21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 488 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 juni 2014

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 23 mei 2014 over aanbieding van de geannoteerde agenda van de Telecomraad die op 6 juni plaats zal vinden te Luxemburg (Kamerstuk 21 501-33, nr. 481) en over de brief van 6 mei 2014 over Onderhandelingen over de richtlijn kostenreductie (Kamerstuk 33 613, nr. 6)

De op 2 juni 2014 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de Minister bij brief van 4 juni 2014 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Thomassen

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

5

II.

Antwoord / Reactie van de Minister

6

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Geannoteerde agenda Telecomraad 6 juni 2014

De leden van de VVD-fractie hebben de geannoteerde agenda voor de Telecomraad, die gehouden zal worden op 6 juni aanstaande, ontvangen. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen aan de regering. Deze leden begrijpen dat zowel de lidstaten onderling als de lidstaten en de Europese commissie nog niet op één lijn liggen als het gaat om de reikwijdte van de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging. De leden van de VVD-fractie verzoeken de Minister om de Kamer op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op dit gebied. Wat is het standpunt van de Minister ten aanzien van het voorstel van het Europees Parlement om een aantal internetmarktpartijen niet onder de reikwijdte van de richtlijn te laten vallen en om meerdere nationale bevoegde autoriteiten toe te staan per lidstaat. Denkt de Minister niet dat zowel het maken van uitzonderingen van marktpartijen die wél en die niet onder de richtlijn vallen alsmede het toestaan van meerdere autoriteiten per lidstaat leidt tot rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid? Deze leden kunnen zich vinden in de lijn die de Minister tijdens de Telecomraad in zal zetten ten aanzien van de verordening Europese interne markt voor elektronisch communicatie. Ook deze leden zien graag dat de passage «two is enough» uit de verordening geschrapt wordt. Ook zijn zij een voorstander van het opnemen van een verbod op prijsdiscriminatie van internetdiensten voor aanbieders van internettoegang. Zij juichen het toe dat de regering zich in verdere onderhandelingen zal blijven aandringen op het opnemen van een verbod op prijsdiscriminatie. Verder zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd naar de uitwerking van de onderwerpen roaming en consumentenbescherming zoals neergelegd in de verordening. Zij vinden het een sympathiek idee om de toeslag voor roaming, die telecomaanbieders nu doorberekenen aan hun klanten, te verbieden en zo een zogenaamde bill-shock te voorkomen. Echter, deze leden beseffen ook dat het doorberekenen van een roamingtoeslag onderdeel is van de bedrijfsvoering van telecomaanbieders. Met het voorstel om de doorberekening van roamingtoeslagen aan de consument af te schaffen verdwijnen niet de kosten die de telecomaanbieders moeten maken; zij kunnen het alleen niet langer doorberekenen. De leden van de VVD-fractie vrezen dat, indien dit proces onzorgvuldig zal gaan, de consument uiteindelijk slechter af zal zijn omdat telecomaanbieders de kosten op een andere, minder transparante manier, aan consumenten doorberekenen. Deelt de Minister deze analyse? Is de Minister bereid om dit vraagstuk tijdens de Telecomraad te benoemen en erop te wijzen dat het proces van afschaffing van de doorberekening van roamingkosten zorgvuldig moet gaan? Telecombedrijven moeten de tijd en ruimte krijgen om hun bedrijfsmodel aan te passen en om afspraken met hun buitenlandse partners te maken om tot goede prijs- en kwaliteitsverhoudingen te komen. Deze leden zien het voorstel van de Europese Commissie ten aanzien van de toegankelijkheid overheidswebsites als een typisch voorbeeld van onnodige Europese regelgeving. Kan de Minister toezeggen zich in de Telecomraad kritisch op te stellen ten opzichte van dit voorstel? Wanneer zal deze richtlijn in gaan? En wanneer zal deze richtlijn worden omgezet in nationale wetgeving? Verwacht de regering dat Nederland reeds voldoet aan de vereisten die in de richtlijn zijn neergelegd of moet er wetgeving worden aangepast? Zijn er nog overgangskosten of andere administratieve lasten mee gemoeid? Zo ja, hoe groot zijn deze lasten? Aangezien het volgens deze leden een gelopen race is en de richtlijn sowieso in Nederland zal gaan gelden, vragen zij tot slot aan de Minister of de verwachting is dat dat deze richtlijn een verbetering zal zijn ten opzichte van de huidige situatie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Daarnaast verzoeken zij de Minister om hen op de hoogte te houden van het werkprogramma van het Italiaanse voorzitterschap voor de tweede helft van 2014.

Onderhandelingen over de richtlijn kostenreductie

De leden van de VVD-fractie hechten, net zoals de Minister, grote waarde aan de beschikbaarheid van breedband in heel Europa. Daarom kunnen deze leden de ambitie van de commissie om de aanlegkosten te reduceren ondersteunen. Echter, zij zijn met name bezorgd over de manier waarop de Europese Commissie uitvoering geeft aan haar ambitie om de aanlegkosten te reduceren. Zij zijn verheugd dat de initiële verordening nu is omgezet in een richtlijn aangezien zij dit een meer proportioneel wetgevingsinstrument achten. De Minister geeft aan dat de richtlijn een aantal maatregelen bevat om de aanlegkosten van breedbandnetwerking in Europa te reduceren. Zo moeten nieuwe gebouwen uitgerust worden met basisinfrastructuur zodat breedbandnetwerken daarin later aangelegd of aangesloten kunnen worden. Wat houdt deze basisinfrastructuur precies in? Kan de Minister daar een antwoord op geven? En kan de Minister hier tijdens de Telecomraad om verduidelijking vragen? Wordt er met een dergelijke richtlijn en verplichting niet wederom een techniek vastgelegd, terwijl wetgeving juist techniekneutraal dient te zijn? Kan de regering toelichten waarom er gekozen is een bepaalde techniek vast te leggen in plaats van een techniekneutrale manier? Nu gaat veel nog met kabels, maar dit kan over een tiental jaren anders zijn. Kan de Minister aangeven om wat voor soort gebouwen het gaat? Zijn dit kantoren, huizen of winkelruimten? En is het niet aan de aannemer of degene die het gebouw bouwt om een goed product af te leveren? Wat is het beeld dat de Minister heeft inzake innovatie in breedbandnetwerken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Geannoteerde agenda Telecomraad 6 juni 2014

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister om ten aanzien van de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging (NIB) een appreciatie te geven van de amendementen van het Europees parlement bij dit voorstel alsmede van de openstaande discussiepunten in het voortgangsverslag van het Griekse voorzitterschap. Met betrekking tot de verordening elektronische identificatie en vertrouwensdiensten: kan de regering meer informatie geven over Nederlandse wensen die, zoals blijkt uit het afleggen van een stemverklaring, niet verwezenlijkt zijn? Welke zorgpunten blijven over en hoe ernstig zijn die? Wat betekenen deze zorgpunten voor de implementatie in Nederland en voor de plannen met onder meer DigiD en eHerkenning? In hoeverre moeten die worden aangepast? Welke lidstaten zijn voorstander van het schrappen of wijzigen van de passage «two is enough»? Welk voorstel ten aanzien van marktregulering wil het Europees parlement grotendeels schrappen? Is de Minister bereid om met betrekking tot de voorgenomen afschaffing van roaming, met de Commissie af te spreken dat de wholesaleregulering die daarbij hoort, ten minste zes maanden bekend zal zijn voordat roaming daadwerkelijk afgeschaft wordt zodat operators in staat zijn om tijdig de inkoopkosten en bijbehorende spelregels in hun nationale aanbod te verwerken? Is de Minister bereid om inzake van de voorgenomen afschaffing van roaming met de Commissie af te spreken, dat een fair use policy onderdeel zal uitmaken van de regulering, zodat telecomproviders in verschillende lidstaten met verschillende kenmerken en inkoopkosten niet geconfronteerd worden met een ongelijk speelveld waardoor providers in de ene lidstaat bevoordeeld worden ten opzichte van providers in een andere lidstaat? Is het waar dat eventuele afschaffing van regulering van vaste telefonie vele kwetsbare groepen uit de samenleving zou kunnen raken, zoals groepen die gebruik maken van hartbewaking of persoonlijke alarmering, die voor hun vaste telefoonlijn geen alternatief hebben? Is het juist dat die consumentengroepen op dit moment kunnen kiezen tussen meerdere aanbieders die vaste telefonie aanbieden, maar die voor hun aanbod afhankelijk zijn van de gereguleerde toegang tot het netwerk van KPN? Is het waar dat wanneer de markt voor vaste telefonie van de lijst van relevante markten geschrapt zou worden, KPN niet langer verplicht is om die concurrenten toegang te geven tot het vaste telefonienetwerk?

