Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2015
In de reactie op uw verzoek om informatie, naar aanleiding van de berichtgeving in
de NRC next van 28 september jl., bericht ik u hierover het volgende.
Per 1 januari 2013 zijn de aanpassingswetten voor de zbo’s van IenM naar aanleiding
van de gewijzigde Kaderwet zbo’s van kracht geworden. Het toezicht van IenM is mede
als gevolg hiervan sinds 2013 op een andere manier georganiseerd. Dit is ook in lijn
met het advies van de Algemene Rekenkamer. Recentelijk geldt dit model op basis van
de circulaire Governance van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
als rijksbrede norm.
De secretaris-generaal van mijn ministerie heeft op 2 oktober 2.014 jaar een begeleidingscommissie
onder voorzitterschap van prof. dr. Wim Derksen gevraagd de gewijzigde vorm van het
toezicht van het departement op zijn zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) te onderzoeken1. In bijlage 1 vindt u de bevindingen van de externe begeleidingscommissie2. Deze evaluatie heb ik u reeds aangekondigd in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het
jaarverslag IenM van 2014 (Kamerstuk 34 200 XII, nr. 1).
Het betreft hier bevindingen op basis van 35 gesprekken die zijn gevoerd in het kader
van de interne evaluatie. Dit betreffen gesprekken met de organisaties CBR, RDW, LVNL,
ProRail, Kadaster, NIWO, VAMEX, IBKI en StAB en met hun raden van toezicht (voor zover
aanwezig) en met de betrokken collega’s binnen het departement. Het is dus logisch
dat dergelijke gesprekken aanbevelingen opleveren waarmee de kwaliteit van de samenwerking
mogelijk kan worden verbeterd. Het rapport van de begeleidingscommissie is op 28 april
2015 april aangeboden aan de secretaris-generaal.
Ik hecht eraan om onder uw aandacht te brengen dat de het vervolgproces nog niet is
afgerond. Op dit moment vinden er namelijk gesprekken plaats met de vier grote zbo’s
(CBR, Kadaster, LVNL en RDW) over de mogelijke verbeterpunten. Vervolgens zullen we
dit najaar besluiten over mogelijke kwaliteitsverbeteringen die in een ontwikkelplan
worden vastgelegd. Het hierboven beschreven proces wat we nu doorlopen maakt deel
uit van de reguliere interne bedrijfsvoering.
Het uiteindelijke doel van de evaluatie is te beoordelen of het toezichtsmodel van
IenM, waarbij de rollen van opdrachtgever en eigenaar/toezichthouder zijn gescheiden,
goed functioneert. Ik verwacht hierover aan het einde van dit jaar meer duidelijkheid
te hebben en het is vervolgens mijn voornemen uw Kamer informeren zoals gebruikelijk
in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag IenM van 2015.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus