Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 23, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 23, item 7 |
(Zie vergadering van 11 november 2014.)
De voorzitter:
De staatssecretaris zal nu in eerste termijn reageren op de opmerkingen die de Kamerleden hebben gemaakt en de vragen die zij hebben gesteld. Ik heb begrepen dat zijn antwoord is opgebouwd uit een aantal blokjes. Staatssecretaris, iedereen zou het waarderen als u die blokjes, niet te snel pratend, even kon opnoemen, zodat wij kunnen meeschrijven. Ga uw gang!
De algemene beraadslaging wordt hervat.
Staatssecretaris Wiebes:
Voorzitter, dank. Wat een markant vergadertijdstip! Hoe mensen ook over de politiek denken, aan het aantal gewerkte uren per capita ligt het niet!
U vroeg mij naar de blokjes. Ik wil het even hebben over de bijbetaling. Daarna komen wij op de werkkostenregeling en vervolgens op afval. De dga komt langs, de btw komt langs, vervolgens ga ik in op het partnerbegrip en daarna op de afdrachtvermindering in het onderwijs. Daarna dacht ik een aantal andere onderwerpen mee te nemen bij de behandeling van de amendementen.
Ik begin maar met de bijbetalingen over 2014. Veel mensen zullen bij de definitieve aanslag over 2014 minder terugkrijgen van de Belastingdienst dan zij verwachten of zullen meer moeten bijbetalen dan zij verwachten. Veel woordvoerders hebben in hun betoog benadrukt dat zij dat betreuren. Hier staat degene die dat ook nog allemaal moet uitvoeren en ook ik kan niet anders zeggen dan dat dit voor heel veel mensen buitengewoon vervelend is. Wij moeten mensen hiermee confronteren en dat is vervelend. Je bent een trouwe belastingbetaler, je hebt in het hoofd hoeveel je over 2014 grosso modo terugkrijgt en dan komt het bericht en blijkt het een paar tientjes of een paar honderd euro minder te zijn. Dat is op zijn best irritant, maar voor sommige mensen is het gewoon een financiële tegenslag.
De precieze uitwerking van de afbouw van de heffingskorting werd pas scherp in de zomer van 2013. Toen konden die veranderingen niet meer allemaal door de Belastingdienst verwerkt worden. Dat zien wij op twee plekken. Ten eerste konden ze niet meer goed verwerkt worden in de loonbelastingtabellen. Dat gaat dan over de bijzondere beloningen: over de vakantietoeslag, de dertiende maand en de bonus, maar er zijn er meer. Ten tweede kon het niet goed verwerkt worden in de voorlopige aanslag. Dan gaat het vooral over de algemene heffingskorting. Dit raakt dus mensen met en zonder voorlopige aanslag, die bijvoorbeeld bijzondere beloningen hebben, maar ook mensen met meerdere inkomensbronnen, zoals veel ouderen. Dit is met name vervelend omdat de belastingbetaler hier niets aan kan doen, hier geen enkele invloed op heeft en hier geen schuld aan heeft. Het is trouwens ook niet de schuld van de Belastingdienst, want de Belastingdienst wil niets liever dan ruim op tijd weten wat de politiek besluit, wat de politiek precies uitgevoerd wil zien om de belastingbetalers op een normale manier te kunnen bejegenen.
Als er zoiets speelt, moet je dat niet bagatelliseren. Dat weten wij allemaal. Je moet eerlijk vertellen wat er aan de hand is, waardoor dat komt en wat de effecten zijn. Die eerlijkheid mogen de burgers van hun overheid verwachten. Het gaat echter verder. De verantwoordelijkheid van de overheid, dus ook van de Belastingdienst, dus ook van mij en misschien dus ook wel van de Kamer, is ook om het niet te overdrijven, om geen mensen bang te maken en om ook helder te maken wat er níét aan de hand is. Wij moeten alles op alles zetten om de hinder te beperken, maar tegelijkertijd moeten wij ons best doen om verkeerde beelden en beangstigende misvattingen weg te nemen. Daar heeft de belastingbetaler namelijk ook recht op. Wij moeten eerlijk zijn over wat er wel aan de hand is, maar niemand de stuipen op het lijf jagen over dingen die niet aan de hand zijn.
Het is goed om even een paar punten te markeren die hier niet aan de hand zijn. Dat is belangrijk omdat er beelden leven die mensen ongeruster maken dan zij misschien zouden moeten zijn. Ten eerste is dit geen naheffing. Een naheffing is een heel akelig ding. Een naheffing is iets wat je krijgt als je iets gedaan hebt wat niet mag of iets niet gedaan hebt wat wel moet. Daar zitten boetes aan vast enzovoorts. Veel mensen denken bij een naheffing ook aan een soort aparte ronde van ophalen door de Belastingdienst. We krijgen de definitieve aanslag over 2014 en iemand denkt dan: krijg ik nog een brief en moet ik nog allemaal extra geld betalen? Het gaat hier echter om de reguliere aanslag van 2014, waarbij veel mensen — niet iedereen — minder terugkrijgen dan ze verwachten, of meer moeten bijbetalen dan ze verwachten. Er is geen aparte ronde en er is geen naheffing.
Ten tweede is het geen extra belasting. Het is niet zo dat de overheid een tekort heeft en dacht: laten we iedereen eens een naheffing sturen. Dat is niet aan de hand! De Belastingdienst kon het niet op tijd verwerken, en heeft dus noodgedwongen — het was niet de bedoeling — tijdens het jaar te weinig ingehouden, waardoor het restant na 2014 moet worden bijbetaald. Als de Belastingdienst het wel op tijd had kunnen verwerken en het wel allemaal in de systemen was gekomen, zou de belastingbetaler evenveel belasting hebben betaald, alleen met een andere timing. Er wordt dus geen extra belasting geheven; het is geen lastenverzwaring.
Het derde punt dat ik belangrijk vind, is dat het niet specifiek landt bij de laagstbetaalden. Sterker nog, bij hen landt het niet, want tot €20.000 speelt het niet. Of nou, het speelt een beetje, in die zin dat mensen meer terugkrijgen dan ze verwachten, omdat het effect van het niet verwerken van de heffingskorting andersom werkt. De laagstbetaalden merken er niets van, of ze krijgen meer terug. Bij hen landt het dus niet. Bij de mensen tot modaal, met een reguliere vakantietoeslag en eventueel een 13de maand, gaat het om tientjes. Voor 85% van de ouderen gaat het om minder dan €100 extra. Dat is nog steeds niet mooi, maar het is niet zo dat het bij de laagstbetaalden een beroep doet op de restanten van hun portemonnee.
Als laatste is belangrijk dat het geen unicum is. Het is niet nieuw. Ongeveer ieder jaar kunnen er dingen door de Belastingdienst niet helemaal in de schijven of in de tabellen worden verwerkt. De heer Omtzigt zei het vrij beeldend. Als in de tabel bijzondere beloningen een bijzondere beloning hoog is, "loop je uit de schijf". Dat heeft zich altijd voorgedaan en is altijd zo geweest. Het is dit jaar erger dan anders, maar het is geen nieuw fenomeen. Een derde van de mensen met een voorlopige aanslag moet ieder jaar bijbetalen. Gemiddeld is die bijbetaling €1.000. Er is dus niet iets geheel nieuws in ons belastingsysteem gebeurd. Wel is het te betreuren dat we meer dan we hadden bedacht en meer dan het ontwerp was mensen moeten laten bijbetalen of ze minder kunnen geven.
Voor de allergrootste groep mensen zal de hogere aanslag meelopen in het reguliere proces. Op 1 maart wordt duidelijk om welk bedrag het gaat. Vanaf dat moment hebben deze mensen een maand of vier en dan moet het betaald zijn. Voor de meeste mensen met een reguliere loonsituatie, een vakantietoeslag, een 13de maand enzovoort, gaat het om een nabetaling die in de meeste gevallen maximaal 1% van het netto inkomen is.
Niet iedereen zal echter in de grootste groep zitten. Er zijn natuurlijk altijd andere groepen. Er zijn zelfs drie speciale groepen, die ik zo zal noemen. Deze mensen vragen even bijzondere aandacht, want daar is iets mee. Zij kunnen het net iets minder gemakkelijk betalen, op de een of andere manier. Waarom weet ik nu niet, maar die mensen weten dat wel. Heel in het algemeen hoeft dat natuurlijk geen probleem te zijn, want de Belastingdienst heeft een heel arsenaal aan heel goede en laagdrempelige faciliteiten voor mensen die hun aanslag even niet kunnen betalen. Als er een organisatie is in Nederland die goed is in betalingsregelingen, is het de Belastingdienst.
Al die regelingen hebben drie kenmerken. Het eerste kenmerk is dat al die regelingen handmatig zijn en dat ze maatwerk zijn, aan de telefoon. Het tweede kenmerk is dat ze dus niet uitvoerbaar zijn voor grote groepen. De meest gebruikte betalingsregeling heeft een dikke 100.000 klanten per jaar; dat is het. Je kunt nagaan wat er voor grotere groepen zou gebeuren. Het derde kenmerk is dat er over die betalingsregelingen op de een of andere manier invorderingsrente moet worden betaald.
Als grote hoeveelheden belastingplichtigen gebruik gaan maken van die reguliere regelingen, dan staat het snel stil. Ik zal twee voorbeelden noemen. We hebben aan het begin van dit jaar, als gevolg van de maatregel van één bankrekeningnummer, de Belastingtelefoon wekenlang gek gekregen met 180.000 extra bellers. Wat zou er gebeuren als we een significant deel van die 5 miljoen mensen ineens aan de telefoon zouden krijgen? Hier maak ik me dus al een halfjaar zorgen over, want dan gaat er iets mis. Als 180.000 mensen voldoende is om de Belastingtelefoon te ontregelen, dan moeten we niet veel van die 5 miljoen aan de telefoon gaan krijgen. Eén van de betalingsregelingen heeft een capaciteit van 25.000 gevallen per jaar, een andere 100.000. Dat zijn geen getallen waarmee we overweg kunnen. Vanaf vorig voorjaar is daarom gezocht naar een soort te automatiseren regeling, die niet al dat handwerk vergt en die beheersbaar is voor de Belastingdienst. Die regeling is niet echt gevonden. Ik heb daarom een ander voorstel. Dat is een regeling die eenvoudig, weinig fijnzinnig en wat grofmazig is, maar naar mijn mening wel nodig is. We kunnen niet vertrouwen op de gewone afbetalingsregelingen voor deze mensen.
Die regeling is de volgende. Ik ben van plan om de betalingstermijn te verlengen. Die betalingstermijn is nu zes weken. Die betalingstermijn kunnen we met vier maanden verlengen, boven op die zes weken. Gedurende die periode wordt er dan geen invorderingsrente berekend. Dat geldt dan niet alleen voor deze gevallen en evenmin voor de gevallen waarin het een extra bedrag betreft, maar het geldt voor iedereen en voor het hele bedrag. Daarmee vangen we drie vliegen in één klap. Allereerst: geen druk meer op de bestaande regelingen. Deze regeling is voor veel personen in de groepen die ik straks zal langslopen aantrekkelijker. Deze regeling heeft dus geen aanzuigende werking. De Belastingtelefoon wordt niet platgebeld en er is niet een hoop maatwerk nodig. Het tweede is dat er uitstel komt voor wie dat nodig heeft. Dat is dan niet ter beoordeling aan mij, maar aan de mensen zelf. Verder wordt er gedurende die periode geen invorderingsrente in rekening gebracht.
Welke drie groepen zijn hiermee geholpen? De eerste groep zijn de mensen die eigenlijk in die grote groep vallen. In veel gevallen gaat het om 1% of, met bonussen of overwerk, een paar procent van het inkomen. Het is echter niet aan mij om te bepalen of mensen in de problemen komen. Dat kan gebeuren. Mensen kunnen zeggen: ik heb daarop niet gerekend. Die mensen krijgen zonder invorderingsrente dan vier extra maanden boven op de vier die zij al hadden, wat een nette manier is om deze groep meer ruimte te geven om het bedrag waarop zij niet gerekend hadden, toch te voldoen. Dan is er een aparte groep mensen die nooit aangifte hoefde te doen, maar als gevolg hiervan een oproep krijgen om dat wel te doen omdat het uit elkaar loopt en er toch ineens een nabetaling nodig is. Die mensen zijn misschien helemaal niet zo bekend met het aangifteproces en moeten een nieuwe handeling verrichten. Ook voor die mensen is er meer tijd en ook die mensen hoeven geen invorderingsrente te betalen. De derde groep zijn de mensen die misschien ook al zonder dat dit gebeurd was tot de exoten behoren qua hoge bijbetalingsbedragen. Dat zijn de mensen waar de reguliere betalingsregeling voor bedoeld is. Zij moeten gewoon nog de Belastingtelefoon kunnen bellen om het te regelen.
Dit is een oplossing waarmee iets wordt gedaan voor mensen die ergens niet op gerekend hebben, op een manier waarmee de Belastingdienst niet plat gaat. Is het ideaal? Mochten leden de neiging hebben om naar de interruptiemicrofoon te rennen om mij te vragen of dit ideaal is, dan zal ik het antwoord nu alvast geven: nee, het is niet ideaal. Er zijn namelijk dingen waarin de regelingen nog niet voorzien. Er wordt bijvoorbeeld geen invorderingsrente geheven. De tweede groep die pas later een oproep tot aangifte krijgt, doet nog later daadwerkelijk aangifte en krijgt nog weer later de aanslag. Ze hebben dan een langere periode om te betalen. Die mensen hoeven geen invorderingsrente te betalen. Ik heb echter niet kunnen voorkomen dat zij belastingrente moeten betalen. Nu betalen zij de verschuldigde belasting ook later. Men kan zeggen: ze hebben er een soort voordeel van dat in die rente zit. Die mensen hebben daar echter niet om gevraagd, dus ik had dat liever niet gehad. De maandenlange zoektocht naar de mogelijkheid om ook de belastingrente kwijt te schelden, heeft echter niets opgeleverd. Dus vind ik het ideaal? Nee. Is het iets? Ja. Komen we mensen die een tegenvaller hebben met iets tegemoet? Ja, dat wel, en we voorkomen dat de Belastingdienst plat gaat.
Toen deze hele problematiek zich dit voorjaar bij mij aandiende, werd duidelijk dat de communicatie met de belastingplichtigen centraal zou staan. Dat is cruciaal. Ik heb al even verklapt dat ik op het volgens mijzelf briljante idee kwam om voor de zomer een grote brief naar iedereen te sturen. Ik ben blij dat ik mij vanaf nu in gewaardeerd gezelschap bevind, want ook de heer Groot heeft dat gedacht. Voordat de heer Groot in de Kamer kwam, was ik zijn lezer. Ik heb dus een bijzondere bewondering voor de heer Groot. Als hij dat ook denkt, dan voel ik mij minder dom.
Het is prettig om bij de Belastingdienst mensen aan te treffen die van een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld communicatie met belangplichtigen, gewoon tien tot honderd keer zo veel weten als jijzelf en die heel geduldig kunnen uitleggen waarom dit een heel slecht idee is. Dat is gebeurd in mijn geval. Ik heb een stuurgroep gevraagd om zich hierover te ontfermen. Die heeft een hele communicatiekalender gemaakt en is op basis van de ervaringen tot de conclusie gekomen dat het op deurmatmomenten moest, dus geen losse brieven. Losse brieven hebben twee effecten. Ze worden weggegooid of ze leiden tot ongerustheid en tot vele telefoontjes aan de Belastingdienst. Daarna voelt iemand zich toch niet echt bevredigd, want de Belastingdienst kan op dat moment niets voor hem of haar doen. Er is een heel communicatieteam bij de Belastingdienst. Ook heeft een gerenommeerd marketingadviesbureau met testpanels gewerkt en allerlei varianten van communicatie uitgeprobeerd op mensen. Daar komen dan dingen uit die de mensen van de Belastingdienst op zich wel weten, maar die toch goed zijn getest. Een brief werkt niet. Een tekst moet heel toegankelijk en heel beknopt zijn. Naarmate die groter wordt, wordt die minder gelezen. Het optimum zit bij een paar zinnen, waarin dan één getal mag voorkomen en geen techniek, dus geen verhalen over heffingskortingen en dat soort zaken. Voor mij was deze les toch een herontdekking van het feit dat de meeste Nederlanders heel wat leukers en nuttigers te doen hebben dan zich te verdiepen in de afbouw van de heffingskortingen. Omdat ik tot voor kort ook zelf tot die groep hoorde en ik misschien die brief ook niet gelezen zou hebben, denk ik: deze mensen hebben gelijk. Mijn antwoord op de vraag van de heer Groot is dan ook dat ik hier volledig achter sta. Dat worden heel beknopte, heel puntige tekstjes met één getal, precies het optimum dat uit de tests is gebleken. Dat is de manier om in dit soort gevallen met belastingplichtigen te communiceren. Ik zou ook zelf zeker gevoeliger daarvoor zijn geweest dan voor die brief, maar mijn oprisping was natuurlijk ook een andere. Dit is en blijft voor heel veel belastingbetalers op zijn minst irritant. Ik kan dat niet helemaal wegnemen en oplossen, maar een van de lessen die wij daarvan leren, is dat wij dit soort ingewikkelde dingen actief moeten bestrijden en dat wij moeten proberen het belastingstelsel eenvoudig te houden.
De heer Omtzigt heeft gevraagd of wij het voor 2015 wel goed hebben geregeld. Voor 2015 is dit verwerkt in de tabellen en in de voorlopige aanslag. Dat betekent dat dit zich in deze mate niet meer zal voordoen. Alle makken die al in het systeem zaten, blijven echter. Het sluit nooit helemaal aan als je de getallen weer verandert en je kunt altijd uit de schalen lopen. Daarom zit er altijd een verschil tussen wat er uiteindelijk uitkomt en wat je van tevoren denkt, maar deze omissie is voor 2015 hersteld.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik dank de staatssecretaris voor de heldere uitleg, ook over de wegen die bewandeld zijn. Ik snap heel goed dat het treffen van een individuele betalingsregeling voor 5 miljoen mensen geen optie is. Dat is helder. Ik heb toch nog even twee vragen. De eerste vraag gaat over het feit dat de invorderingsrente vier maanden wordt opgeschoven, maar dat je wel de belastingrente dient te betalen. Als ik het me goed herinner, is de belastingrente op dit moment 4%, want die zou je ook op een spaarrekening krijgen. Ik ken echter even geen spaarrekeningen waar je 4% rente op krijgt. Is er niet een mogelijkheid om ervoor te zorgen dat deze groep, zoals door meerdere leden van de Kamer al is gevraagd, in zijn geheel in die vier maanden geen rente betaalt?
De tweede vraag gaat over de groep die in zijn geheel geen aangifte verwacht. Dat is groep twee van de drie groepen die de staatssecretaris in kaart bracht. Voor die groep is het natuurlijk het beste — prettig is niet het goede woord — als men tijdig op de hoogte wordt gesteld. Kan de staatssecretaris voor deze groep een tijdpad schetsen waarin wordt aangegeven wanneer men aangifte moet doen en wanneer de rentepercentages ingaan? Mensen die altijd aangifte doen, weten dat de deadline 1 april is, maar wat gebeurt er als je 75 jaar bent en je jarenlang geen aangifte hebt gedaan omdat dat niet nodig was omdat de loon- en inkomstenbelasting van je pensioen rond liepen? Wat gebeurt er met die specifieke groep, die misschien wel vrij groot is, en hoe wordt die groep geïnformeerd?
Staatssecretaris Wiebes:
Als wij die groep er van tevoren uit konden pikken en van te voren konden identificeren, hoorde die groep niet meer tot groep twee. Dan bestond die groep niet. Die groep bestaat alleen maar doordat wij het niet van tevoren weten en pas achteraf merken dat deze groep eigenlijk aangifte zou moeten doen. Die groep is dus niet van tevoren vindbaar, want anders had die ook niet bestaan. In de tijd gezien, maar dat is moeilijk te zeggen en het is ook niet helemaal zeker, zou ik verwachten dat de Belastingdienst met de afhandeling, maar dat is een schatting, en ik ben daar liever open over dan dat ik daar spastisch over ga doen … Stel dat je in augustus een uitnodiging tot aangifte zou kunnen doen, dan ligt de aangifte er misschien in oktober. Hoelang de Belastingdienst nodig heeft om te reageren, is niet voorgeschreven. Maar als dat januari is, heeft iemand daarna nog vier maanden om te betalen. Dat is echter wel een periode waarover belastingrente loopt. Wij hebben geen kans gezien om die belastingrente omlaag te brengen.
De heer Bashir (SP):
Ik hoor veel uitleg, ook veel uitleg over de paden die zijn bewandeld om eventueel acties te ondernemen. Ik mis echter het belangrijkste, namelijk reflectie. Ik mis reflectie van de staatssecretaris en het ministerie van Financiën op wat hier nu geleerd is en hoe wij dit in de toekomst kunnen voorkomen.
Staatssecretaris Wiebes:
Reflectie is er zeker, maar de belangrijkste les is hier wel dat wij echt moeten oppassen met ingewikkelde capriolen in het belastingstelsel. Dit is echt niet de schuld van de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft niets liever dan heel duidelijke en heel specifieke marsorders van de politiek, die liefst ook niet al te veel afwijken van het jaar ervoor. De belastingbetaler is hier ook bepaald niet schuldig aan. Dit is op zijn best irritant, maar op zijn slechts is dit een financieel probleem. Wij moeten het niet zo ingewikkeld maken, want deze dingen zijn niet moedwillig door iemand veroorzaakt. Op het moment dat hierover werd besloten, lag het niet in de rede dat het niet meer verwerkt kon worden, maar dat is wel gebeurd. Dat betekent dat wij ons moeten beheersen bij het complex maken van het belastingstelsel.
De heer Bashir (SP):
Volgens mij heeft het helemaal niets te maken met het complex maken van het belastingstelsel. Het heeft te maken met het nemen van de tijd om iets goed uit te voeren. Als je alles op het laatste moment wilt doen, heb je de tijd niet om te kijken of alles uitgevoerd kan worden. Als je op het laatste moment nog grote wijzigingen doorvoert, kun je die niet in de systemen van de Belastingdienst doorvoeren. Dat is volgens mij de les die wij moeten leren. Niemand is voor complexiteit, iedereen wil een eenvoudig belastingsysteem. Maar met complexiteit heeft dit niets te maken.
Staatssecretaris Wiebes:
De kern zit er nu juist in dat de Belastingdienst had aangegeven — misschien dat we het op een bepaald abstractieniveau dan toch eens zijn — negen maanden nodig te hebben voor dit soort veranderingen. Die negen maanden leken er ook te zijn, maar de uitwerking van de motie en de hele juridische complicatie daarachter duurde langer dan we dachten. Ik ben trouwens in het laatste Belastingplan wel meer dingen tegengekomen waarvan we ooit dachten dat ze simpel waren en waarvan we nu ontdekken dat dat niet zo is. Dat was hier ook het geval. Toen was er nog maar een halfjaar over. Die negen maanden die de Belastingdienst nodig had, en duidelijk had gemaakt nodig te hebben, waren er dus niet meer. Dat we tijd moeten nemen om dit soort dingen te kunnen verwerken, is dus precies de kern van de zaak. Maar dan ook precies.