Onderhandelingen over de richtlijn kostenreductie

De leden van de PvdA-fractie vragen welke aanpassingen van de Nederlandse praktijk van het uitrollen van breedband internet noodzakelijk zijn nu de richtlijn aanlegkosten breedband is aangenomen? Wat voor knelpunten ziet de Minister (of anderen) voor regionale samenwerkingsverbanden m.b.t. breedband? Hoe kan de Minister die vervolgens wegnemen? Welke hindernissen zouden andere marktpartijen, zoals kabelmaatschappijen, kunnen opwerpen? Hoe kan voorkomen worden dat zij een belemmerend beroep gaat doen op het argument van concurrentievervalsing? Is hiervoor een wijziging nodig van de Telecommunicatiewet en/of de Wet markt en overheid? Zo ja, welke wijziging? Hoe ver is de Minister met de toegezegde inventarisatie van alle regionale initiatieven in Nederland op het gebied van de realisatie van breedbandinternet? Kan de Minister een optimaal model aanwijzen? Kan de Minister daarbij een keuze maken uit de vijf modellen die gemoed worden op pagina vijf en zes van het rapport Oplossingsroutes naar 100% Breedband in Regio Rivierenland? In hoeverre kan de regering de rol van kenniscentrum voor de uitrol van breedband op zich nemen, zodat niet iedere regio opnieuw het wiel hoeft uit te vinden? Het onderzoeksrapport «Oplossingsroutes naar 100% Breedband in Regio Rivierenland» beschrijft de ambitie van een 100% dekkende toekomstvast infrastructuur in 2020. Wat vindt de Minister van deze ambitie? De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de vorderingen van de pilot zorg en ICT in Twente en naar de vorderingen van de motie Mulder/Oosenbrug (24 095-364). Op welke wijze heeft de regering de faciliterende rol met betrekking tot snel internet opgepakt en is er al meer bekend over de reële dekking en knelpunten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Geannoteerde agenda Telecomraad 6 juni 2014

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland zal blijven aandringen op het schrappen dan wel wijzingen van de passage over «two is enough». Bij de discussie over het openstellen van de kabel in Nederland speelt «two is not enough» een belangrijke rol. Deze zijn benieuwd of het schrappen van de passage «two is enough» gevolgen heeft voor het openstellen van de kabel in Nederland? In Nederland zijn met grensregio’s afspraken gemaakt met buurlanden over de maximale sterktes van de signalen van de mobiele netwerken. Deze afstemming kan gevolgen hebben voor de mobiele dekking in bepaalde gebieden. Is de Minister bereid afstemming met de buurlanden beter te regelen, zodat de mobiele dekking in Nederland minder wordt aangetast? Verder hebben zij begrepen dat bellen en sms’en met een 4G-telefoon nog gaat via het 2G- of 3G-netwerk. Verwacht de Minister dat de problemen minder zullen worden indien via het 4G netwerk wordt gebeld? Wordt bij de plaatsing van zendmasten voor mobiele telefoons rekening wordt gehouden met mogelijke gezondheidsrisico’s betreft de straling?

Onderhandelingen over de richtlijn kostenreductie

De leden van de CDA-fractie lezen in de brief «Onderhandeling richtlijn kostenreductie» dat de implementatietermijn is verlengd van 12 maanden naar 18 maanden, met uitloop naar 24 maanden voor enkele artikelen. Zou de Minister kunnen aangeven waarom de implementatietermijn is verlengd en hoeveel maanden de regering nodig denkt te hebben om de richtlijn in Nederland te implementeren? Deze leden zijn verheugd dat de richtlijn kostenreductie breedband maatregelen bevat om de aanlegkosten van breedbandnetwerken te reduceren. Is de Minister van plan om direct te starten met het uitvoeren van de maatregelen beschreven in de richtlijn, bijvoorbeeld het uitrusten van nieuwe gebouwen met basisinfrastructuur en het mogelijk maken om de civiele werken af te stemmen met andere netwerkbeheerders? Wat zijn de ambities van Nederland op het gebied van snel internet? Het onderzoeksrapport «Oplossingsroutes naar 100% Breedband in Regio Rivierenland» beschrijft de ambitie van een 100% dekkende toekomstvast infrastructuur in 2020. Wat vindt de Minister van deze ambitie? De richtlijn kostenreductie breedband geeft aan dat in 2020 alle Europese huishoudens toegang moeten hebben tot internet met snelheden van minimaal 30 MB. Is dit voldoende om zorg op afstand te regelen? Kan de Minister aangeven hoeveel MB nodig is voor een zodanig bereik dat een arts op afstand goed kan beoordelen hoe het met de patiënt gaat? In het verlengde hiervan willen de leden van de CDA-fractie benieuwd naar de vorderingen van de pilot zorg en ICT in Twente en naar de vorderingen van de motie Mulder/Oosenbrug (24 095-364), de Minister wordt verzocht hierop in te gaan. Op welke wijze heeft de regering de faciliterende rol met betrekking tot snel internet opgepakt en is er al meer bekend over de reële dekking en knelpunten? Is er een inventarisatie van alle regionale initiatieven in Nederland op het gebied van de realisatie van breedbandinternet? Deze leden hebben ook een vraag betreft staatssteun. In Gelderland kunnen corporaties, verenigingen van particulieren en bedrijven een lening krijgen om de onrendabele top van de investeringen in breedbandaansluitingen te dekken. De maximale bijdrage per project is begrensd op 200.000 euro, omdat een hogere lening wordt uitgelegd als staatsteun. De leden van de CDA-fractie hebben begrepen dat in Brussel wordt onderzocht of de mogelijkheden voor staatsteun kunnen worden verruimt. Zou de Minister kunnen aangeven wat de stand van zaken hiervan is? Wat bedoelt de Minister met de mededeling in de brief dat het medegebruik van netwerken en transparantie over de locatie van netwerken door netwerkbeheerders kunnen worden beperkt op grond van veiligheids- en integriteitsoverwegingen. Zou de Minister dit nader kunnen toelichten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Geannoteerde agenda Telecomraad 6 juni 2014

De leden van de D66 fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda, en stellen bij deze gelegenheid graag een aantal vragen over de Nederlandse inbreng bij de Telecomraad. Zij constateren dat de Minister heeft aangegeven dat Nederland zal blijven aandringen op het schrappen dan wel wijzigen van de passage over «two is enough». Deze leden vragen hoe haalbaar dit is en hoe groot de Minister de kans acht dat dit lukt? Ook constateren de leden van de D66-fractie dat Nederland in verdere onderhandelingen zal blijven aandringen op het opnemen van een verbod op prijsdiscriminatie. Hoe haalbaar is dit volgens de Minister? Zij zijn positief over de Nederlandse speerpunten in de onderhandelingen in raadsverband die voor een belangrijk deel zijn verwezenlijkt. De Minister wil dat de verordening voor de partijen die ermee moeten werken, ook praktisch uitvoerbaar is en dat door praktische ondersteuning Nederland de complexiteit wil reduceren en de uitvoerbaarheid wil vergroten. Deze leden ontvangen graag een uiteenzetting van hoe de Minister van plan is dit te doen. De Minister wordt verzocht om aan te geven op welke termijn dit zal plaatsvinden, wat de doelstellingen zijn en hoe de Minister er zeker van kan zijn dat de doelstellingen gehaald worden.

