24 587 Justitiële Inrichtingen

29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 725 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2018

1. Inleiding

In de visie op gevangenisstraffen «Recht doen, kansen bieden» heb ik aangekondigd uw Kamer vóór het zomerreces te informeren over de capaciteitsmaatregelen die ik moet treffen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)(Kamerstuk 29 279, nr. 439). Bij het vraagstuk rondom de behoefte aan capaciteit is een brede blik op de ontwikkelingen in de gehele strafrechtketen essentieel.

De afgelopen jaren laten een positieve ontwikkeling zien waar het gaat om de geregistreerde criminaliteit: de cijfers tonen een bestendige dalende trend, niet alleen in Nederland maar in de meeste landen in West-Europa. Die trend blijkt uit de cijfers van door de politie geregistreerde criminaliteit, maar ook uit enquêtes waarin burgers zelf melden van welke delicten ze het afgelopen jaar slachtoffer zijn geworden.1 De effecten hiervan zijn merkbaar in de fase van de tenuitvoerlegging, die het sluitstuk vormen van de keten. Het is een positieve ontwikkeling, maar geen reden om achterover te leunen, integendeel.

Het kabinet zet fors in op het verder terugdringen van criminaliteit en een veiliger Nederland. Zo investeert het kabinet € 291 mln. per jaar extra in de politie, onder andere voor agenten in de wijk, innovatie en recherche. De politie wordt structureel uitgebreid met meer agenten. Een stevig accent wordt gelegd op een toekomstgerichte versterking van de opsporing. Er wordt substantieel geïnvesteerd in het tegengaan van cybercrime en internationale samenwerking. Tevens wordt geïnvesteerd in ICT, toe- en uitrusting van de politie. Innovatie is onder andere noodzakelijk om sneller informatie te kunnen analyseren, ten behoeve van forensische technologie, het verbeteren van de opsporing, de aanpak van terreur en de internationale informatie-uitwisseling. Inzet is meer en een betere politie die sneller en effectiever inzetbaar is, geworteld is in de haarvaten van onze maatschappij, zichtbaar is op straat en die voor alle burgers makkelijk benaderbaar is.

Hier komt bij dat wordt gewerkt aan verbetering en versterking van de werking van de strafrechtsketen als geheel. Binnenkort worden de doelstellingen en prioriteiten van de strafrechtketen bekend gemaakt. Deze zullen zich onder meer richten op de digitalisering van werkprocessen, waarvoor op grond van het regeerakkoord middelen zijn opgenomen ter grootte van € 295 mln. verspreid over de jaren 2018 tot en met 2022, en de aanpak van doorlooptijden. Bovendien heeft het kabinet op grond van het regeerakkoord – naast de al genoemde investeringen in de politie – ook extra middelen beschikbaar gesteld om de capaciteit van de strafrechtsketen te versterken. De uitwerking van de plannen zal de komende tijd nader vorm krijgen.

Het kabinet investeert daarnaast in een versterkte aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit, in de vorm van extra structurele middelen voor capaciteitsversterking (€ 5 mln. in 2018 en € 10 mln. vanaf 2019) en een éénmalig ondermijningsfonds van € 100 mln. Alle bij deze aanpak betrokken partijen zijn bezig om concrete voorstellen uit te werken zodat de beschikbare middelen zodanig worden ingezet dat ze het meest effect sorteren. De Minister van Justitie en Veiligheid zal uw Kamer separaat informeren over de voortgang hiervan.