De voorzitter:
Ik kijk even, want ik denk dat de heer Omtzigt zijn tweede vraag wil stellen van zijn eerste interruptie.
De heer Omtzigt (CDA):
Daarover overlegde ik inderdaad met de heer Koolmees, die ook verstand heeft van belastingen.
De voorzitter:
Iedereen hier heeft hier toch verstand van belastingen?
De heer Omtzigt (CDA):
Ja, maar ook van de precieze praktijk, want daar ging het hier over. Wij doen altijd hoogtheoretische exercities. Ik probeer even heel duidelijk tot de kern te komen wat betreft het half miljoen mensen dat de afgelopen jaren geen aangifte heeft gedaan. De staatssecretaris noemt nu data in augustus. Krijgen deze mensen niet in februari of maart een uitnodiging tot aangifte, gebeurt dat pas in de zomer? Mijn tweede vraag is of met die belastingrente van 4% nog iets te doen is. Of is daar helemaal niets mee te doen?
Staatssecretaris Wiebes:
Wat betreft die belastingrente, is dat precies wat je zou zeggen: doe die omlaag, zonder een groep uit, zonder een periode uit of laat die later ingaan. Alle capriolen zijn gemaakt, alle wegen zijn bewandeld. Daar is voor de zomer al naar gekeken. Ik moet tot de conclusie komen dat dat er niet inzit. Als de heer Omtzigt heel precies wil weten waar dat dan op zit, is dat een veel langer verhaal. Daar moeten we even voor naar de backoffice schakelen. Dit is wel vrij goed uitgezocht. Iedereen ziet deze oplossing. Iedereen die erover nadenkt, vraagt zich af of echt rente in rekening moet worden gebracht aan mensen die pas later worden geconfronteerd worden met het feit dat ze iets moeten bijbetalen terwijl ze dat eerder niet wisten. Dat is niet lekker. Deze gedachte is dus heel voor de hand liggend. De route is uitgezocht, maar we zien het niet.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Koolmees toch nog een vraag heeft. Gaat dat over het schema?
De heer Koolmees (D66):
Ja, voorzitter. Ik had dezelfde vraag als de heer Omtzigt over dat schema. De mensen die normaal geen aangifte doen, krijgen natuurlijk wel gewoon een vooringevulde aangifte op 1 maart als ze alsnog moeten bijbetalen. Loopt die groep niet voor een groot deel mee in die vooringevulde aangifte en, zo nee, waarom wordt er dan verwezen naar augustus? Zouden die mensen niet ook gewoon in maart of april aangifte moeten doen?
Staatssecretaris Wiebes:
Voordat ik nu uit het hoofd nog verder ga improviseren over een kalendertje: misschien dat de leden nog wel een tweede termijn zullen veroorzaken. Dan kunnen we het daarin meenemen. Dan hebben zij gelijk een prikkel om dat te doen en dan komt het antwoord op deze vraag.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik geloof mijn oren niet. Ik lees dat het om een half miljoen mensen gaat die geen aangifte deden en dat ook niet hoefden te doen. Die worden er nu ineens mee geconfronteerd dat ze aangifte moeten doen. Dat is al erg genoeg. Dat is eigenlijk al schandalig en dan worden ze ook nog om de oren geslagen met een rente van de Belastingdienst. Oké, laten we de tweede termijn afwachten. Dit is echt onacceptabel.
Staatssecretaris Wiebes:
Aangifte doen voor de belastingen, daar vind ik het woord "schandalig" niet bij passen. Maar dat is misschien een kwestie van maatvoering of persoonlijke voorkeur.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dit is niet alleen schandalig. Het feit dat u 6 miljoen mensen confronteert met een naheffing is schandalig. Dat is schandalig! U kunt praten als Brugman en u kunt zeggen "we wisten het niet", "het is niet onze fout" en noem maar op, maar de mensen hebben niet te weinig belasting betaald. Door dit systeem in oktober pas in te voeren — de staatssecretaris wist dat het onuitvoerbaar was voor de Belastingdienst — is gewoon geblunderd, door dit kabinet en door de coalitiepartijen.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik blijf erbij dat het schandalig is en dat een mea culpa, een excuus, op zijn plaats is. De staatssecretaris doet het nu net voorkomen alsof het niet zijn schuld is, niet de schuld van de politiek, niet de schuld van de Belastingdienst. Kortom, niemand heeft schuld, maar de mensen moeten blij zijn dat ze geen boeterente krijgen. Dat is de houding van deze staatssecretaris.
Staatssecretaris Wiebes:
Ik heb mijzelf in het rijtje niet genoemd, maar ik heb gezegd dat het niet de schuld is van de belastingbetaler en ook niet de schuld van de Belastingdienst. Er is een politieke keuze gemaakt voor een bepaald systeem op een moment dat niet vastgesteld kon worden dat dat niet ingevoerd kon worden. Dat valt dan tegen. Er zijn trouwens wel vaker dingen die tegenvallen in de implementatie. Dat is altijd betreurenswaardig. Ik kies daar andere woorden voor dan de heer Van Dijck, maar ik heb hem goed gehoord.
De heer Koolmees vroeg of we het niet op een andere manier hadden moeten doen, of we het niet op een andere manier in de tabel bijzondere beloningen hadden moeten opnemen door daar zulke getallen voor te kiezen dat er niet te weinig wordt ingehouden maar te veel. Achteraf bezien denk ik dat dat ook had gekund. Dan hadden we een debat gevoerd in de trant van "joh, al die mensen hebben iedere maand te veel belasting betaald, dat krijgen ze nu terug". Er is niet voor gekozen. Misschien was het zelfs verstandiger geweest. Ik kan het niet beoordelen. Dat was wel een optie, maar het was geen optie om het zo te doen dat het precies klopte. Je hebt het dus of naar de ene of naar de andere kant fout.
Mijn antwoorden in tweede termijn houdt de Kamer dus nog tegoed; dat heb ik net toegezegd.
Ik wil het hierbij laten als het gaat om de bijbetalingen.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb nog een vraag over dit onderwerp. Mijn vragen net gingen over de techniek. Ik nodig de staatssecretaris uit om, nadat hij gereflecteerd heeft op de vraag of hij excuses dient aan te bieden, de vraag te beantwoorden of dat gedaan wordt, niet door hem als persoon maar als instituut. Hoe kijkt hij met terugwerkende kracht aan tegen de motie-Zijlstra/Samsom? Was dat een verstandige en uitvoerbare motie? Of was zij onverstandig en onuitvoerbaar?
Staatssecretaris Wiebes:
Op het moment dat de motie werd ingediend moet het kabinet in de begrijpelijke veronderstelling hebben verkeerd dat zij uitvoerbaar was, omdat er geen tekenen waren dat zij niet uitvoerbaar was. Het tijdpad voor de invoering was negen maanden. De complicaties waren toen nog niet bekend. Er was ruim voldoende tijd om dit te doen. Gaandeweg bleek deze motie toch meer open einden te bevatten in de techniek dan aanvankelijk gedacht. Het is ook niet zo dat de motie zo veel techniek behoort te bevatten. Er bleek echter meer techniek achter te zitten. Toen kwam er zelfs een juridische vraag op ten aanzien van de keuzes die gemaakt moesten worden. Vervolgens was er onvoldoende tijd. Dat lag echter niet in de rede van de motie.
De heer Omtzigt (CDA):
En mijn eerste vraag?
De voorzitter:
Misschien is het handiger om één vraag per keer te stellen.
Staatssecretaris Wiebes:
Ik weet dat er nog een vraag was naar de excuses. Die kan ik ook beantwoorden. Misschien moet ik gewoon doorgaan als er geen interrupties zijn. Als de Belastingdienst een fout maakt, moet hij die fout ten eerste herkennen. Hij moet weten dat die fout is gemaakt. Vervolgens moet hij die fout erkennen. De fout moet ruiterlijk worden toegegeven; het komt ook op de site te staan. De fouten die de Belastingdienst maakt moeten bekend zijn aan alle Nederlanders, maar vooral aan mensen die het betreft, de belastingbetalers, en aan de media. Er is een fout gemaakt; het is niet vreemd dat er een fout is gemaakt. Het is alleen betreurenswaardig, maar niet vreemd, want belastingdiensten maken fouten. Die fout moet vervolgens worden hersteld. Daarvan moet worden geleerd. Iemand die daaronder lijdt, krijgt op de een of andere manier een excuusbrief met uitleg hoe dat dan hersteld zal worden. Dat is de normale procedure.
In dit geval is er geen sprake van een fout van de Belastingdienst. Bij democratische besluiten van de volksvertegenwoordiging passen geen excuses. Wat hier past, is dat wij alles uit de kast halen om ervoor te zorgen dat mensen er zo min mogelijk last van hebben. Het blijft vervelend voor de belastingbetaler. We hebben oplossingen kunnen bedenken die het minder vervelend maken, maar die het niet wegwerken. Het blijft dus vervelend. Dat is het gevolg van iets wat niet meer bleek te kunnen. Er is niet iemand aan te wijzen van wie je kunt zeggen: die heeft het fout gedaan. Het is echter wel ongelukkig. En het is irritant. Dat moet duidelijk zijn. Het is echter niet zoals we net hebben geïnstitutionaliseerd: als de Belastingdienst een fout maakt, dan volgt een excuusbrief met uitleg enzovoort. Zo'n geval is dit niet. Daarom past het hier niet om hiervan een excuusgeval te maken. Nu is het een geval waarvan je zegt: we moeten er maximaal voor zorgen dat de hinder zo klein mogelijk blijft. Dat is, denk ik, wat hier aan de orde is.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Wiebes:
Ik kom op de werkkostenregeling. Dat is in die zin een vrolijk agendapunt dat het hierbij dan toch gaat om een echte vereenvoudiging. De administratievelastenbesparing bedraagt 90 miljoen. Dat is significant. Dat is een echte besparing. De verleiding bestaat dan altijd om toch allerlei afzonderlijke regelingen opnieuw in het leven te houden. Dat geldt van feesten tot fietsen. Bij iedereen bestaat dan de neiging om te zeggen: was dit niet een heel nuttige afzonderlijke regeling? We doen dit allemaal omdat we de indruk hebben dat er dan voor bedrijven — dit is immers een regeling voor bedrijven — iets extra's komt, bijvoorbeeld een extra regeling voor de fiets. Het budget blijft echter gelijk. Alle aparte regelingen gaan ten koste van de vrije ruimte. Het creëert dus geen extra ruimte maar beperkt alleen de keuzevrijheid. Met een afzonderlijke regeling geef je de bedrijven dus niks. Integendeel, je pakt daarmee juist iets af. Daarom zijn bedrijven die hiervan gebruikmaken en de Belastingdienst, die het moet uitvoeren, gebaat bij een regeling die zo min mogelijk aparte subregelingen kent en die zo veel mogelijk in die vrije ruimte stopt. Zo kunnen bedrijven zo veel mogelijk zelf hun keuzes maken binnen de randvoorwaarden, wordt het voor iedereen makkelijker en realiseren we de administratievelastenverlichting.
Het was mevrouw Schouten die de vorige keer zelfs iets van triomfantelijkheid had. Ze beschreef het heel geestig als een soort nationaal erfgoed: naast de cacaoblikken van Droste en de spruitjes met de ramen dicht hadden we dan de werkkostenregeling als een klein stukje Hollands glorie. Ze zei: daar nemen we dan afscheid van, inclusief onze kleine twistjes erover. Maar iemand anders fronste toen wat. Die heeft hier namelijk ervaring in. We hebben in ons midden een ervaren oud-inspecteur, mevrouw Neppérus. Ik zag haar denken: dat moet ik dan nog zien. Het is namelijk niet de eerste keer dat we dachten: "We zijn eruit, dit is het! Het is gek dat we daar twintig jaar geleden niet op zijn gekomen, maar vanaf nu komt het goed!" Mevrouw Neppérus weet dat we altijd weer kleine dingetjes ontdekken en ze heeft dus gevraagd of we de regeling op een passende manier willen evalueren, wetend — de rest van de zaal weet het nog niet, maar mevrouw Neppérus weet het al wel — dat we dan weer iets ontdekken wat net niet klopt en net een beetje schuurt. Het antwoord is natuurlijk: ja. Ze heeft ook gevraagd naar de communicatie, want ook daarmee heeft ze ongetwijfeld ervaring. Er komt dus een internetportaal voor de WKR. Even in jargon: dat is niet business-to-consumer maar business-to-business, dus voor bedrijven. Er komt een nieuwsbrief voor de werkgevers. Voor financiële dienstverleners, dus voor tussenpersoonachtigen, is er een voorlichting van start gegaan. Dat gebeurt allemaal om ervoor te zorgen dat het zo dicht mogelijk komt bij de aha-erlebnis van mevrouw Schouten.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb geen vraag, maar wel een opmerking voor de Handelingen. Ik had niet de illusie dat we nu voor altijd verlost zijn van discussies over de werkkostenregeling. Het gaat om een klein beetje minder discussie over bijvoorbeeld de tablet, de fiets of de elektrische fiets, al hadden we die dit jaar nog niet. Ik verwacht dat dat misschien wel iets minder wordt. Daarop moest ik gewoon even omschakelen.
Staatssecretaris Wiebes:
Dan ook voor de Handelingen: deze verwachting deel ik met mevrouw Schouten.
Er zijn amendementen ingediend. Ik kom daarop terug bij de behandeling van de amendementen.
En dan wordt het tijd voor afval. Ik zie de afvalkoning van de Kamer, de heer Dijkgraaf, nu opstaan. Bij de afvalstoffenheffing gaat het natuurlijk om de export. In het wetgevingsoverleg hebben wij daar een discussie over gehad. De heer Dijkgraaf, mevrouw Schouten, de heer Bashir en mevrouw Neppérus hebben allen te kennen gegeven, daar iets mee te willen. De heren in dit vierkoppige gezelschap hebben daar zelfs amendementen voor ingediend. Ik geef eerlijk toe dat ik zeker niet meteen enthousiast was. Misschien is enthousiasme nog steeds wat overdreven voor mijn gemoedstoestand nu, maar ik was het zeker niet meteen. Ik vond de noodzaak niet overtuigend aangetoond en ik voorzag moeilijkheden in de uitvoering. Ik heb nog een tijdje plezierig met de heer Dijkgraaf wat modelmatige heerlijkheden uitgewisseld en toen mijn humeur daardoor wat verbeterde, besefte ik dat de brede wens in deze Kamer helder was. Ik weet niet of ik voor eenieder spreek, maar de wens in deze Kamer is helder: geen risico op grootschalige export en geen langjarige contracten die gebruikmaken van capaciteiten elders terwijl er in Nederland capaciteit is. De Kamer wil dat niet. De Kamer wil het level playing field bewaken. Ik ben natuurlijk ook van het level playing field, dus het humeur klaarde op.
De heer Dijkgraaf heeft heel veel moeite en denkwerk in de amendementen gestoken. Zoals het er nu voorstaat, is de uitvoering haalbaar door af te rekenen op vergunningenniveau en niet op ladingniveau. Dat is echter een beetje grofmazig. Het verdient geen prijs, maar het kan. De voorbereiding vergt tijd en zal dus niet van de ene op de andere dag klaar zijn. Dan hebben we het over het ontwerp van het heffingsproces, het inregelen en de vormgeving van de gegevensuitwisseling met de Inspectie Leefomgeving en Transport. Kortom, we moeten het even in elkaar zetten, want we moeten een nieuwe belasting ontwerpen.
Dan komt de Europeesrechtelijke toets. Binnen Financiën wordt niet gedacht dat dit een dealbreaker is, maar het gaat wel om serieuzere dingen dan we in het begin dachten. Het gaat over het vrije verkeer van goederen en er mag geen fiscale discriminatie plaatsvinden. Dat moet even goed geregeld worden. Met de kennis van nu denk ik dat we als streefdatum 1 juli kunnen aanhouden. Echter, als je dingen uitzoekt, kun je dingen tegenkomen en ik hoop dat daar begrip voor bestaat. De wens van de Kamer is om het snel te doen en ik wil mij wel binden aan die ferme streefdatum van 1 juli. Ik zal tijdig waarschuwen als die datum niet gehaald wordt en als we eerder klaar zijn, zijn we eerder klaar.
Het geheel vraagt wat uitvoeringskosten, waarover ik in het begin van de bespreking van de amendementen nog een serieus en zelfs dreigend woord wilde spreken. Het is echter uitvoerbaar.
Mevrouw Schouten vreest dat al het afval de grens over gaat als wij het uitstellen. Daar moeten we even een onderscheid maken. Het kan zijn dat in die tijd spotmarketvolume de grens over gaat, maar het is erg onverstandig om langjarige contracten af te sluiten met de dreiging van een exportheffing. Als deze exportheffing in de toekomst een belangrijke invloed heeft op de sturing van de exportstromen, zal zij dat ook hebben op de langjarige contracten in de periode daarvoor. Om mijn geloofwaardigheid te vergroten, wijs ik graag naar onze modelleerder de heer Dijkgraaf, die door lichaamstaal zijn mening kenbaar zal maken. Ik zie de heer Dijkgraaf overigens heftig ja knikken. Daarmee is naar mijn mening de terechte zorg van mevrouw Schouten weggenomen, afhankelijk natuurlijk van de stemming over het amendement.
De heer Bashir (SP):
Voor amendementen vraagt de SP-fractie om technische ondersteuning van het ministerie van Financiën. Dat hebben we in dit geval ook gedaan, waarvoor heel veel dank. Er is heel hard gewerkt bij het ministerie van Financiën. We hebben ook gevraagd wanneer het amendement zou kunnen ingaan om een en ander uitvoerbaar te houden. Ons is gezegd dat dit 1 januari 2015 is. Die datum hebben we ook in het amendement verwerkt. Nu hoor ik van de staatssecretaris dat het 1 juli 2015 zou kunnen zijn.
Staatssecretaris Wiebes:
Ik denk dat de heer Bashir in zijn amendement 2016 heeft opgeschreven.
De heer Bashir (SP):
Juist.
Staatssecretaris Wiebes:
Het is nogal een uitzoekwerk, omdat de manier van belastingheffing langzaam is geëvolueerd. 2016 is zonder meer haalbaar dus het zou een verstandige datum kunnen zijn, maar ik hoor hier in de Kamer haast. Ik heb geprobeerd een datum te zoeken die als streefdatum realistisch is maar wel tegemoetkomt aan die haast. Dan is mijn inschatting 1 juli, waarbij het opvalt dat de amendementen alleen op dat punt van elkaar verschillen. Ik heb mij echter in het noemen van deze datum en in de zoektocht naar de snelste datum toch gericht naar de strenge gezichten die ik de vorige keer in het wetgevingsoverleg zag, en ook hier. Daaruit sprak de ferme wens om dit snel te regelen en daar probeer ik dan natuurlijk …
De heer Bashir (SP):
Ik maak daar toch bezwaar tegen. Wij hebben het ministerie van Financiën ook gevraagd om de eerst mogelijke datum te kiezen. Aan ons is toen 1 januari 2016 gecommuniceerd. Dat hebben we ook in het amendement gezet. Nu blijkt er iets anders te kunnen en dat vind ik geen goede manier van werken. Als wij iets vragen, hoort de staatssecretaris de informatie die hij heeft met ons te delen en niet slechts met een paar fracties in de Kamer.
Staatssecretaris Wiebes:
Ik weet niet hoe dat is gegaan. Oorspronkelijk was het een jaar; dat weet ik wel. Mijn eigen voorstel was om er een jaar mee te wachten. Hoe dit dus precies is gelopen, weet ik niet, maar het moet in elk geval een troost zijn voor de heer Bashir dat het amendement waarin gesproken wordt over een halfjaar eerder er ook ligt, en de amendementen verder identiek zijn. Er bestaat dus geen verschil van opvatting over de inrichting. Ik weet even niet hoe dit is gelopen, maar verder zijn de amendementen dus identiek.
De heer Dijkgraaf (SGP):
De heer Bashir vecht als een leeuw voor zijn amendement en dat siert hem. Volgens mij is het voortschrijdend inzicht, …
Staatssecretaris Wiebes:
Dat zou kunnen.
De heer Dijkgraaf (SGP):
… want eerst kon het hele amendement niet, met de export. Toen kwam de ene datum en daarna de andere datum. Zo gebeurt het nu eenmaal in dit soort processen. Ik kan goed leven met 1 juli 2015, want volgens mij gaan er dan inderdaad hooguit een paar vrachtjes op de spotmarket, maar gaat het niet om langetermijncontracten. Daar ging het ons om. Als de staatssecretaris die inzet dus wil plegen, is dat prima.
Staatssecretaris Wiebes:
Bon.
De heer Groot, mevrouw Neppérus en de heer Koolmees hebben ook gevraagd naar een overgangsregeling voor voorraden. Als je daar iets voor regelt, liggen precedentwerking en afbakeningsproblemen permanent op de loer. Dat zijn scherpschutters die ons steeds in het vizier houden. Wat ik niet weet, weet ik niet. Daar komen we vanzelf achter, maar op zichzelf is het uitvoerbaar omdat het om een beperkt aantal partijen gaat. Het gaat om voorraden die wel aan de inrichting zijn aangeboden maar tijdelijk buiten het terrein liggen opgeslagen. Ik hoop maar dat dit een voldoende eenduidige definitie zal blijken te zijn. Dan zou dat uitvoerbaar zijn, maar het uitzonderen daarvan zou wel eenmalig 5 miljoen aan dekking vragen. Daarmee moet dus rekening worden gehouden. Ik hoop maar dat de eenduidigheid die we er nu in zien daadwerkelijk zal blijven bestaan, gezien de brede wens in deze Kamer om die uitzondering te maken.
Zuiveringsslib dat wordt bijgemengd in een afvalverbrandingsinstallatie wordt belast. In een aparte installatie wordt het niet belast. Dat is een heel rare situatie. Ik zie wel dat het wenselijk zou zijn om hier iets aan te doen. Het is de vraag of dat kan. Daarover is, meen ik, ook een amendement ingediend. Ik zou het volgende willen afspreken. Als de wens bestaat om daar via een amendement op een of andere manier een haakje voor aan te brengen, kunnen we serieus onderzoeken of en op welke manier dit qua staatssteun door de beugel kan. Zodra we daar een oplossing voor hebben, kunnen we iets dergelijks bij Koninklijk Besluit in werking laten treden. De dekking daarvan blijft beperkt tot 1 miljoen.
