5 Informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Regels over de informatie-uitwisseling betreffende bovengrondse en ondergrondse infrastructuur van netten en netwerken ter voorkoming van graafschade en ter bevordering van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid, alsmede wijziging van de Telecommunicatiewet ter bevordering van medegebruik van fysieke infrastructuur en van de gecoördineerde aanleg van civiele werken (Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken) ( 34739 ).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van harte welkom. Het is haar eerste debat en daar wens ik haar heel veel succes mee. Ook welkom aan de Kamerleden, aan de mensen op de publieke tribune en aan de eventuele kijkers thuis.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

We hebben vandaag vijf sprekers. Ik wil allereerst het woord geven aan de heer Weverling van de VVD. Het is zijn maidenspeech. We hebben hier in de Kamer de regel dat hij dan niet geïnterrumpeerd mag worden. Ik wens hem succes met zijn eerste debat en bijdrage.

De heer Weverling (VVD):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Het is voor u, de staatssecretaris en voor mij de eerste keer, dus inderdaad een bijzonder moment. Felicitaties ook aan u, mevrouw de staatssecretaris, in vak-K. Ik hoop op een constructieve samenwerking.

Ik mag voor het eerst de Kamer tijdens een plenaire vergadering toespreken. Ik moet eerlijk zijn: dat geeft mij een nederig gevoel. Het mag zo simpel lijken: het uitspreken van een tekst voor een microfoon. Maar als je bedenkt dat je dat namens vele kiezers doet, maakt dat het moment toch speciaal. Voor die groep, de mensen in het land, staan wij als Kamerleden dag na dag in deze zaal. Wij staan hier omdat wij Nederlanders vertegenwoordigen en omdat wij ons land een stukje beter en mooier willen maken. Wij willen dat alle Nederlanders gaan voelen dat het weer beter gaat, dat na vele jaren van crisis alle seinen weer op groen staan. Wij hebben de afgelopen jaren veel bereikt, en daar mogen we trots op zijn. Het laat voor mij zien waar we als Nederlanders toe in staat zijn. We laten ons niet stoppen door tegenslag maar kijken juist wat we wel kunnen doen. We verbeteren onszelf constant. Het beste is voor Nederlanders vaak niet goed genoeg. Dat drijft ons om ons land steeds weer wat beter te maken.

Ik ben dankbaar dat ik hier mag staan. Ik hoop de komende jaren van waarde te kunnen zijn voor de mensen in het land. Er blijven tenslotte genoeg uitdagingen over. Zo moeten we zorgen dat Nederland een open economie blijft, met een gezonde concurrentiepositie en een goed vestigingsklimaat. Een land waar volop ruimte is voor ondernemerschap, voor familiebedrijven en voor technologie en innovatie. Op deze manier kan iedereen in dit land zich blijven ontwikkelen en zijn of haar dromen blijven najagen.

Dat we deze uitdagingen aankunnen, hebben we keer op keer laten zien. Ik noem als voorbeeld de Nederlandse tuinbouwsector. Uiteraard ben ik als Westlander en als voormalig wethouder van deze ondernemende tuinbouwgemeente niet helemaal onbevooroordeeld, maar onze Nederlandse tuinbouwsector staat mondiaal zeer goed aangeschreven. We zijn na de Verenigde Staten wereldwijd de tweede exporteur van agrarische producten. Met onze kennis van duurzaam telen kunnen we in potentie de hele wereld voeden. Bovendien is de voetafdruk van elke productiekilo mondiaal gezien het kleinste op het gebied van CO2, energie, pesticide en antibiotica. We hebben laten zien dat alles mogelijk is, welke uitdagingen er ook op ons pad komen. Ik hoop dat ik met dezelfde ondernemende instelling de komende periode volksvertegenwoordiger mag zijn.

Voorzitter. Ik noemde al de vele uitdagingen voor de komende jaren. Een van deze uitdagingen is het behouden en versterken van onze digitale infrastructuur. Onder de Nederlandse bodem liggen vele duizenden kilometers kabel, die mensen voorzien van mobiele telefonie, radio en tv en snel internet. Bij Nederlanders thuis, bij bedrijven, bij ziekenhuizen en ook in dit parlement. Het wetsvoorstel dat vandaag voorligt, heeft als doel om deze infrastructuur te versterken. Ondanks dat we de afgelopen decennia van analoog zijn overgestapt naar digitaal en er veel meer mobiele mogelijkheden zijn gekomen, valt of staat dit met goede kabels onder de grond en voldoende antennemasten. Zonder deze ondergrondse infrastructuur ook geen mobiele communicatie, radio, tv of snel internet. Die zal zorgen dat Nederland voorop blijft lopen bij het bieden van internet met hoge snelheid en dat iedereen hiervan kan profiteren.

Hoewel we dit wetsvoorstel ondersteunen, ziet de VVD op twee punten toch ruimte voor verbetering. Allereerst de gedoogplicht voor gemeenten. Gemeenten zijn verplicht om de gelegde ongebruikte kabels die geschikt zijn voor verbindingen met hoge snelheid, te gedogen. Dit wetsvoorstel beoogt hier enige verandering in te brengen en in de toekomst kan een gemeente een verzoek tot opruiming doen als de kabels te lang ongebruikt in de grond liggen. Dit leidt wat ons betreft tot kapitaalvernietiging en bovendien lijkt het ons niet wenselijk als zo'n verzoek ertoe leidt dat gemeenten precario kunnen gaan heffen aan organisaties die eigenaar zijn van de kabels als de kabels blijven liggen. Dit is uiteindelijk nadelig voor de eigenaars van de kabels maar ook voor de gemeenten zelf en met name voor de inwoners van dorpen en steden. Het verzoek tot het opruimen van kabels kan leiden tot grootschalige werkzaamheden bij mensen in de straat. En daar zit niemand op te wachten, zeker niet als blijkt dat in de nabije toekomst nieuwe kabels nodig blijken te zijn. Want als de leidingen er toch al liggen, kan er simpelweg een kabel doorheen geblazen worden zonder dat de grond opengehaald hoeft te worden. Wanneer de kabels zijn weggehaald, moet wel opnieuw de grond opgegraven worden, waar niemand op zit te wachten. CDA-collega Van den Berg zal daarom mede namens mij in dit debat een amendement indienen om te voorkomen dat de Nederlandse digitale infrastructuur onterechte schade zal worden toegebracht.

Daarnaast wil ik de staatssecretaris vragen op welke manier gemeenten op de hoogte gebracht worden over de veranderingen die deze wet voortbrengt en of gemeenten ook door het ministerie gewezen worden op de voordelen die het behouden en het uitbreiden van ondergrondse verbindingen hebben. Het lijkt ons goed dat dit gebeurt. Kan de staatssecretaris hierover duidelijkheid geven?

Tevens wil ik aandacht vragen voor de gebruikers van hoge zendmasten in Nederland. Iedereen die naar de radio luistert, maakt ongemerkt gebruik van zendmasten met een hoogte van meer dan 100 meter. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de zendmasten in Hilversum of in Hoogersmilde. Gebruikers van dit beperkte aantal zendmasten, radiostations die onder andere uitzenden op de FM-frequentie, zijn aangewezen op deze masten vanwege de hoogte. Het uitzenden van FM-frequenties kan zover de horizon reikt. In het verleden heeft dit geleid tot hogere huurprijzen van zo'n antenne. Dit vond en vindt de VVD onwenselijk. In het verleden heeft mijn voorganger Afke Schaart daarom samen met het CDA een amendement ingediend dat dit moest voorkomen. Deze toevoeging, die overigens in 2013 Kamerbreed werd gesteund, werkt. Echter, in het voorliggende wetsvoorstel is deze regeling weer verdwenen. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom hiervoor is gekozen? De VVD vindt het onwenselijk dat dit gebeurt en daarom zal collega Van den Berg ook op dit punt mede namens de VVD een amendement indienen.

Goed, voorzitter, ik sluit graag af met een persoonlijke noot. Ik ben er trots op dat ik hier mag staan en dat ik de Nederlanders mag vertegenwoordigen. Ik kan mij eigenlijk niet iets anders voorstellen wat mooier is op dit moment om te doen, namelijk om Nederlanders te vertegenwoordigen hier in dit mooie parlement om samen met u en die Nederlanders te zorgen dat Nederland nog een beetje mooier wordt, dag aan dag en stap voor stap. Dus daar gaan we de schouders onder zetten.

Nou, het was een bijzonder moment; ik heb nog drie minuten over. Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel. De kop is eraf. Felicitaties ook van mij. Het was een heel enthousiast verhaal. Ik stel voor dat we de vergadering heel kort schorsen zodat de felicitaties overgebracht kunnen worden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter. Op de eerste plaats wil ik natuurlijk graag de staatssecretaris feliciteren met deze functie en haar heel veel succes toewensen voor de toekomst. We hopen op een prettige samenwerking met de Kamer.

Zoals mijn collega Weverling al aangaf, spreken wij vandaag over de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken. Voor de kijkers thuis en op de tribune: dit gaat dus over de implementatie van een Europese richtlijn die een impuls wil geven aan snel internet in Europa door de kosten van de aanleg van breedbandnetwerken te verlagen. Dit moet er mede toe leiden dat de doelstellingen van de digitale agenda, dat alle Europeanen in 2020 toegang hebben tot sneller internet van 30 megabit per seconde of meer, in ieder geval worden gehaald.

De CDA-fractie vindt snel internet in heel Nederland — en met name dus ook in het buitengebied, waar het nu vaak achterblijft — van groot belang en maakt zich daar ook al langer hard voor. Snel internet is namelijk een voorwaarde voor de hele Nederlandse economie om concurrerend te blijven met de rest van de wereld. Steeds meer systemen waar ondernemers mee te maken hebben, werken alleen goed met snel internet.

Snel internet is daarnaast ook van belang voor het mogelijk maken van digitale onderwijsontwikkeling op scholen, het kunnen verlenen van zorg op afstand, het vergroten van de leefbaarheid op het platteland en het creëren van de mogelijkheden om goed thuis te kunnen werken. De CDA-fractie vindt het daarom belangrijk dat deze wet, die kan bijdragen aan dit doel, nu in de Tweede Kamer wordt behandeld en hoopt op een snelle verdere behandeling. Kan de staatssecretaris een inschatting geven wanneer de wet ingaat indien beide Kamers instemmen met deze wet?

De CDA-fractie kan zich op hoofdlijnen vinden in deze wet. Echter, er zijn wat ons betreft nog wel twee belangrijke verbetervoorstellen. Daarom heb ik, zoals mijn voorganger Arne Weverling al aangaf, met collega's van VVD, D66 en de ChristenUnie twee amendementen ingediend. Het eerste amendement gaat over het verwijderen van kabels. In dit wetsvoorstel wordt de aanbieder verplicht om kabels die gedurende een periode van tien jaar geen deel uitmaken van het netwerk, op verzoek van de gedoogplichtige op te ruimen. Dat betekent dus dat de eigenaar van de grond kan vragen aan degene die kabels heeft gelegd om ze op te ruimen. Dit voorstel vindt de CDA-fractie niet in lijn met het doel van de richtlijn, namelijk snel internet creëren door het bevorderen van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid. Wij moeten daarom ook voorkomen dat er kabels worden verwijderd die wel degelijk geschikt kunnen zijn voor de uitrol van breedband in de toekomst.

Gelet op de doelstelling van de richtlijn is het opruimen van ongebruikte kabels die geschikt zijn voor breedband of het aansluiten van gebruikers op een openbaar elektronisch netwerk een vorm van kapitaalvernietiging. Dat vindt de CDA-fractie niet wenselijk. Uit het oogpunt van kosten en maatschappelijke overlast is het bovendien wenselijk verwijderingswerkzaamheden uit te voeren op een moment dat al andere graafwerkzaamheden plaatsvinden. Dit voorkomt namelijk dat de grond meerdere malen open moet. Het amendement dat wij indienen stelt daarom voor dat aanbieders pas na tien jaar tot verwijdering gedwongen kunnen worden indien aan de voorwaarde wordt voldaan dat het gaat om een redelijk verzoek van de gedoogplichtige. Een redelijk verzoek houdt volgens de indieners rekening met bovengenoemde aspecten door mee te wegen of de opruimwerkzaamheden gelijktijdig met andere graafwerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd of dat er onnodige graafoverlast is. Een verzoek tot opruiming van ongebruikte kabels is wat de indieners van het amendement betreft pas redelijk indien het infrastructuur betreft die technisch gewoon niet meer geschikt is voor breedband of het aansluiten van gebruikers op het netwerk, of indien de opruimwerkzaamheden gelijktijdig met andere graafwerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, zodat er geen onnodige graafoverlast is en er dus ook zeker geen sprake is van kapitaalvernietiging. We horen graag de reactie van de staatssecretaris op het amendement.

We hebben nog de vraag of de staatssecretaris het ermee eens is dat er, als er overeenstemming is tussen de aanbieder van de kabels en de gedoogplichtige, dus de eigenaar van de grond, dat de kabels niet na tien jaar hoeven te worden verwijderd, ook geen precario geheven kan worden. Uit de eerdere schriftelijke beantwoording dachten wij dat te kunnen opmaken, maar voor de zekerheid willen wij graag een bevestiging.

Het tweede amendement gaat over het schrappen van artikel 3.24. Dit gaat niet over snel internet, maar het wordt wel in dit wetsvoorstel voorgesteld. Voor de kijkers thuis en op de tribune: het betreft hier de betaling voor het gebruik van zendmasten. Dit is belangrijk omdat de consument die prijs uiteindelijk weer terugkrijgt in zijn tv-programma's. Het CDA heeft, net als vele andere partijen, daarover meerdere schriftelijke vragen gesteld. We begrijpen op zich dat de regering naar een uniform medegebruikersregime streeft. Echter, dat vinden wij geen doel op zichzelf. Collega Weverling gaf het al aan: in 2011 is unaniem een amendement van VVD en CDA rondom het medegebruik van de antenneopstelpunten aangenomen. Uit het veld krijgen wij duidelijke signalen dat dat amendement uit 2011 prima werkt. De tarieven die omroepen betalen voor het gebruik van die zendmasten zijn aanmerkelijk gedaald. Er zijn nauwelijks geschillen meer over de hoogte van de tarieven, en masteigenaren en mastgebruikers gaan sindsdien in een genormaliseerde situatie met elkaar om. Wij zien daarom onvoldoende aanleiding om de wet aan te passen. Daarom hebben wij dus dat amendement ingediend.

GroenLinks heeft een soortgelijk amendement ingediend, maar met een andere toelichting. Wij willen erop wijzen dat de toelichting van dit amendement van groot belang is opdat het amendement ook werkelijk regelt wat wordt beoogd. Een voorbeeld daarvan is dat wat eerder is gewisseld in de behandeling in de Eerste Kamer in verband met de Nota Frequentiebeleid 2005, relevant blijft voor de toepassing van de nieuw in te voegen artikelleden 1a en 1b. Vandaag is door ons toch gekozen om dit amendement apart in te dienen. Uiteraard is GroenLinks van harte uitgenodigd dit mee te tekenen. We horen ook graag de reactie van de staatssecretaris op dit amendement.

De laatste vraag aan de staatssecretaris is of zij ervoor gaat zorgen dat in heel Nederland iedereen zo snel mogelijk over snel internet kan beschikken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef graag het woord aan de heer Paternotte van D66. Hij heeft een spreektijd van vijf minuten opgegeven.

De heer Paternotte (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Allereerst mijn welgemeende felicitaties aan de staatssecretaris met haar nieuwe baan, en vooral natuurlijk met haar prachtige portefeuille. Ik kijk enorm uit naar de samenwerking. Ik vind het als D66'er ook heel goed om te zien dat de staatssecretaris vanochtend voor haar eerste wetsbehandeling al heeft ervaren dat met de trein reizen vaak sneller is dan met de auto. Ik zal haar waarschijnlijk wat minder tegenkomen in die trein, maar evengoed denk ik dat het met de samenwerking goed gaat komen.

Het is ook mooi dat de eerste wet die zij behandelt, gaat over het zo snel mogelijk maken van telecomnetwerken. Nederland is op dit moment kampioen, op heel veel gebieden natuurlijk, maar ook op het gebied van digitale connectiviteit. Van de nu nog 28 EU-lidstaten is Nederland veruit het best digitaal verbonden, zo blijkt uit de Digital Economy and Society Index. Dat zien we alleen niet elke dag op straat, want die prestatie wordt geleverd door ondergrondse kabels en door communicatie door de lucht via antennemasten die ver boven ons oogbereik zitten. Maar met AMS-IX hebben we in Amsterdam-Zuidoost het grootste internetknooppunt ter wereld. Dat merken we vooral als we op vakantie zijn en het downloaden van een filmpje op de camping voelt als een stap in de prehistorie, ver weg van de breedband in het snelste internetland van Europa.