In mijn brief van 11 januari jongstleden heb ik toegelicht welke verbetermaatregelen zijn getroffen om strafrechtelijke sancties sneller en effectiever uit te voeren (Kamerstuk 29 279, nr. 403). Een belangrijk speerpunt is het terugdringen van de instroom en voorraad openstaande vrijheidsstraffen. Met de inrichting van het landelijk programma «Onvindbare Veroordeelden» is de actieve opsporing van veroordeelden die zich hebben onttrokken aan hun straf versterkt. De samenwerking met andere (overheids)partners en het toepassen van data-analyse moet het mogelijk maken vermoedelijke verblijfplaatsen van personen met openstaande straffen te achterhalen. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan de openstaande vrijheidsstraffen met een langere strafduur (meer dan 120 dagen). In lijn met de Wet Herziening Tenuitvoerlegging Strafrechtelijke Beslissingen (wet USB)(Kamerstuk 34 086) wordt meer regie gevoerd op de ketenprestaties. Hierdoor ontstaat beter zicht en grip op de tenuitvoerlegging, wat de prestaties in de keten verder moet verbeteren.

De ramingen en de leegstand bij DJI

Zoals ik ook in de visie op gevangenisstraffen heb beschreven (Kamerstuk 29 279, nr. 439), heeft DJI een belangrijke rol in het realiseren van de doelstellingen die het kabinet heeft bij de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties. Uitgangspunt in het kader van de vergelding is dat straffen en maatregelen daadwerkelijk en onverwijld worden uitgevoerd. Een voorwaarde daarbij is dat altijd voldoende en passende celcapaciteit voorhanden is.

De realiteit is dat het gevangeniswezen, de vreemdelingenbewaring en de justitiële jeugdinrichtingen, al geruime tijd te maken hebben met leegstand. De verwachting is dat deze leegstand, ondanks alle hiervoor genoemde verbetermaatregelen, in de komende jaren substantieel zal blijven. Zelfs indien alle hiervoor genoemde investeringen in «de voorkant» van de strafrechtsketen hun vruchten afwerpen, zal de beschikbare capaciteit fors hoger liggen dan de behoefte. Een algemene verhoging van de politiecapaciteit zal slechts beperkt effect hebben op het ophelderingspercentage. Daarnaast leert de ervaring dat een verhoging van het ophelderingspercentage niet evenredig leidt tot een toename van de behoefte aan celcapaciteit, omdat delicten ook worden afgedaan met andere sancties, zoals geldboetes en voorwaardelijke vrijheidsstraffen.

De meest recente ramingen op basis van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ-model) die uw Kamer op 28 mei jongstleden heeft ontvangen, bevestigen de structurele overcapaciteit bij DJI.2 Uit deze ramingen blijkt dat ook in de komende jaren sprake zal zijn van forse leegstand. In dit verband is het relevant te melden dat ik in mijn visie op gevangenisstraffen twee beleidsintensiveringen heb aangekondigd voor het gevangeniswezen (bij vreemdelingenbewaring is geen sprake van beleidswijzigingen), die bij doorgang van invloed zullen zijn op de benodigde celcapaciteit.3 Deze voorstellen zijn nog niet in de ramingen meegenomen. Zo stelt het kabinet voor de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) meer gedragsafhankelijk te maken en te beperken tot maximaal twee jaar. Dat betekent in de praktijk dat gedetineerden langer in detentie zullen verblijven. Ook het behouden van de detentiefasering heeft gevolgen voor de benodigde celcapaciteit en moet worden meegewogen bij de vraag hoe moet worden omgegaan met de overcapaciteit. De effecten zullen evenwel niet zodanig zijn dat de leegstand hiermee in zijn geheel wordt opgelost.

Gevolgen: onzekerheid en structurele financiering van overcapaciteit

Geen maatregelen treffen op dit punt is onverantwoordelijk. De leegstand heeft geleid tot onduidelijkheid en onrust bij medewerkers, vakbonden en gemeenten over respectievelijk het arbeidsperspectief van het personeel, de veiligheid in de inrichtingen en de werkgelegenheid in de regio’s. De onzekerheid die met de leegstand gepaard gaat heeft bovendien geresulteerd in een forse uitstroom van personeel, met operationele problemen, tekorten op de werkvloer en daardoor een onveilige situatie als gevolg. Daar komt bij dat de leegstand het departement jaarlijks onnodig geld kost. Dat door het financieren van leegstand deze middelen nu niet kunnen worden besteed aan ander (veiligheids)beleid, zoals verdere vermindering van de recidive, is onwenselijk en strookt niet met de ambitie van het kabinet om Nederland veiliger te maken.

Noodzakelijke capacitaire maatregelen en personele gevolgen

Gelet op al het voorgaande ben ik tot de conclusie gekomen dat het noodzakelijk is een deel van de structurele (over)capaciteit van DJI te sluiten. Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat DJI in staat is in te spelen op maatschappelijke veranderingen en te anticiperen op zowel een hogere als ook een lagere instroom van gedetineerden in de toekomst. In het hierna volgende zal ik toelichten waarom ik het verantwoord en noodzakelijk vind om binnen het gevangeniswezen en de vreemdelingenbewaring 1500 plaatsen te sluiten. Door nu deze beslissing te nemen zullen verdere sluitingen binnen het gevangeniswezen in deze kabinetsperiode niet aan de orde zijn. Dat creëert stabiliteit en de hoognodige duidelijkheid voor de organisatie.

Uitgangspunt is dat er geen gedwongen ontslagen vallen bij de rijksinstellingen. Het personeel blijft bij DJI aan het werk. Desondanks realiseer ik me dat de in deze brief aangekondigde maatregelen hard zullen aankomen bij het betrokken gevangenispersoneel. Bij individuele medewerkers zal ongetwijfeld ongerustheid bestaan over de toekomst van hun baan. Ik zal in deze brief daarom ook ingaan op de maatregelen die ik wil treffen voor het personeel. Daarnaast zal ik de stappen schetsen die worden genomen om een herbestemming te vinden voor de te sluiten rijkslocaties.

Ik wil tot slot benoemen dat ik vragen die leven bij uw Kamerleden en die ook de vakbonden en ondernemingsraden hebben geadresseerd in de petitie «Hoe komt het dat al die cellen leeg staan?» serieus neem. Ik vertrouw erop dat ik met deze brief antwoord geef op die vragen en daarmee, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, ook de toezegging die tijdens het Verslag Algemeen Overleg (VAO) Strafrechtelijke Onderwerpen van 6 maart jl. is gedaan om te reageren op voornoemde petitie, gestand doe (Handelingen II 2017/18, nr. 57, item 31).

2. Gevangeniswezen en vreemdelingenbewaring

Het capaciteitsvraagstuk vergt een zorgvuldige afweging. Om tot een verantwoorde afbouw van de overcapaciteit te komen, moet niet alleen gekeken worden naar de behoefte aan capaciteit volgens de meest recente ramingen, maar ook rekening worden gehouden met de daarbij behorende onzekerheidsmarges. Bovendien moeten in de afweging de mogelijke effecten van beleidsintensiveringen aan «de voorkant» van de strafrechtsketen, de aangekondigde voorstellen rondom de v.i. en de detentiefasering en de in mijn visie op gevangenisstraffen genoemde voorwaarden voor een flexibel en veilig gevangeniswezen worden meegenomen. Op welke wijze ik rekening heb gehouden met al deze zaken zal ik hierna toelichten.

De meest recente ramingen en betrouwbaarheid PMJ model

De grafiek4 toont de beschikbare capaciteit (groene lijn) versus de toekomstige behoefte aan capaciteit bij het gevangeniswezen en de vreemdelingenbewaring volgens de meest recente capaciteitsbehoefteramingen (rode lijn). Uit de grafiek kan ook de extra behoefte aan capaciteit in verband met de aangekondigde voorstellen rondom de v.i. en de detentiefasering worden afgelezen, hetgeen resulteert in een bijgestelde raming (blauwe lijn).

Aan de basis van de capaciteitsbehoefteramingen ligt het prognosemodel justitiële ketens (PMJ-model). Uw Kamer is bij brief van 14 juni 2016 geïnformeerd over de uitkomsten van een second opinion op het PMJ-model.5 In deze brief is over de betrouwbaarheid van het instrument geconcludeerd dat het econometrisch gedegen is en de cijfermatige invulling voldoet aan de gangbare kwaliteitsstandaarden. Andere methoden presteren voor periodes tot en met drie jaar vooruit hetzelfde of minder goed. Dit neemt niet weg dat aan elk prognosemodel inherent is dat de onzekerheid van de voorspelling toeneemt naarmate de voorspellingshorizon verder in de toekomst ligt. Dit geldt in het bijzonder voor de behoefteramingen voor DJI, omdat de tenuitvoerlegging van sancties zich aan het einde van de strafrechtsketen bevindt en DJI dus afhankelijk is van het handelen van de verschillende actoren in en rondom de strafrechtketen. Om die reden is het van belang dat de ramingen jaarlijks worden geactualiseerd en dat DJI altijd een flexibele voorraad aanhoudt.

Vereiste van flexibiliteit – een duurzaam flexibel scenario

Om snel te kunnen inspelen op een onvoorziene toename van het aantal gedetineerden dient altijd meer capaciteit beschikbaar te zijn dan op dat moment feitelijk nodig is en volgens de PMJ-ramingen nodig zou zijn. Om te bepalen hoeveel van die extra capaciteit nodig is, heeft DJI eerder al gekeken naar de ontwikkeling van de capaciteitsbehoefte over een groot aantal jaren. Dit was in het kader van de verkenning «Capaciteit in balans».6 Deze flexibele capaciteit bestaat voor een deel uit tweede bedden in meerpersoonscellen. Deze cellen zijn dan in gebruik door één gedetineerde maar kunnen zo nodig snel dubbel worden bezet. De gevangenis is immers al in gebruik. Dat heeft als extra voordeel dat de kosten beperkt blijven. En in de situatie dat de gedetineerdenbezetting juist weer afneemt, kunnen de cellen weer enkelvoudig worden ingezet, waardoor ook dan geen ingrijpende maatregelen nodig zijn. Door de flexibiliteit in de capaciteit in te brengen kan ook adequaat worden ingespeeld op maatschappelijke ontwikkelingen

Het eindplaatje

De divisie gevangeniswezen/vreemdelingenbewaring beschikt over een intramurale capaciteit van in totaal 13.622 plaatsen. De behoefte aan intramurale capaciteit op basis van de meest recente ramingen en het geraamde effect van wijzigingen in de v.i. en de detentiefasering in 2023 bedraagt 9.810 plaatsen.7

Als ik deze ramingen zou volgen, zou dit betekenen dat er 3.812 plaatsen moeten worden gesloten. Zoals gezegd ga ik echter uit van een zogenaamd flexibel scenario dat meer celcapaciteit biedt dan volgens de PMJ-ramingen nodig zou zijn. Met het voornemen om 1.500 plaatsen te sluiten, resteert een «flexibele buffer» van 2.100 plaatsen voor reguliere capaciteit.8 Dit leidt tot het volgende «eindplaatje»9.

Op basis van bezettingsgegevens uit de afgelopen jaren is berekend dat er in 2023 (of: in de komende jaren) in totaal 7.575 plaatsen in Huizen van Bewaring-, gevangenissen, Extra Zorg Voorzieningen (EVZ), Inrichtingen voor Stelselmatige Daders (ISD) en de Beperkt Beveiligde Inrichtingen (BBI’s) nodig zijn. Deze capaciteit wordt regionaal verdeeld, zodat het aantal in te zetten plaatsen per regio overeenkomt met de geraamde behoefte aldaar.

De geraamde behoefte aan de zogenoemde «specials» is eveneens gebaseerd op realisatiecijfers. Voor sommige specials, zoals de terroristenafdelingen (TA’s), de extra beveiligde inrichting (EBI), de EVZ, de ISD en cellen voor drugskoeriers, is de huidige capaciteit aangehouden, hoewel de (tot nu toe) gerealiseerde bezetting lager ligt. Dit verklaart de noodzakelijke buffer voor specials. Bij de buffer voor specials zijn ook de plaatsen meegeteld die DJI verhuurt aan derden, zoals de internationale tribunalen en de Koninklijke Marechaussee.10 Conform de PMJ-ramingen zijn verder 610 plaatsen opgenomen voor bestuursrechtelijke vreemdelingen.11

Veilig meerpersoonscelgebruik

In de afweging ten behoeve van het te sluiten aantal plaatsen is rekening gehouden met het verantwoord kunnen inzetten van meerpersoonscellen (MPC). Een dergelijke cel is niet voor iedereen geschikt. Bij de speciale regimes (zoals bijvoorbeeld in de penitentiair psychiatrische centra, de TA’s, de afdelingen voor beheers problematische gedetineerden (BPG), het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg en de Extra Beveiligde Inrichting) zal net als nu het geval is sprake zijn van gebruik door één persoon. Daarnaast blijft voldoende ruimte over om binnen de reguliere regimes bij MPC-gebruik rekening te houden met contra-indicaties en de mogelijkheden die de gebouwen bieden. Immers, de veiligheid voor zowel personeel als gedetineerden moet worden gegarandeerd.

Regionale plaatsing

Regionale plaatsting is van belang voor de re-integratie van gedetineerden. Gemeenten en vrijwilligersorganisaties bieden hun diensten dan gemakkelijker aan tijdens de detentie en ook voor het behoud van het netwerk rondom een gedetineerde, zoals familie en vrienden, is het plaatsen in de regio wenselijk.

Het uitgangspunt blijft dat gedetineerden zoveel als mogelijk regionaal worden geplaatst. Ook nu kan daaraan niet in alle gevallen worden voldaan omdat de detentiecapaciteit en specifieke regimes niet evenredig over de regio’s zijn verspreid. Natuurlijk heeft het sluiten van detentieplaatsen invloed op de mogelijkheden die er zijn om regionaal te plaatsen. Met de in deze brief aangekondigde maatregelen wordt evenwel net zoveel als thans het geval is rekening gehouden met het kunnen plaatsen van gedetineerden in hun eigen regio.

3. Justitiële jeugdinrichtingen

Het aantal jeugdigen dat in aanraking komt met het jeugdstrafrecht vertoont al enkele jaren een dalende trend. Dit heeft ertoe geleid dat er ook binnen de justitiële jeugdinrichtingen sprake is van overcapaciteit. Daar staat tegenover dat er ten aanzien van het beleid op het jeugdstrafrecht nog diverse discussies lopen. In dit verband is relevant dat ik tijdens het Algemeen Overleg Justitiële Jeugd van 5 april jongstleden heb toegezegd in het najaar te komen met een brede brief over het justitieel jeugdbeleid. De beleidsinhoudelijke onderwerpen die daarin aan de orde zullen komen (onder meer het adolescentenstrafrecht en de straf- en civielrechtelijke plaatsing van jongeren) zullen consequenties hebben voor de benodigde capaciteit in de toekomst. Ik hecht eraan nu eerst – samen met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – met uw Kamer die inhoudelijke discussie te voeren. Ondertussen zal de kleinschalige voorziening in Amsterdam voor het jaar 2019 worden gecontinueerd.

4. Forensische zorg

Voor tbs geldt dat de daling van de capaciteitsbehoefte minder snel verloopt dan eerder was geraamd. De capaciteitsbehoefte volgens de laatste PMJ-raming is hierdoor voor de komende jaren hoger uitgevallen dan vorig jaar nog werd verwacht. Bij de overige forensische zorg (OFZ) is sprake van een oplopende capaciteitsbehoefte. In de sector forensische zorg is (nieuwe) afbouw van capaciteit hierdoor op korte termijn niet aan de orde.

5. Te sluiten locaties

Het sluiten van celcapaciteit leidt onvermijdelijk tot het sluiten van locaties.

Gelet op de grote impact die het besluitvormingsproces rondom sluitingen heeft, is getracht dit proces zo zorgvuldig mogelijk te laten verlopen. Daarbij is rekening gehouden met de volgende overwegingen:

  • de afspraak uit het regeerakkoord dat de penitentiaire inrichtingen gelegen buiten de Randstad zoveel mogelijk worden ontzien;

  • de spreiding van inrichtingen over Nederland in relatie tot de benodigde capaciteit in de regio’s;

  • personele gevolgen en werkgelegenheid; het aantal medewerkers dat bovenformatief wordt en een passende functie moet krijgen zoals is afgesproken in het door DJI met vakbonden en medezeggenschap gesloten convenant «Werken aan een Solide Personeelsbeleid», waarover ik uw Kamer op 28 november 2017 informeerde;12

  • een efficiënte bedrijfsvoering van DJI;

  • met betrekking tot vreemdelingenbewaring: de geldende (Europese) wet- en regelgeving en het voorbestaan van het concept van de gesloten gezinsvoorziening.

Op basis van een zorgvuldige afweging is gekomen tot de beslissing om de volgende locaties deels of geheel te sluiten:

Inrichting

PI Almere

PI Zwaag

Locatie Zoetermeer (onderdeel PI Haaglanden)

DC Zeist (exclusief de 48 plaatsen Gesloten Gezinsvoorziening (GGV))

6. Gevolgen voor het personeel

Hoewel er zoals gezegd voor het rijkspersoneel de garantie is dat er geen gedwongen ontslagen zullen vallen, ben ik mij bewust van de grote impact die het sluiten van (delen van) inrichtingen heeft voor het betrokken personeel, de specifieke locaties en de DJI-organisatie in zijn geheel. De sluitingen maken een eind aan de onzekerheid bij het personeel, maar kunnen op individueel niveau negatieve gevolgen hebben voor medewerkers.

Als gevolg van de genoemde sluitingen komen banen te vervallen.13 Bij het gevangeniswezen en vreemdelingenbewaring betreft dit ongeveer 875 fte (stand april 2018). In de locaties die worden gesloten werken op dit moment ongeveer 750 fte in dienst van de inrichting. Als gevolg van de sluitingen zullen er daarnaast wijzigingen in de personele bezetting zijn in inrichtingen die niet sluiten, doordat de detentiecapaciteit herverdeeld moet worden over de andere inrichtingen. Ook voor medewerkers die hierdoor worden geraakt geldt dat zij een passende functie binnen DJI krijgen. Het aantal medewerkers dat een functie op een andere locatie krijgt wordt zoveel mogelijk beperkt.

De veiligheid van medewerkers en justitiabelen is en blijft een speerpunt van DJI. Daarom blijft DJI investeren in zijn personeel. Er wordt veel gedaan aan het vergroten van het vakmanschap van alle medewerkers en de ontwikkeling van leidinggevenden. Daarnaast wordt geborgd dat er altijd voldoende personeel op de werkvloer aanwezig is door te blijven werven voor inrichtingen waar vacatures zijn. In tegenstelling tot de gevolgen van het masterplan in 2013 – toen DJI afscheid moest nemen van duizenden medewerkers – ligt er nu een convenant waarin afspraken gemaakt zijn over werkzekerheid. Op basis van de gemaakte afspraken met de vakbonden en de Centrale Ondernemingsraad van DJI worden de medewerkers die in verband met de sluitingen hun functie verliezen overgeplaatst naar een andere passende functie binnen DJI. De Van Werk Naar Werk-voorzieningen voor bijvoorbeeld extra reistijd, extra reiskosten en salarisgarantie zijn daarbij van toepassing. Door passende functies aan te bieden kan tevens invulling worden gegeven aan de noodzakelijke vervanging in verband met het werken aan vakmanschap en kan externe inhuur worden afgebouwd. Zo nodig worden de betrokken medewerkers bovenformatief geplaatst.

