een schriftelijke reactie zou ontvangen op haar pleidooi en dat daarover een gesprek op ambtelijk niveau zou volgen.
Op 18 maart jl. vond een gesprek plaats tussen de Ministeries van VWS, OCW en JenV en Rutgers. Hierin is gesproken over het pleidooi om seksueel geweld te voorkomen en hoe het huidige kabinet inzet op de aanpak van seksueel geweld en het voorkomen hiervan. Verkend is op welke thema’s de huidige interdepartementale aanpak seksueel geweld versterkt zou kunnen worden. Afgesproken is dat een nader gesprek volgt wanneer nieuwe bewindspersonen zijn aangetreden.
De Minister voor Rechtsbescherming heeft uw Kamer in augustus vorig jaar geïnformeerd over het zorgelijke beeld dat naar voren kwam uit het onderzoek naar aangiftebereidheid en seksueel misbruik binnen de gemeenschap van Jehova’s Getuigen.16 Hij heeft naar aanleiding daarvan onder andere aangekondigd een meldplicht voor bestuurders van particuliere organisaties bij signalen van seksueel kindermisbruik te willen introduceren. Over de gesprekken die de Minister met de betrokken ketenpartners en relevante particuliere organisaties daarover zou voeren, heeft hij toegezegd uw Kamer te informeren.17
Deze gesprekken gingen onder andere over de vraag hoe de meldplicht zich verhoudt tot reeds bestaande normen voor het tegengaan van seksueel misbruik. De Minister voor Rechtsbescherming gaat een meldplicht voor bestuurders verkennen, toegespitst op seksueel kindermisbruik door beroepskrachten of vrijwilligers binnen hun particuliere organisaties. Hiermee wordt ondervangen dat de meldplicht op gespannen voet zou komen te staan met de wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (die zich onder andere richt op seksueel misbruik in de thuissituatie). Met het werken met een meldplicht voor bestuurders enerzijds en de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling anderzijds zijn reeds goede ervaringen opgedaan in het onderwijs. Daarnaast worden de uitkomsten van het onderzoek van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen naar het opvolgen van de aanbevelingen van onder andere de commissies De Vries en Deetman betrokken bij de vormgeving van deze meldplicht voor bestuurders. Die uitkomsten verwachten wij dit najaar, waarna uw Kamer nader bericht ontvangt over de voortgang.
In het debat over de initiatiefnota «in Nederland beslis je over je eigen leven» van het lid Becker (Kamerstuk 35 341, nr. 2) hebben verschillende leden vragen gesteld over de strafrechtelijke aanpak van eergerelateerd geweld (Kamerstuk 35 341, nr. 13). Dit ging zowel om de hoogte van de straf als de strafrechtelijke vervolging van de andere betrokkenen bij dit delict. Naar aanleiding van de motie van Van Wijngaarden en Peters is onderzocht of eergerelateerd geweld zwaarder gestraft kan worden, waarbij ook nadrukkelijk is gekeken naar de rol van de andere betrokkenen.18
Allereerst is de registratie van het Openbaar Ministerie (OM) en de Raad voor de Rechtspraak (RvdR) geanalyseerd. Uit de registratie blijkt dat in bijna twee derde van de eergerelateerd geweldzaken meerdere feiten ten laste worden gelegd. In deze zaken kunnen ook feiten zitten die niet geclassificeerd zijn als eergerelateerd geweld. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen zaken waar de straf is opgelegd voor een feit dat is geclassificeerd als eergerelateerd geweld, een ander feit of een combinatie van beide. De strafoplegging is echter altijd voor alle bewezenverklaarde feiten samen. Uit een korte analyse van de overige zaken blijkt dat de classificatie ook niet eenduidig wordt toegepast. Hierdoor kan uit de registratie niet worden afgeleid hoe zwaar eergerelateerd geweld nu wordt gestraft.
Daarom is aan het OM gevraagd hoe officieren van justitie in eergerelateerd geweldzaken tot een straf(eis) komen. De richtlijn voor strafvordering huiselijk geweld dient hiervoor als basis.19 Uitgangspunt van deze richtlijn is dat in zaken wordt gedagvaard. Voor het bepalen van de strafeis heeft eergerelateerd geweld als belangrijk kenmerk dat meerdere personen betrokken zijn bij het geweld.
Voordat het delict wordt gepleegd hebben deze personen doorgaans contact en maken zij in meer of mindere mate een plan. Deze voorbereiding wijst erop dat het delict is gepleegd met voorbedachten rade. Dit is een strafverzwarende omstandigheid die indien dit kan worden bewezen, leidt tot een zwaardere strafeis. Vervolgens is het aan de rechter om de straf te bepalen.
Over de strafrechtelijke aanpak van andere betrokken hebben prof. dr. J.H.L.J. Janssen en prof. dr. mr. J.M. ten Voorde in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid een artikel geschreven. In dit artikel laten zij aan de hand van een casus zien hoe de deelnemingsvormen een grondslag bieden voor het vervolgen van betrokkenen. Hieraan wordt ook al in de Aanwijzing huiselijk geweld en kindermishandeling aandacht besteed.20 Dit artikel geeft goed weer hoe dit in de praktijk kan worden toegepast. Het artikel wordt binnen het OM onder de aandacht gebracht. Het verschijnt binnenkort in het tijdschrift PROCES en is alvast als bijlage bij deze brief toegevoegd21. Met het bovenstaande is invulling gegeven aan de motie van Van Wijngaarden en Peters.
Er zit een groot gat tussen het aantal meldingen over (vermoedens van) VGV bij Veilig Thuis en de geschatte omvang van VGV in Nederland op basis van het door Pharos uitgevoerde prevalentieonderzoek.22 Naar aanleiding van een motie van de leden Peters en Agema is in de actieagenda schadelijke praktijken de toezegging gedaan om te onderzoeken hoe het kan dat het aantal meldingen achterblijft en hoe dit kan worden veranderd.23 Hiervoor heeft Andersson Elffers Felix (AEF) een onderzoek uitgevoerd naar in hoeverre (dreigende of gerealiseerde) VGV op dit moment wordt gesignaleerd door professionals, met als doel om de totale groep van (potentiële) slachtoffers beter door professionals in beeld te brengen. Dit zicht is zowel van belang voor voorlichting, hulpverlening als repressie.
Hierbij bieden wij uw Kamer het eindrapport aan24, en lichten wij een aantal bevin-dingen en aanbevelingen toe. Het rapport stipt een aantal belangrijke punten aan waar het gaat over het herkennen van signalen van (dreigende) VGV door professionals en het handelen op deze signalen. Zo benadrukt het rapport dat het karakter van VGV als vorm van geweld éénmalig is met zeer ernstige gevolgen, wat – in het eenmalige karakter – verschilt van andere vormen van huiselijk geweld. In de periode voordat de besnijdenis plaatsvindt is de dreiging acuut, maar zijn de signalen moeilijk zichtbaar. Ook verschilt het niveau van kennis per beroepsgroep, maar ook per professional.
Alle respondenten zien een noodzaak tot handelen bij acuut dreigende VGV. In deze gevallen wordt geprobeerd om met alle relevante instanties zoals de GGD, Veilig Thuis en de politie een besnijdenis te voorkomen. In de gevallen waar de dreiging niet acuut is, zijn professionals terughoudend in het signaleren en betrekken van Veilig Thuis. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een vrouw is besneden en er een mogelijk risico is voor haar dochter. Daarnaast ervaren professionals handelingsverlegenheid in het voeren van een gesprek over dit gevoelige onderwerp, waarbij zowel taal- als cultuurverschillen een drempel vormen.
Een van de aanbevelingen is dan ook het investeren in de kennis en handelingsbekwaamheid van professionals, waaronder het breder inzetten van een «pop-up» of «taaktrigger» systeem. Als onderdeel van de actieagenda hebben we hiertoe een aantal eerste stappen gezet. We hebben een subsidie verstrekt aan Pharos om een bijdrage te leveren aan een aantal maatregelen van de actieagenda die als doel hebben het bewustzijn van professionals te vergroten. Pharos ontwikkelt samen met kennispartners en de relevante beroepsgroepen e-learnings voor het herkennen van signalen van schadelijke praktijken, waaronder VGV. Daarnaast kijkt Pharos samen met beroepsgroepen hoe het «pop-up» systeem verbreed kan worden, die nu al in de jeugdgezondheidszorg wordt gebruikt.
Daarnaast doet AEF de aanbeveling om ervaringsdeskundigen en sleutelpersonen te benutten, aangezien zij een brugfunctie vormen tussen de gemeenschappen waar VGV voorkomt en professionals. Als onderdeel van de actieagenda zetten we in op de landelijke financiering van sleutelpersonen.
De appreciatie van de overige aanbevelingen zullen we overlaten aan het volgende kabinet. De toezegging om de vraag over achterblijvende meldingen van VGV te onderzoeken is hiermee afgedaan.
Tijdens het debat over de aanpak van bedreiging en stalking op 30 januari 2021 jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 48, item 8) hebben de leden Buitenweg en Kuiken een motie ingediend die de regering verzoekt het Aware-systeem beschikbaar te stellen aan alle slachtoffers van bedreiging en stalking met de hoogste risicotaxatie.25 Aware staat voor Abused Women’s Active Response Emergency, en is een persoonlijk alarmsysteem voor mensen die te maken hebben met ernstige belaging of bedreiging in de relationele sfeer.
Uit een rondvraag onder centrumgemeenten bleek dat er in de praktijk onderlinge verschillen bestaan tussen de manier waarop Aware wordt ingezet voor slachtoffers. Regioplan heeft daarom in opdracht van VWS onderzoek gedaan naar de beschikbaarheid, inzet en het gebruik van en de ervaringen met Aware. Met deze brief bieden wij het eindrapport aan26. We zullen de conclusies van het rapport komende maanden bespreken met de VNG, gemeenten en de betrokken ketenpartners, waaronder de vrouwenopvang organisaties, Veilig Thuis en de politie, en bezien hoe de inzet geoptimaliseerd kan worden zodat alle slachtoffers in de hoogste risicotaxatie de nodige bescherming en ondersteuning krijgen. We zullen bij de volgende voortgangsrapportage de resultaten van deze gesprekken toelichten.
Slot
De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling blijft de gezamenlijke aandacht en inzet vragen van de overheid. Het huidige kabinet heeft samen met de VNG met dit programma een forse impuls willen geven aan het aanpakken van deze ernstige problematiek en om bij te dragen aan het daadwerkelijk realiseren van duurzame veiligheid in gezinnen. Veiligheid in gezinnen en huishoudens is een voorwaarde om weer andere dingen te kunnen ondernemen. We zien dat veel is bereikt en tegelijkertijd zien we nog grote uitdagingen voor het nieuwe kabinet, want het is een kwestie van lange adem.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
«Verwey-Jonker Instituut licht de werkende elementen toe vanuit het onderzoeksrapport: Kwestie van lange adem: kan partnergeweld en kindermishandeling echt stoppen?» Artikel Kwestie van lange adem | Publicatie | Huiselijk Geweld
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28345-252.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.