II. Antwoord / Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Geannoteerde agenda Telecomraad 6 juni 2014

De leden van de VVD-fractie geven aan te begrijpen dat zowel de lidstaten onderling als de lidstaten en de Europese commissie nog niet op één lijn liggen als het gaat om de reikwijdte van de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging. De leden van de VVD-fractie verzoeken de Minister om de Kamer op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op dit gebied.

Tijdens het AO behandelvoorbehoud van 24 april 2013 over de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging heeft de Minister van Veiligheid en Justitie met de Tweede Kamer afgesproken dat zij twee keer per jaar schriftelijk wordt geïnformeerd over de onderhandelingen omtrent deze richtlijn. Daarbij is gekozen voor informatievoorziening direct na afloop van iedere Telecomraad, waar in EU-verband de voortgang van de richtlijn wordt besproken, zie bijvoorbeeld Kamerstuk 33 602, nr. 3 en Kamerstuk 21 501-33, nr. 453. De Kamer zal, naast het verslag van de Telecomraad, binnen een maand na deze Telecomraad ook schriftelijk geïnformeerd worden door de Minister van Veiligheid en Justitie.

De leden van de VVD-fractie vragen wat het standpunt van de Minister is ten aanzien van het voorstel van het Europees Parlement om een aantal internetmarktpartijen niet onder de reikwijdte van de richtlijn te laten vallen en om meerdere nationale bevoegde autoriteiten toe te staan per lidstaat. Denkt de Minister niet dat zowel het maken van uitzonderingen van marktpartijen die wél en die niet onder de richtlijn vallen alsmede het toestaan van meerdere autoriteiten per lidstaat leidt tot rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid?

Voor wat betreft het voorstel van het Europees Parlement om een aantal internetmarktpartijen niet onder de reikwijdte van de richtlijn te laten vallen het volgende. Het gaat hier om categorieën van internetmarktpartijen en niet om individuele marktpartijen voor wie een uitzondering zou worden gemaakt. De discussie over welke categorieën al dan niet onder de werking moeten vallen is nog in volle gang. Nederland zal daarbij, zoals de VVD vraagt, toezien op rechtsgelijkheid. De richtlijn mag namelijk niet leiden tot een ongelijk speelveld op het gebied van regelgeving tussen internetmarktpartijen onderling die gelijksoortige diensten aanbieden of activiteiten ontplooien.

Voor wat betreft het voorstel om meerdere nationale bevoegde autoriteiten toe te staan per lidstaat het volgende. Het voorstel van de Commissie geeft de bevoegde autoriteit zowel uitvoerende als toezichthoudende bevoegdheden. Deze bevoegdheden zijn in Nederland bewust gescheiden gehouden. De uitvoerende bevoegdheden liggen in Nederland bij het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) waar de toezichthoudende bevoegdheden zijn gekoppeld aan meerdere, sectorale, toezichthouders. Nederland vindt dat deze bestaande nationale verhoudingen gerespecteerd dienen te worden. Het voorstel van het Europees Parlement tot meerdere bevoegde autoriteiten zorgt voor meer flexibiliteit om de NIB-richtlijn aan te laten sluiten bij bestaande nationale structuren in de lidstaten.

Daarnaast is Nederland ook voorstander van het instellen van één contactpunt met het oog op de contacten en samenwerking met andere Europese landen. Over welke voorwaarden daaraan verbonden moeten worden, zal nog onderhandeld worden. Nederland zal er zeker op toezien dat een en ander niet tot rechtsonzekerheid of rechtsongelijkheid zal leiden.

Verder zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd naar de uitwerking van de onderwerpen roaming en consumentenbescherming zoals neergelegd in de verordening. Zij vinden het een sympathiek idee om de toeslag voor roaming, die telecomaanbieders nu doorberekenen aan hun klanten, te verbieden en zo een zogenaamde bill-shock te voorkomen. Echter, deze leden beseffen ook dat het doorberekenen van een roamingtoeslag onderdeel is van de bedrijfsvoering van telecomaanbieders. Met het voorstel om de doorberekening van roamingtoeslagen aan de consument af te schaffen verdwijnen niet de kosten die de telecomaanbieders moeten maken; zij kunnen het alleen niet langer doorberekenen. De leden van de VVD-fractie vrezen dat, indien dit proces onzorgvuldig zal gaan, de consument uiteindelijk slechter af zal zijn omdat telecomaanbieders de kosten op een andere, minder transparante manier, aan consumenten doorberekenen. Deelt de Minister deze analyse? Is de Minister bereid om dit vraagstuk tijdens de Telecomraad te benoemen en erop te wijzen dat het proces van afschaffing van de doorberekening van roamingkosten zorgvuldig moet gaan? Telecombedrijven moeten de tijd en ruimte krijgen om hun bedrijfsmodel aan te passen en om afspraken met hun buitenlandse partners te maken om tot goede prijs- en kwaliteitsverhoudingen te komen.

Voorop staat dat het afschaffen van de roamingtarieven voordelen voor de consument oplevert. Mobiele communicatie in het buitenland zal dan voor hetzelfde tarief moeten worden aangeboden als communicatie in eigen land. Ik deel de mening van de leden van de VVD-fractie dat het afschaffen van de roamingtarieven wel zorgvuldig dient te geschieden om de telecomaanbieders in staat te stellen hun bedrijfsmodel tijdig aan te passen. Het afschaffen van de roamingtarieven heeft immers invloed op de financiële en operationele bedrijfsvoering en daarnaast maken de telecombedrijven kosten bij het implementeren van de huidige roamingverordening. Bedrijven moeten dus voldoende tijd krijgen om hun bedrijfsbeleid aan te passen, nadat de randvoorwaarden (fair use en wholesale tarieven) zijn vastgesteld en voordat het nieuwe systeem daadwerkelijk wordt ingevoerd. Nederland zal pleiten voor een zorgvuldige invoering.

Deze leden zien het voorstel van de Europese Commissie ten aanzien van de toegankelijkheid overheidswebsites als een typisch voorbeeld van onnodige Europese regelgeving. Kan de Minister toezeggen zich in de Telecomraad kritisch op te stellen ten opzichte van dit voorstel? Wanneer zal deze richtlijn in gaan? En wanneer zal deze richtlijn worden omgezet in nationale wetgeving? Verwacht de regering dat Nederland reeds voldoet aan de vereisten die in de richtlijn zijn neergelegd of moet er wetgeving worden aangepast? Zijn er nog overgangskosten of andere administratieve lasten mee gemoeid? Zo ja, hoe groot zijn deze lasten? Aangezien het volgens deze leden een gelopen race is en de richtlijn sowieso in Nederland zal gaan gelden, vragen zij tot slot aan de Minister of de verwachting is dat deze richtlijn een verbetering zal zijn ten opzichte van de huidige situatie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Hoewel het kabinet het van groot belang vindt dat zoveel mogelijk mensen toegang hebben tot de informatie en de diensten van de overheid en dat met het oog daarop op overheidswebsites de internationale standaarden voor webtoegankelijkheid, de «Web Content Accessibility Guidelines» (WCAG), zoveel mogelijk nageleefd worden, heeft het kabinet zich steeds kritisch opgesteld ten opzichte van het voorstel van de Commissie voor een richtlijn toegankelijkheid overheidswebsites, zie ook de Geannoteerde Agenda (Kamerstuk 21 501-33, nr. 481). Het kabinet heeft een kritische houding tegenover eventuele nadere voorschriften die vanuit de Europese Unie voor de toepassing van en het toezicht op de naleving van deze internationale toegankelijkheidsnormen worden gesteld. Het kabinet verzet zich ertegen dat dit zal leiden tot additionele kosten voor de lidstaten.

De WCAG, versie 2.0, vormen de internationale standaard voor toegankelijke websites. Het zijn richtlijnen voor de beginselen en technieken die moeten worden toegepast bij het ontwikkelen, bouwen en beheren van webgebaseerde diensten om de inhoud van websites toegankelijk te maken voor alle gebruikers, ook die met een functionele beperking, en voor alle systemen en apparaten, zoals smartphones en tablets. WCAG 2.0 is zonder aanpassing overgenomen in de Nederlandse webrichtlijnen, versie 2. De webrichtlijnen, versie 2, zijn vanaf juni 2011 door het College en het Forum Standaardisatie geplaatst op de lijst met de verplicht te gebruiken open standaarden. Opeenvolgende bewindspersonen hebben bij herhaling toegezegd aan de Tweede Kamer dat de webrichtlijnen volgens dit regime van «pas toe of leg uit» vóór 2015 op websites van de overheid dienen te worden toegepast. Dit is vastgelegd in bestuursafspraken tussen Rijk en medeoverheden en in een Rijksinstructie en in bedrijfsvoeringvoorschriften voor gemeenten en provincies. Op dit moment voldoet bijna de helft van de websites van het Rijk en ongeveer een derde van de websites van de medeoverheden aan de webrichtlijnen, conform het voor alle open standaarden geldende regime van «pas toe of leg uit».

De implementatie van de richtlijn, zoals die op dit moment wordt voorgesteld, zal leiden tot een verslechtering van de huidige situatie. De noodzakelijke pragmatische aanpak van het complexe probleem om overheidswebsites te laten voldoen aan een groot aantal criteria komt in het voorstel van de Commissie onvoldoende naar voren. Anders dan in het nu geldende regime in Nederland het geval is, houdt het voorstel geen rekening met uitzonderingen in de toepassing van en toetsing op de naleving van de verplichtingen. Het kabinet staat voor vermindering van administratieve lasten en regeldruk en houdt daar ook binnen Europa aan vast.

In de Telecomraad van 6 juni zal het voorzitterschap de stand van zaken presenteren rondom deze ontwerprichtlijn. Op dit moment is nog niet te zeggen wanneer en in welke vorm de richtlijn in werking zal treden. Op dit moment heeft het Europees Parlement zijn standpunt bepaald. In de Telecomraad zal er niet inhoudelijk van gedachten gewisseld worden over de ontwerprichtlijn.

Daarnaast verzoeken de leden van de VVD-fractie de Minister om hen op de hoogte te houden van het werkprogramma van het Italiaanse voorzitterschap voor de tweede helft van 2014.

Via het verslag van de Telecomraad van 6 juni zal de Kamer worden geïnformeerd over de prioriteiten van het inkomende Italiaanse EU-voorzitterschap.

Onderhandelingen over de richtlijn kostenreductie

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat de Minister aangeeft dat de richtlijn een aantal maatregelen bevat om de aanlegkosten van breedbandnetwerking in Europa te reduceren. Zo moeten nieuwe gebouwen uitgerust worden met basisinfrastructuur zodat breedbandnetwerken daarin later aangelegd of aangesloten kunnen worden. Wat houdt deze basisinfrastructuur precies in? Kan de Minister daar een antwoord op geven? En kan de Minister hier tijdens de Telecomraad om verduidelijking vragen? Wordt er met een dergelijke richtlijn en verplichting niet wederom een techniek vastgelegd, terwijl wetgeving juist techniekneutraal dient te zijn? Kan de regering toelichten waarom er gekozen is een bepaalde techniek vast te leggen in plaats van een techniekneutrale manier? Nu gaat veel nog met kabels, maar dit kan over een tiental jaren anders zijn. Kan de Minister aangeven om wat voor soort gebouwen het gaat? Zijn dit kantoren, huizen of winkelruimten? En is het niet aan de aannemer of degene die het gebouw bouwt om een goed product af te leveren? Wat is het beeld dat de Minister heeft inzake innovatie in breedbandnetwerken?

Het is op grond van de richtlijn de bedoeling dat nieuwe gebouwen of gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd worden uitgerust met een «voor hoge snelheid bestemde inpandige fysieke infrastructuur tot de netwerkaansluitpunten». Dit zal er in de praktijk meestal op neerkomen dat in het gebouw (mini)kabelgoten aanwezig moeten zijn die het mogelijk maken van buitenaf zonder breekwerk of bouwkundige aanpassingen een (vaste) verbinding in het gebouw aan te leggen tot aan de meterkast. Het voordeel van het aanleggen van dergelijke inpandige fysieke infrastructuur is dat de kosten van aanleg bij de bouw (of ingrijpende verbouwing) relatief gering zijn in vergelijking met de kosten van een latere aanleg. De verplichting ziet in beginsel op alle gebouwen waar eindgebruikers van elektronische communicatiediensten aanwezig zijn, dus onder meer op woningen en kantoorgebouwen. Ten aanzien van zogenoemde meergezinswoningen (appartementsgebouwen en flats) geldt bovendien de verplichting dat er een centraal toegangspunt moet zijn waarop toegang kan worden verkregen tot de inpandige fysieke infrastructuur. De verplichtingen voorvloeiende uit de richtlijn zijn erop gericht de aanleg van telecommunicatie-infrastructuur te vergemakkelijken. Dit geldt in beginsel zowel voor de aanleg van vaste als voor de aanleg van mobiele netwerken. Vaste aansluitnetwerken blijven naar verwachting een belangrijke rol spelen om aan de toekomstige breedbandbehoefte te kunnen voldoen1.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Geannoteerde agenda Telecomraad 6 juni 2014

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister om ten aanzien van de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging (NIB) een appreciatie te geven van de amendementen van het Europees parlement bij dit voorstel alsmede van de openstaande discussiepunten in het voortgangsverslag van het Griekse voorzitterschap.

Binnen het Europees Parlement is in meerdere comités gesproken over de NIB-richtlijn. In maart 2014 heeft het Europees Parlement de eerste lezing afgerond2. Hierbij zijn 52 amendementen ingediend. Over het algemeen is Nederland positief hierover. Op belangrijke punten zijn de amendementen in lijn met de Nederlandse onderhandelingsinzet zoals vastgelegd in het BNC-fiche over de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging. Het betreft hier onder andere voorstellen om lidstaten toe te staan meerdere bevoegde autoriteiten aan te wijzen, waaronder een autoriteit die dienst zal doen als contactpunt. Nederland juicht dit toe omdat het meer ruimte laat voor bestaande structuren in lidstaten. Een ander positief voorstel betreft de beperking van het bereik van de richtlijn tot marktpartijen die daadwerkelijk essentiële diensten verlenen.

Het Griekse voorzitterschap heeft de onderhandelingen omtrent de richtlijn NIB inhoudelijk een impuls gegeven in de eerste helft van 2014. Nederland juicht dat toe. De voortgangsrapportage die is opgesteld geeft de inhoudelijke discussie die gevoerd is tijdens de raadswerkgroepen goed weer. Ten aanzien van de openstaande discussiepunten in het voortgangsverslag van het Griekse voorzitterschap is de discussie over verplichte operationele samenwerking en uitwisseling van gegevens bij cyberincidenten voor Nederland het meest van belang. Nederland is, net als het merendeel van de andere EU-lidstaten, van mening dat voorkomen moet worden dat in vertrouwen verstrekte gegevens door instanties worden doorgestuurd naar derden of onvoldoende beveiligd zijn. De inzet van Nederland tijdens de onderhandelingen is er daarom op gericht om een gelijkwaardig niveau van cyberbeveiliging tussen lidstaten te creëren zodat het mogelijk wordt om betrouwbaar, effectief en tijdig informatie uit te wisselen over incidenten en dreigingen op basis van een nationaal mandaat. De meeste lidstaten zijn het op dit punt eens met het standpunt van Nederland, een minderheid van lidstaten wil echter dat verplichte operationele samenwerking en uitwisseling van gegevens wordt opgenomen in de richtlijn.

De leden van de PvdA-fractie vragen met betrekking tot de verordening elektronische identificatie en vertrouwensdiensten of de regering meer informatie kan geven over Nederlandse wensen die, zoals blijkt uit het afleggen van een stemverklaring, niet verwezenlijkt zijn? Welke zorgpunten blijven over en hoe ernstig zijn die? Wat betekenen deze zorgpunten voor de implementatie in Nederland en voor de plannen met onder meer DigiD en eHerkenning? In hoeverre moeten die worden aangepast?

Nederland zal met een stemverklaring zorgen uiten over de uitdaging om de verordening voor de partijen die ermee moeten werken praktisch uitvoerbaar te maken. Doordat nationale elektronische identiteiten van elkaar verschillen in betrouwbaarheid en techniek is de verordening complex voor burgers, bedrijven en de uitvoeringsorganisaties die ermee moeten werken.

Lidstaten zullen intensief moeten samenwerken en zullen burgers, bedrijven en uitvoeringsorganisaties ondersteuning moeten bieden bij de uitvoering van de verordening. Alleen zo kan de wederzijdse acceptatie van eID en vertrouwensdiensten worden bereikt en zal de verordening daadwerkelijk bijdragen aan voltooiing van de interne markt. De internationalisering van de elektronische dienstverlening is een belangrijke ontwikkeling in de omgeving van het programma eID Stelsel NL. De verordening is kaderstellend voor het eID stelsel. Er worden voorbereidingen getroffen om het publieke eID model (DigiD) en eHerkenning te migreren naar het eID Stelsel. De Tweede Kamer is op 19 december 2013 geïnformeerd hierover (Kamerstuk 26 643, nr. 299).

De verordening vereist het accepteren van Europese, bij de EU aangemelde, elektronische authenticatiemiddelen op een redelijk of hoog betrouwbaarheidsniveau. Nederlandse overheidsdiensten moeten deze middelen op termijn kunnen accepteren. Onderzocht wordt of het Nederlandse eID Stelsel de acceptatie van deze Europese authenticatiemiddelen met een centrale oplossing kan faciliteren. Bedoeling is dat deze centrale oplossing kan communiceren met een eID-makelaar.

De leden van de PvdA-fractie welke lidstaten zijn voorstander van het schrappen of wijzigen van de passage «two is enough»? Welk voorstel ten aanzien van marktregulering wil het Europees parlement grotendeels schrappen?

Mijn inzet is om van de Europese Commissie afdoende garantie te krijgen dat de mate van concurrentie en de vraag wat passende verplichtingen zijn niet wordt afgemeten aan het aantal netwerken in de markt. Alhoewel de onderhandelingen nog moeten plaatsvinden, ben ik optimistisch over de uitkomsten op dit punt. De Commissie heeft Nederland eerder op verschillende niveaus laten weten er niet op uit te zijn de huidige marktregulering in Nederland aan te tasten noch de concurrentie in de markt te willen afmeten aan het tellen van het aantal netwerken. Het Europees Parlement heeft daarbij al gestemd voor het schrappen van deze passage en komt daarmee tegemoet aan de Nederlandse positie. Ook onderstrepen veel, vooral kleinere, landen het belang van behoud van voldoende concurrentie. Deze landen zullen het schrappen van de passage over «two is enough» naar verwachting in principe steunen.

Het Europees Parlement heeft gestemd voor het schrappen van in feite alle voorstellen over marktregulering uit de ontwerpverordening. De positie van het Europees Parlement is daarmee in lijn met de Nederlandse positie zoals verwoord in het BNC-fiche van 25 oktober 2013 Kamerstuk 22 112, nr. 1720). Daarin werd aangegeven dat Nederland het streven naar harmonisatie op het gebied van marktregulering op zichzelf steunt, maar negatief oordeelt over de proportionaliteit van de voorstellen over marktregulering.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister bereid is om met betrekking tot de voorgenomen afschaffing van roaming, met de Commissie af te spreken dat de wholesaleregulering die daarbij hoort, ten minste zes maanden bekend zal zijn voordat roaming daadwerkelijk afgeschaft wordt zodat operators in staat zijn om tijdig de inkoopkosten en bijbehorende spelregels in hun nationale aanbod te verwerken?

Ja, het afschaffen van de roamingtarieven dient zorgvuldig te geschieden om de telecomaanbieders in staat te stellen hun bedrijfsmodel tijdig aan te passen. Er zijn immers kosten gemoeid met deze afschaffing, naast de kosten die de telecombedrijven al moeten maken bij het implementeren van de huidige roamingverordening. Tijdens de besprekingen in Raadskader zal Nederland aangeven dat de telecomaanbieders tijdig, dat wil zeggen tenminste zes maanden voordat de roamingtarieven daadwerkelijk worden afgeschaft, worden geïnformeerd over de dan te gaan gelden wholesaleregulering.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister bereid is om inzake van de voorgenomen afschaffing van roaming met de Commissie af te spreken, dat een fair use policy onderdeel zal uitmaken van de regulering, zodat telecomproviders in verschillende lidstaten met verschillende kenmerken en inkoopkosten niet geconfronteerd worden met een ongelijk speelveld waardoor providers in de ene lidstaat bevoordeeld worden ten opzichte van providers in een andere lidstaat?

Om te voorkomen dat gebruikers massaal abonnementen afsluiten in het goedkoopste EU-land heeft het Europees Parlement voorgesteld het gebruik in het buitenland te beperken tot wat nu gebruikelijk is («fair use»). Deze zogenaamde fair use policy zal hoogstwaarschijnlijk onderdeel zijn van de voorgenomen verordening over de interne telecommarkt. Ook Nederland is voorstander van het opnemen van deze fair use policy in de verordening en zal het belang hiervan in Raadskader blijven benadrukken. BEREC (Body of European Regulators for Electronic Communications) is momenteel bezig met een advies aan de Europese Commissie over de invulling ervan.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het waar is dat eventuele afschaffing van regulering van vaste telefonie vele kwetsbare groepen uit de samenleving zou kunnen raken, zoals groepen die gebruik maken van hartbewaking of persoonlijke alarmering, die voor hun vaste telefoonlijn geen alternatief hebben? Is het juist dat die consumentengroepen op dit moment kunnen kiezen tussen meerdere aanbieders die vaste telefonie aanbieden, maar die voor hun aanbod afhankelijk zijn van de gereguleerde toegang tot het netwerk van KPN? Is het waar dat wanneer de markt voor vaste telefonie van de lijst van relevante markten geschrapt zou worden, KPN niet langer verplicht is om die concurrenten toegang te geven tot het vaste telefonienetwerk?

Het is juist dat gebruikers van traditionele vaste telefoniediensten (PSTN en ISDN) op dit moment kunnen kiezen tussen meerdere aanbieders die grotendeels afhankelijk zijn van gereguleerde toegang tot het netwerk van KPN. Het is niet zo dat wanneer de Europese Commissie de markt voor vaste telefonie van de lijst van relevante markten haalt, dit automatisch betekent dat KPN niet langer verplicht is toegang te verlenen. De verplichtingen die nu gelden op de markt voor vaste telefonie zijn opgelegd op grond van een besluit van de ACM. Deze verplichtingen kunnen niet zomaar worden ingetrokken. Dat kan alleen als ACM in haar marktanalyse constateert dat KPN niet langer over aanmerkelijke marktmacht beschikt op de desbetreffende markt. ACM onderzoekt op dit moment de markt voor vaste telefonie en zal in het najaar een ontwerpbesluit bekendmaken. Ik zal de Kamer te zijner tijd daarover informeren.