De heer Dijkgraaf (SGP):
In het laatste amendement dat net voor de behandeling is ingediend, staat inderdaad het haakje dat eerst in Brussel gecheckt moet worden op staatssteun en dat het dan bij Koninklijk Besluit gaat. Wij moeten immers geen probleem met allerlei procedures veroorzaken.
Staatssecretaris Wiebes:
Het is een beetje gek om nu de administratie bij te gaan werken, zeker omdat bekend is dat ik daar buitengewoon slecht in ben. Juist daarom vraag ik naar het nummer van dat amendement.
De voorzitter:
Dat is het amendement op stuk nr. 51.
Staatssecretaris Wiebes:
Check! Ja, briljant! Kijk, het is helder. Mooi.
De vraag naar biomassa lijkt op de vorige vraag. De vraag naar biomassa is ook weer een heel goede vraag. Biomassa staat op het terrein van een afvalverbrandingsinstallatie en zou dus onder de heffing vallen. Elke keer als iemand met zo'n uitzondering komt, denk je: o jee, daar gaan we weer; straks hebben wij een hele boom met uitzonderingen. Maar dit is, op zichzelf beoordeeld, een heel goede vraag. Grappig genoeg is die gemakkelijker te beantwoorden dan de vraag over het zuiveringsslib. Bij dat zuiveringsslib komen verschillende stromen bij elkaar in één installatie, hetgeen betekent dat je dingen moet gaan uitzonderen op stroomniveau. De biomassa-installatie is een aparte installatie. Dan kun je op installatieniveau aan de slag en loop je niet tegen het probleem van de staatssteun aan. Dit is dus eenvoudiger en derhalve makkelijker mogelijk met minder mitsen en maren. Wij komen dit dus, denk ik, in de amendementen tegen.
Nu kom ik op dga en het gebruikelijke loon. Er zijn verschillende opmerkingen gemaakt over de bewijslast. Het gaat hier over het vaststellen van het loon door de inspecteur, tussen de inspecteur en de dga. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik bewijslastproblematiek niet helemaal begrijp. Er zijn verdenkingen, maar volgens mij hebben wij niet zo'n groot probleem. De bewijslast volgt immers de natuurlijke verdeling. Je zou alleen al op basis van game theory kunnen uitmaken hoe de bewijslast moet liggen. Als de inspecteur vindt dat het loon omhoog moet, dan heeft hij de bewijslast. Andersom werkt niet, want dan wordt er niets bewezen. Als de inhoudingsplichtige vindt dat het loon omlaag moet, is de inhoudingsplichtige aan zet, want andersom werkt het niet. De bewijslastverdeling is dus volkomen natuurlijk en logisch, want andersom werkt het niet.
De verdeling van de bewijslast verandert niet, maar het subject van het bewijs wel. Wij hadden als basis voor bewijs alleen een soortgelijke dienstbetrekking, maar voor gevallen waarin dat niet voldoet — en alleen in die gevallen — hebben wij nu ook de meest vergelijkbare dienstbetrekking als basis. Dit is bedoeld om een hiaat op te vullen en niet om fundamenteel aan de bewijslast te morrelen. Dat is ook echt niet de bedoeling.
Het amendement van mevrouw Neppérus op stuk nr. 46 vult de bewijslast scherper in. Dat is goed, want dat maakt dingen transparant. Dit betekent dat "iets bewijzen" ook is "iets bewijzen tegenover de dga". En dat is wat je zou willen. Het moet niet een schimmig iets zijn, in de trant van: ik vind iets, maar ik vertel niet waarom. De invulling daarvan vind ik goed, maar die heeft niet te maken met een bedoelde of dreigende omdraaiing van iets.
De heer Dijkgraaf heeft gevraagd of er ook een interactie is met het bijtellingspercentage. Hij vroeg of de dga, als hij van een bijtelling van 25% naar een bijtelling van 4% gaat, meer loon moet uitbetalen. In het algemeen vinden dga's meer loon uitbetalen niet prettig. Maar in dit geval is dat nou net wel prettig. Hij betaalt zich immers meer loon uit, omdat de mix verandert. Het hele belastbare loon bestaat immers uit een stukje bijtelling en uit een stukje loon, maar de mix verandert. Hij betaalt dus meer loon uit en minder bijtelling, maar hij betaalt precies evenveel belasting. En wie wil er nu niet precies evenveel belasting betalen, maar wel een hoger loon krijgen? De groene prikkels vliegen hier door de zaal! Ik meen dat dit mijn inbreng was over de dga, natuurlijk naast datgene wat in de stukken is afgedaan.
Ik kom op de btw op digitale kranten. Mevrouw Schouten en de heren Omtzigt en Groot vragen of wij de Belgische oplossing niet zouden moeten omarmen. De Belgische oplossing is: daar waar het een exacte kopie is, is het eigenlijk een krant en mag je gebruikmaken van het btw-tarief voor reguliere kranten. Ik heb het gevoel dat er nu iets heel grappigs gebeurt in de zaal.
De voorzitter:
Ach, het is laat op de avond. Gaat u verder.
Staatssecretaris Wiebes:
Wij moeten hier snel een eind aan maken, want het wordt …
Het staat spijkerhard in de Europese btw-richtlijn. Het is geformuleerd op een manier waar je niet omheen kunt. Dit kan niet. Het is totaal achterhaald, om niet te zeggen idioot. Dit is echt idioot. Het zou gewoon moeten kunnen: het is overduidelijk hetzelfde product. En toch staat knetterhard in de Europese btw-richtlijn dat dit niet kan. Landen die het toch doen, krijgen dus ook een procedure aan hun broek. Twee landen hebben dat al, maar ook voor de Belgen zal het niet lang meer duren. Ik vind het dermate raar, dat ik toch heb overwogen of Nederland hier geen serieus agendapunt van moet maken tijdens het eigen voorzitterschap. Wij moeten proberen om hier doorheen te breken. De specialisten die hiermee bezig zijn geweest, zijn er vrij sterk van overtuigd dat de landen die het gewoon toch aan het doen zijn, er uiteindelijk geen succes mee zullen behalen. En dan moeten wij het dus op een andere manier agenderen. Enige verontwaardiging helpt altijd om tot actie te komen. Over deze opties ben ik dus aan het nadenken. Of het uiteindelijk verstandig is, moet nog even worden bekeken. Je moet wel bekijken of je er een punt mee kunt maken. Je moet met partijen gaan praten, met name met de Duitsers en de Fransen, om te zien of je er ook wat mee kunt bereiken. Dat is mijn reactie op de zorg die ik verder erg goed begrijp.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Mooi dat de staatssecretaris in ieder geval inziet dat het idioot is dat wij voor hetzelfde product twee verschillende btw-tarieven moeten hanteren. De praktijk is nu echter wel dat België de regels op een eigen manier heeft geïnterpreteerd en ze zo gaat toepassen. Is Nederland niet het braafste jongetje van de klas door nu te zeggen: wij gaan de discussie aan, wij gaan eens kijken of er een meerderheid is? Andere landen doen het gewoon.
Staatssecretaris Wiebes:
Nou, andere landen, het zijn er twee of inmiddels drie. Die twee hebben al een procedure aan de broek. De hechte overtuiging van de juristen op dit terrein is dat België hetzelfde lot beschoren is. Dit is niet de route.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
België heeft geen wetswijziging doorgevoerd, terwijl Duitsland en Frankrijk dat wel hebben gedaan. Daarom hebben beide landen een procedure aan de broek. Als wij er inhoudelijk van overtuigd zijn dat dit raar is, dan is het goed om het formele spoor te volgen, waarvan de staatssecretaris vermoedelijk denkt dat het een reële kans van slagen heeft. Anders zou hij er niet aan beginnen. Kunnen wij daarnaast de regels niet nu al interpreteren zoals België het doet? Wij moeten die kans niet laten lopen en de kranten niet op achterstand zetten ten opzichte van andere landen die het gewoon proberen.
Staatssecretaris Wiebes:
Mevrouw Schouten spreekt van andere landen die het proberen, maar daarbij gaat het dus niet om grote aantallen. Het is niet zo dat de rest van de klas met propjes aan het gooien is en dat wij ons huiswerk zitten te maken. Nee, het is eerder andersom. Er zijn nu drie propjesgooiers en twee daarvan staan al op de gang. Ik heb altijd een zekere sympathie voor dit soort ongehoorzaamheid als iets echt idioot is. Eerlijk gezegd verrast het mij wat dat mevrouw Schouten ook tot de ondeugende flank behoort Als zij minder braaf is dan ik, zou mij dat bijna doen twijfelen. Laat ik het zo zeggen: wij zijn hier nog niet over uitgedacht. De stellige indruk van de mensen die er echt veel van weten, is dat het een idiote route zou zijn om dit zo te proberen en dat het tot niets zal leiden. Er wordt wel serieus over nagedacht of wij dit tijdens het Nederlandse voorzitterschap kunnen uitventen. Er is geen discussie over dat het idioot is.
De heer Groot (PvdA):
Zou het de Nederlandse agenda niet juist kracht bijzetten als wij de Belgische route volgen? Is het erg om een keer inbreukprocedure aan je broek te krijgen? Als je nu de Belgische route volgt, zet dat alleen nog maar meer extra druk op de Europese agenda.
Staatssecretaris Wiebes:
Afhankelijk van de breedte van de oproepen tot ongehoorzaamheid in deze Kamer, ben ik altijd bereid om weer met de collega's in het kabinet te gaan spreken. Als iets idioots is, moet je af en toe iets ondeugends doen. Het officiële standpunt is nu dat Nederland dit in kansloze situaties niet doet. Naarmate er meer verontwaardigde mensen opstaan, ga ik met meer collega's hierover spreken. Het is een worsteling, want de mensen die er echt verstand van hebben, zeggen: no way.
Ik ga door naar het volgende onderwerp, het partnerbegrip in opvangsituaties. Ook daar zit iets vreemds. Mevrouw Neppérus, mevrouw Schouten en de heren Omtzigt, Groot en Koolmees hebben er allemaal aandacht voor gevraagd. Het gaat over mensen in de opvangsituatie, twee volwassenen, waarvan ten minste één een kind heeft. Zij worden daarom fiscaal partner voor de toeslagen. Die situatie doet misschien technisch recht aan het veronderstelde schaalvoordeel in het huishouden, maar emotioneel wordt het woord "partner" niet helemaal gehonoreerd zoals veel mensen dat begrip zullen opvatten. Ik heb al toegezegd in gesprek te gaan met die federatie. Als wij daar iets op verzinnen, zal ik een brief toesturen.
Misschien moeten wij een mogelijk misverstand wegwerken. Dat partnerbegrip kan alleen maar met twee volwassenen op dat adres. Als het er drie zijn, bestaat er niet een soort driepartnerschap, maar er wordt ook niet door de fiscus bekeken wie bij elkaar hoort en wie niet. Het gaat dus alleen maar om opvangsituaties met precies twee volwassenen. Als je aan het gemiddelde blijf-van-mijn-lijfhuis denkt, zou dat een zo zeldzame situatie kunnen zijn, dat het om een beperkt aantal gevallen gaat, waar je via een andere weg, al is het maar formalistisch, iets mee kunt. Daarom is het juist goed om met die federatie te gaan spreken. Dan kunnen wij horen waar het over gaat. Het probleem zou wel eens veel kleiner kunnen zijn dan wij denken. Sommige dingen die heel klein zijn, lossen zich ineens op doordat iemand voor die kleine situaties iets slims bedenkt. Zo wil ik het doen.
De voorzitter:
Laat u de Kamer ook weten wat de uitkomst van dat gesprek is?
Staatssecretaris Wiebes:
Ja, ik heb eerder in het wetgevingsoverleg toegezegd te gaan praten en daarover een brief toe te sturen. Ik wil daaraan koppelen dat er op een of andere manier een assessment moet zijn van het aantal mensen waar het om gaat. Dat zou wel eens erg kunnen meevallen.
Dan kom ik bij de afdrachtvermindering onderwijs. Mevrouw Schouten heeft daarbij een zekere oproep gedaan tot fiscale ongehoorzaamheid. De Belastingdienst bepaalt niet wat de voorwaarden zijn en ook niet of iets onderwijs is. De Belastingdienst bepaalt ook niet of het gaat om een afgeronde opleiding of om een module. Het is feitelijk juist dat de goede voornemens over een leven lang leren door het kabinet vliegen: ja, ook modulair en ook in kleine stukjes. Het is allemaal waar wat mevrouw Schouten zegt, maar hier staat, en dat is een interpretatie die de rechter er meerdere malen aan heeft gegeven, dat het moet gaan om een hele opleiding. Zo heeft de rechter de wet telkenmale gelezen.
OCW bepaalt of iets een opleiding is en de Belastingdienst heeft niks anders te doen dan op die drie knopjes te drukken en te kijken wat er uitkomt. De Belastingdienst heeft ook geen mogelijkheden om hier op de een of andere manier van af te wijken: coulance aan de een is ongelijkheid tegenover de ander. De Belastingdienst is een organisatie die uitvoerend is en gewoon de wet uit moet voeren. Ze kan niet eigenstandig zeggen: "Nou ja, de wet. Hier moet het anders." Dat is niet wat de Belastingdienst doet. Dat is maar goed ook, want daardoor halen we achterstallige belastingopbrengsten op bij mensen die geprobeerd hebben om de belasting te ontduiken en gaan boeven via de FIOD de gevangenis in.
In dit geval betekent het ook dat je niet kunt zeggen: voor dit groepje en voor deze gevallen lees ik de wet anders dan de rechter die leest. We hebben daar niet zo veel mogelijkheden voor. We moeten misschien zeggen dat het achteraf gezien geen groot succes is geweest, maar de regeling bestaat dan ook niet meer. Dat is dan weer de heilzame werking van de democratie. Maar afwijken van wat de rechter telkens bevestigt, kan niet. De Belastingdienst heeft elke keer weer gelijk gekregen in rechtszaken. Heeft de Belastingdienst gelijk gekregen? Nee, het bleek dat de Belastingdienst niet van de wet is afgeweken en gewoon haar wettelijke taak heeft uitgevoerd. Dat is op zichzelf te prijzen, want anders ontstaan er willekeur, persoonlijke voorkeuren en, uiteindelijk, kliekjes en rare dingen.
Er zijn een heleboel amendementen ingediend en dat heeft bij mij tot een worsteling geleid. Toen wij aan het wetgevingsoverleg begonnen, wist ik natuurlijk wel dat er amendementen zouden komen. Maar de spirit van vereenvoudiging zat er toen bij ons allemaal goed in. Iedereen, de Kamer maar ik ook, had zich voorgenomen om het eenvoudig te houden. We zouden het "dun houden". Het plan zou dun zijn. We zeiden allemaal: dan maar niet voor alles een uitzondering; we houden het eenvoudig. De stapel is desondanks best significant.
Wat zich elk jaar voordoet, doet zich daardoor ook dit jaar weer voor. Nu moet ik er echter mee leven en heb ik er de pijn van. Het doet mij namelijk pijn dat wij, op één uitzondering na, systematisch bezig zijn om taken toe te voegen aan de Belastingdienst. Wat doen we dan? Bij de dekking denken we na over het fiscale effect. De Belastingdienst haalt belastingopbrengsten binnen en dan lekt er belastingopbrengst weg die elders moet worden gehaald en dat dekken we dan. Tot nu toe hebben wij ons niet bekommerd om de uitvoeringslasten. Dat is uniek, want overal elders doen we dat bij het Rijk wel. Als het Agentschap NL een extra taak krijgt, dan moeten ook de uitvoeringslasten van die extra taak worden gedekt. Als de Autoriteit Consument & Markt een extra taak krijgt, dan komt er geld bij. Dat is hoe wij werken. Dat is ook logisch, want iemand die een taak neerlegt bij de overheid, besteedt geld en dat moet gedekt worden. We doen dat alleen bij de Belastingdienst niet.
De Belastingdienst heeft een historie van extra taakjes die uit de lucht regenen, zonder dat iemand zich zorgen maakt over de dekking. Ik doe dat niet, maar de Kamer ook niet. Ik dwing de Kamer daar ook niet toe. Dat heb ik nu ook niet gedaan. Ik had dat wel moeten doen. Ik had misschien tijdens het eerste wetgevingsoverleg of van tevoren in een ferme brief moeten zeggen: we moeten andere spelregels afspreken. Als we geld uitgeven, moeten we dat dekken en moeten we dat niet niet-dekken. Een extra taak is een besteding. Een en ander betekent dat wij de Belastingdienst ondermijnen als wij die uitvoeringskosten niet van een dekking voorzien.
Ik zou dan ook graag in overleg — maar daarvoor moet ik eerst maar eens een ordentelijke brief produceren — bezien hoe wij dat volgend jaar anders moeten doen. Er zitten kleine dingen bij, waarvan je je kunt afvragen: moeten wij nu naar €50.000 dekking op zoek? Misschien moeten wij het elkaar in deze zaal van de democratie niet aandoen om het steeds over zulke uitvoeringskosten te hebben. Daarvoor moet dus misschien iets worden bedacht; dat weet ik zo niet. Maar uiteindelijk moeten wij in amendementen de uitvoeringskosten meenemen. En voor alle uitvoeringskosten die er liggen, afhankelijk van welke amendementen worden aangenomen, moet ik er nu op de een of andere manier voor zorgen dat de Belastingdienst niet nog verder wordt uitgehold. Dat is mijn dilemma.
Daarvoor is het nu te laat, want dan confronteer ik de Kamer met spelregels die ik haar niet heb verteld, die wij dus niet hebben afgesproken en die dan ook parlementair onredelijk zouden zijn. Maar het moet wel een keer. Ik moet mezelf nu dus de opdracht geven om op de een of andere manier dekking voor de uitvoeringslasten van de aan te nemen amendementen te regelen, maar wij moeten dit in de toekomst anders doen. Daarover wil ik graag in overleg en daarop ga ik ook iets verzinnen, want ik denk dat het moet.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Op zich is dit wel een innovatief plan van de staatssecretaris, dat een rem kan zetten op ondoordachte plannen; of misschien nog niet eens op ondoordachte plannen, want als ze ondoordacht zijn, weet je het niet. Maar op plannen waarvan wij het met elkaar weten, zet het wel een rem. Wat voor tijdpad heeft de staatssecretaris daarvoor in gedachten?
Staatssecretaris Wiebes:
Wat bedoelt u met "daarvoor"?
De heer Dijkgraaf (SGP):
De brief.
Staatssecretaris Wiebes:
Dat weet ik nog niet.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Krijgen wij daar dan een brief over?
Staatssecretaris Wiebes:
Nee. Nee, ik ga er even over nadenken en prik dan een goede datum voor een brief. Het is een beetje de vraag: wanneer heb je een idee bedacht dat je nu nog niet hebt bedacht? Dat is niet te voorspellen.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik zou die brief graag behandelen. Ik zie ook wel bezwaren. Stel, je hebt een amendement dat leidt tot een derving in inkomsten en tot uitvoeringslasten. Dan moet je voortaan dus aan twee kanten gaan dekken. Dat is voor de Kamer best ingewikkeld, zeker als het om kleinere bedragen gaat. Maar ik neem aan dat de staatssecretaris in zijn brief ook ingaat op dat soort aspecten en dat wij daarover een open discussie kunnen hebben.
Staatssecretaris Wiebes:
Ik zie het probleem, ja.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik vind het nobel dat de staatssecretaris voor zijn dienst gaat staan, want ik denk inderdaad dat wij soms wel veel van die dienst gevraagd hebben. Wordt dit ook de nieuwe beleidslijn voor alle kabinetsplannen of het weer goed rechtzetten van kabinetsplannen? Ik noem bijvoorbeeld een naheffing die nogal wat werk gaat opleveren. Zo ja, hoe gaat de staatssecretaris dat dan zelf dekken? Krijgen wij daar dan ook inzicht in?
Staatssecretaris Wiebes:
Waar het gaat om de kabinetsplannen, heb ik dit probleem al aangekaart. Er is ook een hele commissie mee bezig, al sinds mei, geloof ik. Deze commissie denkt opnieuw na over de hele financieringssystematiek. Dit staat overigens ook in de Brede agenda voor de Belastingdienst. Het is immers gek dat wij voor organisaties zoals de Autoriteit Consument & Markt of Agentschap NL niet alleen een modelmatige voorstelling hebben van wat iets kost, maar ook afspraken hebben gemaakt voor de wijze waarop dat wordt gedekt. Uitgerekend voor de Belastingdienst hebben wij dat niet. Dat komt natuurlijk omdat het beleidsgeld niet uitgaat maar inkomt, waardoor je met twee verschillende stromen zit. Dat compliceert het. Maar het past ons eigenlijk gewoon niet om een zo belangrijke organisatie als de Belastingdienst niet te onderwerpen aan een normale financieringssystematiek. Ik heb dus advies gevraagd aan een ambtelijke commissie, de commissie-De Jong zoals die in de wandelgangen heet. Deze commissie is echt aan het nadenken en met mij in gesprek over de vraag hoe wij dit kunnen regelen. Want wij doen dit te slordig. Wij doen het te slordig.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De uitgavekant van Financiën is niet zo heel erg groot. Als wij het willen dekken binnen Financiën, moeten wij het bijna weer dekken binnen de Belastingdienst. Dat wordt een beetje raar. Betekent dit dat wij voortaan ook over de begrotingen heen amendementen moeten gaan dekken in het kader van de uitvoeringskosten?
Staatssecretaris Wiebes:
Laat ik dat met een vraagteken erachter naar mij toe trekken als een van de dingen waarop ik in zo'n brief in zou kunnen gaan. Ik zie wel dat de begroting van de Belastingdienst en de begroting van Financiën niet zo verschillend zijn. Ik zie verder trouwens ook dat het helemaal niet raar is om over beleidsterreinen heen amendementen in te dienen. Het moet echter niet een rare boel worden, want we bevinden ons hier niet in een wildwesttafereel. Het moet ordentelijk gaan, want het gaat om een serieuze dienst. Het moet niet afhankelijk zijn van grabbeltonnerij. Ik heb de oplossing nog niet, maar ik weet dat ik zonder oplossing niet kan leven, omdat dit de Belastingdienst en de financiering van de Belastingdienst gewoon geen recht doet.
De heer Groot (PvdA):
Het is een heel interessant en begrijpelijk idee als je kijkt naar de geschiedenis van de laatste jaren. Maar hoe wil de staatssecretaris de verdenking wegnemen dat straks elk amendement weggewimpeld kan worden met het argument van uitvoeringskosten? Hoe houden we er zicht op dat dat een juiste weergave is?
Staatssecretaris Wiebes:
Het is natuurlijk van alle tijden — dat moet de heer Groot juist aanspreken — dat ideeën die geld kosten, gedekt moeten worden. Het is een onomstotelijk feit dat uitvoeringskosten kosten zijn. Het moet niet alleen een flauw dingetje worden. Het moet niet zo zijn dat door de onmogelijkheid om die dekking te regelen, alle ideeën van de Kamer stuklopen. Het moet een ordentelijke democratische afweging blijven, maar uiteraard moeten dingen die geld kosten ook gedekt worden.
De heer Groot (PvdA):
Misschien begrijpt de staatssecretaris mijn vraag niet goed. Wij hebben geen inzicht in de uitvoeringskosten; dat heeft alleen de staatssecretaris. Dat kan tot gevolg hebben dat amendementen die het kabinet misschien onwelgevallig zijn, worden weggewimpeld met het argument van uitvoeringskosten, terwijl die in werkelijkheid misschien een stuk lager liggen. Daar kun je altijd verschillend over denken.
Staatssecretaris Wiebes:
Dat probleem zou zich voor diegenen die niet geneigd zijn om het ministerie van Financiën te vertrouwen, allang hebben kunnen voordoen in de afgelopen 50 jaar. Men had al kunnen zeggen: kloppen al die bedragen wel; als deze schijf dit en die dat, klopt het dan wel dat dat zo veel kost? Bij dit Belastingplan is ook al verschillende keren gevraagd: wat kost het om …? We moeten ervan uitgaan dat er een integer en hoog kwalitatief ambtenarenapparaat zit dat daar de antwoorden op vindt. Dus die manipulatie zou nu ook al kunnen plaatsvinden. Ik denk echter dat dat niet gebeurt. In een van de amendementen is echter daadwerkelijk rekening gehouden met uitvoeringslasten en die kwamen zo hoog uit dat we ons helemaal wild schrokken en zijn gaan zoeken naar een andere manier van uitvoeren, waardoor de uitvoering van het amendement op een lager bedrag uitkwam. De opdracht blijft natuurlijk wel om te zoeken naar verbetering.
Mevrouw Neppérus (VVD):
Ik kan mij op zich goed voorstellen dat je zegt: neem nou toch ook eens echt bij je uitwerking en besluitvorming dat punt van die uitvoerbaarheid mee. Daar hebben we ook een brief over gehad. In de voorfase bij wetsvoorstellen heb je een uitvoeringstoets. Dat zou je dus met amendementen opeens helemaal niet hebben. Het lijkt mij dan ook goed om daar de komende maanden over na te denken en daaraan te gaan werken. Heeft de staatssecretaris er ook een soort planning bij in gedachten?
De voorzitter:
Volgens mij is die vraag zojuist al beantwoord.
Staatssecretaris Wiebes:
Laat ik even nadenken over wanneer ik een idee dat ik nog niet heb bedacht, heb bedacht. De commissie heeft ook een bepaald tijdspad en misschien moeten we dat meer samen nemen.
De voorzitter:
De portee van deze vraag is volgens mij dat de Kamer wel ruim de tijd wil hebben in het voorjaar om daar met u over van gedachten te wisselen. De tijd gaat altijd sneller dan wij denken.
Mevrouw Neppérus (VVD):
Ik heb een positieve grondhouding, om de vroegere premier Lubbers te citeren, maar ik zeg er wel bij dat het goed is om erover te praten en juist over het belang van uitvoering, kan ik ook nog als oud-inspecteur zeggen. We moeten dat echter wel op een gedegen manier kunnen doen. Ik wacht nu even af wanneer er een eerste stuk komt. Ik neem aan dat de staatssecretaris daar hard aan gaat werken.
Staatssecretaris Wiebes:
Omdat dit vermoedelijk invloed gaat hebben op de spelregels, kunnen die beter lang van tevoren bekend zijn. Een iemand in ons midden heeft ons al gewaarschuwd. Dat was de heer Bashir. Hij zei dat we voldoende tijd voor dingen moeten nemen. Ik zal dan ook proberen om ruim van tevoren met een soort idee te komen over waar we mee zouden kunnen werken.
De heer Koolmees (D66):
Ik heb ook nog een suggestie voor die brief. Een fiscale wetswijziging levert vaak geld op, maar aan de uitvoeringskant kost die geld aan de uitgavenkant van de begroting. Je hebt de scheiding tussen inkomsten en uitgaven, die voor ons vaak toch een probleem vormt. Zou er ook enige flexibiliteit mogelijk zijn in de scheiding tussen inkomsten en uitgaven, waarbij je als iets geld oplevert, een deel van dat geld al kunt gebruiken voor de uitvoering? Volgens mij hebben wij hier dan per saldo heel veel, omdat je dan bijvoorbeeld een lastenverlichting kunt realiseren en ook de uitvoering kunt dichten. Kan de staatssecretaris dat meenemen in de brief?
Staatssecretaris Wiebes:
Nou, dat idee heb ik in onderzoek gegeven, maar wel onder de strikte voorwaarde van mijn buurman dat ik hierover niet met u zou praten.
(Hilariteit)
Staatssecretaris Wiebes:
Dus dat doe ik ook niet!
De heer Koolmees (D66):
Kunnen wij dit deel van het verslag opsturen naar de minister van Financiën?
Maar dit is natuurlijk een serieus punt, …
Staatssecretaris Wiebes:
Ik vind het ook een serieus punt.
De heer Koolmees (D66):
… want de heer Dijkgraaf en ik hebben een amendement dat 7 miljoen zou opleveren en de eerste jaren een half miljoen aan uitvoeringslasten met zich mee zou brengen. Dan zit je toch weer te zoeken naar een half miljoen, terwijl dit wel 7 miljoen oplevert voor de schatkist.
Staatssecretaris Wiebes:
Het pleidooi is wat mij betreft overbodig. Ik vind dit een serieus punt en begrijp het volledig. Ik vind ook dat dit een nogal baanbrekende suggestie is. Ik wil ook niet … Laat ik het idee eerst uitwerken.
De heer Klaver (GroenLinks):
De gretigheid waarmee alle woordvoerders naar voren komen, laat zien dat we allemaal denken: o jee, wat gebeurt er nu? Ook mijn grondhouding tegenover het voorstel van de staatssecretaris is heel positief.
Ik heb wel een punt. Ik ben bang dat als je hierop een uitvoeringstoets wilt doen, wij straks in juni al onze amendementen voor het Belastingplan zouden moeten indienen. Ik ben wel heel benieuwd hoe de staatssecretaris dit voor zich ziet. Ook vandaag komen er nog amendementen binnen. Hoe zorgen wij ervoor dat die flexibiliteit, die de Kamer nu heeft, gewaarborgd blijft?
Staatssecretaris Wiebes:
Ja, helder. Alleen al deze week is deze vraag knetterhard naar boven gekomen. Ik had natuurlijk de ambitie om nog veel meer uitvoeringslasten berekend te hebben dan wij uiteindelijk berekend hebben. Dit is een goede vraag. Precisie is waarschijnlijk de vijand van een antwoord, als het om zo'n korte tijdspanne gaat, maar wij nemen de vraag mee in de brief.
De heer Klaver (GroenLinks):
Prima. Volgens mij was dit het rondje "wat kan ik de staatssecretaris nog meegeven voor de brief". Helder.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Ik neem aan dat de staatssecretaris namens het hele kabinet spreekt. Dan is het eigenlijk een suf idee. Natuurlijk is het verstandig om de uitvoerbaarheid inzichtelijk te houden, maar als de uitvoeringskosten een spelregel worden, krijgen wij te maken met heel wat andere ministeries, waarbij wij als Kamer ook voorstellen doen. Ik denk bijvoorbeeld aan subsidies bij het ministerie van Economische Zaken, waar de uitvoeringskosten op dat moment niet bij staan en waar wij dus vergelijkbare problemen creëren. Dan bouwen wij in feite een nieuwe kabinetsbrede regel om dit inhoud te geven. Gaat de staatssecretaris dit dan ook kabinetsbreed invullen, waarbij wij voor al onze voorstellen ook een vertaling krijgen naar de uitvoeringskosten voor het betrokken ministerie? Dat is in dit geval het ministerie van Financiën, waaronder de Belastingdienst valt.
Staatssecretaris Wiebes:
Als wij het kabinetsbreed doen, moet de Belastingdienst zich aan de rest aanpassen en niet andersom. Als je een subsidieregeling bij EZ bespreekt, wordt daarover gemiddeld genomen nagedacht inclusief de uitvoeringslasten. Zo hoort dat ook.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Nee, dat is niet helemaal waar. Alleen naderhand, bij de begrotingsbehandeling, wordt aangegeven welk deel uit uitvoeringskosten zou bestaan. Dat kunt u natuurlijk wel van tevoren aangeven, maar dat lijkt mij een andere discussie.
Staatssecretaris Wiebes:
De enige geldstroom waarvan je geen uitvoeringslast kunt aftrekken, is de inkomende stroom belastinginkomsten. Daar zijn wij heel zuinig op en daar moet iedereen met zijn vingers van afblijven, dus ook de Belastingdienst. Maar dat is de uitzondering.
De heer Bashir (SP):
Ik was ondertussen benieuwd naar de uitvoeringskosten van dit idee van de staatssecretaris.
Staatssecretaris Wiebes:
Tot nu toe was dit allemaal liefdewerk oud papier.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik wil nog even terugkomen op de vraag die ik zojuist had, als u het mij toestaat, voorzitter. De staatssecretaris neemt mee wat dit betekent voor de flexibiliteit van de Kamer en het indienen van amendementen. Het raakt evenwel aan een fundamenteel recht van de Kamer, namelijk het recht op amendement. Dat is een fundamenteel recht. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daarmee omgaat. Hoe zorgt hij ervoor dat de beperkingen die hij wil opleggen of waarover hij nadenkt — laat ik het positief formuleren — niet het recht op amendement van de Kamer verder inperkt?
Staatssecretaris Wiebes:
Laten we het alsjeblieft niet zo ver laten komen dat hier democratische rechten worden beperkt. Er is echter wel de gewoonte om bij amendementen een dekking te verschaffen; dat tast het budgetrecht van de Kamer niet aan. Dan helpt het alleen maar als die dekking ook de kosten dekt. Het is niet anders dan een bredere interpretatie van een spelregel. Dat is een spelregel die al bestaat, waartegen de Kamer ook zou kunnen zondigen. Dat zegt het budgetrecht ook. Die spelregel is heel waardevol in dit land. Laten we die goed toepassen in plaats van net niet goed toepassen. Dat is het enige voorstel dat ik doe. Ik ben het volledig eens met de heer Klaver dat we hier geen democratische obstructies moeten opwerpen.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik ben blij dat de staatssecretaris op dat punt helder is. Dat gevaar zit er echter wel in als we de spelregels strakker maken en strakker met elkaar afspreken. In dat kader ben ik benieuwd of de staatssecretaris bereid is om, wanneer hij met voorstellen komt in het voorjaar, waarover wij vervolgens het gesprek met elkaar aangaan, de Raad van State hiernaar te laten kijken. Die kan aangeven wat de implicaties zijn voor het budgetrecht van de Kamer. De staatssecretaris lacht nu, maar ik ben serieus.
Staatssecretaris Wiebes:
Als we dreigen aan democratische rechten te komen, dan is zo'n route te volgen. Er is echter nog geen letter van die brief bekend. Laat ik eerst het idee uitwerken. In de dialoog met de Kamer moeten we dan zien welke gevaren er al dan niet zijn en wat wij daaraan moeten doen. Dat lijkt mij de route.
De heer Omtzigt (CDA):
Dit overvalt mij ook heel erg. Ik deel de mening van de heer Klaver dat dit aan twee fundamentele rechten van de Kamer raakt: het budgetrecht en het recht van amendering. Dat zou niet zo zijn als we de afgelopen twintig jaar niet elk jaar gezondigd hadden tegen de regel dat het Belastingplan alleen wijzigingen van tarieven bevat en de fiscale verzamelwet in het voorjaar het beleid bevat dat geïmplementeerd moet worden. Dan zijn er termijnen, dan komen we ook niet in de knel met de uitvoering, als de amendementen niet al te ingewikkeld zijn. Als het in het najaar gebeurt, dan staat de Kamer altijd met 5-0 op achterstand. Ik zeg dat terwijl ik dit jaar eigenlijk maar één, heel klein, amendement heb ingediend, tegen mijn gewoonte in. Het komt dit jaar dus niet van mij. Ik veroorloof mij dan ook te zeggen dat ik in die brief het hele traject gezien wil hebben, inclusief de uitvoeringslasten van de vaak talrijke nota's van wijzigingen die wij hier van de kant van de regering te verwerken krijgen. Als we alleen gaan berekenen wat wijzigingen van de Kamer doen, maar niet wat wijzigingen van de regering doen, meten we een klein beetje met twee maten. Ik zie met vertrouwen uit naar die brief in februari. Ik hoop dat de staatssecretaris die even langs de Raad van State wil sturen. Misschien kan die ook wel langs u worden gestuurd, voorzitter. U bent ook een beetje de hoeder van onze grondrechten.
De voorzitter:
De Kamer kan dat ook zelf doen.
De heer Omtzigt (CDA):
Anders kan de Kamer het zelf doen. Dit raakt aan een heel fundamentele discussie die ik echt niet zie zitten om 00.10 uur.
De voorzitter:
Dat hoeft ook niet, want de staatssecretaris heeft gezegd dat hij nog gaat nadenken over de inhoud van de brief en dat we daarover nog komen te discussiëren.
Staatssecretaris Wiebes:
Als ik de heer Omtzigt nog gerust mag stellen: ik heb net uitgelegd dat ik juist in den brede de financieringssystematiek van de Belastingdienst op het oog heb, uitdrukkelijk ook met betrekking tot de voorstellen van het kabinet. Financiering is financiering, en het maakt de Belastingdienst uiteindelijk niet uit van wie het voorstel komt. Zodra het wetgeving is, moet het worden uitgevoerd. Zodra het uitgevoerd wordt, zijn er kosten. Zodra er kosten zijn, moeten die worden gedekt.
Ik kom bij de amendementen. Omdat er over een heleboel onderwerpen al is gesproken, zal ik dat snel doen. Ik heb altijd zelf het gevoel dat ik dan sommige leden onrecht doe, gezien de geweldige hoeveelheid werk die zij hebben gedaan. In dit verband noem ik de vindingrijkheid van de heer Bashir, die een groot aantal zeer goed uitgewerkte amendementen heeft ingediend die ook nog onderling dekkend zijn. Het is dan weer vers twee hoe dat democratisch precies moet leiden tot een complete dekking, maar het is een uitgekiend stelsel van onderling dekkende dingen. Tegelijkertijd wil ik de heer Omtzigt juist bedanken voor zijn terughoudendheid. Inderdaad, hij zei het zelf al. Beide complimenten zijn welgemeend. Wij gaan nu proberen om er snel doorheen te gaan.
Over de fietsregeling heb ik in alle eerlijkheid alles gezegd ...
De voorzitter:
Hebt u het nu over een amendement?
Staatssecretaris Wiebes:
Ja, ik zal de nummers noemen.
De fietsregeling is door twee leden in een amendement verwerkt, te weten het amendement op stuk nr. 13 van de heer Klaver en het amendement op stuk nr. 30 van de heer Bashir. Deze amendementen liggen in elkaars verlengde. Ik moet ze ontraden om redenen die ik in het wetgevingsoverleg vrij uitvoerig aan de orde heb laten komen.
Het vroegere amendement op stuk nr. 15, het huidige amendement op stuk nr. 49, van de heer Dijkgraaf, gaat over de exportheffing. In dat amendement is zeer veel onderzoek en discussie gaan zitten. Ik heb net al gezegd dat het in deze vorm uitvoerbaar is. Daarom laat ik het oordeel aan de Kamer. Het heeft in deze vorm het hele traject afgelegd.
De heer Bashir (SP):
Voorzitter. In dit kader trek ik het amendement op stuk nr. 40 in.
De voorzitter:
Het amendement-Bashir (stuk nr. 40) is ingetrokken.
Staatssecretaris Wiebes:
De heer Bashir neemt een voorschot op de discussie over het stelsel met het amendement op stuk nr. 24 over de miljonairsbelasting en het amendement op stuk nr. 36 over de aftopping van de hypotheekrenteaftrek. Ik neem kennis van de opvattingen van de SP en ik neem aan dat er nog meer opvattingen van de SP komen. De heer Bashir heeft uitdrukkelijk gezegd, te willen meedoen in de hele exercitie rond het stelsel. Ik heb hem daartoe ook uitdrukkelijk uitgenodigd. Wij zullen het daarover hebben. Dat betekent wel automatisch dat ik deze amendementen moet ontraden, al was het alleen al om procedurele redenen. Ik vind dat wij dat eerst breder gesondeerd moeten hebben. Daarna heb ik een prototype beloofd. Wat mij betreft, is dat de procedure. Als wij er allemaal dingen doorheen gaan fietsen, wordt het alsnog heel rommelig. Daarom ontraad ik deze twee amendementen van de heer Bashir.
Het amendement op stuk nr. 25 van de heer Bashir gaat over het gedeeltelijk terugdraaien van de verhoging van de afbouwgrens van de arbeidskorting. Het is duidelijk dat het kabinet daarin andere keuzes heeft gemaakt. Dit zou ten koste gaan van de middengroepen. Deze beweging was uitdrukkelijk bedoeld om die middengroepen tegemoet te komen. Daarom ontraad ik dit amendement.
Het amendement op stuk nr. 26 van de heer Bashir gaat over de vrijstelling van erfbelasting voor nettopensioenregelingen en nettolijfrenten. Dit ontraad ik echt, want hiermee wordt een oudedagsvoorziening uitgekleed. "Nettolijfrenten" klinkt als een soort deftigheidje, maar dit is de inmiddels iets versoberde pensioenvoorziening van veel Nederlanders die hiervoor de omkeerregel geheel mochten toepassen. Deze arrangementen hoorden daarbij. Wij moeten niet op die manier gaan hakken in een, hoewel versoberde, voortzetting van een oudedagsvoorziening. Ik ontraad dit amendement.
De heer Bashir (SP):
Dit is niet wat de staatssecretaris zegt. Dit is de mogelijkheid om nettopensioen en nettolijfrente belastingvrij te kunnen erven. Dat is wat anders dan de versobering van het pensioen van mensen die meer dan €100.000 verdienen. Dat zij dat verdienen, daarover verschillen wij van mening, maar dit amendement gaat erover dat zij dat pensioenpotje ook nog eens belastingvrij kunnen erven. Dat vinden wij onrechtvaardig.
Staatssecretaris Wiebes:
Nee, dit gaat om een onderdeel van de oudedagsvoorziening, namelijk het nabestaandenpensioen, en om dat op een andere en zwaardere manier te belasten. Dat is niet in lijn met de rest van de pensioenvoorzieningen. Dit is natuurlijk een broertje van de pensioenen die in de Pensioenwet in de tweede pijler zitten; daarop is het geënt, het heeft dezelfde voorzieningen. Om het nabestaandenpensioen niet op een andere manier te belasten, moet het op deze manier worden geregeld. Het is niets anders dan het inrichten van de oudedagsvoorziening volgens de voorstellen die het kabinet eerder heeft gedaan, op een logische en consistente manier binnen het pensioenveld.
De heer Bashir (SP):
Ik heb hier een punt van gemaakt tijdens het wetgevingsoverleg, maar ook tijdens mijn inbreng. De staatssecretaris had dit namelijk niet in de toelichting van het Belastingplan opgenomen. Nu zegt de staatssecretaris dat het om nabestaandenpensioen gaat, terwijl dat gewoon niet juist is. In de wetstekst staat vermeld dat het om het nettopensioen en de nettolijfrente gaat en niet om het nabestaandenpensioen.
Staatssecretaris Wiebes:
In het nettopensioen zit een nabestaandencomponent. Maar dit is even een opzoekvraag.
De voorzitter:
U kunt daar dan in tweede termijn op terugkomen.
Staatssecretaris Wiebes:
Ja, dat doe ik.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Wiebes:
Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 27 van de heer Klaver. In dit amendement wordt voorgesteld de verruiming van de vrijstelling van de zelfopwekking te dekken via een verhoging van de energiebelastingtarieven in plaats van een stapsgewijze verlaging van de belastingvermindering. Het Fuchs-arrest is een arrest waarvan de burger profiteert. Het kabinet probeert de lasten neer te leggen waar de vruchten zijn. Dit voorstel legt de lasten vooral bij bedrijven neer; het belangrijkste deel hiervan komt op deze manier bij bedrijven terecht. Het kabinet heeft niet voor die verschuiving gekozen en om die reden moet ik dit ontraden.
Ik kom bij het terugdraaien van de accijnsverhoging op diesel en lpg. Dat is een veelbesproken onderwerp. Het amendement op stuk nr. 31 van de heer Bashir moet ik dan ook ontraden om redenen die ik eerder heb toegelicht.
Achter het amendement op stuk nr. 32 van de heer Bashir over de verhoging van de derde en vierde schijf in de energiebelasting zit enig vernuft, want dit is de dekking van het amendement op stuk nr. 31. Dat denk ik tenminste als ik de heer Bashir in zijn vernuftig stelsel volg. Een lastenverzwaring op deze manier willen wij niet en daarom moet ik dit amendement ontraden.
Ik kom bij het amendement op stuk nr. 34 waarin wordt voorgesteld het zuiveringsslib vrij te stellen. Dit amendement is volgens mij inmiddels vervangen.
De voorzitter:
Dat is het amendement op stuk nr. 51 geworden.
Staatssecretaris Wiebes:
Dan doe ik dit amendement weg. Wij komen het dan later weer tegen.
Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 35, over uitbreiding van het bonusverbod bij staatssteun. Dat is een vreemde eend in de bijt, want dat heeft eigenlijk niks met het Belastingplan te maken. Desondanks laat ik het oordeel hierover aan de Kamer.
Het amendement op nr. 37 van de heer Bashir betreft verlaging van het tarief van de eerste schijf voor de loon- en inkomstenbelasting. Ook het kabinet heeft iets aan de eerste schijf gedaan, in die zin dat de geplande verhoging van de eerste schijf grotendeels ongedaan is gemaakt. Niet helemaal, maar wel bijna helemaal. Dit wijkt af van de keuzes die het kabinet heeft gemaakt en daarom moet ik het amendement ontraden.
Het amendement van mevrouw Schouten op stuk nr. 38 betreft de dekking binnen de kansspelbelasting van de verlaging van de vrijstelling voor prijzen. De wens van mevrouw Schouten was heel helder. Zij wil een hygiënische dekking binnen het domein en heeft haar principe hierover ferm naar voren gebracht. Ik respecteer dat. Dit kan op deze manier. Ik wil het oordeel aan de Kamer overlaten.
Het amendement-Bashir op stuk nr. 39 gaat over het terugdraaien van het afschaffen van de ouderentoeslag in box 3. Dat is elders in zijn stelsel gedekt. Het kabinet heeft ervoor gekozen om aan te sluiten bij de eerdere keuzes die zijn gemaakt in het kader van de huishoudentoeslag. Die lastenverdeling is hier nagebootst, op een andere manier. Van die keuze wil ik niet afwijken. Daarom moet ik dit amendement ontraden.
