12 Begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2018 ( 34775-VII );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2018 ( 34775-B );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2018 ( 34775-C );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2018 ( 34775-XVIII );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2018 ( 34775-XII ).

De voorzitter:

We gaan verder met het debat over de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef de heer Martin Bosma namens de PVV het woord.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter. Het duurde even voordat we de zaal leeg hadden, maar dat is nu toch een feit.

Dank aan de staatssecretaris, die na een kleine periode van werkloosheid toch nog even mocht vlammen aan het eind van de eerste termijn. Dank ook aan de minister voor haar uitgebreide antwoorden, zeker ook de schriftelijke beantwoording die we mochten krijgen.

Voorzitter. Over een aantal zaken heb ik toch grote zorgen. "De democratie is ons dierbaar", zegt deze minister. Ja, dat geldt voor ons allemaal. Het is aan de minister om daar handen en voeten aan te geven. Deze minister gaat iets zeer fundamenteels doen, namelijk het referendum afschaffen. Er is volgens mij gister ook aan gememoreerd: er is maar één land dat het referendum eerder heeft afgeschaft. Dat was de DDR. De minister onderbouwt dat dan door te zeggen dat er veel discussie over is. Er is over heel veel dingen veel discussie, ook over voetbal en zo, maar die worden ook niet afgeschaft. Ik vind het een zeer magere onderbouwing.

De minister zei ook dat het referendum niet heeft gebracht wat ervan verwacht werd. Hoezo? Wie had er dingen van verwacht? Wat was er dan verwacht? Wie had die verwachtingen? Heeft de parlementaire democratie ook gebracht wat we ervan hadden verwacht? Als dat niet zo is, moeten we die dan ook afschaffen? Daar ben ik geen voorstander van.

Dan deelt de minister ook mee dat zij er een tegenstander van is dat wij gaan stemmen over die afschaffingswet. Dat is natuurlijk wel heel mager. Ik moet zien — ik ben daar zeer geïnteresseerd in — hoe zij dat juridisch rond gaat krijgen. De argumenten daarvoor heeft ze nog niet en de juridische uitwerking ook niet. Ik vind het vreemd dat dan wordt aangekondigd dat er geen referendum zal zijn over de afschaffingswet, maar dat daar geen argumentatie en juridische onderbouwing bij zitten. Het komt gewoon neer op: volk, zwijg! Dat is de essentie van het hele verhaal.

Dan hoor ik de minister mooie dingen zeggen als "een stem willen geven aan mensen die niet gehoord worden" en "de burger betrekken bij de politiek". Dan vraag je je af wat de uitwerking is. Nou, de uitwerking is dat we mogen meepraten over een parkje en over braakliggende grond. Als dat het dan is! Nee, nee, minister, we willen praten over de grote fundamentele zaken van dit land en van deze maatschappij. Dat heeft niets te maken met parkjes en braakliggende grond, maar dat gaat over fundamentele zaken, zoals over de massa-immigratie, over de islamisering, over de EU en over de gevolgen van al dat soort zaken. Dat zijn de dingen waar we over willen praten.

Dan over fakenieuws. Dat woord kan ik eigenlijk niet meer horen, maar het moet maar weer even. Er gingen drie pagina's in De Telegraaf over. Het wekte toch de indruk alsof er op korte termijn moet worden overgegaan op beperkte dijkbewaking. Natuurlijk baart dat hele fakenieuws-verhaal ons absoluut zorgen. Dat moeten we in de gaten houden en we moeten ons hoeden voor al dat fakenieuws en voor al die buitenlandse inmenging, althans dat moet de minister doen. Als we dan kijken naar wat er overblijft van het verhaal van gister, gaat het eigenlijk meer over een kan-situatie. Dat wisten we eigenlijk toch zo langzamerhand wel. Dat was De Telegraaf van gister. De Volkskrant van dezelfde dag had het erover dat Brussel er een groot probleem van maakte. Dit alles wekt toch de indruk dat er een Brusselse campagne is, waar de minister dan een beetje achteraanloopt. Ze kon het absoluut niet onderbouwen en ze had er geen serieuze voorstellen over.

Voorzitter. Er is een ander gevaar rondom fakenieuws. Alles wordt fakenieuws gemaakt, of althans zo bestempeld, en vervolgens buiten de orde geplaatst. Op allerlei manieren wordt er dan actie tegen ondernomen. We zien dat nu al een beetje met de blauwe vinkjes rondom Twitter. Dat gaat dan om extreemrechts. Ik weet nooit wat extreemrechts is. Dat wordt allemaal niet gedefinieerd. Het zijn van die bangmaaktermen, net zoals ook "fakenieuws" een brede bangmaakterm is. Je ziet in de praktijk dat de vrijheid van meningsuiting met dat soort vage argumenten wordt aangepakt. Die kreet "fakenieuws" wordt te pas en te onpas gebruikt. Die kreet wordt ook gebruikt bij het bestrijden van elke niet-politiek correcte meningsuiting. Dat betoogde ik dus in eerste termijn. De minister gaf mij daar volledig gelijk in, want zij betitelde mijn eigen bijdrage in eerste termijn als fakenieuws. Die vrijheid heeft ze; dat vind ik best. Maar ja, ze kwam zelf aan met een definitie van fakenieuws en dan ging het over statelijke actoren. Ik ben geen statelijke actor. Dat geeft al aan dat die kreet "fakenieuws" breder en breder en breder wordt. Dat is een zeer gevaarlijke ontwikkeling.

Schokkend is ook de opvatting van de minister die zij voor de camera te berde heeft gebracht. Ik citeer: "Als de PVV bepaalde zaken zou doorvoeren, rest ons niets anders dan Amsterdam tot republiek te maken". Gisteren voor de camera van PowNed, de camera van Rutger van Castricum ging het daar ook over. Ja hallo! Die afscheidingsfantasieën, dat separatisme beperkte zich eerst tot de gemeente Amsterdam. Dat was een fantasie van de locoburgemeester, de waarnemende burgemeester van Amsterdam, maar die wordt nu dus door de minister hier te berde gebracht. De minister beschuldigde mij ervan dat ik mij baseerde op fantasieën, maar het is gewoon terug te vinden op internet. Ik vind dat raar. Het is in wezen antidemocratisch. Nee, het is niet "in wezen antidemocratisch"; het ís antidemocratisch. Het is een antidemocratische actie om te stellen: als de uitslag van de verkiezingen ons niet bevalt, dan schaffen wij ons af. Het is vreemd dat uitgerekend iemand die dat soort antidemocratische zaken zegt, nu over de democratie in Nederland gaat.

De heer Öztürk (DENK):

Ik dacht dat de heer Bosma in tweede termijn niet weer over 30 jaar cel voor de minister zou beginnen, maar hij doet het toch. Dan moet ik de vraag ook stellen. Volgens mij wil de heer Bosma ook een beetje rust, want hij wil de Caribische eilanden van het Koninkrijk afhalen. Ik heb begrepen dat daarvoor dezelfde straf geldt. Dat is ook een celstraf van 30 jaar. Dan wil hij misschien ook zelf 30 jaar in de cel als hij consequent en consistent is.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, dat is onvergelijkbaar. Er is een andere relatie tussen Nederland en de Antillen. Dat is een andere relatie dan die met onze hoofdstad. Dat blijkt bijvoorbeeld volkenrechtelijk. De Antillen zijn een voormalige kolonie. Ook door de Verenigde Naties wordt bevestigd dat er een speciale relatie bestaat. Maar het belangrijkste verschil is dat wij met parlementaire voorstellen komen, want wij zijn — de heer Öztürk weet dat ook — medewetgever. Wij hebben tal van moties gemaakt daarover. Ik heb er een paar bij me. De heer Öztürk heeft die moties ongetwijfeld allemaal gelezen. Wij doen het allemaal langs democratische weg, want wij zijn medewetgever. Dat was de toenmalige locoburgemeester van Amsterdam niet.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Öztürk (DENK):

Dus de PVV zegt: wij gaan democratisch iets wat niet mag hier aan de orde stellen, en dan krijgen we geen straf. Maar als een minister in zijn hoedanigheid als wethouder een uitspraak heeft gedaan, moet hij wel de cel in. Dat is een beetje een dubbele benadering van recht, meneer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, de heer Öztürk moet zijn eigen positie als parlementariër niet gaan minimaliseren. Dat moeten we als Kamer niet willen. Wij zijn medewetgever, meneer Öztürk. Dat weet u. Wij maken wetten. En wij kunnen wetten maken over van alles, over alles wat we willen. Het moet niet zo zijn dat datgene waar wij wetten over kunnen maken, wordt ingeperkt. Dat lijkt de heer Öztürk hier wel te bepleiten. Laten we dat alsjeblieft niet doen, meneer Öztürk. Laten we opkomen voor de rechten van het parlement. Wij geloven in het parlement.

De heer Öztürk (DENK):

Nog wel!

De heer Martin Bosma (PVV):

Ja.

De voorzitter:

Gaat u verder, meneer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Dat verlangen van de minister staat ook haaks op de Grondwet, onder andere op artikel 123. Zij wil afsplitsing van een gedeelte van ons land. Uitgerekend die minister gaat over de Grondwet. In Spanje zijn er ook dergelijke wetten, en die worden uitgevoerd. Het is maar een losse observatie, maar het blijft pijnlijk om vast te stellen dat, als je in Nederland zegt "minder, minder Marokkanen", de elites en hun zaakwaarnemers dan in opstand komen, de wereld dan te klein is en je dan voor de rechter komt, maar dat, als je zegt "minder, minder Nederland", je minister wordt.

Voorzitter. Er zijn meer ironieën. De minister spreekt over een uitgestoken hand. De minister functioneerde als burgemeester van de stad Amsterdam. Ze zou boven de partijen moeten staan, maar ze komt met een agressieve, haatdragende speech in de richting van mijn partij, waarin zij het heeft over "geen beschaving", "geen cultuur", "geen humaniteit". En dan hoor ik hier de minister spreken over "mensen die uitsluiting ervaren". Dit is nou net een mooi voorbeeld van een bevolkingsgroep apart zetten en die dehumaniseren. Dat mocht toch niet? Ik herinner haar er ook nog maar eens even aan dat het college van B en W van Amsterdam, waar mevrouw Ollongren toen in zat, heeft gesteld dat PVV'ers racisten zijn. Het zou mooi zijn als minister Ollongren niet de locoburgemeester Ollongren volgt. Ik zou zeggen: resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst. Laten wij hopen dat de minister het beter doet dan de locoburgemeester van Amsterdam.

Daar beperkt ik mij toe, voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Middendorp namens de VVD.

De heer Middendorp (VVD):

Voorzitter. Ik heb nog twintig minuten. Mevrouw de voorzitter, u hebt mij toch weer een paar keer vriendelijk bedankt na de interrupties, dus ik zal het dit keer kort houden. Dan heb ik de volgende keer misschien wat meer. Ik weet niet precies hoe het werkt.

Wat hebben de Nederlanders hieraan? Wij hebben het er lang over gehad en volgens mij is die boodschap een gedeelde boodschap. Dus daar is de VVD erg blij mee. Dat hoorden wij in ieder geval in de beantwoording, dus daarvoor dank. Ik begin even met de coördinatie en begrijpelijk communiceren. Op het punt van die coördinatie: mooie ambitie, dus daarvoor dank. De staatssecretaris zei een aantal keren: snel, betrouwbaar en veilig. Dat is fantastisch en ik denk dat wij in deze bijeenkomst "begrijpelijk" daaraan kunnen toevoegen. In mijn eigen spreektekst had ik dat al verwerkt. Volgens mij kunnen wij dit daaraan toevoegen.

Wat de Wet normering topinkomens betreft: dank voor de visie op de evaluatie. Bij mij kwam toch nog een keer heel erg het beeld op dat wij heel goed kunnen evalueren als wij eenmaal de effecten kunnen bekijken. Logisch, maar laat ik daarbij toch nog een keer benadrukken dat het effect niet alleen is dat mensen dankzij de wet een salariëring onder de norm krijgen, maar dat het ook gaat om de effecten die het heeft op de instellingen die zich aan de norm moeten houden. Het kan zomaar zo zijn dat het effect van mensen onder de norm plaatsen veel sneller te zien is in de evaluatie dan de — in ieder geval voor de VVD — negatieve effecten, bijvoorbeeld dat ziekenhuizen geen goed personeel kunnen aantrekken.

Dan de BRP. We gaan ervoor. Zo vat ik het dan meer even samen. Daar ben ik dus blij mee, want ik zei in de eerste termijn dat het eigenlijk een ontzettende ramp is geweest tot nu toe, van welke kant je er ook naar kijkt. Dus ik ben heel erg blij dat wij dat nu op een andere manier gaan doen. Dan kunnen wij gewoon meteen dit weer gebruiken: snel, betrouwbaar en veilig. Het ging uiteindelijk om luisteren en doen. Wij hebben hier nu goed naar elkaar geluisterd. Dan hoop ik dat wij nu ook gaan doen als wij klaar zijn. Met betrekking tot dat "doen" wil ik de volgende drie moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de overheid haar digitale dienstverlening aan burgers en bedrijven aan het ontwikkelen is;

constaterende dat de overheid nog vele stappen op het gebied van digitalisering heeft te zetten;

van mening dat het van belang is dat er bij de digitalisering van de overheid sprake is van eenheid in de uitvoering en coördinatie;

verzoekt de regering een plan te ontwikkelen dat ertoe leidt dat er bij de overheid (departementen en uitvoeringsorganisaties) eenheid in de uitvoering van de digitalisering tot stand komt, daarbij het bundelen van de beschikbare middelen te betrekken, alsmede de rol en de taken die de Digicommissaris vervult, en de Kamer daarover vóór 1 februari 2018 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Middendorp en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (34775-VII).

De heer Middendorp (VVD):

Dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Operatie Basisregistratie Personen (BRP) is stopgezet;

overwegende dat er een externe commissie is ingesteld die terugkijkt naar de gang van zaken bij deze operatie BRP en die lessen die daaruit geleerd kunnen worden, zal formuleren;

van mening dat de Nederlandse Basisregistratie Personen toekomstvast moet zijn;

verzoekt de regering de Basisregistratie Personen toekomstvast te maken, eventueel door het verder ontwikkelen van de GBA-Verstrekkingsvoorziening (GBAV);

verzoekt de regering tevens daartoe een plan te ontwikkelen en de Kamer daarover uiterlijk 1 april 2018 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Middendorp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (34775-VII).

De heer Middendorp (VVD):

Dan tot slot.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de leennormen, loan to income (LTI) en loan to value (LTV) beide komend jaar nog gewijzigd worden en de LTI sowieso elk jaar wordt gewijzigd;

overwegende dat huizenkopers onzekerheid ervaren vanwege de regelgeving uit de Mortgage Credit Directive wanneer hun hypotheekaanvraag over het kalenderjaar heen gaat;

verzoekt de regering om te regelen dat in het toezicht eenmalig bij de leennormen rekening te houden met een overgangstermijn van één maand, net als afgelopen jaar, omdat de LTV nog een keer wijzigt;

verzoekt de regering tevens in gesprek te-gaan met hypotheekadviseurs en -verstrekkers, NVM, NIBUD en NHG om tot een werkbare oplossing te komen voor de overgangstermijn van de LTI-leennorm en hierover een brief te sturen voor het wetgevingsoverleg Wonen op 11 december,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Middendorp, Van der Molen, Bisschop en Den Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (34775-VII).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter.

Ik wil ten eerste de minister en de staatssecretaris bedanken voor de uitvoerige beantwoording en dat ze zijn ingegaan op de ideeën die ze over hun portefeuille hebben. Dank daarvoor!

Ik heb vier moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel gemeenten te klein zijn om zelf zorgtaken uit te voeren en dat zij hiervoor samenwerken met (buur)gemeenten in gemeenschappelijke regelingen zoeken;

overwegende dat gemeenteraadsleden, vooral die van kleinere gemeenten, hierdoor niet altijd goed zicht hebben op hoe belastinggeld in het sociale domein wordt ingezet;

overwegende dat dit strijd kan opleveren met het budget- en controlerecht van democratisch gekozen gemeenteraadsleden en dit het functioneren van de lokale democratie niet ten goede komt;

overwegende dat gemeenteraadsleden van vooral kleinere gemeenten vaak gebrek aan tijd en middelen en ondersteuning hebben om een goed oordeel te kunnen vellen over complexe samenwerkingsverbanden in het sociale domein;

verzoekt de regering om met de VNG en de belangenvereniging van gemeenteraadsleden in overleg te treden en te inventariseren welke belemmeringen er in het besluitvormingsproces en daarmee in de democratische controle op de uitgave van middelen en de uitvoering van taken zijn en welke concrete maatregelen deze belemmeringen kunnen wegnemen en de Kamer hierover voor 1 maart 2018 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok, Den Boer en Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (34775-VII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel burgers de handen uit de mouwen steken bij het verbeteren van de leefomgeving en collectieve initiatieven nemen die ten goede komen aan de gemeenschap;

overwegende dat actieve burgers die initiatieven willen nemen regelmatig tegen bureaucratische regelgeving of onwillige ambtenaren en/of bestuurders aanlopen;

overwegende dat de facilitering en enige vorm van commitment van lokale overheden essentieel zijn voor het tot bloei laten komen van initiatieven van burgers;

verzoekt de regering om met een voorstel te komen om belemmeringen weg te nemen zodat het recht op initiatief, het right to challenge, in de praktijk gewaarborgd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok, Arissen en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (34775-VII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de uitvoering van publieke taken regelmatig bij semipublieke instellingen wordt belegd;

overwegende dat de bescherming van grondrechten bij het uitvoeren van publieke taken van essentieel belang is voor het functioneren van een rechtsstaat;

overwegende dat in de door de commissie van Venetië opgestelde checklist, aan de hand waarvan de rechtsstatelijkheid van een staat bepaald kan worden, de mate waarin semipublieke actoren aan de eisen van de rechtsstaat voldoen als een van de ijkpunten wordt geformuleerd;

verzoekt de regering bij de overdracht van publieke taken aan semipublieke instellingen expliciet aandacht te besteden aan de bescherming van burgerrechten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok, Arissen, Den Boer en Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (34775-VII).

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

En mijn laatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rijksoverheid voor diverse functies extern personeel inhuurt;

overwegende dat sommige specialistische expertise onvoldoende aanwezig is om ingewikkelde processen te ondersteunen;

overwegende dat ambtenaren soms uit dienst treden en vervolgens als externen worden ingehuurd tegen een veel hoger tarief;

verzoekt de regering in kaart te brengen op welke cruciale deskundigheden de rijksoverheid nu gebruikmaakt van extern ingehuurd personeel en wat de budgettaire effecten zijn van het aannemen en/of behouden van regulier personeel op deze functies ten opzichte van het inhuren van extern personeel en de Kamer hier voor de voorjaarsnota over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok, Arissen, Van Raak en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (34775-VII).

De voorzitter:

Dank u wel.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Molen namens het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. Ik zie hier zes minuten spreektijd staan. Die ga ik niet gebruiken. Hartelijk dank, voorzitter, en ook hartelijk dank aan de bewindspersonen voor hun beantwoording de afgelopen twee dagen. Ik ben vooral erg blij met de woorden die de minister gesproken heeft over right to challenge. Hier en daar is er nog wel discussie over hoe serieus je zoiets moet nemen. Ik kan dat begrijpen, evenals de hele discussie over het referendum, maar ik weet uit ervaring dat heel veel bewoners en initiatiefnemers in onze samenleving echt een overheid verwachten die meehelpt om hun omgeving beter te maken. Daar willen ze zich ook zelf voor inzetten. Ik kijk er erg naar uit dat we daarover nog een verdere discussie gaan voeren.

Ik dank de bewindspersonen ook voor de verschillende toezeggingen die gedaan zijn op vragen die wij als CDA naar voren hebben gebracht. Dat scheelt ook bij het aantal moties dat door ons ingediend moet worden. Ik wil een compliment maken aan de staatssecretaris op het gebied van de digitalisering, niet alleen voor de realistische manier waarop hij naar dit dossier kijkt, maar ook voor het enthousiasme dat hij laat zien, dat hij hiermee aan de slag wil. Het is in ieder geval voor het CDA een aangelegen punt om een aantal goede stappen te zetten om fouten uit het verleden te voorkomen, omdat we daarvan geleerd hebben. Ik denk dat dat het allerbelangrijkste is.

Voorzitter. Ik ben ook erg blij met de toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan op het onderwerp van de pachtgronden. Dat is voor heel veel mensen van belang, ook al lijkt het maar een klein onderwerp te zijn. Het lijkt mij voor het Rijk heel verstandig om weer eens opnieuw na te gaan denken hoe we daarmee om willen gaan. Ik ben blij dat die toezegging er ligt en hoop op een goed gesprek met iedereen die daarbij betrokken is. Ik hoop dat we over kunnen gaan tot een andere manier waar dat passend is.

Dan kom ik nog op het laatste onderwerp, waarbij ik ook een motie wil indienen. Het is ook een van de hoofdonderwerpen die in dit debat hebben gespeeld: de buitenlandse inmenging in onze democratie. Daar hebben we heel veel over gesproken. Het is een heel actueel, maar ook erg schrikwekkend scenario dat we in andere landen zien en wat we met alle inzet van iedereen in dit land moeten beperken, want het doet zich nu al voor en het moet zeker voorkomen worden in de toekomst. Vandaar dat ik samen met de heer Verhoeven van D66 de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er internationaal verhoogde aandacht is voor de inmenging van statelijke actoren, via sociale en andere media, in de nationale maatschappelijke discussie en bij verkiezingen;

voorts constaterende dat de AIVD dit en vorig jaar heeft aangegeven dat Nederland een relevant doelwit is om beleid en beeldvorming te beïnvloeden en dat er in het Cybersecuritybeeld Nederland actueel, dus nu, sprake is van heimelijke politieke, digitale beïnvloeding van het democratische proces;

overwegende dat in diverse landen onderzoeken naar oneigenlijke beïnvloeding door staten via sociale en andere media lopen en maatregelen zijn aangekondigd of genomen;

verzoekt de regering een diepgaand onderzoek in te stellen naar de heimelijke beïnvloeding van de Nederlandse publieke opinie en discussie via sociale en andere media door buitenlandse statelijke actoren en om met voorstellen te komen om de weerbaarheid van onze samenleving op dit punt te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (34775-VII).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Raak namens de SP.

De heer Van Raak (SP):

Als de minister tegen de sleepwet was en voor het referendum, dan zou haar ministerschap een stuk makkelijker zijn. Maar dat is niet zo. De minister is voor de sleepwet en tegen het referendum. Dat betekent dat wij de komende tijd de degens gaan kruisen. Ik hoop dat wij dat op een eerlijke manier gaan doen, en ook met respect voor de spelregels van onze democratie. Dat betekent ook dat ik er vooralsnog van uitga dat een eventuele intrekkingswet voor het raadgevend referendum referendabel zal zijn. Dan krijgt de bevolking — en niet ik — de mogelijkheid om daar een uitspraak over te doen.

De heer Verhoeven (D66):

De heer Van Raak wil de komende tijd een eerlijk debat over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en het referendum, zegt hij. Zullen we dan eens beginnen met niet de fout te maken die de SP bij het vorige referendum herhaaldelijk gemaakt heeft, namelijk allemaal onzin verkondigen en aan beeldvorming te doen? We moet de wet ook niet "sleepwet" of "sleepnet" noemen, maar gewoon: de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Zo heet die wet. Daar gaat het referendum over en dat zijn de feiten. Als u een eerlijk debat wilt, zou dat een mooie start zijn.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb gezegd dat ik hoop en dat ik er ook wel van uitga dat ik met de minister een eerlijk en open debat zal hebben; met de heer Verhoeven heb ik daar heel weinig fiducie in. Ik zie wel dat de heer Verhoeven tijdens het debat over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten voortdurend heeft geageerd tegen de sleepnetfunctie en daar ook amendementen over heeft ingediend, maar nu ontkent dat er sprake is van een sleepwet binnen die wet. Prima, goed, daar gaan we de discussie over aan. Ik wil precies wat de heer Verhoeven nu tegen mij zegt, eigenlijk omdraaien en dat tegen hem zeggen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Dat is leuk. Dat hebben we gisteren gedaan. Toen stond u hier en ik daar. Toen zei u hetzelfde en toen heb ik u antwoord gegeven. Daarna bent u gestopt met vragen stellen en toen was het volgens mij duidelijk. Mijn punt is dit. Laten wij de komende maanden een inhoudelijk debat voeren over die wet en over alle onderdelen daarvan en niet op basis van één term de bevolking bang maken, zoals de SP bij het vorige referendum gedaan heeft. Dat heeft tot heel veel teleurstelling geleid. Ik hoop dat de heer Van Raak van die fout uit het verleden geleerd heeft. Ik wens hem veel succes bij de komende campagne.

De heer Van Raak (SP):

Ik denk niet dat de heer Verhoeven de intentie heeft om een open en eerlijk debat te voeren. Zijn vragen wijzen daar ook op volgens mij. Ik wil de minister vragen om daar snel helderheid over te bieden aan deze Kamer en ook aan de bevolking. Nogmaals, ik hoop oprecht dat we dit democratisch recht zullen respecteren, ook bij een eventuele intrekkingswet.

Dit betekent dus dat we degens gaan kruisen. Maar wat ook past in onze democratie is dat partijen waar mogelijk samenwerken als het gaat om de belangen van burgers, zeker als het gaat om burgers die ernstige misstanden willen melden en hun burgerplicht willen doen. Daarom ben ik heel erg blij met de houding, de opstelling van de minister in dit debat. Dat is in het verleden wel eens anders geweest met ministers van Binnenlandse Zaken. Ik ben ook heel blij dat ik samen met de VVD, met de heer Middendorp de volgende motie mag indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op dit moment onderzoek wordt gedaan naar het functioneren van het Huis voor klokkenluiders;

verzoekt de regering na verschijning van het onderzoeksrapport in gesprek te gaan met het Huis voor klokkenluiders, met als inzet dat uitvoering wordt gegeven aan alle wettelijke taken, waaronder het doen van onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raak en Middendorp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (34775-VII).

De heer Van Raak (SP):

Het is lang geleden, maar in 2003 zette ik voor het eerst voet op het Binnenhof, toen nog als senator. In 2006 werd ik lid van de Tweede Kamer. Ik zal net even te rekenen en dit is mijn tiende minister van Binnenlandse Zaken al. Ik schrok daar wel een beetje van. Ik heb daarvan wel het een en ander geleerd over wat een goede minister van Binnenlandse Zaken is. Dat is eigenlijk een oliemannetje dat zichzelf niet voortdurend op de voorgrond zet, maar er wel voor zorgt dat achter de schermen bestuurlijk Nederland goed draait. Dat is soms een ondankbare taak, maar wel een heel belangrijke taak. We hebben in het recente verleden ook gezien wat voor brokken er ontstaan als we een slechte minister van Binnenlandse Zaken hebben. Ik heb de minister in mijn eerste zin in mijn eerste termijn een degelijke bestuurder genoemd. Ik ben blij met de manier waarop zij zich hier vandaag heeft verdedigd. Ik was het lang niet met alles eens, maar als we op deze manier de discussie kunnen blijven voeren dan zie ik naar die discussies uit.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Raak. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Den Boer namens D66.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter, ik ga het kort houden. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording van de vele vragen. Gisteren heb ik in mijn maidenspeech aandacht besteed aan de drie d's: democratie, discriminatie en digitalisering. Die zijn volop teruggekomen in het debat.

Mijn eerste vraag ging over democratie en met name over de weerbaarheid van de democratie. Ik dank de minister voor de toezegging om de Kamer te informeren over de mogelijkheden van screening van wethouders. Ik zie verder graag hoe zij hiermee aan de slag gaat, vooral met het actieplan over lokaal bestuur. Ik teken aldus de motie van collega Van der Graaf mee.

Ik heb nog een korte vraag. De minister zal gaan onderzoeken hoe zij de democratische controle bij gemeenschappelijke regelingen kan verbeteren. Zij komt daarvoor met een brief. Ik vind het goed dat de minister zich hierbij uitvoerig laat informeren door de gemeenten en de provincies. Toch wil ik haar alvast vragen of zij daarbij de behoeften, kansen en nadelen wil onderzoeken om bij veelomvattende gemeenschappelijke regelingen een rechtstreekse democratische vertegenwoordiging in te stellen, zoals bijvoorbeeld in een metropoolregio.

Discriminatie is ook uitvoerig aan de orde gekomen gisteren in mijn maidenspeech. Ik ben verheugd om te horen dat de minister samen met haar collega's actief werk wil maken van discriminatiebestrijding in Nederland. In de beantwoording spreekt de minister over concrete, effectieve maatregelen en daar ben ik blij mee. Ik wacht de onderzoeken af en ik zal de minister hierop blijven volgen.

Dan tot slot digitalisering. Nog enkele vragen aan de staatssecretaris over die laatste d, die van digitalisering. Hij heeft ons laten weten dat hij aandacht heeft voor de digitale kloof. Dat is heel mooi, maar kan hij ons de garantie meegeven dat hij rekening zal houden met alle groepen mensen die hierbij kwetsbaar zijn, zoals ongeletterden, minderheden, ouderen en mensen met een beperking, bijvoorbeeld door hier in de toelichting op zijn wet digitale overheid waarover hij sprak expliciet aandacht aan te besteden?

De staatssecretaris stelt in zijn schriftelijke beantwoording dat wordt bezien of de inzage- en correctiemogelijkheden van gegevens kunnen worden verbeterd. Mijn partij, D66, heeft zich heel vaak ingezet — en heeft daarover eerder een motie ingediend — om ervoor te zorgen dat mensen kunnen inzien wanneer, waarom en door wie hun gegevens in overheidsdatabases zijn geraadpleegd. Bezien is heel mooi, maar nog mooier zou het zijn als dit een effectief recht op inzage en correctie oplevert. Kan ik hiervan op aan? De gegevens zijn namelijk van personen en niet van de overheid.

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Den Boer. Dan geef ik nu het woord aan de heer Verhoeven namens D66.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter, dank u wel. Dank ook aan de bewindspersonen, aan de staatssecretaris en de minister. Een mooie start van hun mooie taak, denk ik.

Ik zal een paar punten waarover we het gehad hebben kort langslopen. Het voorstel van het kabinet omtrent het referendum wachten we gewoon rustig af. Ik dank de minister voor het overnemen van een aantal van de suggesties van mijn fractie waar het gaat om het gesprek met de techbedrijven voor het bestrijden van beïnvloeding en desinformatie. Ik wacht ook op dat punt de brief af, die eind dit jaar komt. We hebben het verder uitgebreid gehad over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Op dat punt komt de minister ook nog met een nadere toelichting per brief op het regeerakkoord. Die zullen we ook afwachten. Dat waren een aantal van de zaken.

De staatssecretaris hield een enthousiast betoog met betrekking tot digitalisering. Dat doet mij goed. D66 heeft ooit gepleit voor een digitale driehoek. Die is er gekomen, maar dan wel in de vorm van drie CDA-bewindspersonen die nu verantwoordelijk zijn voor digitalisering. Maar ik zie toch echt wel dat er op dat punt bij het CDA veel beweging in de tent is. Dat vind ik heel mooi om te zien. De staatssecretaris gaf aan hoe hij de coördinatie wilde gaan aanpakken. Zijn manier daarbij is een combinatie van realisme, ook wel een soort van projectmatige lenigheid, en praktisch. Zo kende ik in ieder geval het Tweede Kamerlid Knops en zo hoop ik ook de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken te leren kennen en te blijven kennen.

Tot slot wil ik nog een motie indienen, voorzitter. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk en ook in Nederland sprake is van pogingen van beïnvloeding door statelijke actoren in de interne aangelegenheden of democratische processen (waaronder de verkiezingen) van deze landen door middel van nepnieuws, trollen en bots;

overwegende dat het belangrijk is dat mensen zich bewust zijn van dergelijke beïnvloeding en daartegen weerbaar zijn;

verzoekt de regering een voorlichtingscampagne te starten om het bewustzijn te vergoten over beïnvloeding door statelijke actoren van de interne aangelegenheden en democratische processen in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven, Van der Molen, Middendorp, Kuiken en Van der Graaf.

Zij krijgt nr. 21 (34775-VII).

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb natuurlijk, zoals beloofd, mijn collega Öztürk ook aangeboden om mede te ondertekenen, maar hij vond de motie niet van het niveau dat hij ervan verwacht had, dus hij heeft ervan afgezien. En dat is zijn goed recht.

Voorzitter, dank u wel.

De heer Öztürk (DENK):

Ik kende de heer Verhoeven ook voor de verkiezingen. Hij was een echte D66-man. De Democraten 66 zaten in de oppositie. Het referendum was belangrijk. De sleepnetwet was belangrijk. Men heeft amendementen ingediend. Ik zie de heer Verhoeven nu ná de coalitieonderhandelingen. Nu zie ik hem meer doen wat de PvdA de afgelopen vier, vijf jaar heeft gedaan in de coalitie. Is D66 Draai 66 aan het worden? Of DDR66? Of is D66, zeg maar, de nieuwe PvdA in het kabinet-Rutte III?

De heer Verhoeven (D66):

Uhm. Ik heb het gevoel dat ik nu weleens slachtoffer zou kunnen worden van een DENK-filmpje. Daar lijkt dit wel een opzetje voor.

De voorzitter:

Je kunt een beroep doen op een fonds, begrijp ik.

De heer Verhoeven (D66):

Waarschijnlijk zal mijn antwoord niet meer in het filmpje komen, maar de uitermate lollige vraag van de heer Öztürk wel. Ik wens hem veel succes met het filmpje en ik wens hem ook veel volgers toe op zijn Facebookpagina.

Maar het is natuurlijk wel de bedoeling om even inhoudelijk op zijn vraag in te gaan. D66 heeft in die zin dezelfde positie als de Partij van de Arbeid dat wij zo nu en dan, als dat kan en als de verkiezingsuitslag daar reden toe geeft, onze verantwoordelijkheid nemen. Dat doen wij nu in deze regering. Dat zullen wij uiteraard niet doen terwijl wij daarbij onze standpunten ineens niet meer hebben.

Als het gaat over referenda is het heel simpel. Daar heeft u al debatten over gevoerd met mijn collega Jetten. Ik denk dat het de voorzitter verblijdt als ik zeg dat ik dat heel kort zal samenvatten.

De voorzitter:

U heeft het goed gezien.

De heer Verhoeven (D66):

Wij zijn altijd voor raadgevende referenda geweest als opstap naar correctief bindende referenda. Daarover hebben we altijd gezegd dat we die willen. Die willen we nog steeds. Maar wij hebben leden. En onze leden hebben op het congres gezegd: doe dat nou niet meer met internationale verdragen. Dat kon niet meer vanwege de tweede lezing. Toen hebben we onze naam eronder uitgehaald. Wij blijven voor het correctief bindend referendum. Dat is één. En voor wat betreft het referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten verwijs ik naar gisteren. Ik zou heel graag nóg een keer dat hele betoog houden, omdat ik dat dan nog een keer kan herhalen voor de mensen thuis.

De voorzitter:

Nee, nee, nee.

De heer Verhoeven (D66):

Maar ik weet dat ik dat niet moet doen.

De voorzitter:

Nee, het debat daarover is al geweest.

De heer Verhoeven (D66):

Het debat is al geweest. U kunt dus het filmpje van gisteren van de Tweede Kamer integraal terugkijken. Daar zit u zelf ook in, mijnheer Öztürk. Dan hoort u het antwoord op uw vraag van zojuist.

De heer Öztürk (DENK):

Het ging mij meer om de draaicultuur van D66. Ik maak me daar zorgen om, want voor de PvdA heeft meegaan met de VVD geresulteerd in van 38 zetels naar 9 gaan. Uw partij is ook ooit op drie zetels terechtgekomen. Maakt u zich daar wel zorgen om, als een van de toekomstige leiders van D66?

De voorzitter:

Even een punt: we hebben net de heer Van der Molen erop aangesproken dat als je interrumpeert, de vraag gericht is aan degene met wie je het debat hebt. Dus niet andere partijen daarbij betrekken, want anders moet ik straks ook mevrouw Kuiken het woord geven en dat is niet de bedoeling.

De heer Öztürk (DENK):

Ik heb alleen maar feiten genoemd. Van 38 naar 9 is feit.

De voorzitter:

Ja, dat noemt u feiten. Gaat u verder, meneer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Ik waardeer de betrokkenheid van de heer Öztürk bij de Partij van de Arbeid en bij D66. Mevrouw Kuiken is zeer goed in staat om namens de Partij van de Arbeid keuzes te maken en beslissingen te nemen. Ik ben een van de personen die dat in de Tweede Kamerfractie voor D66 doet. Daar hebben wij uw adviezen niet bij nodig. Maar ik heb ze aangehoord, want ik luister naar alle 150 Tweede Kamerleden en ik zal kijken wat ik ermee kan doen in de toekomst.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Verhoeven. We gaan nu naar mevrouw Kuiken. U heeft één minuut, hè, dat weet u.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik beperk me tot de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat politieke beïnvloeding door statelijke actoren in Nederlandse interne aangelegenheden of democratische processen, waaronder de verkiezingen, volstrekt onwenselijk is;

overwegende dat de AIVD heeft vastgesteld dat digitale beïnvloeding door statelijke actoren in toenemende mate een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid;

verzoekt de regering te onderzoeken of de bestaande juridische instrumenten toereikend zijn om het oneigenlijk beïnvloeden van de verkiezingen tegen te gaan en te bestraffen en indien nodig nog voor de aankomende gemeenteraadsverkiezingen deze instrumenten aan te vullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (34775-VII).

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Deze motie is medeondertekend, in het kader van de samenwerking, door collega Verhoeven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het doel van de Wet normering topinkomens (WNT) is het tegengaan van bovenmatige beloningen in de publieke sector;

overwegende dat de WNT van toepassing is op de topfunctionarissen in de (semi)publieke sector;

overwegende dat in de WNT noch in aanhangige wetgeving beperkingen worden opgelegd aan inkomens van externen niet zijnde topfunctionarissen, topfunctionarissen bij de gesubsidieerde instellingen en decentrale overheidsdeelnemingen;

overwegende dat het kabinet voornemens is om hoogwaardige en schaarse specialisten in te huren;

van mening dat daardoor de noodzaak aan tijdelijk inhuren van externen vermindert;

verzoekt de regering om de inkomens van externen niet zijnde topfunctionarissen, onder de werking van de WNT te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken, Van Raak en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (34775-VII).

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik zal het, vanwege de snelheid, plaatsen op twitter.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel voor het woord, mevrouw de voorzitter. Dank ook aan de bewindspersonen voor de uitvoerige reactie in de eerste termijn. Zij hebben in dit debat ook heel helder naar voren gebracht waar zij voor willen staan. Ik noem daarbij in het bijzonder dat ze hoeders willen zijn van de democratie en het openbaar bestuur en dat dit kabinet niet alleen oog heeft voor wat er in de Randstad speelt maar ook echt het kabinet van de regio wil zijn. Dat lijkt mij het begin van iets moois.

Dank ook voor de toezeggingen van de minister dat er een hogere compensatie komt voor herindelingsgemeenten met oog op de extra kosten die zij moeten maken voor het referendum.

Dank ook aan de staatssecretaris, die heel helder heeft getoond dat hij als ambassadeur van de regio en van de grensregio wil optreden. Dat juich ik van harte toe en ik zie uit naar de plannen waarmee hij deze kant op zal komen.

Ik wil ook de minister danken voor haar reactie op the right to challenge, het uitdaagrecht, en het plan waarmee zij wil komen kort na de raadsverkiezingen. Daar zie ik naar uit. Ik breng ook nog even in herinnering de initiatiefnota-Segers/Samsom, die hier goede ideeën over heeft neergelegd en wellicht als inspiratie voor die nota kan dienen.

Ik wil graag drie moties indienen, allereerst een motie over versterking van raads- en statenleden. Daarbij heb ik in het achterhoofd dat de behoefte van de raadsleden juist leidend zou moeten zijn. De leden zouden moeten kunnen kiezen waar zij een training zouden willen volgen, of dat nu is bij de VNG, een opleidingscentrum, de eigen partij of elders. Daarvoor moet ruimte zijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord ingezet wordt op versterking van de voorbereiding, opleiding en toerusting van raads- en statenleden;

overwegende dat niet alle raads- en statenleden gelijke toegang hebben tot opleidingsmogelijkheden;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe de opleidingsmogelijkheden van raads- en statenleden kunnen worden versterkt en daarbij ook te kijken naar de optie van een persoonlijk opleidingsbudget voor raads- en statenleden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (34775-VII).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

De volgende motie gaat over versterking van de lokale democratie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord ingezet wordt op versterking van de voorbereiding, opleiding en toerusting van raads- en statenleden;

overwegende dat het lokaal bestuur de eerste en meest nabije overheid is voor mensen;

verzoekt de regering te komen met een actieplan versterking lokale democratie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Van der Molen, Middendorp en Den Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (34775-VII).

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

De derde motie gaat over coöperatief bestuur.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord ruimte wordt gegeven aan initiatieven vanuit de samenleving, onder meer via een uitdaagrecht en experimenten met het recht op overname;

overwegende dat in de domeinen van zorg, wonen, energie, voedsel en welzijn nieuwe burgerinitiatieven ontstaan met een coöperatieve structuur of een andere rechtsvorm;

overwegende dat deze burgerinitiatieven vaak hindernissen ervaren om een initiatief van de grond te krijgen;

verzoekt de regering in kaart te brengen wat de belangrijkste obstakels zijn voor burgerinitiatieven met een coöperatieve structuur of een andere rechtsvorm en op welke wijze deze kunnen worden weggenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (34775-VII).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Arissen namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil de minister bedanken voor haar beantwoording. Ik heb een zestal moties die ik er snel doorheen ga jagen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de sleepnetfunctie in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 de privacy van burgers ernstig schendt;

constaterende dat de regering kan besluiten de desbetreffende wetsartikelen niet in werking te laten treden;

verzoekt de regering de wetsartikelen over de onderzoeksopdrachtgerichte interceptie, te weten artikel 48, 49 en 50, niet in werking te laten treden;

verzoekt de regering tevens in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 een wettelijk verbod op te nemen op het inzetten van enige bevoegdheid uit deze wet waardoor de communicatie van burgers stelselmatig en op grote schaal onderschept wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (34775-VII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering in de Wet op de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 een verbod op te nemen op het delen van ongeëvalueerde gegevens met buitenlandse inlichtingendiensten;

verzoekt de regering de bepalingen in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 die deze bevoegdheid wél bieden, niet in werking te laten treden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (34775-VII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 op te nemen dat aanbevelingen van de CTIVD naar aanleiding van geconstateerde overtredingen van de wet door de AIVD of MIVD, altijd moeten worden opgevolgd door de minister,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (34775-VII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het medisch beroepsgeheim essentieel is voor het vertrouwen van burgers in de zorgverlener, en dat het verschoningsrecht voor artsen het fundament van het beroepsgeheim vormt;

verzoekt de regering om medische gegevens in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 op dezelfde wijze te behandelen als informatie van advocaten, en dat zij medische informatie dus expliciet vrijstelt van verzameling en opslag door veiligheidsdiensten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (34775-VII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 op te nemen dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten geen gegevens van burgers die geen doelwit van de diensten zijn, mogen verzamelen en bewaren middels realtimetoegang tot databestanden dan wel middels de databestanden die door informanten aan de diensten worden verstrekt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (34775-VII).

Mevrouw Arissen (PvdD):

Mijn allerlaatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 een verbod op te nemen op het hacken van derden, tenzij zij in directe technische relatie staan tot het doelwit;

verzoekt de regering de wetsartikelen in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 die het hacken van derden toestaan, niet in werking te laten treden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (34775-VII).

Dank u wel. Ik geef nu het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Mevrouw de voorzitter, zeer bedankt voor het woord. Allereerst wil ik de minister en de staatssecretaris hartelijk danken voor de zorgvuldige beantwoording van de vragen. Ik hecht eraan om daar mijn waardering ook voor uit te spreken.

Op één punt zou ik graag nog wat verheldering willen hebben. Ik heb het punt van leegstaande bebouwing op het platteland aan de orde gesteld. Het gaat dan om niet-agrarische bedrijfsgebouwen die niet verwijderd worden omdat daar een hoge fiscale kostenpost aan verbonden is. Daardoor kan er enerzijds verrommeling op het platteland ontstaan en kan er anderzijds totaal verkeerd gebruik plaatsvinden. Het antwoord dat daarop is gegeven in de schriftelijke beantwoording van de vragen is: "(...) daarom werk ik samen, en zal ik samenwerken, met de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Infrastructuur & Waterstaat en Economische Zaken & Klimaat om het buitengebied leefbaar te houden." Is de minister bereid om daar ook het ministerie van Financiën bij te voegen? Dat is belangrijk omdat juist die fiscale component een hindernis is om tot een betere afhandeling of een betere afhechting van een bedrijfsbeëindiging te komen.

Mijn dankwoord heeft overigens ook betrekking op de schriftelijke beantwoording van de vragen en raakt daarmee ook de staf die u daar ongetwijfeld bij ondersteund zal hebben.

Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er enorme verschillen zijn per gemeente in de tarieven voor begraven;

overwegende dat het in stand houden en onderhouden van begraafplaatsen een maatschappelijke functie is die niet volledig ten laste dient te komen van de nabestaanden van mensen die in een bepaald jaar begraven worden;

van mening dat begraven ongeacht het inkomen en de woonplaats mogelijk moet zijn, zonder dat mensen zich om financiële redenen gedwongen moeten voelen te kiezen voor cremeren;

verzoekt de regering in overleg te treden met gemeenten en te komen met voorstellen om, rekening houdend met de maatschappelijke functie van begraafplaatsen, begraven ongeacht inkomen en woonplaats betaalbaar te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Van Raak en Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (34775-VII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op grond van het regeerakkoord een proces van herindeling gewenst wordt geacht voor gemeenten die langjarig en in hoge mate afhankelijk zijn van gemeenschappelijke regelingen voor essentiële taken;

overwegende dat gemeenten samenwerken om op een goede wijze invulling te geven aan de gedecentraliseerde taken die beter dicht bij de burger uitgevoerd kunnen worden;

van mening dat geen dwang gewenst is voor gemeenten die in zulke samenwerkingsverbanden samenwerken en daarbinnen goed functioneren;

verzoekt de regering in het beleidskader voor herindelingen uit te gaan van het principe dat gemeenten niet gedwongen kunnen worden tot herindeling wanneer zij op een zorgvuldige wijze samenwerken en financieel gezond zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (34775-VII).

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, ik dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop.

Ik geef tot slot het woord aan de heer Öztürk namens DENK.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil de minister en de staatssecretaris bedanken voor hun antwoord. Ik wil ook de minister bedanken dat zij heeft gezegd dat zij discriminatie keihard wil aanpakken en dat zij het lokaal bestuur een warm hart toedraagt.

Ik heb een motie voorbereid om raadsleden en Statenleden beter te laten ondersteunen en te faciliteren en om hun vergoeding te verhogen, maar ik heb begrepen dat de minister met de VNG in gesprek gaat en in januari daarop terugkomt. Daarom hoef ik die motie niet in te dienen.

Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Binnenlandse Zaken aangeeft dat nepnieuws steeds vaker voorkomt;

constaterende dat de EU een High-Level Expert Group heeft opgericht om de Commissie te adviseren over de aanpak van nepnieuws;

overwegende dat niet alleen landen, maar ook individuele burgers het slachtoffer kunnen worden van nepnieuws;

verzoekt de regering tot de oprichting van een Fake News-fonds dat burgers helpt het nepnieuws van het internet te laten verwijderen en indien kansrijk juridisch aan te vechten, en dat adviezen aan de regering geeft over de aanpak van nepnieuws,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (34775-VII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Britse minister Patel recentelijk is opgestapt omdat zij ontmoetingen tijdens een privévakantie met functionarissen van een ander land niet had gemeld terwijl dat in het Verenigd Koninkrijk wel verplicht is;

constaterende dat in Nederland bewindspersonen hun voorgenomen dienstreizen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken moeten melden maar dat er geen regels zijn voor contacten met functionarissen van een ander land tijdens vakanties en in de privésfeer;

verzoekt de regering bewindspersonen vergelijkbaar met het Verenigd Koninkrijk verplicht melding te laten maken van gesprekken met bewindspersonen, topambtenaren en medewerkers van veiligheidsdiensten van andere landen tijdens hun vakanties en in de privésfeer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (34775-VII).

De heer Öztürk (DENK):

Iets sneller reageren alstublieft. Dit kost mij secondes.

De voorzitter:

Nee hoor, ik houd het in de gaten en dan krijgt u het erbij.

De heer Öztürk (DENK):

Oké dan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overheid het sinterklaasfeest financiert en faciliteert door onder meer een bijdrage vanuit het Gemeentefonds voor de landelijke intocht en het beschikbaar stellen van de openbare ruimte;

constaterende dat uit het onderzoek "Hoe denken Amsterdammers over Zwarte Piet?" van de gemeente Amsterdam blijkt dat ruim 70% van de inwoners met een Afro-Nederlandse achtergrond Zwarte Piet als discriminerend voor henzelf of voor een ander ervaren;

van mening dat van niemand gevraagd kan worden mee te betalen aan zijn eigen schoffering;

verzoekt de regering het sinterklaasfeest alleen te financieren en faciliteren — direct dan wel indirect — indien het ontdaan is van de racistische karikatuur Zwarte Piet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (34775-VII).

Dank u wel.

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Er is behoefte aan een korte schorsing, want er zijn 26 moties ingediend. Ik kijk even naar de bewindspersonen hoelang zij ongeveer nodig hebben om zich voor te bereiden. Mij blijkt dat zij daarvoor vijftien minuten nodig hebben.

De vergadering wordt van 17.44 uur tot 18.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Ollongren:

Dank u wel, voorzitter. Deze tweede termijn zal grotendeels in het teken staan van de administratie op orde krijgen, want er zijn flink wat moties ingediend, die we straks natuurlijk allemaal gaan doorlopen. Er zijn ook een paar vragen gesteld die ik graag wil beantwoorden. Misschien mag ik beginnen met te zeggen dat ik mij aangesproken voelde door de woorden van de heer Van Raak. Er is eigenlijk geen vrouwelijk equivalent van het oliemannetje, maar misschien mag ik het woord "oliemannetje" genderneutraal opvatten. Dat is een rol die mij wel ligt, dus dank daarvoor.

Ook een paar opmerkingen in de richting van de heer Bosma en de heer Van Raak. Ik zou niet willen dat de woorden die zij mij in de mond hebben gelegd over het referendum, worden gezien als de mijne. Ik zal dat zo straks ook bij de moties zeggen. Er is nog geen intrekkingswet aan u voorgesteld. Sterker nog, ik heb nog geen intrekkingswet geschreven. Ik heb ook nog geen voorstel gedaan aan het kabinet, dus u kunt aan mijn woorden geen andere conclusie verbinden dan dat ik daaraan werk.

Tegen de heer Bosma zou ik toch ook willen zeggen, omdat hij zich in zijn tweede termijn ook zo zorgen maakte over Amsterdam en de Republiek Amsterdam: wellicht is het een idee dat de PVV mee gaat doen aan de gemeenteraadsverkiezingen aldaar.

De voorzitter:

De heer Bosma voelt zich genoodzaakt om hierop te reageren.

De heer Martin Bosma (PVV):

Amsterdam is het laatste waar ik mij zorgen om maak; ik maak mij zorgen om de democratie en over de Grondwet.

De voorzitter:

Dan heeft u dit punt ook uitgelegd.

Minister Ollongren:

Zeker.

De heer Middendorp had nog een vraag gesteld over de evaluatie van de WNT. Ik zou willen zeggen dat alle door hem genoemde effecten zullen worden meegenomen in de evaluatie, dus de kwaliteit van het bestuur en het effect op het aantrekken van bestuurders. Ik denk dat dit de effecten waren waar hij op doelde, toen hij het over de eventuele negatieve effecten had. Die zullen dus inderdaad worden betrokken bij die evaluatie die voorzien is voor het jaar 2020.

Mevrouw Den Boer vroeg of ik bij de brief over de democratische controle bij de WGR ook kan betrekken de mogelijkheid van rechtstreekse controle, zoals bij de Metropoolregio het geval is. Dat zeg ik haar graag toe.

Dan de vraag van de heer Bisschop over leegstand op het platteland. Hij vroeg mij om ook de minister van Financiën hierbij te betrekken, naast de minister van Landbouw. Ook dat wil ik graag doen.

Voorzitter. Als u het goedvindt, ga ik dan meteen door met de moties. Ik begin met de motie-Middendorp c.s. op stuk nr. 14, want de eerste twee moties worden straks door de staatssecretaris voorzien van een oordeel. In de motie-Middendorp c.s. op stuk nr. 14 staan twee verzoeken. Ik zou de indieners in overweging willen geven om deze motie aan te houden, totdat zij een brief van het kabinet hebben ontvangen, want ik denk dat datgene wat in de motie staat, voor een deel al gebeurt. In de brief die ik u straks wil sturen, kunt u zien dat in onze redenering geen overgangstermijn nodig is, wat in het eerste dictum wordt gevraagd. Mijn suggestie zou zijn om de motie nog even aan te houden totdat u de brief hebt gelezen. Wellicht is de motie dan niet meer nodig.

De voorzitter:

Nog even over deze motie. Mocht de heer Middendorp deze motie niet aanhouden, wat is dan het oordeel?

Minister Ollongren:

Als de heer Middendorp deze motie nu niet wil aanhouden, dan is mijn oordeel op basis van het eerste dictum dat ik deze moet ontraden.

In de motie-Özütok c.s. op stuk nr. 15 wordt de regering verzocht om in overleg te treden over de democratische controle die hier genoemd wordt. Ik denk dat de motie past bij de toezegging die ik vanmiddag al heb gedaan, om in het voorjaar van volgend jaar te komen met een brief. Ik ga dat overleg aan, heb ik zojuist gezegd. Ik wil dat overleg wel goed voeren. De motie heeft het over 1 maart. Ik zal mijn best doen om dat te halen, maar in ieder geval voorjaar volgend jaar. Ik laat het oordeel aan de Kamer. Ik zal een voorstel doen. Dat heb ik haar al toegezegd. Ik laat het oordeel graag aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 17 verzoekt de regering bij de overdracht van publieke taken aan semipublieke instellingen expliciet aandacht te besteden aan de bescherming van burgerrechten. Dat is een mooie motie, waar ik mee uit de voeten zou kunnen. Wat mij betreft: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 18 is ook van mevrouw Özütok. Deze motie verzoekt de regering in kaart te brengen voor welke cruciale deskundigheid de rijksoverheid nu extern personeel heeft ingehuurd dat, volgens deze motie, zou kunnen worden aangenomen. Ik vat het maar even kort samen, mevrouw Özütok. Over uw vorige motie was ik net heel enthousiast, maar over deze ben ik dat wat minder. Dat komt omdat zowel in de overwegingen als in het dictum een aantal veronderstellingen staan die ik niet deel. Er staat dat ambtenaren uit dienst treden en vervolgens als externen tegen een veel hoger tarief worden ingehuurd: dat is niet correct. Dat kan ook niet volgens het integriteitsbeleid dat wij hanteren. De verantwoordelijkheid voor de inhuur van externen ligt bij de ministers zelf. Overigens kunt u natuurlijk alle ministers daarop verder aanspreken. In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk wordt verslag gedaan van alle inhuur die door de vakministers al is verantwoord. Dat doe ik wel. Ik vind een aparte rapportage bij voorjaarsnota dan ook overbodig. Ik denk ook dat wij bij de inhuur van externen wat flexibiliteit nodig hebben en dat dat verstandig is. Ik heb dat in de eerste termijn ook betoogd. Om al deze redenen ontraad ik deze motie.

Dan ben ik bij een motie van het lid Van der Molen, de motie op stuk nr. 19. Deze motie verzoekt de regering om een diepgaand onderzoek in te stellen naar heimelijke beïnvloeding. Ik wil daar een paar dingen over zeggen. De basis voor datgene wat ik uw Kamer heb gemeld — daarover hebben wij ook het debat gevoerd — is onderzoek van de diensten naar bedreigingen voor de nationale veiligheid. Dat ligt dus eigenlijk ten grondslag aan mijn berichten en waarschuwingen. Onderzoek wordt dus gedaan. Op de geëigende manier wordt uw Kamer daarover geïnformeerd. Als ik de motie zo mag uitleggen dat zij vooral gaat over de inzet om de weerbaarheid van de samenleving te verhogen, als de indieners kennis hebben genomen van het feit dat het kabinet — ik en collega Grapperhaus — in gesprek gaat met techbedrijven en mediabedrijven en weten dat al heb toegezegd daarop in een brief aan uw Kamer terug te komen, dan zou ik het oordeel aan uw Kamer kunnen laten.

De voorzitter:

Ik check even bij de heer Van der Molen of hij het daarmee eens is.

De heer Van der Molen (CDA):

Mijn antwoord zou zijn: die interpretatie van de minister mag, als ik ook van haar goed mag verstaan dat het wel van belang is om ervoor te zorgen dat de Kamerleden volledig op de hoogte zijn van wat er speelt. Dat is ook de reden dat de heer Verhoeven en ikzelf de Kamer nog ertoe gaan bewegen om een hoorzitting te houden. Er zit dus ook een beetje een informatieverzoek achter.

Minister Ollongren:

Mijn streven is om uw Kamer zo volledig mogelijk te informeren. Dus dat mag u zo begrijpen.

De voorzitter:

Dan is uw oordeel?

Minister Ollongren:

Dat blijft zoals ik zei. Het is wat mij betreft oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 20 van de heren Van Raak en Middendorp gaat over het Huis voor klokkenluiders. Misschien is mijnheer Van Raak er niet blij mee, maar ik ben zo enthousiast over deze motie dat ik haar zou kunnen overnemen.

De voorzitter:

Dan kijk ik rond of iemand bezwaar heeft tegen het overnemen van de motie op stuk nr. 20 van de heren Van Raak en Middendorp. Dat blijkt niet het geval te zijn.

De motie-Van Raak/Middendorp (34775-VII, nr. 20) is overgenomen.

Minister Ollongren:

De motie op stuk nr. 21 van de heer Verhoeven cum suis gaat over de voorlichtingscampagne. Deze motie zou ik ook van enige uitleg willen voorzien. Ik denk dat het debat dat wij vandaag hebben gevoerd en de maatschappelijke discussie van de afgelopen dagen bijdragen aan de bewustwording in Nederland van zaken die te maken hebben met beïnvloeding. Ik zei het net ook al: de minister van Justitie en Veiligheid en ik gaan in gesprek met de media en techbedrijven. We willen graag openstaan voor suggesties van andere partijen. We willen leren van andere landen. Ik kan me voorstellen dat daar initiatieven van anderen uit voortkomen die misschien ook een bijdrage kunnen leveren aan die bewustwording. Met andere woorden, een voorlichtingscampagne alleen is volgens mij niet voldoende. Er zijn heel veel verschillende manieren waarop je zo'n voorlichtingscampagne zou kunnen vormgeven. Er zijn ook veel partijen die daar een bijdrage aan zouden kunnen leveren. Ik wil me dus eigenlijk niet vastleggen op de vorm, maar ik vind het wel heel belangrijk om bij te dragen aan die bewustwording. Met die uitleg, als de indiener daar tenminste mee uit de voeten kan, zou ik zeggen: oordeel Kamer.

De heer Verhoeven (D66):

Dat is uitstekend. Het is eigenlijk een verbreding. De minister heeft laten zien dat zij dit onderwerp serieus neemt en in gesprek gaat. Ik vind dit een prima uitleg en kan er dus ook mee leven.

Minister Ollongren:

Dank u wel.

In de motie-Kuiken/Verhoeven op stuk nr. 22 wordt de regering verzocht te onderzoeken of de bestaande juridische instrumenten toereikend zijn. Het gaat nog steeds over de beïnvloeding. Volgens mij heb ik al uitvoerig geschetst dat het kabinet een brede aanpak voorstaat en dat ik daar samen met andere collega's in het kabinet aan zal werken. Ik noemde minister Grapperhaus al, maar dat geldt natuurlijk ook voor minister Zijlstra en mevrouw Bijleveld. Bij die brede aanpak hoort wat mij betreft ook dat we kijken naar de juridische mogelijkheden en onmogelijkheden. Ik wijs er ook op dat het soms heel moeilijk is om aan te tonen dat het al dan niet om een strafbaar feit gaat, maar ik denk dat mevrouw Kuiken dat ook al heeft geconstateerd. Met die toelichting laat ik het oordeel over deze motie over aan de Kamer.

In de motie-Kuiken c.s. op stuk nr. 23 wordt de regering verzocht om de inkomens van externen, niet zijnde topfunctionarissen, et cetera, onder de werking van de WNT te brengen. Als u vanmiddag mijn betoog hierover hebt gehoord, zult u begrijpen dat ik de motie ontraad. We hebben wel beleid dat toeziet op bijvoorbeeld de externe inhuur, de zogenaamde Roemernorm. We hebben beleid dat toeziet op een maximumuurtarief. We hebben beleid voor externe inhuur. Dat lijkt mij voldoende. Ik heb ook betoogd dat een van de redenen om niet over te gaan tot het indienen van WNT3 is dat we het in sommige gevallen wenselijk vinden om mensen die meer verdienen te kunnen betrekken bij het werk. Om die reden ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Een korte reactie, mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik doe een tegensuggestie. Zal ik de motie aanhouden? U heeft gezegd: ik ben net nieuw; ik vind ook dat er heus wel wat excessen zijn en dat soberheid moet worden betracht. Ik zou u eigenlijk de kans willen geven om de komende maanden eens te bekijken hoe het daadwerkelijk uitwerkt. Dat geeft mij de gelegenheid om deze motie op een iets later moment alsnog in stemming te brengen.

Minister Ollongren:

Volgens mij past het bij de samenwerking van de uitgestoken hand dat ik mevrouw Kuiken dank als zij zegt dat zij haar motie wil aanhouden.

De voorzitter:

Is dat het geval, mevrouw Kuiken?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Yes.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kuiken stel ik voor haar motie (34775-VII, nr. 23) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Ollongren:

In de motie-Van der Graaf op stuk nr. 24 wordt de regering verzocht te onderzoeken hoe de opleidingsmogelijkheden van raads- en Statenleden kunnen worden versterkt, inclusief de optie van een persoonlijk opleidingsbudget. Ik dacht dat wij in eerste termijn al hadden geconstateerd dat het goed was om naar het heel brede palet van ondersteuning van raadsleden te kijken. Daarvoor moet ik natuurlijk met raadsleden en hun vertegenwoordigers in gesprek. De enige kanttekening die ik zou willen maken — wat mij betreft laat ik deze motie namelijk over aan het oordeel van de Kamer — is dat er mogelijk ook kosten aan verbonden zijn. Daar moeten we dan ook gezamenlijk een oplossing voor zien te vinden, maar ik neem dit graag mee in het voornemen dat ik al had. Ik laat de motie dus over aan het oordeel van de Kamer.

In de motie-Van der Graaf c.s. op stuk nr. 25 wordt de regering verzocht te komen met een actieplan versterking lokale democratie. Ik denk dat ik, gegeven de toezegging die ik al deed, de motie als zodanig al heb toegezegd. Ik neem haar graag over.

De voorzitter:

Ik kijk even rond of iemand daar bezwaar tegen heeft. Dat is niet het geval.

De motie-Van der Graaf c.s. (34775-VII, nr. 25) is overgenomen.

Minister Ollongren:

In de motie-Van der Graaf/Kuiken op stuk nr. 26 wordt de regering verzocht in kaart te brengen wat de belangrijkste obstakels zijn voor burgerinitiatieven. Ook deze motie past volgens mij goed bij de toezeggingen die ik vanmiddag heb gedaan en zou ik kunnen overnemen, met welnemen van de indieners.

De voorzitter:

Ook nu kijk ik weer even rond of iemand daar bezwaar tegen heeft. Dat is niet het geval.

De motie-Van der Graaf/Kuiken (34775-VII, nr. 26) is overgenomen.

Minister Ollongren:

Dan ben ik bij de moties-Arissen op de stukken nrs. 16 t/m 21. Dat zijn er zes. Al deze moties zijn in zekere zin amendementen op een wet die al is aangenomen door het parlement. Om die reden moet ik ze alle zes ontraden. De Wiv 2017 is aangenomen. Ik vind niet dat mevrouw Arissen mij dit nu via een aantal moties kan vragen, terwijl het debat al is gevoerd. Zij weet ook heel goed dat er toen uitvoerig en waarschijnlijk ook over precies deze onderwerpen een uitwisseling heeft plaatsgehad met de verantwoordelijke bewindslieden. Om die redenen ontraad ik de moties op de stukken nrs. 16 t/m 21, die allemaal over de Wiv gaan.