Onderhandelingen over de richtlijn kostenreductie

De leden van de PvdA-fractie vragen welke aanpassingen van de Nederlandse praktijk van het uitrollen van breedband internet noodzakelijk zijn nu de richtlijn aanlegkosten breedband is aangenomen?

De implementatie van de richtlijn bevindt zich in de startfase. In de Nederlandse praktijk gebeurt al veel wat de richtlijn beoogt te regelen. Zo is bijvoorbeeld transparantie over de ligging van ondergrondse netten geregeld via de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. Uitgangspunt bij de implementatie van voornoemde richtlijn is dat zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de nationale praktijk. Daartoe zal nauw worden samengewerkt met betrokken ministeries, marktpartijen en organisaties. Op dit moment worden de noodzakelijke wijzigingen in kaart gebracht. Daarom is het nog niet mogelijk aan te geven welke veranderingen precies moeten worden doorgevoerd.

De leden van de PvdA-fractie vragen of wat voor knelpunten de Minister ziet (of anderen) voor regionale samenwerkingsverbanden m.b.t. breedband? Hoe kan de Minister die vervolgens wegnemen? Welke hindernissen zouden andere marktpartijen, zoals kabelmaatschappijen, kunnen opwerpen? Hoe kan voorkomen worden dat zij een belemmerend beroep gaat doen op het argument van concurrentievervalsing? Is hiervoor een wijziging nodig van de Telecommunicatiewet en/of de Wet markt en overheid? Zo ja, welke wijziging?

Voor de wijze waarop ik de faciliterende rol voor wat betreft breedband die ik voor het Ministerie van Economische Zaken zie invul, verwijs ik naar mijn brief van 16 december jongstleden (Kamerstuk 32 637, nr. 97). In het Algemeen Overleg Telecom van 30 januari 2014 (Kamerstuk 24 095, nr. 365) heb ik in aanvulling op die brief toegezegd u eind van dit jaar nader te informeren over ten eerste de omvang van gebieden zonder snel internet en wat mobiele dekking door middel van 4G in die gebieden kan betekenen en ten tweede informatie over de pilot zorg in Twente.

Er gelden voorwaarden voor (regionale) overheden die de uitrol van breedbandnetwerken (financieel) willen ondersteunen. Dat zijn de Europese staatssteunregels. Deze regels zijn niet met een wijziging van de Telecommunicatiewet of de Wet markt en overheid aan te passen. In de richtsnoeren staatssteun en de nieuwe Algemene Groepsvrijstellingverordening die op 1 juli 2014 van kracht wordt, geeft de Europese Commissie aan onder welke voorwaarden het verlenen van staatssteun voor de aanleg van breedbandnetwerken geoorloofd is. De provincies Noord-Brabant, Overijssel en Friesland zijn op dit moment vergevorderd met het Europese proces rond verlening van geoorloofde staatssteun. Mij zijn geen knelpunten bekend uit dat proces, ik heb begrepen dat het proces in goed overleg met de Europese Commissie verloopt.3

Een belangrijke voorwaarde om staatssteun te kunnen verlenen is dat deze enkel wordt gebruikt voor de aanleg van breedband in gebieden waar geen snel internet beschikbaar is. Dat betekent dat de staatssteunverlenende partij zich zal moeten inspannen om aan te tonen dat dit het geval is. Ik verwacht van marktpartijen dat zij zich in dit proces coöperatief zullen opstellen om inzicht te geven aan regionale overheden over hun dekking en uitrolplannen. Op dit moment is een wetswijziging wat mij betreft dan ook niet aan de orde.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe ver de Minister is met de toegezegde inventarisatie van alle regionale initiatieven in Nederland op het gebied van de realisatie van breedbandinternet? Kan de Minister een optimaal model aanwijzen? Kan de Minister daarbij een keuze maken uit de vijf modellen die genoemd worden op pagina vijf en zes van het rapport Oplossingsroutes naar 100% Breedband in Regio Rivierenland? In hoeverre kan de regering de rol van kenniscentrum voor de uitrol van breedband op zich nemen, zodat niet iedere regio opnieuw het wiel hoeft uit te vinden? Het onderzoeksrapport «Oplossingsroutes naar 100% Breedband in Regio Rivierenland» beschrijft de ambitie van een 100% dekkende toekomstvast infrastructuur in 2020. Wat vindt de Minister van deze ambitie? De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de vorderingen van de pilot zorg en ICT in Twente en naar de vorderingen van de motie Mulder/Oosenbrug (Kamerstuk 24 095, nr. 364). Op welke wijze heeft de regering de faciliterende rol met betrekking tot snel internet opgepakt en is er al meer bekend over de reële dekking en knelpunten?

Voor de wijze waarop ik de faciliterende rol voor wat betreft breedband die ik voor het Ministerie van Economische Zaken zie invul, verwijs ik naar mijn brief van 16 december jongstleden (Kamerstuk 32 637, nr. 97). In het Algemeen Overleg Telecom van 30 januari 2014 heb ik in aanvulling op die brief toegezegd u eind van dit jaar nader te informeren over ten eerste de omvang van gebieden zonder snel internet en wat mobiele dekking door middel van 4G in die gebieden kan betekenen en ten tweede informatie over de pilot zorg in Twente.

Eveneens is toegezegd dat de regering een faciliterende rol op zich neemt. Eind dit jaar zal een landelijk digitaal platform worden gelanceerd waar kennis en ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Dat platform is niet alleen gericht op regionale en lokale overheden, maar ook burgers en bedrijven in buitengebied. Burgers en bedrijven zullen daar informatie kunnen vinden over modellen en best practices kunnen uitwisselen.

Er zijn tal van initiatieven verspreid over Nederland die te maken hebben met verschillende omstandigheden. Zo zijn er provincies waar geld beschikbaar is voor het verlenen van geoorloofde staatsteun. Er zijn ook regio’s waar geen publiek geld beschikbaar is. Dat betekent ook dat er geen standaard financieringsmodel is dat het meest geschikt is voor alle situaties. Het is aan de initiatiefnemers om te beoordelen wat gezien hun situatie het meest passende model is. De regering ziet daarbij een rol voor zichzelf bij het inzichtelijk gaan maken van de ervaringen met verschillende modellen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Geannoteerde agenda Telecomraad 6 juni 2014

De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland zal blijven aandringen op het schrappen dan wel wijzingen van de passage over «two is enough». Bij de discussie over het openstellen van de kabel in Nederland speelt «two is not enough» een belangrijke rol. Deze leden zijn benieuwd of het schrappen van de passage «two is enough» gevolgen heeft voor het openstellen van de kabel in Nederland?

Het betreft hier een overweging in een ontwerpverordening waar verder geen voorstellen aan verbonden zijn. Daarom heeft het schrappen van deze passage geen directe gevolgen voor het openstellen van de kabel in Nederland. Mijn inzet is om van de Europese Commissie afdoende garantie te krijgen dat de concurrentie en vraag wat passende verplichtingen zijn niet wordt afgemeten aan het aantal netwerken in de markt. Alhoewel de onderhandelingen nog moeten plaatsvinden, ben ik optimistisch over de uitkomsten op dit punt. De Commissie heeft Nederland al eerder op verschillende niveaus laten weten er niet op uit te zijn de huidige marktregulering in Nederland aan te tasten noch de concurrentie in de markt te willen afmeten aan het tellen van het aantal netwerken. Het Europees Parlement heeft daarbij al gestemd voor het schrappen van deze passage en komt daarmee tegemoet aan de Nederlandse positie. Ook onderstrepen veel, vooral kleinere, landen het belang van behoud van voldoende concurrentie. Deze landen zullen het schrappen van de passage over «two is enough» naar verwachting in principe steunen. Daarnaast is het mijn inzet, zoals aangegeven tijdens het Algemeen Overleg van 30 januari jongstleden, dat het Europees kader voor marktregulering wordt herzien, zodat in de toekomst toegang tot twee vergelijkbare snelle breedbandnetwerken mogelijk is. Daarover wordt intensief overlegd met de sector en eveneens op Europees niveau.

De leden van de CDA-fractie stellen dat in Nederland met grensregio’s afspraken zijn gemaakt met buurlanden over de maximale sterktes van de signalen van de mobiele netwerken. Deze afstemming kan gevolgen hebben voor de mobiele dekking in bepaalde gebieden. Is de Minister bereid afstemming met de buurlanden beter te regelen, zodat de mobiele dekking in Nederland minder wordt aangetast?

De coördinatieafspraken voor de grensregio's zijn onderdeel van een multilaterale overeenkomst betreffende de internationale coördinatie van frequenties. Elk land maakt voor mobiele communicatie gebruik van dezelfde frequenties en elk land wil het gebruik van deze frequenties tot op de landsgrens mogelijk maken. Landen onderling maken op basis van internationale aanbevelingen afspraken omtrent het gebruik van frequenties in de grensstreek. De afspraken beperken het gebruik van de frequenties in het grensgebied en zorgen ervoor dat elk land gelijke toegang heeft tot de frequenties. De beperkingen zijn dusdanig dat de operators minimaal dekking kunnen bieden tot op de landsgrens zonder dat er storingen ontstaan. Operators aan beide zijde van de landsgrens, die dezelfde frequenties gebruiken, kunnen in onderling overleg ook afwijken van deze afspraken. Er is dan ook geen aanleiding om deze coördinatieafspraken bij te stellen.

Verder hebben de leden van de CDA-fractie begrepen dat bellen en sms’en met een 4G-telefoon nog gaat via het 2G- of 3G-netwerk. Verwacht de Minister dat de problemen minder zullen worden indien via het 4G netwerk wordt gebeld?

Op dit moment gaat het «traditionele» bellen en sms’en inderdaad alleen nog via 2G- en 3G-netwerken. De onlangs geïntroduceerde 4G-netwerken met een beoogde landelijke dekking maken nu allemaal gebruik van relatief laag frequentiespectrum. Over het algemeen kan worden gesteld dat signalen, verspreid via lage frequenties verder reiken dan signalen die gebruik maken van hogere frequenties. Indien de bestaande masten en opstelpunten worden hergebruikt voor de laag spectrumtoepassingen voor 4G, dan verwacht ik dat de basisdekking hierdoor ook verbetert.

De leden van de CDA-fractie vragen of bij de plaatsing van zendmasten voor mobiele telefoons rekening wordt gehouden met mogelijke gezondheidsrisico’s wat betreft de straling?

Bij de plaatsing van antennes wordt rekening gehouden met de door de Europese Commissie aanbevolen blootstellinglimieten. Deze limieten zijn door een comité onafhankelijke internationale wetenschappers (ICNIRP, International Commission

on Non-Ionizing Radiation Protection) vastgesteld en geven de maximale waarden aan waar een persoon aan mag worden blootgesteld. Deze limieten zijn ook veilig voor kwetsbare groepen. Op basis van de huidige stand van de wetenschap is blootstelling aan elektromagnetische velden van antennes veilig mits voldaan wordt aan de limieten.

Onderhandelingen over de richtlijn kostenreductie

De leden van de CDA-fractie lezen in de brief «Onderhandeling richtlijn kostenreductie» dat de implementatietermijn is verlengd van 12 maanden naar 18 maanden, met uitloop naar 24 maanden voor enkele artikelen. Zou de Minister kunnen aangeven waarom de implementatietermijn is verlengd en hoeveel maanden de regering nodig denkt te hebben om de richtlijn in Nederland te implementeren? Deze leden zijn verheugd dat de richtlijn kostenreductie breedband maatregelen bevat om de aanlegkosten van breedbandnetwerken te reduceren. Is de Minister van plan om direct te starten met het uitvoeren van de maatregelen beschreven in de richtlijn, bijvoorbeeld het uitrusten van nieuwe gebouwen met basisinfrastructuur en het mogelijk maken om de civiele werken af te stemmen met andere netwerkbeheerders?

De implementatietermijn is verlengd om een zorgvuldige implementatie van de richtlijn in de lidstaten mogelijk te maken. Verwacht wordt dat het wetsvoorstel waarmee de richtlijn is omgezet in Nederlands recht rond de zomer van 2015 wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Er wordt niet voorzien dat direct, vooruitlopend op de definitieve vormgeving en goedkeuring van de wet, wordt aangestuurd op het op voorhand implementeren van maatregelen. Los van dat dit juridisch niet kan, brengt dit het risico met zich mee dat de exacte vormgeving van maatregelen gedurende het wetgevingstraject kan wijzigen. Waar partijen vrijwillig maatregelen willen nemen om kosten te reduceren, kan dat uiteraard en gebeurt het ook al. Een voorbeeld daarvan is dat sommige netwerkbeheerders met elkaar afstemmen waar het graafwerkzaamheden voor aanleg of onderhoud van netwerken betreft. Een ander voorbeeld is dat er een proef is met uitrol van glasvezel via het riool. Waar dergelijke best practices succesvol zijn, kunnen deze worden verspreid via het op te zetten landelijk breedbandplatform. Dit platform wordt mede opgezet als een invulling van de motie Mulder/Oosenbrug (Kamerstuk 24 095, nr. 364).

De leden van de CDA-fractie vragen wat de ambities van Nederland zijn op het gebied van snel internet? Het onderzoeksrapport «Oplossingsroutes naar 100% Breedband in Regio Rivierenland» beschrijft de ambitie van een 100% dekkende toekomstvast infrastructuur in 2020. Wat vindt de Minister van deze ambitie? De richtlijn kostenreductie breedband geeft aan dat in 2020 alle Europese huishoudens toegang moeten hebben tot internet met snelheden van minimaal 30 MB. Is dit voldoende om zorg op afstand te regelen? Kan de Minister aangeven hoeveel MB nodig is voor een zodanig bereik dat een arts op afstand goed kan beoordelen hoe het met de patiënt gaat? In het verlengde hiervan willen de leden van de CDA-fractie benieuwd naar de vorderingen van de pilot zorg en ICT in Twente en naar de vorderingen van de motie Mulder/Oosenbrug (Kamerstuk 24 095, nr. 364), de Minister wordt verzocht hierop in te gaan. Op welke wijze heeft de regering de faciliterende rol met betrekking tot snel internet opgepakt en is er al meer bekend over de reële dekking en knelpunten? Is er een inventarisatie van alle regionale initiatieven in Nederland op het gebied van de realisatie van breedbandinternet?

Voor de ambitie van de regering op breedbandgebied en de faciliterende rol die het Ministerie van Economische Zaken daarbij voor zichzelf ziet, verwijs ik naar mijn brief van 16 december jongstleden (Kamerstuk 32 637, nr. 97). In het Algemeen Overleg Telecom van 30 januari 2014 heb ik in aanvulling op die brief toegezegd u eind van dit jaar nader te informeren over ten eerste de omvang van gebieden zonder snel internet en wat mobiele dekking door middel van 4G in die gebieden kan betekenen en ten tweede informatie over de pilot zorg in Twente.

Eveneens is toegezegd dat de regering een faciliterende rol op zich neemt. Eind dit jaar zal een landelijk digitaal breedbandplatform worden gelanceerd waar kennis en ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Dat platform is niet alleen gericht op regionale en lokale overheden, maar ook burgers en bedrijven in buitengebied. Burgers en bedrijven zullen daar informatie kunnen vinden over modellen en best practices kunnen uitwisselen.

De leden van de CDA-fractie hebben ook een vraag wat betreft staatssteun. In Gelderland kunnen corporaties, verenigingen van particulieren en bedrijven een lening krijgen om de onrendabele top van de investeringen in breedbandaansluitingen te dekken. De maximale bijdrage per project is begrensd op 200.000 euro, omdat een hogere lening wordt uitgelegd als staatssteun. De leden van de CDA-fractie hebben begrepen dat in Brussel wordt onderzocht of de mogelijkheden voor staatssteun kunnen worden verruimd. Zou de Minister kunnen aangeven wat de stand van zaken hiervan is?

Op 21 mei 2014 heeft de Europese Commissie een nieuwe Algemene Groepsvrijstellingverordening (AGVV) vastgesteld. Deze verordening wordt op 1 juli 2014 van kracht. Het is niet zo dat met deze nieuwe verordening de grens wordt aangepast, die grens blijft op 200.000 euro. Wel wordt het proces voor het verlenen van staatssteun vereenvoudigd. Voor het verlenen van staatssteun aan uitrol van breedband in gebieden waar geen snel internet beschikbaar is (zogenaamde witte NGA-gebieden) wordt in de verordening tot 70 miljoen euro staatssteun vrijgesteld van melding bij de Europese Commissie. De verleende staatssteun moet nog steeds aan voorwaarden voldoen die er met name op gericht zijn concurrentieverstoringen te voorkomen. Staatssteun boven 70 miljoen euro moet nog steeds formeel gemeld worden bij de Europese Commissie.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de Minister bedoelt met de mededeling in de brief dat het medegebruik van netwerken en transparantie over de locatie van netwerken door netwerkbeheerders kunnen worden beperkt op grond van veiligheids- en integriteitsoverwegingen. Zou de Minister dit nader kunnen toelichten?

In bepaalde gevallen is het voor de nationale veiligheid belangrijk dat sommige locaties (zoals luchthavens of terreinen van Defensie) uitgezonderd kunnen worden van de verplichting tot transparantie over de ligging van infrastructuren. Een dergelijke uitzonderingsgrond bestaat ook in de huidige Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. Een uitzondering voor medegebruik van netten op basis van integriteitsoverwegingen betreft drinkwaterleidingen om zo een eventuele aantasting van het drinkwater te voorkomen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Geannoteerde agenda Telecomraad 6 juni 2014

De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister heeft aangegeven dat Nederland zal blijven aandringen op het schrappen dan wel wijzigen van de passage over «two is enough». Deze leden vragen hoe haalbaar dit is en hoe groot de Minister de kans acht dat dit lukt?

Mijn inzet is om van de Europese Commissie afdoende garantie te krijgen dat de concurrentie en vraag wat passende verplichtingen zijn niet wordt afgemeten aan het aantal netwerken in de markt. Alhoewel de onderhandelingen nog moeten plaatsvinden, ben ik optimistisch over de uitkomsten op dit punt. De Commissie heeft Nederland al eerder op verschillende niveaus laten weten er niet op uit te zijn de huidige marktregulering in Nederland aan te tasten noch de concurrentie in de markt te willen afmeten aan het tellen van het aantal netwerken. Het Europees Parlement heeft daarbij al gestemd voor het schrappen van deze passage en komt daarmee tegemoet aan de Nederlandse positie. Ook onderstrepen veel, vooral kleinere, landen het belang van behoud van voldoende concurrentie. Deze landen zullen het schrappen van de passage over «two is enough» naar verwachting in principe steunen.

Ook constateren de leden van de D66-fractie dat Nederland in verdere onderhandelingen zal blijven aandringen op het opnemen van een verbod op prijsdiscriminatie. Hoe haalbaar is dit volgens de Minister?

De uitkomsten van de onderhandelingen zijn ongewis. Het Europees Parlement heeft begin april haar standpunt bepaald, waarin prijsdiscriminatie van diensten op het open internet niet expliciet wordt verboden. Nu is het aan de Raad c.q. de lidstaten om een gezamenlijk standpunt te bepalen. De onderhandelingen hierover zijn gestart. Nederland heeft gepleit voor het opnemen van een verbod op prijsdiscriminatie. De lidstaten hebben zich daar tot op heden niet over uitgesproken. Verdere onderhandelingen zullen plaatsvinden. Na een gezamenlijk standpunt van de Raad kunnen de onderhandelingen tussen de Raad, Europese Commissie en het Europees Parlement beginnen. Ik zal mij, met uw steun, nadrukkelijk blijven inzetten voor een expliciet verbod op prijsdiscriminatie.

De leden van de D66-fractie zijn positief over de Nederlandse speerpunten in de onderhandelingen over de verordening elektronische identificatie en vertrouwensdiensten in raadsverband die voor een belangrijk deel zijn verwezenlijkt. De Minister wil dat de verordening voor de partijen die ermee moeten werken, ook praktisch uitvoerbaar is en dat door praktische ondersteuning Nederland de complexiteit wil reduceren en de uitvoerbaarheid wil vergroten. Deze leden ontvangen graag een uiteenzetting van hoe de Minister van plan is dit te doen. De Minister wordt verzocht om aan te geven op welke termijn dit zal plaatsvinden, wat de doelstellingen zijn en hoe de Minister er zeker van kan zijn dat de doelstellingen gehaald worden.

De praktische uitvoerbaarheid van de verordening elektronische identificatie en vertrouwensdiensten is een zorgpunt dat Nederland zal uiten in een stemverklaring hierover. De complexiteit zal zoveel mogelijk worden gereduceerd door onderstaande acties in gang te zetten.

Het Nederlandse eID-stelsel zal gaan aansluiten op een centrale oplossing die Europese authenticatiemiddelen kan accepteren. Deze centrale oplossing kan communiceren met overheidsdienst, die is aangesloten op een makelaar binnen het eID-stelsel.

Nederland neemt verder deel aan werkgroepen in Brussel om de onderliggende regelgeving van de verordening in te vullen. Hierin zal naar technische standaarden worden verwezen. Standaarden zijn veranderlijk en daarom is voor deze flexibele opzet gekozen.

Een goede technische en organisatorische aansluiting van het Nederlandse eID-stelsel op de beproefde Europese infrastructuur is op termijn noodzakelijk om de ontsluiting van middelen uit andere EU-landen te kunnen faciliteren. Binnen grote Europese pilots STORK 2.04 en e-SENS5 worden de benodigde technische standaarden reeds getest. Op deze manier bouwt Nederland ervaring op om grensoverschrijdende authenticatie en verdere elektronische dienstverlening praktisch mogelijk te maken. Voor Nederland ligt de nadruk op samenwerking met vooral de buurlanden België en Duitsland. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland participeert daarin met een pilot als aanbieder van elektronische diensten.

Binnen e-SENS worden de overige vertrouwensdiensten, zoals e-Handtekeningen, e-Bezorging en e-Documenten beproefd. Nederland doet hiermee ervaring op met de inpasbaarheid van deze diensten bij nationale overheden.

Tenslotte wordt toezicht houden op genoemde vertrouwensdiensten mogelijk. Voor Nederland is toezicht een belangrijk punt. Voor vertrouwensdiensten is er een compromis gevonden in licht toezicht op niet-gekwalificeerde vertrouwensdiensten. De verordening regelt echter geen toezicht op elektronische identiteiten, wat een nationale aangelegenheid blijft. In de uitwerking van de verordening worden nu de minimumeisen van toezicht verder ingevuld.

Binnen het Nederlandse eID-stelselworden de eisen die de verordening en de onderliggende regelgeving gaan stellen, opgepakt. De verwachting is dat de verordening elektronische identificatie en vertrouwensdiensten medio 2018 daadwerkelijk van kracht zal zijn en dat Nederland op deze manier tegen die tijd de verordening succesvol heeft geïmplementeerd.


X Noot
1

TNO (2010), Vraag en aanbod Next-Generation Infrastructures

X Noot
2

2013/0027 (COD) – 13/03/2014 Text adopted by Parliament, 1st reading/single reading.

X Noot
3

EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken, 2013/C 25/01.

Naar boven