Maar er is genoeg te doen, want Nederland moet zich niet laten regeren door de wet van de remmende voorsprong. Die connectiviteit is extra belangrijk in het buitengebied, waar ondernemers vaart willen maken en boeren straks met smart farming zo klimaatefficiënt mogelijk gewassen willen telen. Nederland moet dus ruim baan geven aan snelle verbindingen en de netwerken klaarstomen voor de toekomst, waarin dataverkeer nog vele malen belangrijker en omvangrijker is dan nu.

Wij hebben één heel groot voordeel. Ons land is al onderlegd met ruim 1,5 miljoen kabels en buizen, voor iedere elf Nederlanders dus een kabel of een buis. Als we daar optimaal mee omgaan, is de voorsprong niet remmend maar is het een springplank die digitalisering een verdere boost geeft. Daarom helpt het om die buizen, die straatkasten en die kabelgoten open te stellen voor iedereen die wil bijdragen aan razendsnelle elektronische communicatie. Daarom helpt het als netwerkbedrijven elkaar niet in de weg zitten en als elk nieuw huis natuurlijk aardgasvrij is, maar ook breedbandrijk. De toekomst bestaat immers uit 5G, een internet der dingen en een chirurg in het Utrechts Medisch Centrum die een robotoperatie uitvoert in India. De WIBON helpt bij het klaarstomen voor die toekomst en draagt bij aan de Europese Digitale Agenda.

Mevrouw Van den Berg heeft net al eloquent beschreven wat ook wij willen veranderen in de wet. Dat is allereerst de zekerheid dat een monopolie niet in de weg staat aan een goede werking van de markt. Het hoogste punt van Nederland is immers niet de Vaalserberg, maar 50 meter hoger de Gerbrandytoren bij Lopik. Zoals de Vaalserberg door drie landen gedeeld wordt, is de connectiviteit van zendmasten boven de 100 meter te exclusief om zonder samenwerking te laten benutten. De markt heeft baat bij redelijke kosten voor het gebruik ervan. Daarom is het zaak om artikel 3.24 van de Telecomwet te herstellen in de WIBON.

De opruimplicht is goed, maar niet als die juist ten koste zou kunnen gaan van mogelijkheden die we nu nog niet voorzien. Met opgeruimde kabels kan immers niemand bellen of internetten. Verwijdering moet dus in goed overleg en gecoördineerd plaatsvinden. Daarom dienen wij met de VVD, het CDA, de ChristenUnie en ik meen ook GroenLinks deze amendementen in. Dan zie ik al een prachtige coalitie hierachter staan.

Nog twee vragen aan de staatssecretaris, allereerst over het feit dat een communicatienetwerk met een hoge snelheid momenteel Europees wordt gedefinieerd als 30 megabit per seconde. Dat was ooit best snel, maar in het Nederland van 2017 is dat allang niet meer toereikend. Volgens de Digitale Agenda dient in 2020 ieder Europees huishouden, van Lapland tot Cyprus, al op deze snelheid te zitten. Daarmee zegt deze definitie uit de wet niet zo heel erg veel meer. Is de staatssecretaris bereid om Europees te werken aan het opschroeven van deze achterhaalde definitie van wat een communicatienetwerk met hoge snelheid is?

Ten slotte. Het Europees recht zondert drinkwaternetten uit van de verplichte openstelling voor telecom. Bij de waterbedrijven leeft nu de zorg dat de WIBON deze uitzondering niet afdoende verankert en dat zo risico's voor hygiëne en drinkwaterkwaliteit kunnen ontstaan, als telecom en drinkwater van hetzelfde netwerk gebruik gaan maken. Dat lijkt mij niet verstandig. Ik vraag de staatssecretaris om te bevestigen dat hier dan ook, ook met het aannemen van de WIBON, geen sprake van zal zijn.

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik heel graag het woord aan de heer Van der Lee van GroenLinks. Hij heeft zes minuten opgegeven.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant de hartelijke felicitaties aan de staatssecretaris. Het is een prachtige portefeuille. Er staat ook veel te doen. We weten dat een handvol bedrijven gaat profiteren van het afschaffen van de dividendbelasting, maar een groot aantal, 1,7 miljoen bedrijven in Nederland, wordt geconfronteerd met een btw-verhoging en hogere tarieven in box 2. Dus veel bedrijven gaan veel van u verwachten: wat gaat u voor hen betekenen in de komende jaren? Ik wens u heel veel succes daarmee. We zullen het er vast op andere momenten over hebben.

Zoals collega's al uitvoerig hebben toegelicht, hebben we het vandaag over een wetsvoorstel dat iets regelt waar we volgens mij allemaal voor kunnen zijn, namelijk een bijdrage leveren aan internetsnelheid en -beschikbaarheid en goede breedbandverbindingen in Nederland en daar ook een beetje praktisch mee omgaan zonder voor de burger en bedrijven te veel overlast te veroorzaken. Misschien goed om even te memoreren dat het gewoon een Europese afspraak is die wij met deze wet in Nederland implementeren. Een van de voordelen van een Europese Unie is dat ook op dit terrein harmonisatie wordt bevorderd en de digitalisering van Europa verder gestalte krijgt.

Als ik kijk naar de inhoud van de wet zelf, vallen mij een paar dingen op. Een is dat er een uitzonderingspositie wordt gecreëerd voor kritieke nationale infrastructuur, als het gaat om informatie-uitwisseling. Onder andere geldt dat voor de luchthavens — daar kan ik me ook van alles bij voorstellen — en er wordt ook gesproken over andere installaties. Er is er eentje die ik er even uit wil lichten en dat is het satellietgrondstation in Burum, Friesland. Dat station opereert op een frequentie van 3,5 gigahertz en dat is een frequentie die cruciaal zal zijn voor de uitrol van 5G in Nederland. Als die snelle uitrol gestalte wil krijgen, dan moet er iets met Burum gebeuren, want nu is het verhaal dat boven de lijn Amsterdam-Zwolle eigenlijk geen 5G kan worden uitgerold zolang dat station daar is. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoever de gesprekken van haar departement met Defensie zijn over wat te doen met het satellietstation en hoe om te gaan met de afstemming tussen dat station en andere infrastructuur op het terrein van digitalisering.

Dan wordt er in dit wetsvoorstel, de WIBON, eigenlijk ook nog iets geregeld in een andere wet, namelijk de Telecommunicatiewet. Collega's hebben daar ook veel over gezegd. Daar zit een artikel in, artikel 3.24, dat in dit wetsvoorstel opeens wordt geschrapt. Het vreemde is nou juist dat de historie van dat artikel gelegen is in een unaniem door deze Kamer aangenomen amendement. Die realiseerde zich dat je die heel hoge zendmasten niet zomaar kunt plaatsen in Nederland. Dat kan maar op een paar plekken en feitelijk heb je dan een monopoliepositie. Dat is een heel andere situatie dan bij kleinere zendmasten voor mobiel telefoonverkeer. Ik, en ik denk met mij een meerderheid van de Kamer, begrijp niet goed wat nou eigenlijk de argumentatie was om dit opeens in dit wetsvoorstel op te nemen. Er wordt wel verwezen naar een uitspraak die de OPTA, de voorganger van de ACM, in het verleden heeft gedaan, namelijk dat het weleens een complexe vergoedingsnorm zou kunnen opleveren. Dat was een advies voorafgaand aan de wetsbehandeling en het amendement van destijds. Mijn vraag is wat de ACM er eigenlijk op dit moment van vindt. Heeft het überhaupt in de praktijk wel problemen opgeleverd? Zijn er geschillen geweest? Moest de ACM van alles doen? Voor zover ik weet amper, maar dat hoor ik dan graag van de staatssecretaris.

Al met al zijn er dus eigenlijk helemaal geen redenen te verzinnen waarom dit opeens zou moeten veranderen. Wij hebben trouwens in de tijd van de formatie ook wel even in de commissie gesproken over wat het moet betekenen voor de behandeling van dit wetsvoorstel, al dan niet controversieel. Toen is gezegd: we doen het niet en dit punt is lastig, maar we dienen er maar een amendement voor in. Dat hebben we allemaal gedaan. Ik zie dat het amendement dat ik heb ingediend materieel identiek is aan dat van de coalitie. Ook in de toelichting wordt er volgens mij naar dezelfde wetsbehandeling in beide Kamers gewezen. Omwille van de constructieve opstelling van GroenLinks, die ziet dat dat de coalitie het in haar wijsheid regelt op een manier die ons aanspreekt, ben ik graag bereid om het amendement van mevrouw Van den Berg mede te ondertekenen en mijn amendement in te trekken. Ik hoop dat de staatssecretaris ook inziet dat dit een heel goed voorstel is.

De voorzitter:

Misschien mag ik u nog even vragen of u bij dezen uw amendement intrekt?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ja.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de andere indieners of het akkoord is dat de heer Van der Lee onder het andere amendement komt te staan. Dat is het geval. Dat scheelt weer een amendement. Dank u wel.

Het amendement-Van der Lee (stuk nr. 8) is ingetrokken.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank daarvoor. Afrondend heb ik eigenlijk nog maar een vraag. We zijn het allemaal eens over het belang van snelle breedbandverbindingen. Ook denk ik dat we allemaal heel graag willen dat 5G zo snel mogelijk wordt ingevoerd. Het gaat niet alleen om de datahoeveelheid, ook de vertragingsfactor moet heel erg worden verkleind. Als we straks zelfrijdende auto's hebben, dan moet alles zonder vertraging met elkaar kunnen communiceren, bijna in reallife tempo. Dat is ontzettend belangrijk. Daar heb ik al een punt van gemaakt. Maar er is nog steeds een groep Nederlanders die nog amper geniet van 4G of 3G. Het gaat om een half miljoen Nederlanders. Dat bleek recent ook weer uit een stuk in de NRC. Ik vraag de staatssecretaris hoe het ervoor staat met deze laatste groep, die half miljoen Nederlanders die nog geen gebruik kunnen maken van die snelheid. Hoe gaan we dat zo snel mogelijk, het liefst nog in deze regeerperiode, voor elkaar krijgen?

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik heel graag het woord aan mevrouw Maeijer van de PVV. Zij heeft vier minuten opgegeven.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat wij hier vandaag bespreken, vindt zijn oorsprong in een Brusselse richtlijn. Deze zogenoemde Breedbandrichtlijn moet bijdragen aan de EU-doelstelling dat iedereen in 2020 toegang heeft tot sneller internet. Deze richtlijn zou de kosten omlaag moeten brengen voor de aanleg van een hogesnelheidsbreedbandverbinding. Brussel wil dat doen door lidstaten te verplichten om netwerkexploitanten die de infrastructuur beheren, toe te staan deze infrastructuur tegen redelijke voorwaarden beschikbaar te stellen aan aanbieders van breedbandnetwerken.

Ik heb daarover een aantal vragen aan de staatssecretaris. In hoeverre worden de kosten voor de aanleg van een hogesnelheidsbreedbandverbinding door de implementatie van deze richtlijn daadwerkelijk verlaagd voor Nederland? Kan de staatssecretaris daar al een prijskaartje aan hangen? En hoe verhoudt dat zich tot de eventuele extra administratieve rompslomp die de implementatie met zich meebrengt? Begrijp ik het goed dat elk bedrijf dat een kabel voor snel internet in de grond wil leggen, het recht krijgt, enkele uitzonderingen daargelaten, om van deze infrastructuur gebruik te maken en daarmee mogelijk ook invloed krijgt op de uitvoering van geplande civiele werken? Wordt onze infrastructuur daarmee niet de facto een beetje publiek EU-eigendom, waardoor we niet eens meer de baas zijn over de kabels die we onder de grond op ons eigen grondgebied hebben aangelegd? Mijn vraag is dan ook: zijn hieraan nog risico's verbonden? En in hoeverre doet de omzetting van deze richtlijn afbreuk aan het eigendomsrecht van personen en bedrijven die door de maatregelen in deze richtlijn worden getroffen?

Voorzitter. Tot slot nog een aantal andere vragen. Nederland heeft grotendeels beschikking over snel internet, maar er blijven ook gebieden achter. Kan de staatssecretaris mij uitleggen in hoeverre dit wetsvoorstel kan bijdragen aan sneller internet, met name in de landelijke gebieden in Nederland? Graag wat concrete praktijkvoorbeelden. Wat is exact al de huidige praktijk, die met dit voorstel wordt geregeld, en wat is nieuw? En welke concrete effecten verwacht de staatssecretaris van dit wetsvoorstel? Kan zij al praktijkvoorbeelden geven waarvoor de vernieuwde wet een oplossing zal vormen?

Snel internet klinkt natuurlijk mooi, maar EU-bemoeienis klinkt voor mijn fractie wat minder. Mijn belangrijkste vraag is dan ook of de implementatie van deze richtlijn noodzakelijk is of dat er sprake is van overbodige EU-bemoeienis met zaken die wij ook in Nederland zouden kunnen regelen. Welke problemen lost deze wet precies op voor Nederland? Graag een reactie.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat een aantal leden wil interrumperen. Volgens mij was de heer Paternotte als eerste aan de beurt. Hij laat de heer Van der Lee voorgaan. Mijnheer Van der Lee, aan u het woord.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik heb een vraag aan de collega van de PVV-fractie. Dat komt omdat ik op een ander terrein vaak een discussie heb gehad met woordvoerders van de PVV over de volgende vraag. Als er ergens een EU-richtlijn over is die in Nederland moet worden geïmplementeerd, wat betekent dat dan uiteindelijk voor het stemgedrag van de PVV? Veel maatregelen om belastingontwijking aan te pakken, worden door de PVV niet gesteund omdat ze voortvloeien uit een EU-richtlijn. Neemt u dat standpunt in op alle terreinen? Of kan de staatssecretaris u nog overtuigen zodat u uiteindelijk toch voor deze implementatiewet gaat stemmen, ondanks dat het een uitvoering is van een EU-richtlijn?

Mevrouw Maeijer (PVV):

Zoals de collega ook weet, wil de PVV uiteindelijk uit de Europese Unie. Ik ben dan ook bij voorbaat al heel kritisch op alle EU-richtlijnen, verordeningen en alle andere wetgeving die richting Nederland komen. Dat zouden de collega's hier ook moeten zijn, want het risico dat die implementatie met zich meebrengt, is dat er sprake is van een soort glijdende schaal. Het gaat namelijk vaak niet om één richtlijn, maar die maakt onderdeel uit van een groter pakket. Maar we spreken hier vandaag over de Breedbandrichtlijn. Wij zijn ook voorstander van sneller internet, maar ik heb wel de concrete vraag aan de staatssecretaris wat de implementatie van deze richtlijn nu exact gaat oplossen voor Nederland. Zijn we niet bezig met de implementatie van een richtlijn die vooral problemen oplost van bijvoorbeeld landen in Oost-Europa, die wat meer achterlopen met infrastructuur en met hogesnelheidsverbindingen?

De voorzitter:

De heer Van der Lee, tot slot.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Mijn conclusie is dan dat mevrouw Maeijer nog openhoudt of zij voor deze wet gaat stemmen. Ik wacht af hoe dit zich verder gaat ontwikkelen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dit was geen vraag. Ik geef daarom het woord aan de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Ik wil nog vragen wat mevrouw Maeijer vindt van de ingediende amendementen. Kan zij daar nog op ingaan?

Mevrouw Maeijer (PVV):

Nee, daar kan ik helaas niet op ingaan, want ik heb ze nog niet mogen bestuderen. Als ik ze heb, zal ik ze graag bekijken. Maar ik heb u net ook gehoord en u heeft daar een heel aantal vragen over gesteld en om een reactie van de staatssecretaris gevraagd. In aansluiting daarop wil ik uiteraard graag van de staatssecretaris weten wat zij van de amendementen vindt, maar vooral ook wat de achterliggende gedachte is om in het wetsvoorstel precies het tegenovergestelde te doen van wat u hier voorstelt.

De voorzitter:

De heer Paternotte, tot slot.

De heer Paternotte (D66):

U bent waarschijnlijk wel bekend met artikel 3.24 van de Telecomwet en de mogelijkheden die dat artikel biedt om medegebruik op hoge zendmasten te bevorderen. Vindt u het een goed idee om dat artikel weer te herstellen in de WIBON?

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik wil toch graag de tekst van uw amendement voor me hebben, voordat ik daar een antwoord op geef.

De voorzitter:

Dank u wel. De staatssecretaris heeft aangegeven dat ze een kwartier nodig heeft om haar reactie voor te bereiden. Ik stel voor dat we stipt om 11.30 uur weer beginnen. Ik vraag de staatssecretaris of zij in de eerste termijn ook haar appreciatie kan geven van de ingediende amendementen. We proberen namelijk ook een beetje in de tijd in te lopen.

De vergadering wordt van 11.16 uur tot 11.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik wil heel graag het woord geven aan de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voor haar eerste termijn.

Staatssecretaris Keijzer:

Dank u, voorzitter. Ik begin met mijn felicitaties aan de heer Weverling. Uit eigen ervaring kan ik vertellen dat je ook vijf jaar na dato nog steeds weet waar je maidenspeech over ging. Dat geeft aan wat voor bijzonder moment dat is.

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat hier voorligt, is een implementatie van de richtlijn kostenreductie breedband. Het doel van deze richtlijn is het verminderen van de kosten voor het aanleggen van breedband. Nederland hecht grote waarde aan de beschikbaarheid van breedband in Europa en steunt de ambitie van Europa om de kosten voor de aanleg van breedband te verminderen. Een hoogwaardige infrastructuur is van belang voor de economische ontwikkeling. Dit wetsvoorstel is een van de instrumenten die daartoe bijdragen. De situatie in Nederland is bijzonder gunstig als het gaat om de beschikbaarheid van snel internet. Begin 2015 had 97% van de huishoudens en 91% van de bedrijven toegang tot een vaste internetaansluiting met een snelheid van 30 Mbps. Dat zijn van die zaken die je altijd zo leest, maar als je er dan op een gegeven moment als staatssecretaris mee te maken krijgt, denk je: waar staat dat eigenlijk voor? Dat staat dus voor 30 megabit per seconde.

Ik ga eerst in op de maatregelen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen ter implementatie van de richtlijn. Daarna zal ik verder inzoomen op de twee belangrijke punten die spelen: ten eerste de opruimplicht voor ongebruikte telecomkabels en ten tweede de vergoedingsnorm voor omroepmasten. Dat zijn ook de twee onderwerpen waar de amendementen op zien.

Het wetsvoorstel geeft een verdere impuls aan de ontwikkeling van breedbandnetwerken door bestaande infrastructuur efficiënter te benutten. Hiermee worden de kosten voor het aanleggen van breedbandnetwerken verlaagd. De graafwerkzaamheden die met het aanleggen gepaard gaan, brengen namelijk hoge kosten met zich mee voor telecombedrijven. Dat heeft weer consequenties voor de gebruikers. Met dit wetsvoorstel krijgen telecomaanbieders het recht op het medegebruik van de fysieke infrastructuur van andere beheerders van netwerken, zoals energiebeheerders, havenbedrijven en rioleringsbedrijven.

Telecomaanbieders mogen gebruikmaken van bijvoorbeeld kabelgoten, mantelbuizen, straatkasten en masten van die bedrijven. Deze netbeheerders kunnen voor het medegebruik aanspraak maken op een redelijke vergoeding. Door gebruik te maken van bestaande infrastructuur hoeft er door telecomaanbieders minder te worden gegraven. Medegebruik van infrastructuur, zoals omroepmasten en antenneopstelpunten door telecomaanbieders onderling, was al geregeld. Met dit wetsvoorstel wordt dus geregeld dat medegebruik ook kan worden gevraagd van andere netbeheerders zoals energie- en gasbeheerders en havenbedrijven. In de praktijk zie ik hier ook mooie voorbeelden van, zoals het aanleggen van glasvezel door rioleringsbuizen. Hiermee kunnen in bepaalde gevallen buitengebieden worden aangesloten op glasvezel. Ook worden brandstofleidingen van Defensie die niet meer worden gebruikt, benut voor het aanleggen van een glasvezelnetwerk. Het wetsvoorstel kan deze praktijk verder ondersteunen waardoor dit soort initiatieven meer van de grond kunnen komen.

Een andere maatregel om de graafkosten te verminderen, is de coördinatie van civiele werken, zoals het aanleggen van een riolering of een tunnel. Dit houdt in dat telecomaanbieders andere netbeheerders kunnen verzoeken om de uitvoering van civiele werken te coördineren. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat planningen over wanneer civiele werken worden uitgevoerd, worden gedeeld. Op die manier hoeft de grond ook maar één keer open te worden gebroken. Zo worden besparingen gerealiseerd en wordt overlast voor omwonenden beperkt. We kennen allemaal wel dat gevoel dat je bekruipt als in jouw straat naar jouw idee voor de derde keer dat halfjaar de grond open gaat. Of dat gevoel altijd klopt met de feiten, is natuurlijk de vraag, maar dit is wel het belang dat hierachter zit.

Het wetsvoorstel verplicht de netbeheerder ertoe om informatie te verstrekken aan telecomaanbieders over hun netwerken. Op deze manier kunnen de telecomaanbieders beter inschatten of het ook zinvol is om een verzoek tot medegebruik of coördinatie van een civiel werk te doen. De telecomaanbieder kan bijvoorbeeld informatie vragen over de ligging en de kenmerken van een netwerk. Er is al een goed werkend informatie-uitwisselingssysteem van het Kadaster, het zogenaamde KLIC-systeem, dat door netbeheerders wordt gebruikt om graafschade te voorkomen. Om de lasten voor de netbeheerders zo veel mogelijk te beperken, zal dit informatiesysteem ook worden gebruikt voor de informatie-uitwisseling in het kader van medegebruik en de coördinatie van civiele werken.

Ten slotte wordt met dit wetsvoorstel de zogenaamde gedoogplicht voor ongebruikte kabels gewijzigd. Toen ik het woord "gedoogplicht" voor de eerste keer in dit dossier zag staan, vroeg ik mij af wat hier nou mee bedoeld wordt. Wordt hier nou het klassieke gedogen bedoeld, waar wij hier wel vaker discussies over voeren? Maar het woord "gedoogplicht" moet hier meer gelezen worden als "acceptatieplicht". Je moet als eigenaar van de grond accepteren dat daar kabels in liggen. Met de wijziging wordt voorkomen dat een grondeigenaar, zoals een gemeente, per 1 januari aanstaande precariobelasting zou kunnen heffen op telecomkabels die tien jaar niet zijn gebruikt. Het gaat in de praktijk vooral om de reservecapaciteit aan lege buizen, die eind jaren negentig door telecomaanbieders is aangelegd. Op deze lege buizen zou per 1 januari 2018 precario kunnen worden geheven. Met de aanpassing van de gedoogplicht wordt dit voorkomen. Hiermee ligt er een mooi pakket van maatregelen voor telecomaanbieders om de kosten voor de aanleg van snelle netwerken te verminderen.

Voorzitter. Dan kom ik nu op de beantwoording van de vragen die gesteld zijn door leden van de Kamer. De heer Weverling van de fractie van de VVD vroeg op welke manieren gemeenten op de hoogte gebracht worden van de veranderingen die deze wet voortbrengt. De vraag was: kunt u duidelijk aangeven hoe het ministerie de gemeenten wijst op de voordelen van het behouden en uitbreiden van ondergrondse verbindingen? Met de grote gemeenten is er overleg geweest over de consequenties die dit wetsvoorstel met zich meebrengt. Ook is gesproken met het Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen. Zij zijn ook intensief betrokken bij de nader uit te werken afspraken over de uitwerking van de opruimplicht. Uit die gesprekken wordt duidelijk dat gemeenten het belang van snel internet zien. Het betreft immers hun burgers en de ondernemers in die gemeenten. Decentrale overheden hebben daarin ook een belangrijke rol, zeker daar waar de markt niet voldoende in beweging is. Uiteraard blijven wij de komende tijd hierover in gesprek met gemeenten.