Mevrouw Arissen (PvdD):

In een nota van toelichting bij het besluit tot vaststelling van het tijdstip van de inwerkingtreding van enkele onderdelen van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 staat een zin die verwijst naar artikel 171, eerste lid: de artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Wij hebben contact opgenomen met Bureau Wetgeving. Dat heeft bevestigd dat de verschillende onderdelen van de wet, waarvan u zegt dat ze waarschijnlijk per 1 mei in werking zullen treden, per artikel of allemaal uitgesteld kunnen worden of niet in werking hoeven te treden. Daarmee zijn mijn moties dus alsnog mogelijk.

Minister Ollongren:

Om te beginnen mag mevrouw Arissen de moties indienen die zij wil, maar ik vind niet dat zij via deze moties terug moet komen op debatten die al gevoerd zijn over de wet. Ik vind dus dat zij niet via een inwerkingtredingbepaling artikelen weer uit die wet kan amenderen. Overigens, mevrouw Arissen heeft natuurlijk helemaal gelijk: de wet is aangenomen, maar het overgrote deel van de wet moet nog in werking treden. Ik verwacht dat dat pas per 1 mei zou kunnen. Mevrouw Arissen weet ook dat ik heb toegezegd om nog een brief te sturen over de wet en de waarborgen in de wet. Ik hoop dat zij die brief met belangstelling zal lezen en dat die brief wellicht wat van haar aarzelingen wegneemt. Daar verwijs ik dus ook naar. Ik blijf wel bij mijn oordeel, namelijk ontraden.

Voorzitter. Dan ben ik bij de motie-Bisschop c.s. op stuk nr. 22, die de regering verzoekt in overleg te treden met gemeenten om te komen tot voorstellen om begraven ongeacht inkomen en woonplaats betaalbaar te houden. Hij heeft natuurlijk de schriftelijke antwoorden op zijn vraag gezien. Ik denk dat we ons moeten realiseren dat het hier over een gemeentelijke taak gaat. Ik zou dat niet op deze manier willen afdwingen. Om die reden ontraad ik deze motie.

Dan kom ik bij de motie-Bisschop op stuk nr. 23, die de regering verzoekt in het beleidskader voor herindelingen uit te gaan van het principe dat gemeenten niet gedwongen kunnen worden tot herindeling. De heer Bisschop weet dat ik gezegd heb dat de gemeenten zelf vaak het beste kunnen bepalen of een herindeling voor hen nuttig is of niet. De heer Bisschop weet ook dat dat soms moeizaam gaat en dat er dan een rol voor de provincies is weggelegd. Met deze motie vind ik dat hij onvoldoende recht doet aan de rol van de provincies. Die rol is er wel en leidt soms ook tot goede resultaten. Om die reden zou ik de motie willen ontraden.

De heer Bisschop (SGP):

Ik wil dan ter toelichting toch attenderen op het slot van het dictum. Daarin is een zekere clausule geformuleerd. Als een gemeente gewoon doet wat een gemeente moet doen, dus goed functioneert, dan moeten wij de gemeentelijke autonomie en de keuzes die de lokale democratie maakt, respecteren. Dat is eigenlijk wat deze motie zegt. Maar op het moment dat er dingen scheefgaan, dat er geen adequate dienstverlening is, dat de financiën niet op orde zijn, wordt het allemaal heel anders. Maar dat laat deze motie dus ook volledig open. Die ruimte heeft de provinciale overheid ook volledig. Ik zou het dus op prijs stellen als er vanuit die optiek nog even naar de tekst gekeken kan worden. Dat kan dan mogelijk ook leiden tot een ander oordeel.

Minister Ollongren:

Ik waardeer de uitleg van de heer Bisschop bijzonder. We lijken elkaar in woorden en in uitleg wel dicht te naderen. Ik wijs op de rol van de provincies en het zorgvuldig geformuleerde uitgangspunt in het regeerakkoord over die rol van de provincies om in voorkomende gevallen gemeenten toch met zachte hand ertoe te bewegen iets te doen waar ze in eerste instantie misschien minder toe genegen zijn. Nogmaals, het gaat over de uitzonderingen. Ik vind dat de motie daar te weinig ruimte voor laat. Ik blijf dus bij mijn oordeel.

Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 35 van de heer Öztürk, waarin de regering wordt verzocht om een fake news fonds op te richten. Wij hebben er al uitvoerig over gesproken. Wij hebben het gehad over allerlei zaken die het kabinet graag wil doen om deze kwestie aan te pakken. Ik ben nog niet overtuigd geraakt van het feit dat daar ook een fonds voor nodig is. Om die reden ontraad ik de motie.

De heer Öztürk (DENK):

Wat DENK wil, is de focus verleggen van Poetin, Rusland en dure onderzoeken naar de slachtoffers. Er zijn slachtoffers van fake news in ons land. Burgers, raadsleden, Statenleden en Kamerleden. Die hebben hulp nodig. Vandaar dat wij zeggen: het hoort ook tot uw beleid om die mensen via een fonds bescherming te bieden. Op dit moment kunnen die mensen een advocaat inhuren. Dat is heel duur, en daardoor laten mensen het vaak gaan. Dat doen pijn bij mensen.

Minister Ollongren:

Ik heb zonet betoogd dat wij beginnen met praten met bijvoorbeeld techbedrijven die hierbij een rol kunnen spelen. We praten ook met media. We inventariseren of de slachtoffers waar de heer Öztürk het over heeft, er ook zijn en op welke manier die dan zouden moeten worden geholpen. U springt wel heel snel naar de conclusie dat daar een fonds voor nodig is. Die conclusie trek ik nog niet. Vandaar dat ik de motie ontraad.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Bent u dan op z'n minst bereid om in een onderzoek te kijken hoeveel slachtoffers er zijn en hoe slachtoffers hiermee omgegaan zijn? Zo kunt u ook voor de Kamer in beeld brengen wat het doet met de slachtoffers en wat zij nodig hebben.

Minister Ollongren:

In mijn analyse zijn wij allemaal slachtoffers van fakenieuws, want het is een bedreiging voor ons en voor onze democratische rechtsorde. U hebt het nu over individuele slachtoffers. Nogmaals, natuurlijk ben ik bereid om te kijken wat voor effecten dit allemaal kan hebben. Daar gaan we ook naar kijken. Maar ik ben gewoon nog niet zover als de heer Öztürk. Hij zou de brief die ik heb toegezegd, kunnen afwachten. Dan kunnen we kijken of hij nog steeds vindt dat dit een goed idee is.

De voorzitter:

De volgende motie.

Minister Ollongren:

Dat is de motie op stuk nr. 36 van de heer Öztürk. Het verzoek is om een regeling te treffen met betrekking tot bewindspersonen die in hun vakantie en in de privésfeer andere dingen zouden doen dan vakantie houden. Ik vat het even kort samen. Ik weet niet hoe dat bij u is, maar mijn regel is: als ik vakantie heb, dan werk ik niet. Volgens mij is dat een heel gezond uitgangspunt. Verder heb ik alle vertrouwen in de integriteit en de verantwoordelijkheid van de bewindslieden. Ik beschouw het niet als een probleem dat op deze manier zou worden opgelost. Ik ontraad de motie.

De heer Öztürk (DENK):

Wij hebben gezien wat het in Engeland teweeg heeft gebracht. De minister daar moest aftreden. De lange arm van Israël is daarmee ook bewezen. Dit gebeurt. We worden heel vaak bang gemaakt voor Poetin en andere boze wolven, maar er zijn ook anderen in de wereld bezig om invloed uit te oefenen. Ik denk dat het ook goed is om te voorkomen dat bewindslieden in dat soort posities terechtkomen en om daar een beleidsregel voor te maken.

Minister Ollongren:

Zoals ik net betoogde, denk ik dat die beleidsregel niet nodig is. Werk is werk. Vakantie is vakantie. Dat is een heel duidelijk onderscheid dat we in Nederland hanteren.

De voorzitter:

De volgende motie.

Minister Ollongren:

De volgende motie is tevens de laatste motie die ik bespreek. Dat is de motie op stuk nr. 37 van de heer Öztürk. Daarin wordt verzocht "om het sinterklaasfeest alleen te financieren en te faciliteren — direct dan wel indirect — indien het ontdaan is van de racistische karikatuur Zwarte Piet". Ik citeer het volledig. Ik weet dat hier vaak over is gesproken. Ik denk dat het heel goed is dat vaak geconstateerd is dat we ten eerste heel respectvol met elkaar moeten omgaan en ten tweede dat we dit lokaal moeten laten. Ik zou graag die lijn willen voortzetten. Om die reden ontraad ik de motie. Daarmee ben ik aan het eind van mijn beantwoording gekomen.

De voorzitter:

Dank u wel. Mijnheer Middendorp, ik heb een idee waarom u naar de interruptiemicrofoon loopt. Het gaat vast over de motie-Middendorp c.s. op stuk nr. 14. Klopt dat?

De heer Middendorp (VVD):

Zo is het. Ik begreep dat het eerste dictum de reden was om de suggestie te doen om de motie aan te houden. Maar de vraag, in ieder geval voor mij, is: waarom?

Minister Ollongren:

De reden dat ik u suggereerde om de motie aan te houden, is omdat u in het eerste dictum een veronderstelling doet waarvan ik denk dat die niet nodig is. U veronderstelt dat er een overgangstermijn nodig is, want u verzoekt de regering om dat te regelen. Ik zou graag een brief willen sturen met argumentatie waaruit blijkt dat die overgangstermijn niet nodig is. Om die reden heb ik gezegd dat ik moeite heb met het eerste dictum.

De voorzitter:

Wat gaat u doen, mijnheer Middendorp: aanhouden of in stemming brengen?

De heer Middendorp (VVD):

Ik wil nu even nadenken over de informatie die ik nu heb.

De voorzitter:

Dat mag.

De heer Middendorp (VVD):

Als iets niet waar is, hebben wij het verkeerd. Dan moeten we weer gaan kijken ...

De voorzitter:

Maar u hebt tot dinsdag de tijd. Voor de stemming kunt u de motie alsnog aanhouden. Dank u wel.

Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Knops:

Dank u wel, voorzitter. Er waren een aantal vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. Allereerst wil ik ingaan op de opmerking van de heer Middendorp, die zei dat hij blij was dat wij het op een andere manier gaan doen. Dat steek ik even in mijn zak. Ik zal zo meteen bij de beoordeling van de motie daarop reageren.

Mevrouw De Boer had een vraag over de inzage en correctie. Daarover kan ik melden dat ik in het eerste kwartaal met een visie kom op het centraal regelen van inzage en correctie. Door de Algemene verordening gegevensbescherming is dat effectieve recht al decentraal geregeld per mei 2018. Maar ik kom daar nog op terug.

Dan moet ik nog iets rechtzetten uit de eerste termijn. Ik behoor de Kamer altijd volledig en juist te informeren. Dat heb ik ook met volle overtuiging gedaan, maar ik heb iets gezegd dat feitelijk onjuist is en dat moet ik even rechtzetten. Ik heb namelijk gezegd dat het BIT 259 toetsen heeft uitgevoerd. Ze hebben wel heel veel gedaan, maar geen 259 toetsen. Zij hebben 26 adviezen afgerond en de departementen zelf hebben 259 toetsen uitgevoerd bij 64 verschillende soorten projecten. Dat is exclusief het ministerie van Defensie, dat zijn eigen toetsen doet en die niet openbaar maakt. Dan heb ik dat bij dezen rechtgezet. Dat scheelt hopelijk weer een motie.

Dan kom ik op de motie-Middendorp/Van der Molen op stuk nr. 12, waarin de regering wordt verzocht een plan te ontwikkelen dat ertoe leidt dat er bij de overheid eenheid in de uitvoering van de digitalisering tot stand komt, en de Kamer daarover voor 1 februari 2018 te informeren. Ik heb aangegeven dat ik de regierol op mij neem en de Kamer daarover informeer in januari. Ik heb in de eerste termijn heel nadrukkelijk gezegd dat eenheid in de uitvoering niet per definitie moet betekenen dat iedereen het op exact dezelfde wijze moet doen. Het gaat erom dat wij niet een soort vrijplaats krijgen waar iedereen maar iets kan doen. De coördinatie is dus het belangrijkste punt. Als ik de motie zo mag lezen en als ik daarvoor het eerste kwartaal van 2018 mag gebruiken, als de indiener daarmee akkoord is, kan ik de motie zelfs overnemen. Dan past deze helemaal in de lijn zoals eerder aan de Kamer toegezegd. Als dat niet zo is, moet ik de motie ontraden. Dat heeft te maken met de termijn. Ik heb in de eerste termijn aangegeven dat ik alleen maar termijnen wil hanteren die realistisch zijn en dat ik niet nu al iets wil toezeggen wat ik niet ga waarmaken. Dat is de reden waarom ik de motie dan zou moeten ontraden, helaas, want de strekking van de motie is buitengewoon sympathiek en die ondersteun ik ook.

De heer Middendorp (VVD):

De vraag was of de motie zo gelezen kan worden dat het eigenlijk een plan van aanpak is en niet een oproep om alles van bovenaf op te leggen aan andere ministeries, partijen et cetera. Het is het eerste. Het is een open vraag om een plan van aanpak. Daar kan ook uitkomen dat er geen relatie is met een ander ministerie. Dat is aan de staatssecretaris. Dat is het eerste. De tweede vraag is of de motie zo gelezen kan worden dat een en ander in het eerste kwartaal kan worden aangeleverd. Zo kan die niet gelezen worden, want er staat 1 februari. Op zich zou je kunnen zeggen dat 1 februari in het eerste kwartaal is, dus het antwoord is ja. Maar ik geloof dat de bedoeling is dat open blijft wanneer in het eerste kwartaal.

Staatssecretaris Knops:

Het lijkt mij toch goed dat ik dit punt even maak. Ik houd er niet van om toezeggingen te doen die ik niet ga waarmaken. Dat is dan een winstwaarschuwing. Ik doe mijn best om het zo snel mogelijk te doen en ik wijs erop dat ik te maken heb met het dictum dat voorligt. In dat dictum staat: verzoekt de regering een plan te ontwikkelen dat ertoe leidt dat er eenheid in uitvoering tot stand komt. Dat heeft dus een heel gericht doel. Dat is niet zomaar een plan, zoals de heer Middendorp duidt. Ik lees hier wat anders. Als de tekst zodanig wordt aangepast dat die ruimte er inderdaad is, dan zou het wellicht zelfs sneller kunnen dan Q1. Maar zoals het er nu staat — en daar moet ik de motie toch op beoordelen — moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

Tot slot. Wat gaat u doen?

De heer Middendorp (VVD):

Nou, in de eerste plaats zou ik zeggen dat het de bedoeling is dat de staatssecretaris denkt dat het daartoe leidt, want dat geldt voor elk plan. Ik hoop dat het plan daar dan toe gaat leiden, maar ik begrijp dat dat misschien niet zo is. Maar inderdaad, dat is wel de bedoeling. Het tweede is ... Maar dan moet ik haar even aanhouden, want anders moet ik overleggen. Dus het komt goed; ik begrijp het.

Staatssecretaris Knops:

Tot de motie in stemming komt, kunt u haar altijd aanpassen. Maar ik zou zeggen: hoe opener ze is, hoe makkelijker het voor mij is. Hoe meer de motie geleid wordt richting eenheid van uitvoering enzovoorts en hoe meer dingen aan het dictum worden toegevoegd, hoe meer tijd ik nodig heb.

De voorzitter:

Het gaat vooral om de datum, begrijp ik. De heer Middendorp.

De heer Middendorp (VVD):

Ja. Ik heb daar alle sympathie voor. Ik heb al een paar keer gezegd dat ik zeer enthousiast ben over het enthousiasme van de staatssecretaris.

De heer Verhoeven (D66):

Is ze nou aangehouden of niet?

De heer Middendorp (VVD):

Nu weet ik even niet wat ik moet doen.

De voorzitter:

Meneer Verhoeven, bemoeit u zich er niet mee.

De heer Middendorp (VVD):

Ik ga door met de staatssecretaris, maar ik beantwoord wel gelijk de vraag van de heer Verhoeven, namelijk dat de motie niet aangehouden wordt. We strepen er gewoon de datum uit en dan is het helemaal aan de staatssecretaris wanneer hij het plan wil opsturen.

De voorzitter:

Dan kijk ik naar de staatssecretaris of hij van mening is veranderd.

Staatssecretaris Knops:

Ik denk dat ik dat niet vaak meer ga meemaken. Dus dat is prima.

De voorzitter:

Dan is het oordeel Kamer?

Staatssecretaris Knops:

Ja, ik zou haar zelfs kunnen overnemen.

De voorzitter:

Overnemen? Hoort u dat meneer Middendorp? Vindt u dat goed? Iedereen roept nu van alles, maar ...

Staatssecretaris Knops:

Oké. Dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Oordeel Kamer. De motie wordt gewijzigd, begrijp ik.

De voorzitter:

De motie-Middendorp/Van der Molen (34775-VII, nr. 12) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de overheid haar digitale dienstverlening aan burgers en bedrijven aan het ontwikkelen is;

constaterende dat de overheid nog vele stappen op het gebied van digitalisering heeft te zetten;

van mening dat het van belang is dat er bij de digitalisering van de overheid sprake is van eenheid in de uitvoering en coördinatie;

verzoekt de regering een plan te ontwikkelen dat ertoe leidt dat er bij de overheid (departementen en uitvoeringsorganisaties) eenheid in de uitvoering van de digitalisering tot stand komt, daarbij het bundelen van de beschikbare middelen te betrekken, alsmede de rol en de taken die de Digicommissaris vervult, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38, was nr. 12 (34775-VII).

Staatssecretaris Knops:

Ik wil uw procedures niet ...

De tweede motie van de heer Middendorp, op stuk nr. 13. Ik moet zeggen dat de hele motie mij buitengewoon aanspreekt, maar ook hier geldt het punt van de datum. Het is eigenlijk heel simpel. Er is een commissie ingesteld en die commissie levert op die datum op. Ik kan natuurlijk niet op dat moment meteen al een plan voorleggen. Dus het zit 'm hier ook in de realistische toezeggingen. Als ik de motie zo mag lezen of als de heer Middendorp bereid is om haar zo aan te passen dat die datum van 1 april, eerst 31 januari, wordt veranderd in "voor de zomer", dan kan ik ... Ik doe echt mijn best om het sneller te doen, hoor, want ik ga geen dingen ophouden. Maar ik weet wel dat ik dan kan leveren en anders moet ik de heer Middendorp teleurstellen. Hij heeft dan weer een punt om te zeggen: ja zeg, er is een motie aangenomen en u voert haar niet uit. Dat zou ik niet willen, omdat ik de strekking van de motie volledig onderschrijf. U mag haar ook aanhouden. Dat is aan u, maar ...

De voorzitter:

Maar de datum is veranderd. Onderaan de pagina staat: 1 april 2018. Klopt dat?

De heer Middendorp (VVD):

Ja.

Staatssecretaris Knops:

Maar dan levert de commissie haar werkzaamheden pas op en het is zo dus praktisch onmogelijk voor mij.

De voorzitter:

Wat gaat u nu doen? Meneer Middendorp, even voor de helderheid: één opmerking. We gaan niet onderhandelen!

De heer Middendorp (VVD):

Ik begrijp dat de vraag was of ik "1 april" kon veranderen in "voor de zomer".

Staatssecretaris Knops:

Ja, en dan ga ik ervan uit dat de zomer ...

De voorzitter:

2018, neem ik aan.

De heer Middendorp (VVD):

Mevrouw de voorzitter, ik ben het met u eens dat 1 april voor de zomer is, maar ik begrijp wat er bedoeld wordt. Dus laten we dat dan maar doen.

De voorzitter:

Dus u gaat de motie wijzigen?

De heer Middendorp (VVD):

Ja.

De voorzitter:

De motie-Middendorp (34775-VII, nr. 13) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de operatie basisregistratie personen (BRP) is stop gezet;

overwegende dat er een externe commissie is ingesteld die terugkijkt naar de gang van zaken bij deze operatie BRP en die lessen die daaruit geleerd kunnen worden zal formuleren;

van mening dat de Nederlandse basisregistratie personen toekomstvast moet zijn;

verzoekt de regering de basisregistratie personen toekomstvast te maken, eventueel door het verder ontwikkelen van de GBA-Verstrekkingsvoorziening (GBA-V);

verzoekt de regering tevens daartoe een plan te ontwikkelen en de Kamer daarover uiterlijk voor de zomer van 2018 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39, was nr. 13 (34775-VII).

De voorzitter:

Dan kijk ik naar het eindoordeel van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Knops:

Van dit debat of ...?

De voorzitter:

Nee, van de gewijzigde motie!

Staatssecretaris Knops:

O sorry, dan is het oordeel Kamer. Positief. Het is ondersteuning van beleid, maar dat mag niet meer. Dus oordeel Kamer.

De voorzitter:

Nee, dat mag niet meer. Dank u wel.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik wil de minister en de staatssecretaris heel erg bedanken voor hun antwoorden en voor hun aanwezigheid. Het is hun eerste begrotingsbehandeling en ook zij hebben die zonder kleerscheuren doorstaan. Ik schors de vergadering tot 20.00 uur.

De vergadering wordt van 18.36 uur tot 20.00 uur geschorst.

Voorzitter: Van Oosten

Naar boven