27 428 Beleidsnota Biotechnologie

Nr. 290 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2014

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van de uitvoering van een aantal aangenomen moties over de uitgebreide veredelingsvrijstelling1 welke werden ingediend tijdens het VAO Biotechnologie en kwekersrecht op 27 mei 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 86, item 2). Het betreft de volgende moties:

  • 1. Reactie op de motie Kamerstuk 27 428, nr. 283 van Geurts en Dik-Faber. In de motie werd de regering verzocht het scenario over en het onderzoek naar de uitgebreide kwekersvrijstelling zo spoedig mogelijk aan de Kamer te doen toekomen. Tevens werd de regering verzocht voor 1 oktober 2014 de Kamer te informeren over de voortgang bij het voor het voetlicht brengen van de uitgebreide kwekersvrijstelling bij haar Europese collega’s.

  • 2. Reactie op de motie Kamerstuk 27 428, nr. 273 van Van Gerven. In deze motie werd de regering verzocht aan te dringen op een spoedige rapportage over de biotechnologierichtlijn en in een vroeg stadium in Europa een volledige kwekersvrijstelling te bepleiten.

  • 3. Reactie op de motie Kamerstuk 27 428, nr. 280 van De Liefde en Jacobi. In deze motie werd de regering verzocht zich tot en met het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie hard te maken voor een gelijk speelveld, onder andere door het realiseren van een ruimere veredelingsvrijstelling en/of beperking van de octrooiering van planteigenschappen.

U ontvangt tevens mijn aangekondigde antwoord op de vraag van de VVD-fractie naar mijn inzet in de Europese Unie voor een uitgebreide veredelingsvrijstelling tijdens het recente SO inzake genetische diversiteit.2

Scenario’s en onderzoek effecten uitgebreide veredelingsvrijstelling

Bij het Algemeen Overleg over biotechnologie en kwekersrecht van 10 april 20143 heb ik aangegeven dat ik in internationaal verband pas een goed pleidooi kan houden voor een uitgebreide veredelingsvrijstelling indien aan dat begrip een meer concrete inhoud is gegeven, die recht doet aan belangen van kwekers en telers, maar ook aan belangen van octrooi houdende bedrijven in andere sectoren. Uit de analyse4 van Octrooicentrum NL is gebleken dat ook (van oorsprong) Nederlandse veredelingsbedrijven tot die octrooihouders behoren, zoals Rijk Zwaan, De Ruiter Seeds, Advanta Seeds, Enza Zaden, Nunhems BV (thans onderdeel van Bayer), Bejo Zaden en Royal van der Have. Het gaat daarbij zowel om voor- als tegenstanders van een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Alleen bij een goede balans tussen octrooirecht en kwekersrecht kan worden voorkomen dat de plantenveredelingssector, maar ook andere sectoren zoals de farmaceutische industrie, de biotechnologie industrie en bedrijven actief in de biobased economy onevenredige schade zullen ondervinden van invoering van een uitgebreide veredelingsvrijstelling.

Zoals ik in het AO Biotechnologie heb toegezegd, ben ik een onderzoek gestart naar een duidelijke afbakening van varianten van een uitgebreide veredelingsvrijstelling en de effecten van de invoering daarvan. In de motie van de leden Geurts en Dik-Faber5 werd de regering verzocht het scenario over, en het onderzoek naar de uitgebreide kwekersvrijstelling zo spoedig mogelijk aan de Kamer te doen toekomen. Hieronder licht ik de voor deze studie gekozen definities en varianten toe, evenals de onderzoeksvragen die in deze studie worden gehanteerd.

Definities en te onderzoeken varianten

Mede op basis van waardevolle en bruikbare inbreng van de circa 15 belangenorganisaties die bij dit onderwerp zijn betrokken zullen in het kader van het onderzoek naar de effecten van een uitgebreide veredelingsvrijstelling de volgende werkdefinities en uitgangspunten worden gehanteerd:

Een beperkte veredelingsvrijstelling is een vrijstelling in het octrooirecht die inhoudt dat een ieder zonder toestemming van de octrooihouder(s) gebruik mag maken van biologisch materiaal waarop octrooirecht rust, voor het kweken, of ontdekken en ontwikkelen van andere plantenrassen. Deze beperkte veredelingsvrijstelling heeft geen betrekking op de commerciële exploitatie van aldus verkregen plantenrassen.

Een uitgebreide veredelingsvrijstelling reikt verder dan de beperkte veredelingsvrijstelling en is denkbaar in een aantal varianten naar gelang deze meer of minder omvattend is (zie schema):

De meest uitgebreide veredelingsvrijstelling houdt in dat een ieder, zonder toestemming van de octrooihouder(s), na veredeling met octrooirechtelijk beschermd biologisch materiaal ontwikkelde plantenrassen ook mag gebruiken voor commerciële toepassing daarvan, ook als het betrokken biologische materiaal van deze plantenrassen nieuwe eigenschappen heeft verkregen en behouden die bepaald worden door de geoctrooieerde uitvinding(en).