De heer Bashir heeft op stuk nr. 41 een amendement ingediend over de importheffing in de afvalstoffenbelasting. Dat gaat uit van de introductie van een importheffing in de afvalstoffenbelasting, waar wij net een exportheffing hebben geïntroduceerd of althans besproken. Het is mij gewoon niet duidelijk welk probleem hiermee wordt opgelost. De grootste importstroom komt uit Engeland. Dat is nu een keurig level playing field. Een Engelse ton afval kan zonder heffing in Engeland en zonder heffing in Nederland worden verwerkt. Daar introduceren we dan een mechanisme om het level playing field actief te verstoren. Ik zie daar geen reden voor en ontraad dit amendement.
Mevrouw Schouten heeft zich in haar amendement op stuk nr. 42 op een wel heel vernuftige manier over de postcoderoos gebogen. Het is ook duidelijk dat als je de WKR niet hebt, er een andere bliksemafleider komt om jaarlijks je aandacht op te richten. Dat zal nu de postcoderoos zijn. Mevrouw Schouten heeft een mechanisme bedacht waarin het bij de postcoderoos niet meer om het midden gaat. De installatie mag aan de zijkant van de roos staan. Dat is ingenieus, maar het doet tegelijkertijd afbreuk aan het nabijheidsbeginsel. Het kan in dit systeem zo zijn dat je naast de installatie woont, maar dat je doordat de roos acentrisch is geworden niet meer in de roos hoort en dus van de naast jou gesitueerde installatie geen gebruik meer mag maken. Het is ook — dat horen we uit EZ-kringen — een oplossing voor een mij niet verder bekend probleem. Het komt ook niet uit gesprekken met de sector. Ik kan dingen gemist hebben en misschien heeft mevrouw Schouten weer andere contacten dan de ministeries van Financiën en EZ, maar wij herkennen dit niet als een probleem dat nu moet worden opgelost. We zien wel dat het in strijd is met het nabijheidsbeginsel dat in het SER-energieakkoord is vastgelegd. Ik moet het amendement daarom ontraden, ondanks het mathematische vernuft dat erin verwerkt is.
Ik kom nu op het amendement over de gebruikelijkloonregeling en dienstbetrekking. Dat amendement gaat eigenlijk over het terugdraaien van de mogelijkheid voor de inspecteur om niet een soortgelijke, maar een meest vergelijkbare dienstbetrekking als voorbeeld te nemen. De heer Omtzigt kiest er hier eigenlijk voor om de lacune te laten voortbestaan en dat ontraad ik. Dat is het amendement op stuk nr. 43.
Dan kom ik bij het gelijktrekken van de bubbeltaks. Er is tenminste iemand die een eind maakt aan de discriminatie van de bubbel. Dat is de heer Klein. Ik wil hem een tegenvraag stellen. Is hij er zeker van dat hij de branche hiermee überhaupt een dienst bewijst? Dat hoeft niet. We hoeven hier geen diensten te bewijzen. Het gaat in de politiek niet in de eerste plaats om belangen, maar om idealen en het publiek belang. Mocht de heer Klein denken dat hij hiermee de branche een dienst bewijst, dan zou ik hem willen suggereren om daar nog wat research in te steken. Overigens laat ik het oordeel over dit amendement op stuk nr. 44 aan de Kamer.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Ik heb inderdaad research gedaan. Om die reden is nr. 44 ook vervangen door nr. 54, juist om het door de staatssecretaris terecht geschetste probleem te ondervangen. Vanuit de branche wordt natuurlijk gedacht: we hebben in het verleden al een stijging gehad; dat is oneerlijk geweest. Om te voorkomen dat daar nog een stijging bovenop zou komen, terwijl de stijging per 1 januari 2017 teniet zou worden gedaan, is daar een creatieve oplossing voor gevonden middels het amendement op stuk nr. 54. Er wordt twee jaar voor een dekking gezorgd, waarna het weer in het oude systeem vervalt. Daarmee is het budgettair neutraal.
Staatssecretaris Wiebes:
Mag ik dat amendement dan in tweede termijn meenemen? Dan zal ik nogmaals naar de bubbels kijken.
De voorzitter:
Dat lijkt mij verstandig.
De heer Groot (PvdA):
Ik heb toch nog een vraag over de bubbeltaks. Is de staatssecretaris van oordeel dat dit wel een vereenvoudiging betekent?
Staatssecretaris Wiebes:
Zal ik dat meenemen in de beantwoording? Ik begrijp dat de zoektocht naar verminderde uitvoeringslasten voor de Belastingdienst nu toch echt is gestart.
De heer Bashir heeft een amendement ingediend op stuk nr. 45 dat ziet op de verhoging van het verbrandtarief in de afvalstoffenbelasting. Hij stelt voor om de storttarieven en de verbrandingstarieven verder te verhogen. Dat geeft een dekking voor andere voorstellen die ik overigens heb ontraden. Asymmetrisch aan de bubbelwijn worden hier juist twee tarieven geïntroduceerd. Dat maakt het in dit vakgebied wel complexer. Ik moet het daarom ontraden.
Het amendement op stuk nr. 47 met de indieners Klaver, Schouten, Bashir en Koolmees verlaagt het energiebelastingtarief voor lokaal opgewekte energie en bevordert de investeringszekerheid. Dit gaat over het oprekken van de termijn naar vijftien jaar. Misschien zijn we daarmee zelfs wel bezig met een reparatieactie. Ik geloof dat "oordeel Kamer" het meest positief is, maar ik omarm dit amendement. Dat is een warme aanbeveling.
De voorzitter:
U kunt het ook overnemen.
Staatssecretaris Wiebes:
Laat ik het feestje aan de Kamer laten. Dan is de reparatie door de Kamer gedaan, maar wel in een omarmende wijze van mijn kant.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik dank de staatssecretaris voor dit feestje zonder bubbels. Het is inderdaad een reparatie, want daarmee wordt gewoon een foutje rechtgezet waarmee we een hele sector in de problemen zouden brengen. Ik ben blij met het oordeel.
Staatssecretaris Wiebes:
Ik ben ook blij met het amendement.
De heer Groot heeft het amendement op stuk nr. 48 ingediend, over een overgangsregeling voor de voorraden. Hij had dit ook aangekondigd in het wetgevingsoverleg. Ik zie geen andere indiener op het amendement staan dan de heer Groot.
De voorzitter:
Mevrouw Neppérus heeft meegetekend.
Staatssecretaris Wiebes:
Dat heb ik gemist. Ik wil haar niet tekortdoen. Ik begin opnieuw met de motie op stuk nr. 48 van de heer Groot en mevrouw Neppérus. De 5 miljoen wordt daarin gedekt met een tijdelijke verhoging van 65 cent. Nou, ja, goed. Ik weet niet of zo'n hobbeltje een prijs moet krijgen, maar ik zie het achterliggende belang en de politieke wens. Ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer. Het is aan de Kamer om de afweging te maken.
Ik kom op het amendement op stuk nr. 50, over de concernregeling voor stichtingen. Ook dit is zo'n amendement waaraan veel aandacht is besteed door de heer Dijkgraaf. De heer Koolmees heeft zich daar ook voor ingezet. In de huidige vorm kan dit. Dit is er zo een die oorspronkelijk miljoenen zou kosten, maar nu op een betaalbaardere manier is vormgegeven. Ik laat het oordeel hierover aan de Kamer.
Ik kom op het amendement van de heer Dijkgraaf, de heer Koolmees en mevrouw Neppérus, op stuk nr. 51, over de vrijstelling van zuiveringsslib. Het is even de vraag of dit kan. Als er een inwerkingtreding bij Koninklijk Besluit is, dan biedt dat de gelegenheid om het toch wel serieuze risico van ongeoorloofde staatssteun te onderzoeken. Ik wil afspreken dat we daarmee aan de slag gaan en dat we laten weten wat daaruit komt. Als het kan, komen we tot een Koninklijk Besluit, geheel langs de lijnen van het amendement. Als het niet kan, treden we daarover in overleg en melden we waar dat dan aan ligt.
De voorzitter:
Ik zie de heer Dijkgraaf instemmend knikken. Dat is dan vastgelegd in de Handelingen.
Staatssecretaris Wiebes:
Ik laat met die bijsluiter erbij het oordeel over het amendement op stuk nr. 51 aan de Kamer.
De voorzitter:
Prima. Gaat u verder.
Staatssecretaris Wiebes:
Ik kom op het amendement op stuk nr. 52, over het van de afvalstoffenbelasting uitzonderen van biomassa. Langs de lijnen van het eerdere betoog laat ik het oordeel over het amendement aan de Kamer.
Dit was het amendement op stuk nr. 52. Ik heb begrepen dat er ook een amendement op stuk nr. 54 bestaat. Vermoedelijk is er dus ook een amendement op stuk nr. 53, dat ik dan niet heb. Ik wil het onbekende amendement op stuk nr. 53, het amendement op stuk nr. 54 en het amendement van de heer Bashir op een later moment bespreken.
De voorzitter:
Nr. 53 is geen amendement, maar een brief die u aan de Kamer hebt verstuurd.
Staatssecretaris Wiebes:
Ach, je blijft ook maar brieven sturen! Oké. Mooi zo.
De voorzitter:
Ik stel vast dat u het amendement op stuk nr. 46, van mevrouw Neppérus, over de bewijslastverdeling gebruikelijkloonregeling nog niet hebt beoordeeld.
Staatssecretaris Wiebes:
Sorry, welk nummer?
De voorzitter:
46.
Staatssecretaris Wiebes:
46! Dat is wonderlijk. Ik heb dat amendement ook niet.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u ook dit amendement …
Staatssecretaris Wiebes:
Ja, dat doen we later.
De voorzitter:
… in tweede termijn beoordeelt.
Staatssecretaris Wiebes:
Ja. Ik zie welk amendement het is. Ik weet waarover het gaat. Heel vreemd dat ik het niet heb. Dat houdt u tegoed.
De voorzitter:
Dat kan gebeuren. Dat overkomt de beste. Het lijkt me verstandig dat u er dan even goed naar kijkt voordat u het beoordeelt.
Volgens mij is hiermee een einde gekomen aan de eerste termijn van de staatssecretaris, aan zijn beantwoording in eerste termijn. De heer Dijkgraaf loopt nog naar de microfoon. Hebt u nog een vraag?
De heer Dijkgraaf (SGP):
Ik wil een punt van orde maken. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn "oordeel Kamer" op mijn drie amendementen. Mijn vragen zijn beantwoord. Daarmee is mijn tweede termijn leeg. Dat stelt mij in staat om te voldoen aan de andere afspraken in mijn agenda voor deze dag.
De voorzitter:
Dat is wel een heel stoute opmerking!
Ik stel de Kamer voor om heel kort even te schorsen voordat we beginnen aan de tweede termijn. Er zijn namelijk nog een aantal leden die wel behoefte aan een tweede termijn hebben.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We gaan beginnen met de tweede termijn. Eerder heeft de heer Dijkgraaf aangegeven dat hij de vergadering zou verlaten. Ook de heer Klaver heeft aangegeven niet langer aanwezig te zijn, maar blij te zijn met alle antwoorden die hij tot nu toe heeft gekregen.
De heer Bashir (SP):
Voorzitter. Het is goed dat de staatssecretaris snel door de vragen en de amendementen van de Kamer is gegaan, waardoor we ook vrij snel door de plenaire afronding van het Belastingplan gaan. Wel is een aantal vragen van mij blijven liggen. Ik zal ze even langslopen en ik denk dat het antwoord op alle vragen bevestigend is, anders had de staatssecretaris er anders op geantwoord. Ik heb gevraagd of het klopt dat de lasten op arbeid in 2015 niet omlaag gaan, omdat de eerste schijf met 500 miljoen wordt verhoogd. Ook de arbeidskorting wordt met 500 miljoen verhoogd. Per saldo is er dus niets gebeurd. Wij hadden een amendement ingediend, maar de staatssecretaris heeft dat ontraden. Het kabinet wil de lasten op arbeid verlagen, maar in werkelijkheid gebeurt er dus niets.
Ik heb ook gevraagd wat er gebeurt met de winstbelasting voor multinationals. Ik heb daar geen antwoord op gekregen en ik neem aan dat er niets mee gebeurt.
Ik heb gewezen op de ouderen die vanaf 2016 meer belasting gaan betalen, met name ouderen met een laag inkomen en een klein spaarpotje. Mijn vraag was waarom wel de ouderen worden getroffen en niet de miljonairs en de multimiljonairs. Daar heeft de staatssecretaris ook geen antwoord op gegeven. In het wetgevingsoverleg maar ook in eerste termijn ben ik uitgebreid ingegaan op de vermogensongelijkheid die in Nederland relatief groter is dan in andere landen in Europa. Ik vind het jammer dat de staatssecretaris niet de tijd neemt om daar wat langer op te reflecteren, want het is een probleem dat ook in de samenleving leeft. Als de staatssecretaris van Financiën daar helemaal niet op in wil gaan, is dat zonde van zijn positie en zonde van het feit dat wij deze discussie niet in de Kamer kunnen voeren. Ik heb twee moties hierover voorbereid, die het kabinet een richting kunnen aangeven.
De heer Bashir (SP):
Ik heb zo min mogelijk overwegingen om tijd te besparen en om iedereen dat zelf te laten invullen.
De heer Bashir (SP):
Ik vind het ook jammer dat de staatssecretaris niet is ingegaan op diverse brieven die hij deze week naar de Kamer heeft gestuurd. Deze brieven gaan over een belangrijk onderwerp, namelijk een mogelijke strop van 500 miljoen voor de fiscus in verband met de tijdelijke aftrek om de economie te stimuleren. Deze aftrek is tussen 2009 en 2013 ingevoerd. Wij vinden het jammer dat de staatssecretaris eerst zegt dat er geen signalen zijn, maar vervolgens spreekt over conclusies die hij niet kan trekken. Op deze manier creëert hij een mist rond die 500 miljoen. Dat kan twee dingen betekenen. Het kan betekenen dat de staatssecretaris de Kamer gewoon niet wil informeren over wat er aan de hand is, maar het kan ook betekenen dat hij niet weet wat er aan de hand is bij de fiscus. Als de kranten zeggen dat zij de beschikking hebben over gegevens waaruit iets anders blijkt, roept dat bij ons veel vragen op. Die vragen zullen we de staatssecretaris heel snel doen toekomen, want dit kan een grote strop betekenen. Als de staatssecretaris zegt dat het niet om 500 miljoen gaat, kan het net zo goed om meer dan 500 miljoen gaan. Zoals ik het begrepen heb, is die 500 miljoen een lage schatting. Ik wil dus graag dat de staatssecretaris zich snel laat informeren, als hij dat nog niet heeft gedaan. Dan zullen we hem onze vragen doen toekomen, zodat hij ze kan beantwoorden.
Mevrouw Neppérus (VVD):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Ik ga eerst in op het punt van de naheffingen. Ik heb de staatssecretaris, net als collega's, gevraagd om een stukje coulance in te bouwen. Ik ben blij met de vier maanden die hij heeft aangekondigd, want dat stukje coulance is nodig.
Mijn volgende punt betreft de dga en de bewijslast, en mijn amendement daarover. Ik wacht maar even af. De staatssecretaris heeft wel iets gezegd bij de beantwoording van de vragen, maar niet apart bij de amendementen. Ik proefde daar iets positiefs in, maar ik wil de reactie van de staatssecretaris in tweede termijn even afwachten.
Ik kom bij de werkkostenregeling. Ik ben blij met de positieve reactie op mijn verzoek om een evaluatie. Ik heb gisteravond laat eens zitten bedenken wat je je bij de oude regeling allemaal kon voorstellen aan problemen. Ze zijn gelukkig nooit allemaal verschenen, want je kon er veel bedenken, maar dat zal vast ook bij de nieuwe regeling het geval zijn. Ik blijf nog worstelen met het punt van de werkplek. Hoe gaat dat werken in de toekomst? Net als het parkeren is dit een lastig punt. Hoe gaat dat werken? Kunnen we veel verschillen verwachten met de huidige situatie?
Ik ga nu in op het punt van de energiebelasting voor bepaalde sectoren. Er komt een gesprek met minister Kamp. Het gaat om het gebruik van energie, maar natuurlijk ook om de kosten die eraan zijn verbonden. Die moeten dus ook een rol spelen. Zijn er wellicht nog andere sectoren die hier last van kunnen hebben?
Ik kom te spreken over export en afval. We hebben allemaal kunnen profiteren van het proefschrift van de heer Dijkgraaf. Het lijkt mij goed om ook te kijken naar wat het land uit gaat, dus we zullen het amendement steunen.
Vanavond kwam de brief over de investeringen en de mogelijke strop. Ik begrijp dat er een onderzoek loopt, en dan moet je altijd zo min mogelijk zeggen totdat je de zaken echt richting FIOD, Openbaar Ministerie of inspecteur hebt, anders kun je de zaak alleen beschadigen. Hoe goed ik mij ook kan voorstellen dat mensen meer willen weten, ik wacht liever. Alles wat eerder gebeurt, kan alleen maar problemen geven.
Tot slot ga ik in op het weekendbezoek. Ik heb daar vragen over gesteld en de heer Omtzigt heeft dat ook gedaan. Ik heb daarbij aangedrongen op een stukje regelgeving voor de toekomst, maar ook op een stukje souplesse en coulance naar eerdere jaren. Ik proef nu heel helder dat bij het weekendbezoek van gehandicapten het vermogen en het inkomen van het kind geen rol spelen.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en zijn ambtenaren voor de antwoorden, zowel schriftelijk als mondeling, die op dit late tijdstip gegeven worden. Na 23.00 uur regelen wij in deze Kamer de ene kant, dus de inkomsten van de overheid voor het jaar 2015, opdat we de rest van het jaar kunnen spreken over de plannen waarmee het geld uitgegeven wordt. En dat doen we hier met zeer veel passie.
Het is goed dat de Kamer zich realiseert dat het Belastingplandebat, ook al zijn wij het niet helemaal met dit Belastingplan eens, een heel belangrijk debat is over de vraag hoe we zaken goed moeten regelen. We hebben gezien dat dit zeer nare gevolgen kan hebben als het misgaat.
Ik heb nog een ander punt vooraf. Ook om 24.00 uur 's nachts kan de staatssecretaris hier nog een klein bommetje laten ontploffen over het feit dat wij uitvoeringskosten en dergelijke willen hebben. Daar gaan wij rustig naar kijken in februari. Ik zag collega Koolmees al blij kijken, omdat hij nu eindelijk tussen de inkomsten- en uitgavenkant kon gaan schuiven. Dat is zijn langjarige droom. Hij zegt dat het maar heel beperkt kan. Nou, dat FES-bruggetje van de fractie van de heer Koolmees begon ooit ook heel beperkt. Hier zitten nog wat haken en ogen aan, ook wat betreft de grondrechten. Wij gaan daar dus heel voorzichtig mee om.
Ik ben geschrokken van het eerlijke verhaal van de staatssecretaris over de naheffingen. Het probleem blijkt opnieuw veel groter dan bekend was. Er komt ook nog een renteaspect bij kijken en dat is een behoorlijk hoge rente. Weliswaar gaat de invorderingsrente niet door, maar de belastingrente van 4% gaat op 1 juli natuurlijk gewoon lopen. Kan de staatssecretaris in een brief uiteenzetten waarom er geen oplossing is voor de belastingrente en welke opties overwogen zijn? Ik ben erg benieuwd naar het tijdpad van de aangiftebrief, de aangifte, de aanslag en de betaling, waar de staatssecretaris in zijn tweede termijn nog op zal terugkomen. Dit mag overigens ook schriftelijk, want dit kan bij het volgende VAO afgehandeld worden. Dit luistert echter heel nauw voor mensen die ooit een belastingaanslag gaan ontvangen. Als die aanslag komt terwijl de rente al loopt, hebben wij helemaal wat! Wat voor verschil maakt die belastingrente immers uit over dit bedrag? Dit lokt volgens mij alleen maar een enorm aantal bezwaarschriften en beroepschriften uit van mensen die zeggen dat het een fout is die niet door de belastingplichtige is gemaakt. Graag krijg ik dus helderheid over het tijdpad.
Nu ga ik in op de autobelasting. Het CDA vindt het onrechtvaardig dat de belastingvoordelen voor auto's die op elektriciteit rijden, deels naar auto's gaan die in de praktijk helemaal niet op elektriciteit rijden. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat na meer dan 6 miljard euro belastingkortingen voor zuinige en semi-elektrische auto's, plug-in hybrides nog steeds forse belastingsubsidies krijgen;
constaterende dat dit ook geldt voor die plug-in hybrides die altijd op benzine en nooit op elektriciteit rijden;
constaterende dat deze plug-in hybrides die alleen op benzine rijden vervuilender zijn dan een gewone middenklasser;
van mening dat een semi-elektrische auto alleen een belastingvoordeel dient te krijgen indien er ook regelmatig elektrisch mee wordt gereden en dat er anders geen korting dient te zijn op het standaard bijtellingstarief van 25%;
verzoekt de regering, voor of in de Autobrief 2.0 een concreet voorstel op te nemen waarbij semi-elektrische auto's hun bijtellingsvoordeel verliezen, indien zij in essentie als benzinevoertuig gebruikt worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Omtzigt (CDA):
Bij de energiebelasting krijgen wij de som niet helemaal rond. Wij willen graag weten op welke wijze er alsnog met de mineralogische industrie kan worden omgegaan. Dit ligt heel lastig. Het kwam voor in de schriftelijke antwoorden. Ik zou niet voor een uitzondering voor die sector zijn, als zij niet ook zou bestaan in de ons omliggende landen en dat leidt tot een echt zeer ongelijk speelveld. Kan de staatssecretaris hier in aanloop naar de Fiscale verzamelwet op terugkomen?
De maatregel betreffende het gebruikelijk loon blijft vervelend. In tegenstelling tot de staatssecretaris ben ik wel van mening dat de bewijslast voor dga's onredelijk wordt verzwaard. Dat staat ook duidelijk uitgelegd in mijn amendement. Ik acht het amendement van mevrouw Neppérus op stuk nr. 46 sympathiek, met name het deel over de concernbepaling. Voor de zwaardere bewijslast lost haar amendement echter niets op. De dga krijgt wel meer informatie van de inspecteur, maar hij blijft nog steeds zitten met een even zware bewijslast waar hij niet aan kan voldoen. Het risico bestaat nog steeds dat daardoor het gebruikelijk loon juist te hoog wordt vastgesteld, maar de dga weet nu wel beter waarom.
Ik heb nog een ander punt over gebruikelijk loon. Ik las zojuist in de Nieuwsbrief Loonheffingen — dat was de interruptie die ik maar heb laten gaan, voorzitter, omdat wij al verder waren — de mededeling van de Belastingdienst over het opzeggen van afspraken. Ik vermoedde dit al naar aanleiding van het WGO. De afspraken over het gebruikelijk loon worden opgezegd, maar bij verhoging met 75/70 mag de afspraak nog steeds worden toegepast, tenzij de inspecteur meedeelt dat de afspraak niet meer geldt. Dit is een absurde gang van zaken. Normaal is de Belastingdienst altijd aan afspraken gebonden, tenzij de feiten en omstandigheden zijn gewijzigd of er een voorbehoud voor wetswijziging is gemaakt. Dit jaar kan de inspecteur echter zonder reden onder zijn afspraken uitkomen, zelfs als de dga de 75/70-regel heeft toegepast. Kan de staatssecretaris aangeven of dit klopt? Is hij bereid toe te zeggen dat inspecteurs bij toepassing van de 75/70-regel alleen onder bestaande afspraken uit kunnen komen bij gewijzigde feiten en omstandigheden?
Ik kom op de werkkostenregeling. In de brief beschrijft de staatssecretaris meerdere situaties, maar wij komen niet tot de kern van het probleem. Het gaat niet om werknemers die parkeerkosten maken, het gaat om het ter beschikking stellen van een parkeerplaats aan een werknemer. De staatssecretaris schrijft dat het onbelast ter beschikking stellen van een parkeerplaats op de werkplek op nihil wordt gesteld, maar buiten de werkplek worden de kosten gewaardeerd op basis van de factuur. Betekent dit dat er geen sprake is van loon als de werkgever geen kosten maakt voor de parkeerplaats buiten de werkplek? Hoe moeten de kosten worden gewaardeerd als de werkgever een ruimte inclusief parkeergelegenheid huurt, bijvoorbeeld een pand op een industrieterrein, zonder dat apart betaald moet worden voor die parkeergelegenheid? Ik kan tientallen voorbeelden geven, maar het lijkt in het gebruikelijke verkeer gewoon handig om de nihilwaardering toe te passen als het gaat om een parkeerplek bij de werkplek en niet strikt genomen op het terrein van de werkgever zelf.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de werkkostenregeling leidt tot geheel nieuwe regels als het gaat om parkeren bij de werkplek;
constaterende dat deze regels er in sommige gevallen toe leiden dat parkeren bij de werkplek leidt tot de heffing van loonbelasting;
overwegende dat het ongewenst is dat werkgevers hun personeel wel onbelast een parkeerplek op de werkplek ter beschikking kunnen stellen, maar niet bij de werkplek;
verzoekt de regering, de nihilwaardering voor parkeren op de werkplek tevens te laten gelden voor het ter beschikking stellen van een parkeerplek bij de werkplek,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Omtzigt (CDA):
De voorzitter kijkt mij vragend aan. Als de Tweede Kamer arboverantwoordelijk zou zijn voor de parkeergarage onder het Plein, dan mag het onder de werkkostenregeling, maar dat is niet het geval. De Tweede Kamer huurt parkeerplekken en moet gaan bijhouden wie wanneer waar parkeert. Dit in het kader van administratievelastenverlichting. De Tweede Kamer lost het altijd op uit belastingmiddelen, maar dit gebeurt bij zeer veel werkgevers. Zij hebben namelijk geen complete controle over hun parkeerplaatsen. Dat is onwenselijk. Bij de ondersteuning van de indiening van de motie zag ik dat alle leden hun hand opstaken. Ik hoop dat die steun er ook is bij de stemmingen morgen.
Ik kom op de dga en het thuiswerken. Bij de antwoorden merkte ik al op dat ik mijn vraag waarschijnlijk niet helemaal duidelijk gesteld had. De thuiswerkplek is uitgezonderd van de arboverplichting. Een aantal dga's werkt gewoon alleen vanuit huis. Dan gaat het dus niet meer om de verstrekking van een arboarts door de werkgever, maar om alle benodigdheden voor een werkplek: computer, printer, bureau, telefoon en wat je maar nodig hebt voor het beroep dat je uitoefent. De nihilwaardering daarvoor is gekoppeld aan de arboverantwoordelijkheid van de werkgever en dus gaat het mis bij deze dga's die vanuit huis werken. Wil de staatssecretaris hierop specifiek ingaan, zodat wij niet straks een probleem krijgen met dga's van relatief kleine ondernemingen?
Ik sluit mij aan bij het pleidooi van mevrouw Neppérus rond de nette regeling voor het weekendbezoek en ook de nette nadere beantwoording, die ons zeer gerustgesteld heeft. Wij hopen ook op enige souplesse voor de achter ons liggende jaren.
Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging rond de opvanghuizen. Wij krijgen signalen uit de praktijk van situaties met drie of meer mensen. Volgens mij heeft dat te maken met artikel 3, lid 2e van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Als een van de mensen een kind heeft, wordt de toeslagpartner op grond daarvan willekeurig toegewezen. Het gaat dan om de toeslagpartner in de Toeslagenwet. Daar is vanaf 1 januari een eenouderkop aan gekoppeld. Dan gaan er grote dingen mis. Als je met z'n veertigen op een adres woont, word je in koppels van twee gezet. De Belastingdienst kan en moet dat willekeurig doen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat mensen die, vaak in noodsituaties, in een opvanghuis opgenomen worden na bijvoorbeeld mishandeling door de partner, niet door de Belastingdienst een willekeurige medebewoner als toeslagpartner voor de belasting en sociale zekerheid toegewezen dienen te krijgen;
verzoekt de regering, voor 1 januari 2015 maatregelen te nemen zodat alleenstaanden en alleenstaande ouders, inclusief mensen die formeel nog getrouwd zijn, geen toeslagpartner krijgen toegewezen indien zij in een opvanghuis verblijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Omtzigt (CDA):
Het is een niet-theoretische situatie dat deze mensen dan drie of vier toeslagpartners in één jaar hebben. De uitvoeringsbelasting en de emotionele belasting daarvan zal ik u besparen.
De heer Groot (PvdA):
Voorzitter. Ik denk dat ik iets korter kan zijn, mede gelet op het uur. Ik dank de staatssecretaris voor alle antwoorden. Ik zie nog twee beoordelingen van amendementen tegemoet: het amendement over de bubbeltaks en het amendement van mevrouw Neppérus. Ik dank de voorzitter voor haar uithoudingsvermogen op zo'n lange avond.
Ook dank voor de welwillende reactie op de overgangsregeling bij de afvalstoffenbelasting. Ik zag de staatssecretaris even bedenkelijk kijken, omdat een tarief niet op ronde getallen uitkwam. De overgangsregeling zal ook enig werk vergen van de Belastingdienst. Tegelijkertijd is het echter een groot goed dat er geen belastingheffing met terugwerkende kracht plaatsvindt. Wellicht is het een troost dat dit gedurende één jaar van kracht is en dat die afvalstoffenbelasting dan gewoon op dertien ton voortgezet kan worden. Wij spreken over een tijdelijk probleem, maar het is belangrijk dat het probleem voor de afvalbedrijven is opgelost.
Met betrekking tot de naheffing ben ik nog steeds niet helemaal overtuigd door het betoog van de staatssecretaris. Ik ben intussen wel overtuigd dat de staatssecretaris er goed over heeft nagedacht. Dat geeft weer hoop. Wij zien steeds weer hoe belangrijk het is dat de communicatie over belastingmaatregelen naar de burger heel goed is, vooral als zich tegenvallers of onvoorziene ontwikkelingen voordoen, Ik begrijp dat dit de volledige aandacht en toewijding van de staatssecretaris heeft. Laten wij ervan uitgaan dat dit in de toekomst steeds beter gaat. Het zou nog beter zijn als deze problemen zich niet meer voordoen.
Het Belastingplan 2015 zet een eerste stap op weg naar lage lasten op arbeid en bescheiden stappen naar vereenvoudiging. Bij die agenda hoort echter ook een harde opstelling tegen belastingontwijking. Ik heb daarvoor een motie opgesteld, die ik in eerste termijn al had aangekondigd. Die is iets langer dan de moties van de heer Bashir. Ik dien de motie mede namens de heer Bashir in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de huidige termijn van de conserverende aanslag die in het geval van emigratie wordt opgelegd aan de aanmerkelijkbelanghouder ziet op een periode van tien jaar;
overwegende dat deze tienjaarstermijn onvoldoende afschrikwekkend blijkt om fiscaal gedreven emigratie van besloten vennootschappen tegen te gaan;
voorts overwegende dat er nog andere manieren zijn om de conserverende aanslag bij fiscaal gedreven emigratie te ontgaan, zoals uitkering van minder dan 90% van de winstreserves of het tussenschuiven van een jurisdictie zonder dividendbelasting zoals Malta;
verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze en met welk effect belastingontwijking door fiscaal gedreven emigratie kan worden tegengegaan door aanscherping van artikel 25 van de Invorderingswet en opname van een bepaling in hoofdstuk III van de Wet Vpb analoog aan artikel 7.5, lid 7, van de Wet IB;
verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover uiterlijk te informeren in het voorjaar van 2015,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Groot (PvdA):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage en voor de aardige woorden in mijn richting.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. De staatssecretaris noemde het vervelend, ongelukkig en irritant, maar excuses zijn niet op zijn plaats. Omdat de politiek, lees de coalitie, een besluit nam dat achteraf onuitvoerbaar bleek, had het kabinet, had deze staatssecretaris dat moeten voorkomen, want nu zitten 6 miljoen mensen met de gebakken peren. Nu moeten 6 miljoen mensen van de staatssecretaris blij zijn met het gebaar dat ze geen rente hoeven te betalen over die naheffing. Het moet niet gekker worden! Excuses van de staatssecretaris aan de samenleving voor al dit geblunder zijn wel degelijk op hun plaats. Excuses aan die 6 miljoen belastingbetalers die buiten hun schuld een naheffing krijgen, zijn ook op hun plaats. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de inkomensafhankelijke belastingkortingen uit het Belastingplan 2014 niet op tijd konden worden verwerkt in de loonbelastingtabellen en de voorlopige aanslagen;
constaterende dat 6 miljoen Nederlandse burgers in 2015 hiervan de dupe dreigen te worden en geheel buiten hun schuld naheffingen van de Belastingdienst krijgen;
overwegende dat deze blunder volledig is toe te schrijven aan het kabinetsbeleid;
overwegende dat goedwillende burgers hiervan niet de rekening gepresenteerd mogen krijgen;
verzoekt de regering, af te zien van die naheffingen en het zo ontstane gat te dichten door het niet betalen van de Brusselse naheffing van 642 miljoen euro,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Deze motie is keurig gedekt!
Ook zijn er excuses op zijn plaats vanwege al die pomphouders in de grensstreek die failliet dreigen te gaan en vanwege die 8.000 banen die verloren zijn gegaan. Vandaar de volgende motie.
De heer Bashir (SP):
Ik ben benieuwd naar de wettelijke basis onder de vorige motie. De naheffing is een gevolg van wat er in de wet staat. De staatssecretaris voert ook alleen maar de wet uit. Wat wil de heer Van Dijck? Wil hij dat de staatssecretaris de wet negeert, de wet niet uitvoert? Kan hij uitleggen wat u wilt?
De heer Tony van Dijck (PVV):
De staatssecretaris kan wel zeggen dat dit een grote blunder was en dat we het niet hadden moeten doen, maar het was sowieso een slecht plan om die algemene heffingskorting inkomensafhankelijk te maken. Het was al helemaal een slecht plan omdat het onuitvoerbaar bleek. Hij kan dan niet de rekening zomaar neerleggen bij 6 miljoen mensen door te zeggen: "Wij krijgen nog €300 van je. Sorry, het is onze fout, maar de rekening ligt bij jou als belastingbetaler." Dat kan niet. Tegelijkertijd kan dit kabinet wel 642 miljoen overmaken aan Brussel! Ik kan het niet uitleggen, maar misschien kan de heer Bashir dat wel.
De heer Bashir (SP):
Over de wijze waarop deze naheffing wordt opgelegd, ben ik het helemaal met de PVV-fractie eens. Ik vind dat ook een heel slechte zaak. De wijze waarop dat gebeurt, is ondoordacht. De regering had hiervoor de tijd moeten nemen, maar het staat nu eenmaal in de wet en de staatssecretaris voert de wet uit. Als ik de motie van de PVV goed begrijp, moet ik concluderen dat de PVV de wet niet meer belangrijk vindt. Ze dient een motie in met als boodschap "voer de wet maar niet uit en we zien wel waar het schip strandt". Ik vind dat een heel slechte zaak en daarom verzoek ik de PVV-fractie om dit soort dingen in een amendement te regelen. Daarmee kun je namelijk de wet wijzigen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De PVV regelt het op de manier waarop de PVV het regelt. Dat de heer Bashir met twintig amendementen komt die morgen allemaal verworpen worden, moet hij lekker zelf weten. Wij hebben een motie ingediend, omdat wij het schandalig vinden dat zes miljoen mensen een naheffing krijgen als gevolg van geblunder van deze staatsecretaris en deze coalitie.
Voorzitter. De aanpak van de pomphouders is ook zo'n farce. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de accijnsverhogingen op brandstof, alcohol en tabak desastreus uitpakken voor de grensregio's en de werkgelegenheid;
constaterende dat het kabinet voornemens is om op 1 januari 2015 de accijnzen op tabak verder te verhogen en de accijnzen op brandstof te indexeren;
verzoekt de regering, hiervan af te zien,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ook zijn excuses op zijn plaats aan de leaserijders, die de afgelopen week door elkaar geschud zijn met drie verschillende plannen en die uiteindelijk, in 2016, meer bijtelling moeten betalen.
Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering voornemens is de bijtelling op leaseauto's fors te verhogen;
overwegende dat dit een aanslag is op de portemonnee van werkenden met een auto van de zaak;
van mening dat dit zeer onwenselijk is;
verzoekt de regering, de bijtelling voor mensen met een leaseauto niet te verhogen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Groot (PvdA):
De motie van de heer Van Dijck klopt niet, lijkt mij, want de bestaande leaserijders merken niets van dat tussenjaar 2016. De bestaande leasecontracten worden gewoon voor vijf jaar gerespecteerd. Het gaat om mensen die een nieuwe auto kopen, en die kunnen een andere auto kopen. Dat is op deze manier toch niet goed verwoord in de motie?
De heer Tony van Dijck (PVV):
In 2016 gaan de tarieven voor bijtelling omhoog. Iedereen die op dat moment een auto koopt, iedereen die de auto die hij had wil vervangen door eenzelfde nieuwe auto, gaat meer belasting betalen. Dat is slecht. Dat is een lastenverhoging. De heer Groot doet het steeds voorkomen alsof dit kabinet de lasten op arbeid verlaagt, maar dit is een verhoging van de lasten op arbeid.
De heer Groot (PvdA):
Dat klopt in zoverre niet dat het gaat om een budgetneutraal voorstel. De lasten stijgen dus niet en ze dalen niet.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De bijtellingstarieven gaan voor iedereen omhoog, behalve voor de elektrische auto. Dus gaan ze voor iedereen omhoog en dus gaat iedereen meer betalen.
Voorzitter. Ook zijn excuses op zijn plaats aan de 200.000 werklozen die er dankzij dit kabinet in de afgelopen twee jaar zijn bijgekomen.
Ook zijn excuses op zijn plaats aan de ouderen die hun geld, hun pensioen en hun zorg mogen inleveren, aan de studenten die hun studiebeurs verliezen, aan de 1,4 miljoen huizenbezitters wier huizen onder water staan en aan de huurders die hun huur niet meer kunnen betalen.
Tienvoudige excuses zijn dus op zijn plaats. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de belastingen in 2015 weer worden verhoogd;
overwegende dat de collectieve lastendruk de afgelopen jaren hard is gestegen, waardoor de koopkracht ernstig is uitgehold;
overwegende dat meer consumptie en binnenlandse bestedingen noodzakelijk zijn om de economische groei te bevorderen;
verzoekt de regering, de belastingen en accijnzen te verlagen en de dekking hiervoor te zoeken in de mega-uitgaven aan ontwikkelingshulp, Europese Unie, asiel en immigratie en subsidies,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Keurig gedekt.
De voorzitter:
De heer Bashir heeft nog een vraag, over deze laatste motie naar ik aanneem.
De heer Bashir (SP):
Nee, voorzitter, ik wilde nog een punt maken over de inbreng van de PVV-fractie in de eerste termijn. Toen heeft de heer Van Dijck heel hoog van de toren staan blazen over de lasten die de PVV zou verlagen. Wij hebben dus even de tijd genomen om te bekijken hoe het werkelijk zit. Ik heb het verkiezingsprogramma van de PVV erbij gepakt. Daarin staat dat de lasten bij de PVV met 3,25 miljard euro worden verlaagd. Maar als je bijvoorbeeld kijkt naar het programma van de SP, zie je dat daarin de lasten worden verlaagd met 10,25 miljard. Mijn vraag aan de PVV is dan ook de volgende. De PVV heeft het de hele tijd over lastenverlaging, maar zij maakt het zelfs niet waar in haar verkiezingsprogramma. De PVV komt niet met amendementen, maar komt nu met een paar waardeloze flutmoties die iets van de regering vragen terwijl het Belastingplan per 1 januari ingaat. Waarover heeft de heer Van Dijck het dus als hij het over "lastenverlaging" heeft?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Als ik het over lastenverlaging heb, heb ik het over verlaging van de lasten, dat lijkt me duidelijk. Ik snap de frustratie van de heer Bashir. Hij levert tien amendementen in. Hij zit daar weken op te studeren en uiteindelijk, morgen, gaan ze allemaal door de papierversnipperaar. Ik snap het wel. Maar kom er niet mee aan dat wij niet de lasten verlichten, want wij maken keuzes die de heer Bashir niet maakt. De heer Bashir heeft geen lastenverlichting, hij heeft lastenverschuiving. De heer Bashir is de Robin Hood van dit parlement. Hij pakt de miljonairs, hij pakt al die mensen en hij deelt het uit onder de armen. Dat is geen lastenverlichting, maar een lastenverschuiving. Wij maken keuzes, zoals ik gisteren al heb gezegd. Wij kiezen ervoor om 800 miljoen aan asielgeld niet te besteden aan asielzoekers, maar aan ouderen. Dat is ook lastenverlichting. De heer Bashir kiest voor ontwikkelingshulp, meer ontwikkelingshulp en de rijken pakken. Wij zeggen: de belasting moet omlaag voor iedereen.
De heer Bashir (SP):
Kamerleden zijn medewetgever. Wij hebben ons werk gedaan en wij hebben geen tien en geen twintig amendementen ingediend, maar veertien stuks. Die komen in stemming en we zullen zien welke aangenomen wordt en welke niet, maar wij hebben ons werk gedaan. De woordvoerder van de PVV is echter helemaal niet ingegaan op mijn punt. Hij heeft het erover dat de PVV lastenverlichting wil, maar zij verlaagt de lasten met 3 miljard. Dat staat gewoon in Keuzes in kaart van het Centraal Planbureau. De SP verlaagt de lasten echter met 10 miljard. Dat is het drievoudige. Kom dan ook niet aan met het verhaal dat wij de lasten zouden verhogen. Nee, de SP verlaagt de lasten drie keer zo veel als de PVV. Als de heer Van Dijck het over lastenverlichting heeft, moet hij ook komen met een goede dekking en goede amendementen. Dat doet hij niet.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Wij verlagen inderdaad de lasten in ons verkiezingsprogramma, maar wij doen het op een verantwoorde manier. Wij zorgen ook voor economische groei en voor werkgelegenheid en wij zorgen ervoor dat de huizenprijzen niet dalen. Die zaken doet de SP allemaal niet. De SP zorgt niet voor economische groei, maar voor meer werkloosheid en een nog ellendigere woningmarkt dan we nu al hebben. Dat zijn keuzes. Maar wij verlagen de lasten, dat heeft de heer Bashir goed gezien.
De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. Ik heb een iets andere toon dan de heer Van Dijck. Ik dank de staatssecretaris voor de vele antwoorden, mondeling en schriftelijk. Ik wil nog een paar punten kort bespreken. De naheffing is inderdaad een dure en irritante les van een ingewikkeld fiscaal stelsel. Ik ben tevreden met de coulanceregeling die de staatssecretaris aanbiedt. De belastingrente is inderdaad een graat in de keel, maar ik zie ook wel allerlei uitvoeringsproblemen als dat geregeld moet worden.
Ik ben nog wel benieuwd naar het antwoord op de vragen die in eerste termijn zijn gesteld over mensen die geen aangifte hebben gedaan en hoe dat nu wordt geregeld. Dat antwoord hebben we nog tegoed. Ik ben daar zeer benieuwd naar.
Dan de werkkostenregeling. Mevrouw Neppérus had het over de brede evaluatie en over onder andere de werkplekken. Ik heb gisteren ook gevraagd naar de fiets en de heer Omtzigt sprak over het parkeren. Ik neem aan dat het een brede evaluatie wordt over de effecten van de werkkostenregeling op dit soort brede onderdelen van de huidige fiscale vergoedingen, zowel qua lasten als qua uitvoering. Graag een bevestiging daarvan.
Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging om te gaan praten met de partners in de opvang. Ik hoop dat dat heel snel tot een resultaat leidt.
Dan de btw op de kranten. Ik heb gisteren tegen de heer Groot gezegd dat ik het wel eens ben met de beweging en dat het inderdaad onzinnig is om aparte btw-tarieven voor de kranten te hanteren, net als bij de snijbloemen en het caviavoer. Ik wil het echter breder zien als het gaat om digitale media, want anders krijg je weer discussies over een ongelijk speelveld tussen kranten en andere modernere nieuwsvoorzieningen. Daarom het verzoek of dat, als het wordt aangekaart, kan worden meegenomen.
De heer Omtzigt heeft net een motie ingediend over de hybrides. Ik vind dat een sympathieke motie, ook omdat in de brief van vandaag staat: als blijkt dat plug-ins vooral conventioneel blijven rijden, wil ik onderzoeken hoe dan wel een bijdrage geleverd kan worden aan vermindering van de CO2-uitstoot. Ik vraag mij dan wel af: hoe dan; wordt er dan steviger gelet op de uitvoering of op een goed gebruik van de hybrides? Graag daar iets meer inkleuring in. Ik vind de motie van de heer Omtzigt echter heel sympathiek.
De antwoorden op de vragen over de afdrachtvermindering onderwijs zijn helder. Wat ik een overtuigend argument van de staatssecretaris vond, was dat de rechter tot nu toe steeds heeft bevestigd dat de regeling correct is uitgevoerd en dat de wet gewoon is nageleefd. Waar ik wel mee zit, is dat er uit een aantal sectoren signalen komen dat het niet helder is gecommuniceerd. In die bepaalde sectoren is heel veel gebruik gemaakt van deze regeling en daar wordt ook heel veel teruggevorderd. Heeft de staatssecretaris een idee hoe dit komt, waardoor dit wordt veroorzaakt? Ik denk dat mevrouw Schouten daar ook heel veel interesse in heeft.
Tot slot kom ik bij het punt van de heer Omtzigt over de brief over de nieuwe spelregels. Ik ben het zeer met de heer Omtzigt eens dat dit gaat over het budgetrecht van de Kamer en dat je daar heel serieus naar moet kijken. Juist ook de scheiding tussen inkomsten en uitgaven is een belangrijk goed in onze budgettaire spelregels. Ik ben het dus ook met de heer Omtzigt eens dat je daarmee heel prudent moet omgaan. Tegelijkertijd zie ik dit als een ruimte om het budgetrecht, het initiatiefrecht van de Kamer vorm te geven: niet al te uitbundig en wel binnen grenzen, maar het is een mogelijkheid. De heer Omtzigt maakte een beetje een sneer naar het FES-bruggetje. Dat heeft D66 inderdaad uitgevonden, maar het CDA heeft daarvan heel graag heel vaak gebruikgemaakt! De heer Omtzigt bevestigt dat overigens, hoor ik.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris op dit nachtelijke uur voor zijn antwoorden. Ik ben blij dat hij het beeld van mij had dat ik heel braaf ben. Dat klopt ook, maar ik vrees dat dit beeld na vanavond een klein beetje is bijgesteld. Dat zou ik erg betreuren. Ik hoop dus dat de staatssecretaris zijn beeld niet heeft hoeven te wijzigen, hoewel hij dat na de indiening van mijn motie misschien toch weer zal doen. Dat zullen wij zo zien.
Over de naheffing is al veel gezegd. Ik heb gisteren gevraagd om met coulance om te gaan met deze groep. Ik zie de beperkingen die er zijn. Ik zie ook dat de staatssecretaris zijn best heeft gedaan om een redelijke regeling te maken. Het is allemaal niet fraai, maar binnen de kaders die er waren, is gezocht naar de meest mogelijke optie. Ik denk dus dat dit de manier moet zijn waarop het gaat, al is in alle opzichten een dure les voor de toekomst dat wij hiernaar veel beter moeten kijken. Ik hoop dat de staatssecretaris dit ook teruggeeft aan de Kamer, als wij onmogelijke eisen stellen. Daartoe heeft hij vanavond al een beetje een poging gedaan.
Ik dank de staatssecretaris voor de reactie op de amendementen over de kansspelbelasting en de biomassa, die hij aan het oordeel van de Kamer overlaat.
Ik wil de staatssecretaris graag een keer inwijden in de problematiek rond de postcoderoos, maar misschien kan de heer Groot dat ook een keer doen. Hij was namelijk degene die deze problematiek bij het wetgevingsoverleg als eerste weer aankaartte. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de heer Groot met veel sympathie naar mijn amendement zal kijken, want dit was tenslotte het punt dat hij zelf opwierp. Dat wachten wij nog maar even af.
Ten aanzien van de digitale kranten bekroop mij vanavond een beetje het gevoel "if it looks like a duck, swims like a duck and quacks like a duck, it probably is a duck". Dat is het probleem bij dit onderwerp. Het is gewoon een krant, alleen op een andere beelddrager. Onlangs heeft het Europese Hof van Justitie een uitspraak gedaan die inhoudt dat het type drager niet bepalend mag zijn voor het onderscheid dat gemaakt wordt in de toepassing van het tarief. Dat had betrekking op boeken, naar ik meen. Misschien kan de staatssecretaris dat ook meenemen in zijn strijd richting Europa om dit gelijk te trekken. Omdat ik eigenlijk vind dat het een beetje te lang gaat duren, heb ik gemeend hierover toch een motie op te moeten stellen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er momenteel verschillende btw-tarieven worden gehanteerd voor papieren en identieke digitale kranten;
overwegende dat het Belgische ministerie van Financiën op basis van een grondige juridische analyse een protocol heeft opgesteld om de btw-toepassing op kranten te verduidelijken;
verzoekt de regering, conform de gekozen route in België een protocol op te stellen opdat digitale PDF-kranten onder het lage btw-tarief kunnen vallen, en de dekking hiervoor te zoeken in het amendement dat is ingediend op stuk nr. 49,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Deze motie is mede ondertekend door de heer Dijkgraaf omdat hij degene is die de motie betaalt.
Ik dank de staatssecretaris dat hij in gesprek gaat met onder andere de Federatie Opvang over de problematiek van de toeslagen. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Omtzigt. Het probleem heeft niet zozeer betrekking op het feit dat er dan twee mensen in huis wonen. Volgens mij is het cruciale punt dat er een kind aanwezig is. Dan worden er meerdere toeslagpartners bij gezocht, om het oneerbiedig te zeggen. Deze problematiek is er niet alleen in opvanghuizen maar ook in huizen waar tienermoeders worden opgevangen, bijvoorbeeld. Daar speelt dat ook. Ik zal dan ook zeker met de motie van de heer Omtzigt instemmen. Ik hoor graag wanneer de staatssecretaris meer duidelijkheid kan geven in de brief die hij op dit punt heeft toegezegd.
Ik kom op het punt van de afdrachtvermindering onderwijs. Ik snap dat de staatssecretaris niet tegen de wet in kan gaan. Ik ga hem dat ook niet vragen. Ik vind het echter wel ontzettend toevallig dat er juist in de transportsector zoveel fout is gegaan op dat punt. Dat moet toch ergens gecommuniceerd zijn? De heer Koolmees had het daar al over. In elk geval is niet duidelijk geworden dat dit niet in aanmerking zou komen voor de afdrachtregeling. Ik vind het bijzonder dat het juist bij zo'n sector terecht is gekomen. Kan de staatssecretaris achterhalen wat daar mis is gegaan? Als het zo op één sector neerslaat, dan moet daar een groter probleem achterliggen. Die bedrijven hebben dat niet zomaar vanzelf op deze manier geïnterpreteerd. Misschien heeft de staatssecretaris daar meer inzicht in. Ik hoop dat dan ook te horen.
Voorzitter, tot zover mijn betoog. Ik dank u, maar ook degenen die nog aanwezig zijn op de publieke tribune op dit tijdstip. Misschien kijken er ook nog wat mensen mee. Het is diep in de nacht en ik ben blij dat er nog enkele mensen met ons meeleven.
De voorzitter:
Lang leve Debat Gemist. Langs die weg kunnen mensen morgenochtend ook kijken.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de reactie op de vragen die zowel schriftelijk als mondeling in de eerste termijn gesteld zijn. Ik streef naar een evenwichtig beleid voor alle generaties; geen generatieconflicten maar een verbindend perspectief. Het afschaffen van de ouderenkorting en de ouderentoeslag zijn niet evenwichtig of verbindend als dat niet op de een of andere manier wordt gecompenseerd. De argumenten van de staatssecretaris zijn grotendeels gebaseerd op het IBO-rapport uit 2013 getiteld Inkomen en vermogen van ouderen. Over het interpreteren van die cijfers van de groep van de gepensioneerden, die als homogene groep wordt weggezet, verschillen de meningen. Wat mij betreft blijft dat, zeker gelet op het tijdstip in deze nacht, op een ander moment onderwerp van discussie. Uiteindelijk praten wij nog over de verhogingen voor 2016. Daar moeten we nog eens even goed naar kijken.
Op zich is het vereenvoudigen van het belastingstelsel waartoe dit hele Belastingplan een aanzet is, een na te streven doel. Daarom beschouw ik het Belastingplan 2015 als een opstap naar een beter belastingstelsel. Hopelijk kunnen een aantal van de in 2016 aangekondigde maatregelen dan wel herzien worden.
Ondertussen heb ik in dit plan al voor zeker één vereenvoudiging gepleit. Ik doel op de bubbeltax. Ik stel voor om een en ander gelijk te trekken met de stille wijn. Er was even onduidelijkheid over hoe dat zou gaan met de financiering. Op dat punt zit in de amendementen ook een verschil. Je wilt niet hebben dat naast de maatregelen die in 2012 zijn genomen, waarvoor een dekking is gevonden in het verhogen van de stille wijn, er nog een tweede verhoging wordt doorgevoerd die er tot in lengte van jaren overheen gaat. Dat is niet verstandig. Het gaat in feite om het naar voren halen van het gelijktrekken van de twee wijnsoorten, als ik het zo mag uitdrukken. Vandaar dat dat scherper staat in het amendement op stuk nr. 44, inmiddels het nader gewijzigd amendement op stuk nr. 60, waardoor in 2017 de verhoging op de stille wijn ongedaan wordt gemaakt.
Ik had gisteren in mijn eerste termijn een amendement aangekondigd om de erfbelasting te verlagen in verband met de vrijstelling van een woning en dat te dekken met een verlaging van de giftdrempel en daarmee de vermindering van de mogelijkheden tot giftenaftrek. Dat amendement is helaas ergens in het hele traject de afgelopen dag verdwenen. Ik zal nog even kijken wat we daarmee doen. Tussen het BP en het Bureau Wetgeving is daarover een spanningsveld ontstaan. Het is echter niet in het belang van de zaak om nu zomaar iets in de Kamer te droppen wat vervolgens in een diep moeras belandt. Ik zal er nog eens even goed over nadenken of we dat doen voor de stemmingen, want de staatssecretaris kan er natuurlijk absoluut niet op reageren.
Tot slot leg ik een motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel belastingmaatregelen erop gericht zijn om het werken lonender te maken;
overwegende dat gepensioneerden niet werkenden zijn en het niet de bedoeling kan zijn hen te stimuleren om wel aan het werk te gaan of te blijven werken;
verzoekt de regering, bij de herziening van het belastingstelsel een mogelijk negatief inkomenseffect bij gepensioneerden te vermijden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De staatssecretaris heeft aangegeven enige tijd nodig te hebben om zijn antwoord voor te bereiden. Hij vroeg om een halfuur, maar na enig onderhandelen zijn we op 20 minuten uitgekomen. Dat betekent dat we om 2.00 uur verder gaan.
De vergadering wordt van 01.38 uur tot 02.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris van Financiën voor zijn reactie op de ingediende moties en het beantwoorden van enkele openstaande vragen.
Staatssecretaris Wiebes:
Voorzitter. Ik ga de vragen langs en aan het eind kom ik op de overgebleven amendementen en de moties. Ik zal proberen dat snel te doen.
De heer Bashir had het over de lasten op arbeid, de winstbelasting van multinationals, de ouderen en de vermogensongelijkheid. Ik denk dat hij dat als een statement deed, om toch nog even duidelijk te maken dat hij op een aantal punten van opvatting verschilt met het kabinet. Ook om twee uur 's nachts durf ik die waarneming wel met hem te delen. Wij moeten daar nu dan ook niet op ingaan, want dat is overal uitgebreid gedocumenteerd.
Wel wil ik zijn punt over de strop eruit halen, want dat was een serieuze vraag. Ik heb zelfs een krant zien langskomen die stelt dat daarover onvolledig is gecommuniceerd. Dat is ook zo, want het is de policy om over lopende onderzoeken helemaal niets te zeggen. Waarom niet? Omdat informatie over een onderzoek, het onderzoek serieus schaadt. Het is ook zo dat je, op het moment dat je nog niet tot conclusies bent gekomen, of misschien aanwijzingen hebt maar verder geen bewijs, daarmee een hele sector op een bepaalde manier in de etalage zet. Wat de pers mag, mogen de Belastingdienst en de overheid echter niet. De overheid komt pas tot conclusies op het moment dat je daarvoor een onderbouwing hebt en je je huiswerk hebt gedaan. Voor die tijd worden er geen conclusies getrokken. Je kunt over zo'n onderzoek dus niks melden.
De heer Bashir heeft echter, met het publiek belang voor ogen, wel zorgen over een strop. Ik wil daar toch wel iets over zeggen, want in de media is er inmiddels wel enig gerucht van een onderzoek en de sector weet dat ook. Het onderzoek is nog in volle gang; niet één case is afgerond. Er is dus daadwerkelijk nog geen judgement te geven van wat er aan de hand is. Een strop van deze omvang is echter erg onwaarschijnlijk en wel om twee redenen die ik hier toch even wil aangeven.
Ten eerste is er de suggestie dat er een strop komt door het samenvallen van regelingen die op een of andere manier tegen elkaar inwerken. Er is berekend dat dit een strop van 500 miljoen zou kunnen betekenen. Die berekening wordt door de specialisten van de Belastingdienst niet onderschreven. Zij komen in de verste verte niet op deze strop. Het tweede waarvoor het woord "strop" wordt gebruikt, is als aanduiding voor het mogelijk onterecht genoten fiscaal voordeel. Er kan echter nooit als gevolg van een handhavingsactie een strop ontstaan door een onterecht genoten fiscaal voordeel. Een handhavingsactie is er juist voor bedoeld om het mogelijkerwijs, eventueel, wie weet, onterecht genoten fiscaal voordeel terug te halen. Mocht er dus al ooit, een wie weet, nog volstrekt niet vast te stellen financiële strop als gevolg van misbruik hebben gegloord, dan is het toch de handhaving die daaraan juist een eind moet maken. Ik onderschrijf dus niet dat hier bevindingen zouden zijn die wijzen in de richting van iets wat afgerond is. Ik onderschrijf ook niet dat er aanleidingen zijn om te denken dat er in deze orde van grootte een strop zal ontstaan.
De heer Bashir (SP):
Ik word een beetje duizelig van de antwoorden van de staatssecretaris. Hij zegt dat er geen strop dreigt omdat het niet om een strop gaat. Het is namelijk oneigenlijk gebruik en geen strop en dat moet via handhaving worden aangepakt. Het gaat dan wellicht om 500 miljoen oneigenlijk gebruik.
Staatssecretaris Wiebes:
Nee, sorry.
De heer Bashir (SP):
De staatssecretaris creëert in de brieven waarover wij het hebben veel mist. Hij haalde de tonnageregeling erbij en nu heeft hij het over die strop en over het feit of dat wel of niet een strop is. Wij willen weten wat er aan de hand is, wat de fiscus aan het doen is, wanneer het onderzoek klaar is en wat de sancties zijn. Wij vragen gewoon om geïnformeerd te worden.
Staatssecretaris Wiebes:
Over lopende onderzoeken kun je dit soort gegevens niet geven. Dan is het onderzoek ten einde, dood, klaar. Dat kan niet. Dat gebeurt niet bij politieonderzoeken en dat doet ook de FIOD niet. Wat hoogst kwalijk is, is dat de krant blijkbaar — dat is slim van de krant, maar hoogst kwalijk in het algemeen — interne documenten van de Belastingdienst heeft. Dan kan de hele branche wel gewaarschuwd zijn voor dingen. Het is juist belangrijk dat je in de tijd waarin er onderzoek plaatsvindt en je aanwijzingen hebt dat er misschien wel of misschien niet iets aan de hand is, gewoon in alle rust je werk kunt doen zonder dat daar dingen over bekend zijn. Anders mislukt dat onderzoek. Dat is niet goed. Zo moeten we niet rechercheren. Dat moet zo niet. Ik moet dat niet weten, de Kamer moet dat niet weten en de samenleving moet dat niet weten. Het onderzoek moet gedaan worden. Dat is de taak van een Belastingdienst. Die moet onafhankelijk kijken wat er aan de hand is. Dat is zijn wettelijke taak. Dat moet hij verdomd goed doen en dat moet niet op straat liggen. De heer Bashir noemt dat nu "mist". Die ontvang ik dan graag. Dat is dan bedoelde mist. Het is beleid om dat zo te doen. Niet alleen van de Belastingdienst, maar ook van andere onderzoeksorganen.
Ik denk dat de heer Bashir zegt dat er sprake is van belastingontwijking voor 500 miljoen. Nee, dat zeg ik allemaal niet. Ik zeg dat de Belastingdienst de berekeningen die gemaakt zijn over tegen elkaar in werkende regelingen waardoor dat legaal zou zijn, maar niet legitiem, niet onderschrijft. Verder zeg ik dat er ook niet op een of andere manier duidelijk is dat er hier onterecht, dus echt illegitiem, gebruik is gemaakt van fiscale regelingen, dat we dat nu weten en dat het niet meer terug te halen is, waardoor er op een andere manier een strop ontstaat. Dat staat niet vast. Dat is op dit moment niet waarschijnlijk, niet aannemelijk. Het is niet ergens op gebaseerd. Dat is mijn, hopelijk geruststellende, opmerking in de richting van de heer Bashir. Hij heeft er overigens volkomen gelijk in dat ik er niet heel veel meer over kan zeggen.
De voorzitter:
De heer Bashir, tot slot. Kort graag.
De heer Bashir (SP):
De staatssecretaris zegt letterlijk dat hij het niet hoeft te weten, maar deze staatssecretaris is de baas van de Belastingdienst. Hij is politiek verantwoordelijk voor de Belastingdienst, dus ik ga ervan uit dat hij hier alles over weet. Over de bedragen zegt de krant dat uit interne documenten van de fiscus blijkt dat het anders zit. Als dat anders zit, zou ik graag willen weten hoe anders het zit. Als de staatssecretaris die gegevens niet wil leveren, zullen we even kijken of we die op een andere manier kunnen krijgen. Het kan niet zo zijn dat de staatssecretaris ontkent dat die documenten bestaan en dat die getallen daarin worden genoemd.
Staatssecretaris Wiebes:
Er zijn geen documenten bij de Belastingdienst die op ook maar een of andere manier iets presenteren wat in de richting van een onderzoek gaat dat zelfs maar deels is afgerond. Dat is niet het geval. Er zit niets in de afrondende fase. Er is niet één case die bij dit vermeende onderzoek betrokken zou kunnen zijn die is afgerond. Die is er niet. Dat staat ook nergens. Dat is niet het geval.
Waarom ik het ook niet moet weten, is omdat het over individuele gevallen kan gaan. Het staat in de Belastingwet dat ik me daar niet mee moet bemoeien. Ook dat is een groot goed. De staatssecretaris van Financiën moet met een grote boog om individuele belastingplichtigen heen lopen, daar niet van weten en zich er vooral niet mee bemoeien. Hij moet er met zijn tengels van afblijven. Dat staat in de wet en het is uitstekend dat dat erin staat. Dat moeten we niet hebben. Dat wordt klef, dat wordt verkeerd en dat wordt gevaarlijk. Nederland is een land waarin de staatssecretaris van Financiën met zijn vingers afblijft van elke individuele belastingplichtige en dat is fantastisch.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog, staatssecretaris.
Staatssecretaris Wiebes:
De heer Omtzigt heeft gevraagd om een tijdlijn, en in diens kielzog de heer Koolmees ook. Dat is de tijdlijn voor onze groep twee. Groep twee bestaat uit bijzondere gevallen. De grote groep heeft geen last van situaties waarin rente moet worden berekend. Ik beschrijf hier dus nu een groep die niet de grote groep is. Laten we niet doen alsof straks heel Nederland ineens rente moet gaan betalen, want dat is niet zo. Er is een groep waarbij je dat later merkt. De VIA heeft inderdaad gegevens. Die worden per 1 maart beschikbaar, maar de Belastingdienst heeft op dat moment geen mogelijkheden en geen capaciteit om te zeggen: we doen alvast aangifte voor die meneer of mevrouw die geen aangifte doet. De Belastingdienst is dan dus vol in de meest kritieke fase van de workload. In april, mei moeten al die dingen worden verwerkt. De Belastingdienst komt er dan aan toe om bij wijze van spreken een en ander uit de bak te trekken en te zien wat nog de noodzakelijke uitnodigingen voor aangifte zijn. Die kunnen dan op zijn vroegst in vanaf september 2015 in dit proces worden opgenomen; mijn schatting was zojuist augustus, september. Dat is niet te versnellen. Dat valt ook precies samen met de piekbelasting van de Belastingdienst. Degene die uitgenodigd wordt om aangifte te doen, gaat dan zijn aangifte doen. De Belastingdienst heeft dan nog tijd om dat te verwerken. Dat kan zo'n drie maanden duren. Dat betekent dat de aanslag kan worden opgelegd in januari 2016. Terugrekenend vanaf januari 2016 tot 1 juli wordt er dan rente berekend.
Laten we even een voorbeeld nemen. Vaak zijn dit natuurlijk geen gevallen met geweldig fluctuerende inkomsten en heel veel overwerkuren. Het zijn vaak de reguliere gevallen die nooit aangifte hebben gedaan. Het kan gaan om mensen die maximaal vakantiegeld en een dertiende maand hebben. Iemand moet dan over die acht maanden rente betalen over €300; dat is €8. Dat had ik liever vermeden. Niet alleen omdat we iemand €8 in rekening brengen voor iets wat hij niet zelf heeft veroorzaakt, maar ook omdat het een heel hoge irritatiewaarde heeft. Ik heb echter geen mogelijkheden gezien in de afgelopen maanden om dit te voorkomen. De renteaanpassing staat in de wet en is begroot. Aanpassen kost groot, maar dan ook echt groot geld.
De heer Omtzigt (CDA):
De staatssecretaris gaat nu uit van 4% rente over acht maanden. Dat is de belastingrente die van 1 juli tot 1 maart wordt betaald. De vrijstelling van de invorderingsrente is vier maanden. Ik neem dus aan dat de invorderingsrente in dit geval ook nog gaat lopen. Klopt dat?
Staatssecretaris Wiebes:
Nee, want het uitstel geldt vanaf het moment van de definitieve aanslag. Dat gaat dus niet lopen.
De heer Omtzigt (CDA):
In dit geval heb je dus alleen te maken met acht …
Staatssecretaris Wiebes:
Ja.
De heer Omtzigt (CDA):
Er is dus geen enkele wijze denkbaar om deze groep van naar schatting een half miljoen — dat kan afwijken naar beide kanten — eerder dan in augustus, september te informeren?
Staatssecretaris Wiebes:
We hebben geen manier gevonden. Het gaat mogelijkerwijs niet om een grote groep en ook niet om heel hoge bedragen. De irritatiewaarde hiervan is groot. Er is actief gezocht naar een manier om hieraan iets te kunnen doen, maar die is, zo zeg ik in alle eerlijkheid, niet gevonden. We hebben de maatregelen genomen die we konden nemen. Bij de rest pas ik.
Ik vervolg mijn betoog. De heer Omtzigt vraagt of we de mineralogische sector willen vrijstellen van de energiebelasting. Volgens mij hebben we op een vraag van mevrouw Neppérus gezegd dat we de energiebelasting willen volgen en willen kijken of we hier iets raars gebeurt. Misschien moeten we in dat kader gaan kijken of er rare dingen gebeuren. We kunnen nu niet even de mineralogische sector vrijstellen van energiebelasting.
Mevrouw Neppérus (VVD):
Ik begrijp dat er nu niet zomaar iets kan gebeuren. Het ging mij om het volgen van de belastingen in die sectoren. Ook zijn er extreme kostenverhogingen. Ik vraag om daarop terug te komen.
Staatssecretaris Wiebes:
Ja, dat heb ik toegezegd. Dat is heel nuttig. Dat is precies wat wij moeten doen.
De heer Omtzigt (CDA):
Het zou inderdaad heel fijn zijn als wij daar binnen een paar maanden zorgvuldig op terugkomen, want het gaat inderdaad niet lukken voor 1 januari.
Bij het vorige punt had ik nog de vraag uitstaan of we heel precies een brief kunnen krijgen — dat hoeft niet voor de stemmingen morgen — waarin staat waarom die belastingrente niet op nul kan worden gesteld. Dat gaat in mijn beleving een heel grote irritatiefactor vormen. Zoals de staatssecretaris net terecht opmerkte, gaat het misschien om relatief kleine bedragen, maar ik kan me zomaar voorstellen dat het tot grote aantallen bezwaren en beroepschriften gaat leiden, dat mensen zeggen: ja, ik kon het niet weten, kom op! Dat kan ook nog een zeer grote belasting gaan worden. Kan de staatssecretaris daar op een nader moment voor het einde van het jaar enig licht over laten schijnen?
Staatssecretaris Wiebes:
Ik erken hier volledig, met de heer Omtzigt, dat heel kleine bedragen tot heel grote irritaties kunnen leiden. Het gaat dan niet om het bedrag, maar om een zeker gevoel van onrechtvaardigheid. Ik erken dat die irritatie groot kan zijn. Ik stel voor dat ik de regeling die ik net heb beschreven, met alles wat daaraan vastzit, ook de communicatie, even op papier zet en dat dat binnen niet al te lange tijd naar de Kamer komt, zodat er een helder overzicht is van de manier waarop het hier vanaf nu mee verdergaat en wat de arrangementen zijn. Dan neem ik daarbij het punt van de heer Omtzigt over de onwrikbaarheid van de 4% mee. Dat doe ik. Ik zet het even op papier. Dan hebben we alles bij elkaar, met de voordelen en nadelen, en dan weten we ook allemaal de beperkingen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Wiebes:
Ik kom op de gebruikelijkloonregeling. De heer Omtzigt ziet een zekere asymmetrie. Hij zegt: de inspecteur kan zomaar die afspraken opzeggen. Het is een feit dat, als het de Staten-Generaal behaagt om de wet te wijzigen, inderdaad de inspecteur afspraken niet alleen kan opzeggen maar in sommige gevallen ook moet opzeggen, maar wel meeverend met het volume. Door de formule 75/70 bewegen de afspraken die er zijn mee met de wetswijziging, in de geest van de oude afspraken. Ze blijven dus in de geest van wat het was en passen zich aan aan de nieuwe wet. Uiteraard kunnen er andere afspraken worden gemaakt als de feiten en omstandigheden wijzigen, net zoals dat in enig ander jaar het geval is. Dat is logisch, want afspraken hangen af van feiten en omstandigheden.
De heer Omtzigt (CDA):
Dus ik krijg hier de garantie dat er alleen van wordt afgeweken als de feiten en omstandigheden wijzigen en dat er niet van wordt afgeweken enkel op initiatief van de inspecteur als de belastingplichtige die 75/70-fictie wil toepassen?
Staatssecretaris Wiebes:
Ja. Hij veert mee. En als de feiten en omstandigheden wijzigen, dan kan niet alleen de inspecteur maar ook de dga, in zijn eigen belang, zeggen: ho, ho, die afspraken zijn achterhaald.
De heer Omtzigt heeft een complicatie aangedragen over de dga die zijn werkplek thuis heeft. Het is best een prestatie om deze complicatie in het plenaire debat na 02.00 uur naar voren te brengen! Als de thuiswerkplek de werkplek is, dan is dat de werkplek en dan gelden daarvoor dezelfde regels.
Ik kom op het partnerbegrip. Niet alleen ik maar ook de specialisten op dit terrein vinden het verbazingwekkend om te horen dat in de praktijk sprake van zou zijn dat bij meer dan twee volwassenen in één huis op een willekeurige manier, en dan zogezegd aangejaagd door de Belastingdienst, tot partnervorming wordt overgegaan. Dat is dan een soort escortbureau. Dat strookt naar de indrukken van degenen die hiermee bezig zijn, volstrekt niet met de wet. Mijn voorstel is dat ik deze waarneming meeneem in het gesprek. Als dit niet zou kloppen, als dit zou berusten op een verkeerde interpretatie van het geheel, dan moeten we dat op die manier bestrijden. Wellicht zijn er voor die "tweetjes" dan ook nog oplossingen te vinden. Ik neem dit dus gewoon mee als een waarneming uit de praktijk.
De heer Koolmees wil natuurlijk breder naar de btw op de media kijken. Dat is vanzelfsprekend. Niet alleen is het verschil tussen een digitale krant en een niet-digitale krant mistig, maar je kunt je zelfs afvragen: wat noem je een krant? Zo kunnen we doorgaan. Dat snap ik dus.
Wat betreft de communicatie rond de afdrachtvermindering onderwijs, zou het donkerbruine vermoeden kunnen zijn dat het niet aan de communicatie vanuit OCW of vanuit de Belastingdienst ligt, maar dat al dan niet onbedoeld intermediairs hier een rol hebben gespeeld die wij achteraf moeten beoordelen als niet bevorderlijk voor de gang van zaken en ook niet bevorderlijk voor de sector waarom het hier gaat. Dat zou kunnen. Daar zijn zelfs signalen van. Het kan altijd gebeuren, maar het is wel ontzettend vervelend. Het betekent echter niet dat de wet een mogelijkheid biedt om daar wat aan te doen.
Ik neem de suggesties van mevrouw Schouten over onder andere het Hof van Justitie uiteraard mee in de overwegingen, waarna ik overga tot behandeling van de resterende amendementen en moties.
De heer Bashir heeft inderdaad een punt als hij zegt dat het hier strikt genomen en formeel niet over het nabestaandenpensioen gaat, maar over het pensioen van de nabestaanden. De bestaande standaardarrangementen van lijfrente en pensioen — de tweede en derde pijler — zijn van toepassing verklaard op deze nieuwe pensioenvorm. De versobering is weliswaar een versobering, maar niet in deze mate. Er worden niet nog meer faciliteiten geschrapt met deze versobering. Dit staat haaks op het net afgesloten wetgevingstraject over de nettolijfrente. De inkt is nog nat en de volgende versobering wordt door de heer Bashir al voorgesteld. Technisch gezien was zijn punt juist, namelijk dat het niet om de nabestaandenpensioenen gaat.
Wat mij bevalt aan het amendement op stuk nr. 46 van mevrouw Neppérus is dat zij de inspecteur verleidt tot meer motivering van zijn beslissing. Dat is nuttig, want er is toch een zekere asymmetrie. De dga weet weliswaar meer over zijn eigen beroepsgroep, maar de inspecteur heeft meer overzicht over eventuele referentie. Het is dus nuttig. De uitbreiding in de richting van de verbonden lichamen wordt hier teruggedraaid, maar doorgerekend komt dat niet op een budgettaire derving waarmee zou zijn geborgd dat de werking hiervan nog hetzelfde is. Materieel gezien, maakt dat geen verschil. Zelf vind ik het amendement op het punt van de motivatie van de inspecteur een verbetering en ik zou het oordeel daarover dan ook aan de Kamer willen laten.
De heer Groot (PvdA):
Ondanks het late uur wil ik hierover toch een vraag stellen. Ik ga ermee akkoord dat de bewijslast evenwichtiger wordt, maar in de memorie van toelichting lees ik dat de uitbreiding van de verbonden lichamen naar het niveau van de deelnemingsvrijstelling van 5% er ook toe strekt om belastingadviseurs, accountants, advocaten, architecten en medisch specialisten onder de gebruikelijkloonregeling te laten vallen. Neemt de reikwijdte van de toets op het gebruikelijk loon door dit amendement niet weer heel sterk af?
Staatssecretaris Wiebes:
Dat heb ik ook gecheckt. Nee, dat doet hij niet. Zou dat wel het geval zijn, dan hadden we budgettaire derving gezien. Via een andere route van de meest vergelijkbare dienstbetrekking kun je alle referentie die de heer Groot zojuist noemde ook binnen de groepen van de professionals nog steeds aanhalen. Dat is zelfs expliciet aan mij bevestigd.
De heer Groot (PvdA):
Bij de technische briefing is al aangegeven dat voor deze maatregelen voor het oprekken van de reikwijdte van het gebruikelijk loon geen budgettaire opbrengsten waren ingeboekt. Als je het inperkt, kost het ook geen budgettaire opbrengsten. Maar het heeft wel degelijk reële effecten als je de reikwijdte van de regeling verbreedt. Het stond er niet voor niets in. Nu krimp je die reikwijdte in en dat zal naar mijn mening betekenen dat die groepen — belastingadviseurs, accountants en advocaten — weer buiten deze regeling vallen als ze een aandeel hebben in de vennootschap van minder dan een derde maar bijvoorbeeld 10%. Dat komt bij maatschappen heel vaak voor.
Staatssecretaris Wiebes:
Nee, want de inspecteur heeft de mogelijkheid om een meest vergelijkbare dienstbetrekking te kiezen die helemaal niet binnen het verbonden lichaam hoeft te zitten. Eigenlijk is de sterkere regel, namelijk de referentie die buiten de onderneming kan worden gezocht, het sterkere instrument. Het sterkere instrument heeft mevrouw Neppérus gehandhaafd. Daarmee is dit amendement materieel gelijkwaardig aan het voorstel, met dien verstande dat de inspecteur meer uit te leggen heeft.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Groot.
De heer Groot (PvdA):
Dat betekent dat de verdunning van die eis van een derde naar 5% er eigenlijk helemaal voor niets in stond. Is dat de stelling die de staatssecretaris betrekt? Had die er net zo goed niet in kunnen staan?
Staatssecretaris Wiebes:
Niet om de materiële voordelen te behalen. Ik kan mij voorstellen dat het de inspecteur gemakkelijker wordt gemaakt naarmate hij een grotere beschikking heeft over feitenmateriaal of iets dergelijks. Ik heb daar geen ervaringscijfers van. Feit is dat materieel gezien de vergelijking die je wilt maken, nog steeds gemaakt kan worden langs het begrip "meest vergelijkbare dienstbetrekking". Mogelijkerwijs hebben we het de Belastingdienst nog gemakkelijker willen maken, zonder zijn mogelijkheden materieel te vergroten. Daarop brengt mevrouw Neppérus met dit amendement een beperking aan.
Het amendement op stuk nr. 60 gaat over alcohol. Juist, de bubbels! Ook dat heeft een hele geschiedenis. Dat amendement begon zijn leven als 44, daarna werd het 54 en nu is het 60. Dat is eigenlijk de carrière van 50PLUS, hè?
De voorzitter:
Het is een 50PLUS-amendement, ja.
Staatssecretaris Wiebes:
Ja, de snelle vergrijzing van de samenleving zit helemaal in deze geschiedenis. Oordeel Kamer, zou ik zeggen.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Met het gevaar dat we ook 60PLUS gaan doen … Onze intentie is uiteraard logisch. In feite realiseren we de verlaging van de mousserende wijnen, de bubbels, en trekken we die naar voren, van 2017 naar 1 januari 2015. Dat wordt in de tussentijd opgevangen door de stille wijn. Dat is eigenlijk de intentie. Nu krijg ik weer andere informatie, dus ik moet even goed overleggen met de technici hoe we dit precies moeten regelen. Wij hebben namelijk alleen een doelstelling, en daar zijn mensen van Bureau Wetgeving mee bezig en uiteraard mensen van het belastingteam. Ik hoop daarover uiteraard voor de stemmingen uitsluitsel te geven, want wij zijn het er gewoon over eens. Ik dank de staatssecretaris voor het oordeel.
De voorzitter:
Het oordeel dat de minister, nee, de staatsecretaris heeft gegeven — over snelle carrières gesproken — gaat over dit amendement. Als u het aanpast, kunt u er niet een-op-een van uitgaan dat dit oordeel hetzelfde blijft. Maar goed, u hebt tot aan de stemmingen het recht om een amendement te wijzigen.
De heer Klein (50PLUS/Klein):
Nee, dat is logisch, maar ik zal dat moeten kortsluiten met de collega's.
Staatssecretaris Wiebes:
Bon.
Ik kom bij het gewijzigd amendement van de heer Bashir op stuk nr. 55, waarin de tarieven van storten en verbranden worden aangepast. Mijn opvattingen daarover zijn analoog aan die over het eerdere amendement op stuk nr. 45. Ik moet dit amendement dus ontraden om dezelfde reden.
Er zijn moties ingediend. De motie op stuk nr. 56 van de heer Bashir gaat over het werkelijk genoten rendement op vermogen. De motie op nr. 57 van de heer Bashir gaat over de progressieve belasting op vermogen. Dat zijn zaken die precies voorliggen als vraag voor het onderzoek. Dit gaat over de aankondiging van het kabinet om onderzoek te doen naar een rechtvaardiger vermogensrendementsheffing. Dat onderzoek is nog niet afgerond en daarop moet ik ook niet vooruitlopen. Dan doe ik ongeveer alle andere fracties onrecht aan, omdat we daarover allerlei afspraken hebben gemaakt. Deze moties moet ik dan ook ontraden.
Nu ga ik in op de motie-Omtzigt op stuk nr. 58. Ik geloof dat de heer Koolmees daar veel sympathie voor had. De sympathie aan mijn kant betreft vooral de doelstellingen, maar niet het verzoek aan de regering. Hier wordt immers automatisch vooruitgelopen op een oplossing, maar die wordt aan de kant van de overheid gezocht. Een liberaal in intentie zoals de heer Koolmees moet volgens mij de oplossing niet aan de kant van de overheid gaan zoeken voordat een onderzoek überhaupt is afgerond. Dit moet in de bijtellingsvoordelen. Misschien kan de branche ook zelf iets doen. Dat is nu precies het onderwerp van gesprek. Deze motie loopt daarop vooruit. Ik wil eerst afwachten wat er gedaan kan worden, want je weet maar nooit. Misschien zijn er maatschappelijke vraagstukken waaraan de overheid niets hoeft te doen, maar waaraan anderen iets moeten doen. Wij gaan dit zien, maar dit wil ik afwachten.
De voorzitter:
Dus u ontraadt deze motie?
Staatssecretaris Wiebes:
Ja, ik ontraad de motie op stuk nr. 58.
Nu kom ik op de motie-Omtzigt op stuk nr. 59 over de werkkostenregeling en de nihilwaardering. De zorg van de heer Omtzigt is dat de parkeerplaats op de werkplek anders wordt behandeld dan de parkeerplek die de werknemer op een of andere plek ter beschikking heeft. De heer Omtzigt zou die plekken graag gelijkgesteld zien. De logische gang van zaken is natuurlijk: zo veel mogelijk in de vrije ruimte doen, maar dan is de keuzemogelijkheid te groot. Dat was ook het begin van mijn betoog van vandaag. Het liefst wil je alle parkeerplek in de vrije ruimte, ook die op de werkplek. However, die zijn niet te monetariseren. Want hoeveel kost bijvoorbeeld de kelder in relatie tot de verdiepingen? Dat is moeilijk te zeggen. Daar moet je dan op de een of andere manier een soort transfer price of een marktwaarde voor gaan vaststellen. Dat wordt allemaal erg ingewikkeld. Alleen om die praktische reden hebben wij de parkeerplaats op de werkplek een nihilwaardering gegeven. In principe wil je echter alles in de vrije ruimte. Als je dit nu per se wilt gelijkschakelen, zou je die plek moeten monetariseren en in de vrije ruimte doen. Dat is precies de tegenovergestelde beweging van de degene die hier wordt voorgesteld.
Ik ben wel gevoelig voor geharrewar. Het moet echt niet zo zijn dat een werkgever moet gaan uitzoeken wie wanneer waar parkeert. Zo zit het natuurlijk niet. Er is een fictieve werkgever, gevestigd aan het Plein, die misschien wel een contingent plekken in een garage huurt. Die krijgt daar een keer per jaar een rekening voor van een ton. Dat gaat uit de vrije ruimte en er hoeft dus nooit onderzocht te worden wie wanneer parkeert. De Belastingdienst is geen parkeerpolitie. De werkgever is dat ook niet.
De heer Omtzigt (CDA):
De vraag of de Belastingdienst geen parkeerpolitie is vanwege allerlei gegevens, moeten wij een andere keer behandelen. De staatssecretaris vergeet hier één punt, namelijk dat hij het wel moet bijhouden. Voor leaseauto's mag hij het doen, want voor leaseauto's mag hij de parkeerkosten voor zijn rekening nemen. Dat geeft de staatssecretaris in zijn antwoord aan. Als de werknemer met zijn eigen auto komt, mag hij het niet. Die fictieve werkgever aan het Plein die volgens mij geen leaseauto's heeft — maar dat terzijde — wordt geconfronteerd met het feit dat hij moet bijhouden hoeveel van de parkeerplekken dagelijks gebruikt worden door een leaseauto en hoeveel plekken door een eigen auto. Dit levert uitvoeringstechnisch allerlei problemen op. Straks moet je uitzoeken of een huurcontract voor een kantoor met parkeerplek opgesplitst kan worden in de prijs voor het kantoor en de prijs voor de parkeerplek. Want als dat kan, kun je er een waarde aan geven en anders niet. Waarom wil de staatssecretaris nu niet gewoon een simpele regeling: als de parkeerplek bij het werk is, past die op de nihilwaardering; is die er niet, dan past die daar niet. Dit levert een uitvoeringstechnisch drama op voor heel veel werkgevers.
Staatssecretaris Wiebes:
Zo wordt dat niet ingeschat. Als een bepaald type auto recht heeft op die plek en een ander type niet, dan geldt dit alleen maar voor de auto's die er recht op hebben. Dan heb je ook geen sores met de auto's die daar geen recht op hebben, want die moeten dan hun eigen parkeerplek regelen. De inschatting is niet dat dit tot een probleem leidt. De inschatting is wel dat de vrije ruimte kleiner moet worden, als je dit soort dingen in een afzonderlijke regeling gaat doen. De keuzeruimte van de ondernemers wordt dan kleiner. Dat willen wij niet. We hebben wel gezegd dat wij de werkkostenregeling gaan volgen en evalueren. Als deze of andere problemen zich voordoen … Het probleem dat zich straks zal voordoen, kennen wij nog niet. Dat gaan wij ontdekken. Dit soort dingen moet uit de evaluatie blijken. Wij moeten deze details rond parkeerplekken niet in het einddebat gaan uitwerken. Wij nemen ons voor om hierover in de evaluatie krachtig te rapporteren en tot een conclusie te komen.
Mevrouw Neppérus (VVD):
Het lijkt mij zeer nuttig om hierover te rapporteren bij de evaluatie. Wat zou het kosten om hiervoor iets aparts te doen? Waar hebben wij het dan ongeveer over?
Staatssecretaris Wiebes:
Ik kijk even veelbetekenend de kant van mijn ambtenaren op. Ik zal het antwoord straks geven.
De voorzitter:
Ik constateer dat u de motie op stuk nr. 59 ontraadt.
Staatssecretaris Wiebes:
Dan de motie op stuk nr. 61 over mensen in een opvanghuis. Die motie loopt wel erg vooruit op het gesprek. In die zin vind ik haar nogal vreemd. Wij hebben met elkaar gezegd dat het probleem misschien kleiner is dan wij denken. Wij gaan het onderzoeken. Wij gaan op grond van de signalen met de markt het gesprek aan om te kijken of wij praktische oplossingen kunnen verzinnen. Laten wij niet per se zeggen dat de overheid grote maatregelen moet treffen. Misschien lost het zich op, misschien is het ook maar heel klein. Ik ontraad de motie op stuk nr. 61. Ik ga in gesprek en rapporteer daarover aan de Kamer.
Ik kom op de motie op stuk nr. 62 van de heren Groot en Bashir. Die motie roept mij op te onderzoeken op welke wijze en met welk effect belastingontwijking door fiscaal gedreven emigratie kan worden tegengegaan. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik zie de logica van een dergelijk onderzoek.
De heer Van Dijck heeft moties voorgesteld op de stukken nrs. 63 tot en met 66. Ik ontraad die vier moties.
Op stuk nr. 67 hebben mevrouw Schouten en de heer Dijkgraaf een motie voorgesteld over de digitale kranten. Het signaal uit de Kamer vind ik heel serieus. Aangezien het aansluit bij mijn eigen gevoel van wat logisch en wat niet logisch is, wil ik het heel serieus nemen, maar ik ga niet zomaar zeggen: doet u dit maar. Ik zeg evenmin het tegenovergestelde. Ik vraag de indieners van de motie om de motie aan te houden en mij in de gelegenheid te stellen om heel precies op dit punt een technische appreciatie te maken en die in het kabinet met mijn collega's te bespreken.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik dank de staatssecretaris voor dit gebaar. Kan hij aangeven wanneer hij daarover duidelijkheid kan geven?
Staatssecretaris Wiebes:
Niet precies. Kijk, wij zitten nu middenin het Belastingplanproces. In de ambtenarenloge zitten allemaal mensen die drie nachten niet geslapen hebben. Ik vraag om enige coulance. Wij gaan geen tijdrekken, wij gaan er gewoon mee aan de gang. Ik bespreek het in het kabinet en ik kom erop terug op een redelijke termijn.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Kunnen wij er dan voor het eind van het jaar een brief of iets dergelijks over krijgen? Is dat een redelijke termijn?
Staatssecretaris Wiebes:
Dat lijkt mij een logische deadline.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dan houd ik de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Schouten stel ik voor, haar motie (34002, nr. 67) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Wiebes:
Ik kom dan bij de motie van de heer Klein op stuk nr. 68. Hij zegt: wat er ook met de rest van Nederland gebeurt, de gepensioneerden mogen nooit geraakt worden. Dat is een prachtig voornemen. In de stelselbrief staat dat wij juist proberen om inkomenseffecten te vermijden. Qua intentie snap ik de heer Klein volledig, maar ik moet de motie toch ontraden. Het noemen van de ene bevolkingsgroep betekent expliciet andere bevolkingsgroepen niet noemen. Alle bevolkingsgroepen zijn mij even lief.
De nihilwaardering of de vrijstelling van het parkeren vanuit de werkplek maar niet op de werkplek kost twintig miljoen. Dat kun je dekken door bijvoorbeeld de vrije ruimte te benutten.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Daarmee is er een einde gekomen aan de behandeling van het Belastingplan 2015. Ik dank u allen hartelijk voor het geduld dat u hebt gehad voordat wij aan de beantwoording door de regering in eerste termijn konden beginnen en voor de goede sfeer waarin wij dit debat zo diep in de nacht hebben kunnen voeren. Wij stemmen morgen aan het einde van de middag over de moties, de amendementen en het wetsvoorstel. Ik wens u een veilige thuisreis en een korte maar goede nachtrust.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-23-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.