7. Spreiding van rijkswerkgelegenheid en herbestemming voor de gebouwen

In overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) wordt gekeken naar de consequenties van de voorgenomen sluitingen voor spreiding van de rijkswerkgelegenheid. Aspecten die in de advisering van BZK aan bod komen zijn de spreiding van de rijkswerkgelegenheid en de effecten voor regio’s buiten de randstad (relatie met overige werkgelegenheid, maatschappelijke effecten). Tevens worden de mogelijkheden bezien van herbestemming voor en herontwikkeling van het Rijksvastgoed dat als gevolg van het sluiten van capaciteit niet langer in gebruik zal zijn. Ook ik acht het van belang dat gemeenten niet zomaar geconfronteerd worden met leegstaande gebouwen en dat er alles aan wordt gedaan om nieuwe bestemmingen en daarmee ook nieuwe werkgelegenheid te creëren.

8. Tot slot

Ik wil de maatregelen om de capaciteit in het gevangeniswezen meer af te stemmen op de behoefte zo snel mogelijk ter hand nemen. Ik acht het van groot belang de betrokken medewerkers binnen de kortst mogelijke termijn een nieuw perspectief te bieden op een nieuwe werkplek. Het streven is erop gericht de sluitingen binnen het gevangeniswezen en de vreemdelingenbewaring uiterlijk april 2019 te hebben afgerond. Ik zal uw Kamer over de voortgang informeren en de consequenties verwerken in de ontwerpbegroting voor 2019.

Ik wil tot slot benadrukken dat ik me realiseer dat er opnieuw veel aan DJI en het personeel wordt gevraagd. Ik ben er niettemin van overtuigd dat de genoemde maatregelen voor langere termijn rust en duidelijkheid zullen brengen, zodat – in lijn met de visie «Recht doen, kansen bieden» – verder kan worden gebouwd aan een veilig werk- en leefklimaat in het gevangeniswezen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Zie o.a. de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer van 1 maart jl. over de Veiligheidsmonitor 2017 (Kamerstuk 28 684, nr. 517) en de CBS-publicatie «Het Mysterie van de verdwenen criminaliteit» (CBS, mei 2018).

X Noot
2

Kamerstuk 24 587, nr. 723.

X Noot
3

Recent is het wetsvoorstel terugkeer en vreemdelingenbewaring in de Tweede Kamer behandeld (Kamerstuk 34 309). Deze wet heeft geen gevolgen voor de capaciteitsbehoefte voor vreemdelingenbewaring.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
5

Kamerstuk 24 587, nr. 655.

X Noot
6

Kamerstuk 24 587, nr. 660.

X Noot
7

Het aantal van 9.810 plaatsen is als volgt samengesteld. De meest recente PMJ-ramingen gaan uit van een totale behoefte voor GW/VB in 2023 – inclusief marge van 13,8% – van 10.462 plaatsen. Van deze plaatsen hebben er 400 betrekking op penitentiaire programma’s en 162 op inkoop Forensische zorg. Deze extramurale capaciteit wordt buiten beschouwing gelaten. Daarmee daalt de geraamde behoefte naar 9.900 plaatsen. Van de 13,8% marge die in de PMJ is verwerkt, heeft 5,1% betrekking op strategische reserve. Omdat strategische reserve uit de aard der zaak niet direct inzetbaar is, zijn de desbetreffende plaatsen eveneens buiten beschouwing gelaten. Het gaat, voor GW/VB gezamenlijk, om 445 plaatsen. Het geraamde effect van aanscherping van de v.i.-regeling (inclusief P.P.) in 2023 bedraagt 355 plaatsen en is meegenomen in de benodigde direct inzetbare capaciteit.

X Noot
8

Daarbovenop is een additionele buffer nodig voor de zgn. specials en voor verhuurde capaciteit (zie het diagramrtk).

X Noot
9

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
10

Uitgegaan wordt van 126 plaatsen: 96 aan de internationale tribunalen, 24 aan de KMAR en 6 aan tbs. De verhuur van 272 plaatsen aan Noorwegen eindigt per 1 september 2018.

X Noot
11

Dit betreft de geraamde behoefte bij een marge van 8,7% (dus exclusief 5,1% strategische reserve).

X Noot
12

Kamerstuk 24 587, nr. 705.

X Noot
13

Genoemde fte’s betreffen een schatting en zijn naar boven afgerond op een meervoud van 25.

Naar boven