Mogelijke denkbare varianten (beperkingen) op deze uitgebreide veredelingsvrijstelling zijn dan commercieel gebruik van biologisch materiaal van ontwikkelde plantenrassen:

  • a. bestemd voor voedsel, voeder of sierdoeleinden voor de teelt, oogst en in de handel brengen, zonder verdere bewerking of verwerking daarvan;

  • b. bestemd voor voedsel, voeder of sierdoeleinden voor de teelt, oogst en in de handel brengen, en voor de verdere bewerking of verwerking daarvan (uitbreiding van a).

  • c. bestemd voor voedsel, voeder of sierdoeleinden voor de teelt, oogst en in de handel brengen, en voor de verdere bewerking of verwerking daarvan, mits bestemd voor voedsel, voeder of sierdoeleinden (beperking van b).

  • d. andere denkbare varianten dan hiervoor genoemd sub a-c die uit het effectenonderzoek zouden kunnen voortvloeien.

Het bovenstaande betekent dat:

  • Als het octrooirechtelijk beschermde biologische materiaal wordt gebruikt voor veredeling, geen octrooilicentie nodig is (beperkte veredelingsvrijstelling);

  • Als het octrooirechtelijk beschermde biologische materiaal wordt gebruikt voor teelt (zonder veredeling) wel een octrooilicentie nodig is (geen veredeling, dus is de beperkte of de uitgebreide veredelingsvrijstelling niet van toepassing);

  • Als na veredeling met het octrooirechtelijk beschermd biologische materiaal ontwikkelde plantenrassen worden gebruikt voor commerciële doeleinden naar gelang voor de genoemde varianten een licentie nodig is van de octrooihouder(s) als het betrokken biologisch materiaal van deze plantenrassen nieuwe eigenschappen heeft verkregen en behouden die bepaald worden door octrooirechtelijk beschermde uitvinding(en).

Wat betreft biologisch materiaal versus technieken (beperkte en uitgebreide veredelingsvrijstelling): de beperkte en uitgebreide veredelingsvrijstelling hebben alleen betrekking op het gebruik van biologisch materiaal, niet op het gebruik van octrooirechtelijk beschermde technieken om dat biologische materiaal te verkrijgen. Daarvoor is een licentie van de octrooihouder nodig.

Schema: Varianten van een uitgebreide veredelingsvrijstelling.

Schema: Varianten van een uitgebreide veredelingsvrijstelling.

Onderzoeksvragen bij onderzoek naar effecten van uitgebreide veredelingsvrijstelling

Bij de studie wordt onderzocht wat de positieve en negatieve effecten zijn van invoering van een uitgebreide veredelingsvrijstelling, waarbij onderscheid zal worden gemaakt naar de hiervoor genoemde varianten van de uitgebreide veredelingsvrijstelling. De studie moet een helder zowel kwalitatief als kwantitatief beeld opleveren van de positieve en negatieve effecten qua aard en omvang en voor welke partijen (bedrijven, kennisinstellingen, de Staat) waarmee zo nodig rekening kan worden gehouden bij de verdere vormgeving en afbakening van een uitgebreide verdelingsvrijstelling. Daarbij zal onderscheid worden gemaakt in de effecten voor bedrijven die in Nederland, in Europa en mondiaal opereren.

Tevens wordt onderzocht wat de economische effecten van het niet invoeren van de uitgebreide veredelingsvrijstelling kunnen zijn, waarbij onderscheid zal worden gemaakt in drie varianten:

  • er is sprake van een beperkte veredelingsvrijstelling (variant 1, de huidige situatie);

  • er is sprake van een beperkte veredelingsvrijstelling in combinatie met een licentiegedragscode voor de groentezaadveredelingssector, deze is in ontwikkeling (variant 2);

  • er is sprake van een beperkte veredelingsvrijstelling in combinatie met een licentiegedragscode die verder reikt dan louter de groentezaadveredelingssector (variant 3).

Bij de te houden interviews in het kader van de effectenstudie zal tevens worden gevraagd welke mogelijke alternatieven en argumenten denkbaar zijn voor een uitgebreide veredelingsvrijstelling. Het rapport van het effectenonderzoek zal ik naar verwachting in de loop van 2015 aan uw Kamer kunnen zenden. Dan zal ook meer inzicht bestaan in de argumenten en zienswijzen van andere landen voor aanpassing van het octrooirecht.

Hiermee heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de uitvoering van de motie van de leden Geurts en Dik-Faber6 waarin de regering werd verzocht het scenario over en het onderzoek naar de uitgebreide kwekersvrijstelling zo spoedig mogelijk aan de Kamer te doen toekomen.

Europese spoor

Om een uitgebreide veredelingsvrijstelling mogelijk te maken, moet Richtlijn 98/44/EG worden gewijzigd evenals waarschijnlijk de TRIPS-overeenkomst. De meeste regeringen van EU-landen hebben nog geen formeel standpunt ingenomen over wensen tot wijziging van Richtlijn 98/44/EG. Naar verwachting zullen die standpunten pas in 2016 worden ingenomen, na verschijning van het aangekondigde (eind)rapport van de Europese Commissie over de huidige biotechnologierichtlijn.

Rapportage over de biotechnologierichtlijn

Mijn ambtsvoorgangers hebben al bij een aantal gelegenheden bij de Europese Commissie en de Raad gevraagd om aandacht voor de problematiek van samenloop van octrooirecht en kwekersrecht zoals vermeld in de nota naar aanleiding van het verslag over het wetsvoorstel met betrekking tot de beperkte veredelingsvrijstelling7. Naar aanleiding van de motie Koopmans8, waarin de regering werd opgeroepen op politiek niveau steun te werven voor een kritische evaluatie van de biotechnologierichtlijn, heeft Eurocommissaris Barnier desgevraagd laten weten dat het door het Europees parlement voorgestane instrument, te weten een verslag op basis van artikel 16 (c) van Richtlijn 98/44/EG het meest geëigend is om vraagstukken gerelateerd aan de octrooiering van plantenmateriaal nader te onderzoeken.

De Europese Commissie heeft eind 2012 het besluit9 genomen om een Expertgroep in te stellen die de Commissie zal bijstaan bij het opstellen van dit verslag. De leden ervan zijn in december 2013 benoemd met een looptijd van 2 jaar.

Naar verwachting zal het verslag van de Europese Commissie uitgebreider ingaan op plantgerelateerde onderwerpen zoals in de richtlijn gebruikte definities van biologisch materiaal en van wezenlijk biologische processen, octrooieerbaarheid van producten verkregen via wezenlijk biologische processen voor de voortbrenging van planten, bestaande vrijstellingen in octrooiwetgeving en dwanglicenties.

Volgens recente mededelingen aan de Expertgroep is de Europese Commissie voornemens om twee verslagen uit te brengen, namelijk:

  • ultimo 2014 een kort en feitelijk verslag met een overzicht van de wetenschappelijke en juridische ontwikkelingen sinds het vorige verslag uit 2005 en

  • ultimo 2015 een uitgebreider rapport dat rekening zal houden met de analyses en standpunten van leden van de Expertgroep.

Ik ben voornemens om mij per brief te richten tot de Europese Commissie in de nieuwe samenstelling, zo spoedig mogelijk na benoeming van de leden ervan, teneinde de Nederlandse inzet nogmaals te benadrukken. Hiermee geef ik uitvoering aan (het eerste deel van) de motie van uw lid Van Gerven waarin de regering werd verzocht om aan te dringen op een spoedige rapportage over de biotechnologierichtlijn.

Nederlandse inzet

Ik acht het onwenselijk dat in landen van de Europese Unie tussenstaatse verschillen blijven bestaan of gaan ontstaan in het octrooirecht voor biotechnologische uitvindingen, in het bijzonder met betrekking tot plantenveredeling.

Een eerste aanzet tot harmonisatie op dit terrein wordt gevormd door de inwerkingtreding van het Unitair octrooipakket.

De Overeenkomst inzake een eengemaakt octrooigerecht en de in artikel 27 daarvan opgenomen beperkte veredelingsvrijstelling kunnen voor de daarbij betrokken landen aanleiding vormen om hun nationale octrooiwetgeving daarop aan te passen, om te voorkomen dat de octrooibescherming door een unitair octrooi (met unitaire werking) gaat verschillen van een nationaal verleend octrooi (met nationale werking). Zo is in het Verenigd Koninkrijk in een consultatiedocument over secundaire wetgeving vanwege de komst van het unitair octrooi al voorgesteld om een beperkte veredelingsvrijstelling in de Engelse octrooiwetgeving op te nemen. Ik verwacht dat meer landen deze keuze zullen maken.

Richtlijn 98/44/EG bevat geen expliciete bepaling over een beperkte veredelingsvrijstelling. De inwerkingtreding van het Unitair octrooipakket zal aanleiding kunnen geven deze richtlijn daarmee in overeenstemming te brengen, met als gevolg dat een beperkte veredelingsvrijstelling de facto ook zal worden opgenomen in het nationale octrooirecht van alle EU-landen. Daarmee wordt tevens een gelijk speelveld in de EU bevorderd.

In de komende anderhalf jaar zal een aantal belangrijke ontwikkelingen plaats vinden die relevant kunnen zijn voor eventuele aanpassingen van Richtlijn 98/44/EG te weten:

  • De uitkomst van de Nederlandse studie naar effecten van een uitgebreide veredelingsvrijstelling;

  • Aantreden van een nieuwe Europese Commissie;

  • Verslagen van de Europese Commissie aan het Europees parlement en de Raad over de ontwikkeling en de implicaties van octrooirecht op het gebied van de bio en gentechnologie;

  • Te verwachten jurisprudentie van het Europees Octrooibureau10 op het gebied van octrooieerbaarheid van uitvindingen met betrekking tot plantenveredeling;

  • Mogelijk nieuwe standpunten van belangrijke niet – gouvernementele organisaties.

De herziening van Richtlijn 98/44/EG zal naar verwachting aandacht besteden aan de beperkte veredelingsvrijstelling, de niet-octrooieerbaarheid van (uitvindingen met betrekking tot) resultaten van werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten, een uitgebreide veredelingsvrijstelling en/of beperking van octrooieerbaarheid van bepaalde plantgerelateerde uitvindingen.

De al bestaande Nederlandse contacten op ambtelijk niveau zullen worden geïntensiveerd om niet alleen een beter beeld te krijgen van de aard van de motieven, argumenten en voorkeuren die in andere lidstaten (met name Duitsland en Frankrijk bestaan), maar ook om met deze landen de discussie aan te gaan over de gewenste aanpassingen van Richtlijn 98/44/EG.

Zoals ik reeds aangaf in het Algemeen Overleg van 10 april 2014 gaat de discussie daarbij wat mij betreft niet alleen over beperking van de beschermingsomvang (uitgebreide kwekersvrijstelling) maar ook over beperking van octrooieerbaarheid, nu in landen als Frankrijk en Duitsland de gedachten juist vooral naar de laatstgenoemde optie uit lijken te gaan.

Bij het genoemde Algemeen Overleg heb ik ook aangegeven dat ik voornoemde effectenstudie wil gebruiken als showcase in gesprekken met andere bewindslieden in Europa. Ik hoop daarmee de steun voor deze aanpak te kunnen vergroten met het oog op door te voeren aanpassingen van Richtlijn 98/44/EG en zo nodig de TRIPS-Overeenkomst teneinde een uitgebreide veredelingsvrijstelling te kunnen realiseren. Ik zal hier uitvoering aan geven als de resultaten van de effectenstudie beschikbaar zijn. Dat betekent overigens niet dat het aangaan van de discussie daarop zou moeten wachten.

Ik geef hiermee uitvoering aan de motie Van Gerven, die verzoekt om in Europa in een vroeg stadium te pleiten voor een volledige veredelingsvrijstelling. Verder geef ik hiermee uitvoering aan de motie De Liefde en Jacobi, waarin de regering wordt verzocht zich tot en met het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie hard te maken voor een gelijk speelveld, onder andere door het realiseren van een ruimere veredelingsvrijstelling en/of beperking van de octrooiering van planteigenschappen. Gelet op de hiervoor vermelde door de Europese Commissie gemaakte planning van de gedachtevorming over o.a. de octrooieerbaarheid van plantgerelateerde uitvindingen, zal mijn inzet naar verwachting wel langer nodig zijn dan tot en met het Nederlandse EU-voorzitterschap.

Verder geef ik hiermee uitvoering aan (het tweede deel van) de motie van de leden Geurts en Dik-Faber om de Kamer voor 1 oktober 2014 te informeren over de voortgang bij het voor het voetlicht brengen van de uitgebreide kwekersvrijstelling bij haar Europese collega’s.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

In deze brief wordt zo veel mogelijk de wettelijke terminologie gevolgd: kwekersvrijstelling onder het kwekersrecht, veredelingsvrijstelling onder het octrooirecht.

X Noot
2

Kamerstuk 26 407, nr. 94, pag. 7. Verslag vastgesteld 1 juli 2014.

X Noot
3

Kamerstuk 27 428, nr. 281.

X Noot
4

Kamerstuk 27 428, nr. 231, bijlage.

X Noot
5

Kamerstuk 27 428, nr. 283, ter vervanging van motie nr. 279.

X Noot
6

Kamerstuk 27 428, nr. 283, ter vervanging van motie met Kamerstuk 27 428,nr. 279.

X Noot
7

Kamerstuk 33 365 (R 1987), nr. 7, blz. 33.

X Noot
8

Kamerstuk 32 627, nr. 5.

X Noot
9

Besluit van 7 december 2012 (C(2012) 7686 final).

X Noot
10

In de zaken: T-1242/06 Tomaten II / Staat Israel en T 0083/05 Plant Bioscience Limited / Syngenta Participations AG, Group Limagrain Holding m.b.t. Broccoli.

Naar boven