Voorzitter. De heer Weverling vroeg of ik kan uitleggen waarom ervoor is gekozen om het amendement-Schaart/Verburg te vervangen door de norm uit de richtlijn. Ook de heer Van der Lee van de fractie van GroenLinks heeft die vraag gesteld. In het wetsvoorstel is ervoor gekozen om een uniform medegebruiksregime in te voeren dat is gebaseerd op de regels van de richtlijn. Dit heeft als voordeel dat daarmee voor alle partijen dezelfde regels gelden, waaronder dezelfde vergoeding. De Europese richtlijn schrijft voor dat de prijs die voor het medegebruik wordt gevraagd billijk en niet-discriminerend moet zijn. Naar maatschappelijke maatstaven bezien moet de prijs ook transparant zijn. Daarmee is gegarandeerd dat voor het medegebruik van een zendmast een redelijke prijs wordt gevraagd. Mijn verwachting is dat de gevolgen van de nieuwe norm in de praktijk beperkt zijn. Toch ligt er een amendement, dat ondertekend is door in ieder geval vier partijen. Bij de beoordeling van dat amendement kom ik ook terug op deze vraag.

Dan vroeg de heer Weverling of een gemeente precario kan heffen na een verzoek tot opruiming van ongebruikte kabels. Een verzoek tot opruiming heeft tot gevolg dat de aanbieder is gehouden om de infrastructuur op te ruimen. Als een gedoogplichtige een verzoek tot opruiming van ongebruikte kabels heeft gedaan, maar instemt met een verzoek van de aanbieder om een deel van de kabels te laten liggen, dan blijft de gedoogplicht voor dit deel van de kabels bestaan. Voor kabels die wel moeten worden opgeruimd geldt het volgende. Als de aanbieder geen gevolg geeft aan het verzoek, dan kan de ACM een last onder bestuursdwang, een bestuurlijke boete of een dwangsom opleggen. Dan kan vervolgens ook precario worden geheven.

Voorzitter. Dat waren volgens mij de vragen van de VVD-fractie. Ik kom nu bij de vragen die zijn gesteld door de CDA-fractie.

Kan een inschatting worden gegeven van wanneer de wet ingaat? Het streven is een spoedige inwerkingtreding. De consequenties die ik zojuist benoemde, geven daar ook aanleiding toe. Ik zet me ervoor in om uiterlijk op 1 januari deze wet in werking te laten treden. Daarvoor is het uiteraard noodzakelijk dat beide Kamers instemmen met het wetsvoorstel.

Wat is de reactie op het amendement over het verwijderen van de kabels? Voorzitter, u hebt gevraagd of ik in eerste termijn een reactie daarop wil geven. Dat zal ik zeker doen.

De voorzitter:

Kunt u ook het nummer geven? Is dat nummer 9 of nummer 10?

Staatssecretaris Keijzer:

Dat is een goede vraag, voorzitter. Volgens mij is het het amendement op stuk nr. 10.

De voorzitter:

Ga uw gang.

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, nummer 10. Nee, nummer 9. Dit gaat over het redelijke verzoek om kabels te verwijderen.

De voorzitter:

Nummer 9.

Staatssecretaris Keijzer:

Nummer 9. Dit amendement raakt aan een ingewikkeld vraagstuk, waarbij verschillende belangen een rol spelen. Er is het belang van de telecomaanbieder om de kosten van aanleg van breedband te verlagen. Ik zie ook het belang van grondeigenaren, zoals gemeenten en Rijkswaterstaat, die op enig moment aan de telecomaanbieder moeten kunnen vragen om de kabels die niet meer worden gebruikt, op te ruimen. Het is op sommige plekken erg druk in de ondergrond. Het is van belang dat grondeigenaren effectieve instrumenten hebben die ervoor zorgen dat de ondergrond efficiënt en duurzaam kan worden gebruikt. Met het voorstel blijft de opruimplicht op zichzelf intact. Daarnaast wordt precarioheffing voorkomen. Dit neemt bij telecomaanbieders de druk weg om bruikbare kabels op te ruimen vanwege die precariodreiging; dat kost immers geld. Hiermee wordt dan ook recht gedaan aan alle belangen die er spelen.

Ik merk dat in de Kamer desondanks de zorg leeft dat telecomaanbieders geconfronteerd kunnen worden met onredelijke verzoeken tot opruimen. Het amendement benoemt in welk geval een verzoek tot opruimen redelijk is. Die verschillende aspecten kunnen worden meegewogen bij het uiteindelijk vaststellen of er sprake is van een redelijk verzoek. De aspecten die in het amendement worden genoemd, zijn ook belangrijk, zoals het voorkomen van kapitaalvernietiging. Het opnemen van een redelijkheidsclausule in de wet heeft als risico dat ieder opruimverzoek wordt betwist en dat dit het voor de gedoogplichtige lastiger maakt om tot opruimen te komen. Mijn verwachting is dat partijen hier in de praktijk samen uit kunnen komen. Partijen hebben hiertoe ook al een aanzet gegeven. De telecombedrijven hebben samen met ProRail, Rijkswaterstaat en het Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen de uitgangspunten voor de nadere uitvoering van de opruimplicht vastgesteld. De aspecten die in het amendement worden benoemd, zoals het voorkomen van kapitaalvernietiging en het uitvoeren van graafwerkzaamheden op het moment dat al andere graafwerkzaamheden plaatsvinden, maken daar deel van uit. Die zijn dus ook onderdeel van de weging of een verzoek redelijk is. Het maken van afspraken wordt ondersteund door de ministeries van EZK, Infrastructuur en Waterstaat en BZK. Ik vertrouw er dan ook op dat dit in de praktijk goed zal werken.

Tegelijkertijd constateer ik dat wat het amendement beoogt, uiteindelijk hetzelfde doel nastreeft, namelijk dat van alle betrokken partijen redelijkheid wordt verwacht bij opruimverzoeken. Daarom laat ik het oordeel erover aan de Kamer.

Mevrouw Van den Berg heeft gevraagd of het juist is dat er geen precario kan worden geheven als er overeenstemming tussen de aanbieder en de gedoogplichtige over is dat kabels na tien jaar niet hoeven te worden verwijderd. Dat is juist. Als een gedoogplichtige een verzoek tot opruimen van ongebruikte kabels heeft gedaan maar instemt met het verzoek van de aanbieder om een deel van de kabels te laten liggen, dan blijft de gedoogplicht voor dit deel van de infrastructuur bestaan en kan er dus geen precario worden geheven.

Voorzitter. Ik kom op het tweede amendement, op stuk nr. 10.

De voorzitter:

Nummer 10.

Staatssecretaris Keijzer:

Ja. Dat gaat over het schrappen van artikel 3.24. In het wetsvoorstel is gekozen voor een uniform regime voor medegebruik, met voor alle partijen dezelfde regels, waaronder dezelfde vergoeding. Voor die vergoeding is aangesloten bij de redelijke vergoeding uit de richtlijn. De richtlijn schrijft voor dat de prijs die voor het medegebruik wordt gevraagd, billijk en niet discriminerend moet zijn. Naar maatschappelijke maatstaven bezien moet de prijs ook transparant zijn. Daarmee is gegarandeerd dat voor het medegebruik van een zendmast een redelijke prijs wordt gevraagd. De verwachting is dat de gevolgen van de nieuwe norm in de praktijk beperkt zullen zijn. Maar ik zie dat de fracties van CDA, VVD, D66 en ChristenUnie graag de huidige vergoeding voor medegebruik van zendmasten behouden, nu die in de praktijk goed werkt. Net als u wil ik graag een regime dat in de praktijk goed werkt en wil ik dat er geen onnodige nieuwe discussies ontstaan. Ik begrijp het amendement zo dat het de bedoeling is om de huidige wettekst van artikel 3.24 te laten voortbestaan, evenals de daaraan gegeven uitleg over het betrekken van leegstand bij de bepaling van de vergoeding tijdens de Eerste Kamerbehandeling van het artikel. Ik heb daar geen fundamentele bezwaren tegen en laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.

De voorzitter:

We hebben tot nu toe twee amendementen. Het eerste is het amendement op stuk nr. 9 (34739); dat is oordeel Kamer. Het tweede is het amendement op stuk nr. 10 (34739). In het debat is gewisseld dat GroenLinks daarvan mede-indiener is. Daarvan is de appreciatie ook oordeel Kamer.

Staatssecretaris Keijzer:

Correct, voorzitter. Dat doen we toch maar goed, zo met z'n tweeën.

De fractie van het CDA stelde de vraag of ik voornemens ben om in de komende kabinetsperiode in samenwerking met de Kamer, marktpartijen, decentrale overheden en inwoners ervoor te zorgen dat zo snel mogelijk heel Nederland kan beschikken over het snelle internet. De vertegenwoordigers van GroenLinks en D66 hebben daar ook naar gevraagd, ook in het verlengde van het artikel dat afgelopen zaterdag in de NRC stond. Ik vind het van belang dat alle huishoudens en bedrijven over snel internet kunnen beschikken. Dat is niet alleen belangrijk voor de toegang tot digitale diensten, zoals die van de overheid, maar ook voor maatschappelijke en sociale participatie. Nederland doet het al heel goed. De beschikbaarheid van zowel vast als mobiel snel internet is in Nederland groot. De mobiele netwerken in Nederland bieden vrijwel volledige 4G-dekking. Naar schatting heeft circa 97% van de huishoudens toegang tot een vaste, snelle internetverbinding.

De rol van de rijksoverheid daarbij is om de juiste randvoorwaarden te scheppen voor een goed functionerende telecommarkt, die investeert, innoveert en in de behoefte van burgers en bedrijven voorziet. Zo is marktreguleringsbeleid erop gericht om toetredingsbarrières te verminderen, en te bevorderen dat ook alternatieve aanbieders de markt kunnen betreden.

Ik ben verder in gesprek met stakeholders over ontwikkelingen en uitdagingen rond digitale connectiviteit in Nederland. Daarbij ga ik ook specifiek in op de buitengebiedproblematiek, want het is belangrijk dat ook de adressen in het buitengebied kunnen beschikken over snel internet. Door inspanningen van marktpartijen, overheden inclusief de rijksoverheid en burgerinitiatieven kunnen steeds meer adressen in het buitengebied beschikken over snel internet. Alle partijen hebben daarbij een belangrijke rol. Bewonersinitiatieven kunnen ervoor zorgen dat er voldoende vraag is en het voor marktpartijen aantrekkelijk wordt om zonder publieke financiering glasvezel aan te leggen. Dat zien we bijvoorbeeld in Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant. Inmiddels heeft marktpartij CIF sinds 2015 circa 50.000 adressen in het buitengebied aangesloten en hebben nog eens 50.000 adressen zicht op aansluiting op korte termijn. Daar waar de markt niet voldoende in beweging is, hebben decentrale overheden een belangrijke rol. De provincie Groningen kent bijvoorbeeld subsidie toe aan marktpartijen voor de aansluiting van 14.000 adressen.

Ik vind het belangrijk dat de geschetste ontwikkelingen en dynamiek de ruimte krijgen. Daarbij zie ik voor mezelf een faciliterende rol. Ik denk mee met overheden om goede randvoorwaarden te scheppen voor de uitrol door een marktpartij. Daar waar overheden voornemens zijn om steun te verlenen, denk ik ook met hen mee. Ik organiseer het kennisplatform snel internet voor overheden en wissel kennis en ervaringen uit. Ook stel ik frequentieruimte beschikbaar voor alternatieve netwerken, de zogenaamde vast-draadloze netwerken. Ik zal de Kamer volgend jaar informeren over de uitdagingen rond digitale connectiviteit in heel Nederland en uiteraard daarbij ook specifiek ingaan op het buitengebied.

De voorzitter:

Ik zie een interruptie van de heer Van der Lee. Ga uw gang.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. De staatssecretaris gaf een voorbeeld van een provincie die het ook in financiële zin mogelijk maakt om mensen die heel erg ver weg wonen, de kabel te brengen, omdat het voor marktpartijen niet aantrekkelijk is om dat te regelen. Ik hoor de staatssecretaris spreken over de faciliterende rol van de overheid. Maar gaat dat nou ook in financiële zin gebeuren als het voor provincies met veel landelijke gebieden op een gegeven moment te kostbaar wordt om dat te financieren? Kan het Rijk bijspringen in de situaties waarin het heel erg gaat knellen?

Staatssecretaris Keijzer:

Zoals door mij net aangegeven, hebben wij daarbij een faciliterende rol. Ik heb net uiteengezet dat ik meedenk met overheden om goede randvoorwaarden te scheppen voor de uitrol door een marktpartij. Ik organiseer een kennisplatform snel internet voor overheden en wissel kennis en ervaringen uit. Ik voer discussies binnen Europa om te bezien of regels voor staatssteun niet onnodig frustrerend zijn voor dit soort initiatieven. Dat is de faciliterende rol die ik zie. Volgens mij is het niet zo dat het Rijk geld ter beschikking stelt om de daadwerkelijke aansluitingen tot stand te brengen.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dat is feitelijk allemaal juist en dat juich ik op zich ook toe. Maar het gaat mij nou juist om die situatie waarin het voor een provincie niet meer mogelijk is om het te financieren en de markt totaal niet bereid is om die investering te doen. Ik zou de staatssecretaris toch in overweging willen geven om na te denken over een financieringsvorm om ervoor te zorgen dat iedereen in Nederland gebruik kan maken van breedband, want dat is voor de toekomst van onze hele economie ontzettend belangrijk, zeker als we die duurzaam willen maken.

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, zo zou je ernaar kunnen kijken. Tegelijkertijd constateer ik dat het bijvoorbeeld in Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant, waar de provincie die rol aanvankelijk wel wilde spelen, niet meer noodzakelijk was, omdat een marktpartij in dat gat is gesprongen. Die marktpartij is CIF, dat bestaat uit een bank en pensioenorganisaties. Het is dus, denk ik, beter om eerst eens te bezien hoe dat op een andere manier georganiseerd kan worden voordat het Rijk daar weer in moet springen. Tot op heden is dat niet het beleid geweest en is dat ook niet noodzakelijk gebleken.

De voorzitter:

Dank u wel. De staatssecretaris vervolgt haar betoog. Volgens mij zijn er nog maar een paar vragen niet beantwoord. Ik zeg dit ook met het oog op de tijd.

Staatssecretaris Keijzer:

Ik ga verder. De fractie van GroenLinks heeft een vraag gesteld over het satellietstation in Friesland met het oog op het uitrollen van het 5G-netwerk. Marktpartijen hebben behoefte aan een 3,5 gigahertzband, als ik het goed zeg. Deze band is op dit moment al beschikbaar voor mobiele communicatie, maar het gebruik van de band wordt beperkt doordat het ministerie van Defensie deze band gebruikt vanwege veiligheidsoverwegingen. Het gevolg is dat het kostbaarder is om de 3,5 gigahertzband te gebruiken dan wanneer deze beperking niet zou gelden en ook dat de band in het geheel niet gebruikt kan worden boven de lijn Amsterdam-Zwolle. De heer Van der Lee vroeg hoe het staat met het overleg met het ministerie van Defensie. Ik kan op dit moment niet meer zeggen dan dat dat overleg nog steeds plaatsvindt met als doel het gebruik van de band voor mobiele communicatie te optimaliseren.

De voorzitter:

Ik zie nog een vraag van de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik heb een vraag en een suggestie. Ik wil graag een tijdspad. Kan de staatssecretaris een indicatie geven van wanneer wij als Kamer uitsluitsel hierover krijgen? Het is namelijk echt cruciaal voor de uitrol van 5G dat die band beschikbaar komt. Dan mijn suggestie. De nieuwe minister van Defensie is ook commissaris van de Koning geweest in een provincie die echt dwars doorsneden zou worden. Daarom denk ik dat u een gewillig oor gaat vinden bij de minister. Ik beveel u aan om dat gesprek met veel energie en in grote vaart te hebben.

Staatssecretaris Keijzer:

Het kabinet bestaat naar mijn mening uit bijzonder moderne mensen, die het belang van snel internet, zowel vast als mobiel, onderschrijven. De minister van Defensie heeft daarnaast natuurlijk het belang van Defensie in het hoofd. Het gesprek gaat voort. Ik kan nu niet overzien of u al geïnformeerd bent over de uitrol en de aanbesteding van het 5G-netwerk. Als dat niet zo is — en ik zie u allemaal nee schudden — zal ik ervoor zorgen dat u daarover geïnformeerd wordt, met daarbij de verschillende momenten in de tijd.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Lee, dat is toch een mooie toezegging.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank daarvoor. Het lijkt me heel goed, als het even kan, om een laatste update te geven voor de begrotingsbehandeling. Dan kunnen we op dat moment nog even doorpraten over dit onderwerp.

Staatssecretaris Keijzer:

Ik vind dat een logische vraag van een Kamerlid. Dus dat gaan we doen.

De voorzitter:

U vervolgt.

Staatssecretaris Keijzer:

De heer Van der Lee legde in ons midden neer hoe belangrijk dat 5G-netwerk is. Ik kan dat alleen maar onderschrijven. Nederland heeft bijna volledige 4G-dekking. Wij zijn voornemens om een dekkingseis op te stellen voor mobiele operators, zeg ik in mooi Nederlands. Hij vroeg ook, maar misschien was het de fractie van D66, of ik bereid ben om in Europa ervoor te pleiten om het doel dat voor 2020 geldt, namelijk dat iedereen moet kunnen beschikken over 30 megabit per seconde, op te hogen. Het is al een doel om daar 100 megabit per seconde van te maken. Met het stellen van een doel heb je dat natuurlijk niet zomaar bereikt, zeker niet Europabreed, maar zoals ik in mijn inleiding heb gezegd, wat door u allen is benadrukt, is het voor Nederland van het grootste belang dat wij op alle plekken kunnen beschikken over snel internet.

Voorzitter. Dan kom ik bij de fractie van D66.

De voorzitter:

Ik zie nog een interruptie van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Dat was inderdaad mijn vraag. Wij hebben namelijk niet zozeer behoefte aan sneller internet maar aan veel sneller internet. Het is natuurlijk ook van belang, omdat dit bepaalt waarvoor die telecomkabels gebruikt kunnen worden of waarvoor ze moeten worden opengesteld, namelijk voor snelle elektronische communicatie. Het is goed om de definitie ervan naar 100 megabit te brengen, maar het zou heel goed kunnen dat wij dat in 2020 eigenlijk ook niet meer toereikend vinden. Mijn vraag is dus of u bij de herziening wilt zoeken naar een definitie die in deze tijd gezien kan worden als snelle elektronische communicatie die ook in het buitengebied voldoet aan de vragen die daaromtrent leven.

Staatssecretaris Keijzer:

Zoals net gezegd is de Europese ambitie voor 2020 dat iedereen een verbinding kan afnemen van ten minste 30 megabit per seconde. In Nederland kan 97% van de huishoudens daar nu al over beschikken. Het is een nieuwe ambitie om voor 2025 iedereen te kunnen laten beschikken over 100 megabit per seconde. In Nederland kan meer dan 90% van de huishoudens daar nu al over beschikken. Ik deel de ambitie van de heer Paternotte en de gedachte dat dit misschien niet snel genoeg is, maar we moeten ook kijken wat haalbaar is. We schieten niet zo veel op met het stellen van een fantastische norm die je vervolgens niet haalt.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Paternotte (D66):

Het gaat ons niet alleen om de ambitie. Het gaat er ook om dat de WIBON in de praktijk ertoe zal leiden dat kabels opengesteld moeten worden voor snelle elektronische communicatie. Als vrijwel alle elektronische communicatie aan de definitie "snel" voldoet, ligt die definitie wel ontzettend laag. Dan schiet je er in Oost-Groningen misschien niet veel mee op als je er gebruik van maakt. Het gaat ons dus niet alleen om de ambitie. Ik geloof wel dat we die hoog gaan stellen. Het gaat er ook om dat de definitie van wat snel is aansluit bij wat wij snel vinden. Dan doet de WIBON ook materieel wat hij beoogt.

De voorzitter:

Helder.

Staatssecretaris Keijzer:

Het doel van de WIBON is het uitrollen van Breednet voor zo laag mogelijke kosten. Nu spreken we over de ambitie om Nederland te voorzien van snel internet. Zoals gezegd kan 97% van de Nederlanders al beschikken over 30 Mbps. 90% van de huishoudens kan beschikken over een snelheid van 100 Mbps. Het lijkt me goed dat we bij de begrotingsbehandeling met elkaar in gesprek gaan over wat de fractie van D66 verstaat onder "snel".

De voorzitter:

Prima. U vervolgt. Er zijn nog een aantal vragen van de PVV te beantwoorden.

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, voorzitter, maar de fractie van D66 vroeg ook nog of ik kan bevestigen dat in het wetsvoorstel het belang van hygiëne en drinkwater is gewaarborgd. Het antwoord daarop is dat dit klopt. Het is in het wetsvoorstel geborgd, namelijk in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet.

De heer Paternotte stelde ook nog een vraag over ProRail ...

De voorzitter:

De heer Paternotte wil interrumperen, maar het is handig als u eerste alle vragen van D66 beantwoordt.

Staatssecretaris Keijzer:

Dat is goed, voorzitter. Er werd gevraagd of ik begrip heb voor de wens van ProRail dat er bij graafwerkzaamheden een gecoördineerde aanpak moet zijn. Ja, want dat brengt grote voordelen met zich mee. Het combineren van graafwerkzaamheden bespaart kosten en reduceert overlast. In het wetsvoorstel is opgenomen dat telecomaanbieders een verzoek kunnen doen bij andere netbeheerders om uitvoering van civiele werken te coördineren. Ik spoor ze aan om dat te doen.

De heer Paternotte (D66):

De staatssecretaris gaf aan dat drinkwaterhygiëne geborgd is. Dat is mooi. Mijn vraag was of het klopt dat drinkwaternetten zijn uitgezonderd van de verplichte openstelling voor telecom. Dat is het middel waarmee die borging geschiedt. In de Europese richtlijn is dat met zoveel woorden wel beschreven, maar zoals wij het nu vertaald hebben in de WIBON nog niet.

Staatssecretaris Keijzer:

Het antwoord daarop is ja.

Ik kom tot slot bij de vragen van mevrouw Maeijer van de PVV-fractie. Wat is het nut van het wetsvoorstel voor landelijk gebied en zijn er praktijkvoorbeelden? Het wetsvoorstel geeft telecomaanbieders de mogelijkheid om bestaande infrastructuur te gebruiken. In het buitengebied ligt er in ieder geval altijd riolering en elektriciteitskabels. Daar kunnen combinaties mee worden gezocht.

Zij stelde ook de vraag of het recht om coördinatie te vragen op de aanleg van diverse private werken van invloed kan zijn op publieke werken. Het verzoek om te coördineren is procesmatig en planmatig van karakter. Als een verzoek bijvoorbeeld niet past en niet inpasbaar is in de planning van een publiek werk, dan is in het wetsvoorstel gewaarborgd dat het verzoek ook geweigerd kan worden, wat toch bijna ook wel logisch is.

Verder is gevraagd wat de administratieve lasten zijn van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel leidt niet tot administratieve lasten voor betrokken bedrijven. Het bevat namelijk geen informatieverplichtingen aan de overheid. Voor het medegebruik kan bovendien een vergoeding worden gevraagd.

Vervolgens is gevraagd of dit wetsvoorstel afbreuk doet aan het eigendomsrecht. In het wetsvoorstel wordt net als in de Telecommunicatiewet gewaarborgd dat er een goed evenwicht is tussen enerzijds het eigendomsrecht van de grondeigenaar die de infrastructuur moet gedogen en anderzijds het belang van de aanleg van een goede digitale infrastructuur. Dat was nu ook al zo. Zo is de aanbieder op grond van de Telecommunicatiewet verplicht om de infrastructuur te verleggen als de grondeigenaar terecht stelt dat deze in de weg ligt. Ook is gewaarborgd dat onbruikbare infrastructuur op enig moment moet worden opgeruimd. Daar ziet ook het amendement op dat is ingediend door mevrouw Van den Berg en anderen.

Gevraagd is verder — dat was volgens mij de laatste vraag — of deze implementatie wel noodzakelijk is voor Nederland. Dit voorstel is ook van belang voor de digitale infrastructuur in Nederland om voorop te blijven lopen in Europa. Laten we ook niet met elkaar vergeten dat het ook in het belang van Nederland is dat er in andere Europese landen ook snel internet is. Wij zijn wat betreft onze welvaart voor een groot gedeelte afhankelijk van onze export en het is dus ook in het belang van onze bedrijven dat ze in het buitenland van dezelfde voorzieningen gebruik kunnen maken als die in Nederland.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Ik kijk even naar de leden. Ik heb niet het idee, maar ik check toch even of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie nu dat daaraan geen behoefte is. Daarmee zijn we gekomen aan het eind van dit debat. Ik dank de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voor haar eerste debat in deze zaal en complimenteer haar daarmee; het is toch altijd spannend, maar volgens mij is haar vuurdoop geslaagd. Ik dank de Kamerleden evenals de mensen op de publieke tribune en de mensen thuis.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende amendementen zullen volgende week dinsdag plaatsvinden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven