32 824 Integratiebeleid

Nr. 75 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2014

Hierbij stuur ik u het rapport «Turkse islam; Actualisatie van kennis over Turkse religieuze stromingen en organisatie in Nederland»1. Met dit rapport geef ik gevolg aan de toezegging aan uw Kamer om onderzoek te doen naar parallelle gemeenschappen in Nederland2.

Aanleiding was de constatering in het SCP-rapport «Dichter bij elkaar» uit 2012 dat de Turkse gemeenschap in vergelijking met andere minderheidsgroepen meer in zichzelf gekeerd is. Het SCP rapport gaat echter niet nader in op de vragen welke rol de verschillende Turkse stromingen en organisaties daarbij spelen en in hoeverre daardoor de integratie van Turkse Nederlanders wordt beïnvloed.

Het onderhavige rapport is het resultaat van onderzoek naar de kennis over de vier belangrijkste Turkse stromingen en organisaties (TRSO’s) in Nederland: de Süleymanci beweging, Milli Görüs, Diyanet en de Fethullah Gülenbeweging. Over de opzet van het onderzoek bent u eerder geïnformeerd3.

De hoofdvraag van het onderzoek was wat er bekend is over of (en zo ja, hoe) de integratie van Turkse Nederlanders door deze stromingen en organisaties wordt beïnvloed. De focus ligt daarbij op:

  • Fundamentele waarden van de Nederlandse democratische rechtsstaat als seksegelijkheid, zelfbeschikkingsrecht, individuele keuzevrijheid en gewetensvrijheid;

  • Geïnstitutionaliseerde druk op leden van de groep;

  • Doelstellingen, activiteiten en financiering van de betrokken stromingen en organisaties;

  • De onderlinge verhoudingen (verwevenheid, spanningen) tussen de stromingen, inclusief de Gülenbeweging, en

  • Invloed vanuit Turkije c.q. de bevordering van oriëntatie op Turkije.

Daarnaast was de vraag hoe in de literatuur parallelliteit wordt geduid en hoe daarmee een kader gegeven kan worden voor beoordeling van ontwikkelingen in Nederland.

Onderzoek

Op basis van literatuuronderzoek is de stand van de wetenschap ten aanzien van de vier TRSO’s in relatie tot integratie in kaart gebracht. Er is een uitgebreid overzicht van historie, (transnationale) ontwikkelingen, duidingsmogelijkheden en effecten in de samenleving tot stand gekomen. In het rapport wordt gepoogd inzichtelijk te maken hoe Turkse parallelliteit zich in de afgelopen decennia heeft ontwikkeld: van persoonlijke netwerken tussen de eerste arbeidsmigranten via formalisering van netwerken met steun van de Nederlandse overheid tot invloed vanuit Turkije op de organisatievorming.

Het rapport onderscheidt vier dimensies van parallelliteit waarmee zicht kan worden verkregen op de mate van bevordering van de integratie dan wel van het creëren van afstand tot de Nederlands/westerse samenleving:

  • 1) de sociaal-organisatorische dimensie (natuurlijke sociale verbanden);

  • 2) de sociaal-culturele dimensie (oriëntaties en waarden);

  • 3) de dimensie sociale druk, (processen van socialisering: beïnvloeding, controle, disciplinering), en;

  • 4) de juridisch/institutionele dimensie (toepassing of afdwingen van eigen groepsnormen).

De eerste twee dimensies van parallelliteit vallen binnen de vrijheden van de rechtsstaat, waarmee overigens niet gezegd is dat wat hieronder valt niet onwenselijk kan zijn. Immers, oriëntaties en waarden kunnen strijdig zijn met de kernwaarden van de Nederlandse samenleving. Bij de laatste twee dimensies komen de grenzen van aanvaardbare parallelliteit in zicht. Dat is het geval bij het in het gedrang komen van de keuzevrijheid van het individu en bij het ontplooien van onwettige activiteiten en van zaken die in strijd zijn met de rechtstaat.

De onderzoekers verbinden de vier dimensies van parallelliteit aan de begrippen «bonding» (verbinding met de eigen groep) en «bridging» (verbinding met de samenleving). Daarnaast is in kaart gebracht wat bekend is over de aansturing vanuit Turkije («de lange arm»). Het rapport zet vervolgens wat bekend is over de vier TRSO’s af tegen de dimensies van parallelliteit en de begrippen bonding en bridging en kleurt daarmee het beeld van de vier TRSO’s in.

Resultaten

Het onderzoek heeft niet de resultaten opgeleverd die ik voor ogen had. Het is de vraag of het mogelijk is met (literatuur) onderzoek antwoorden te krijgen op de vragen die bij mij en uw Kamer tot zorgen hebben geleid met betrekking tot (het gebrek aan) transparantie van de TRSO’s

Voor de totstandkoming van dit rapport is gebruik gemaakt van een uitgebreid bestand van binnen- en buitenlands onderzoek, waaronder ook diverse Duitse onderzoeken. Al deze onderzoeken bevestigen het beeld van een gebrek aan transparantie bij de TRSO’s. Op de vragen met betrekking tot het afstand nemen van de Nederlandse/westerse gewoonten, normen en waarden en de invloed hierop vanuit Turkije is geen duidelijk antwoord verkregen. Onderzoekers lopen vast op het moment dat zij doorvragen naar de praktijk achter de formele doelstellingen. Daarmee wordt eens te meer bevestigd dat het gebrek aan transparantie van de TRSO’s een serieus probleem is. Ik vind dat onacceptabel. Een gebrek aan transparantie past niet in een open democratische samenleving. Open staan voor debat en afleggen van maatschappelijke verantwoording horen daarbij.

Overigens is van de activiteiten die door de TRSO’s worden ontplooid wel een beeld verkregen. Een deel van deze activiteiten is gericht op versterking van de Turks-islamitische identiteit (bonding). Een ander deel daarvan valt te kenschetsen als verbindend met de Nederlandse samenleving (bridging). Dat biedt aanknopingspunten om deze «bridging» kant van de vier betrokken TRSO’s te versterken en de betrokken organisaties aan te spreken op hun (burger)plicht om transparant te opereren en een bijdrage te leveren aan de integratie van hun leden in de Nederlandse samenleving.

De onderzoekers komen tot de conclusie dat de onderzochte TRSO’s de maatschappelijke participatie van Turkse Nederlanders positief lijken te beïnvloeden. De Turkse Nederlanders uit deze groepen streven naar succes in het onderwijs en in het werk en zijn maatschappelijk actief, onder andere in de politiek. Keerzijde hiervan is dat deze participatie vooral gericht lijkt te zijn op het verwerven van (politieke) macht en invloed ten behoeve van eenzijdige belangenbehartiging van de eigen groep en de versterking van de Turks-islamitische identiteit. Daarbij is het risico van cliëntelisme aanwezig4.

Daarnaast biedt het rapport zicht op de activiteiten die de TRSO’s ontplooien in het kader van het versterken van de Turks-islamitische identiteit. De vraag hierbij blijft of deze activiteiten, die veelal gericht zijn op de ontwikkeling van de jeugd, gepaard gaan met het afstand nemen van Nederlandse gewoonten, normen en waarden. Evenmin wordt duidelijk welke invloed hierop vanuit Turkije wordt uitgeoefend.

Het rapport laat zien hoe de TRSO’s in Nederland organisatorisch verbonden zijn aan vanuit Turkije internationaal opererende moederorganisaties. Het rapport geeft ook een beeld van het binnenlandse en buitenlandse (met name Duitse) netwerk van de TRSO’s. Actieve bemoeienis met Nederlandse aangelegenheden die Turkse Nederlanders betreffen vanuit het buitenland c.q. vanuit Turkije vindt tenminste aantoonbaar plaats door Diyanet.5 De Nederlandse tak van Diyanet – de Islamitische Stichting Nederland, verantwoordelijk voor 143 moskeeorganisaties – wordt rechtstreeks aangestuurd door Diyanet in Turkije.

Vervolg

In juni is een ambtelijk werkbezoek aan Turkije gebracht om meer zicht te krijgen op de ambities en invloed vanuit de Turkse overheid richting de Turkse diaspora.

Ondanks een gebrek aan transparantie over de precieze doelstellingen en werkwijze bij zowel Turkse NGO’s als binnen de Turkse overheid lijkt de druk en invloed vanuit Turkije en de Turkse overheid onverminderd groot te zijn.

Instrumenten van deze beïnvloeding zijn naast Diyanet de lobby organisatie «Europese Turkse Democratische Unie», het «Bureau voor Turken in het buitenland», de aanwezigheid van «maatschappelijke ambassadeurs» in Nederland en het Europese netwerk van de culturele centra «Yunus Emre». Van zowel het bureau Turken in het buitenland als Yunus Emre is het budget vanuit de Turkse overheid sterk gegroeid in de afgelopen jaren. Ook op de ambassades van Turkije is het aantal medewerkers toegenomen; verschillende attachés zijn aangesteld om de Turkse aanwezigheid te vergroten.

De aandacht voor de TRSO’s en de resultaten van het werkbezoek maken deel uit van het bredere beleid dat gevoerd wordt met betrekking tot sociale stabiliteit. In dat kader lopen ook de volgende aparte trajecten:

  • Kwaliteitskader en vrijwillig toezicht privaatgefinancierde internaten/studiehuizen6;

  • Ontwikkeling van een gemeentelijke informatiekaart Integratie die op postcodeniveau een landsdekkend beeld schetst van de stand en ontwikkeling van aspecten van integratie. Dit systeem zal als signaleringsinstrument (monitor) tevens een early-warning functie kunnen vervullen7;

  • SCP verdiepingsonderzoek naar normen- en waardeoriëntaties van etnische groepen in Nederland. In de studie wordt onder andere ingegaan op de aard en omvang van interetnische contacten, de identificatie met etnische en religieuze gemeenschappen en de binding met Nederland;

  • RMO briefadvies «De kaders van de rechtsstaat. Over buitenlandse financiering van moskeeën en gebedshuizen». Het advies is vlak voor het reces opgeleverd; de kabinetsreactie is in voorbereiding8;

  • WODC-onderzoek naar buitenlandse financiering moskeeën9;

  • Antisemitisme (Vervolgonderzoek triggerfactoren antisemitisme (gereed begin 2015); beleid onderwijs: aanpak handelingsverlegenheid docenten (onderdeel aanpak pesten), aandacht voor (gebruik) leermiddelen; dialoog binnen het IOT; samenwerking CMO-Joodse organisaties bij incidenten)10.

Gelet op het geconstateerde gebrek aan transparantie en de beperkingen van het uitgevoerde wetenschappelijk literatuuronderzoek om onderliggende vragen beantwoord te krijgen, acht ik het noodzakelijk om blijvende inspanningen te doen om de TRSO’s beter in beeld te krijgen. Nieuw, mogelijk meerjarig participatief onderzoek garandeert echter niet dat de gewenste resultaten worden opgeleverd. De constructieve samenwerking met de Turkse gemeenschap rond het vrijwillig toezicht op privaatgefinancierde internaten laat zien dat het ook anders kan; een positieve tendens waar ik op wil voortbouwen. Ik kies daarom voor de volgende aanvullende actieve maatregelen om zowel beter geïnformeerd te worden, de TRSO actief te monitoren en in beeld te brengen als ook de TRSO’s aan te kunnen spreken op hun rol in de Nederlandse samenleving:

  • 1. Intensieve monitoring

    • In kaart brengen van het functioneren van de TRSO’s in de praktijk door actief op zoek te gaan naar de organisatie, bestuursleden, uitingsvormen, voedingsbronnen etc.

    • Minimaal vijf jaar lang monitoren van het functioneren van TRSO’s in het kader van integratiebevordering, de organisaties aanspreken op de bevindingen en daarover periodiek te rapporteren.

  • 2. Versterken informatiepositie in binnen en buitenland:

    • De nieuwe kennisfunctie op het integratieterrein – in het bijzonder het deel dat zich zal gaan richten op sociale stabiliteit – krijgt de expliciete taak om vorm te geven aan permanente informatievergaring over de TRSO’s en aanverwante organisaties en netwerken;

    • De uitwisseling van informatie vanuit Turkse bronnen moet worden geïntensiveerd. Ik ga met mijn collega van Buitenlandse Zaken na op welke wijze wij hier invulling aan kunnen geven. Hierover zal periodiek worden gerapporteerd aan uw Kamer;

    • Bezien wordt of gericht nader onderzoek naar aan de TRSO’s gelieerde organisaties, subsidies e.d. perspectief biedt. Indien daar vanwege bijvoorbeeld integratiebelemmering aanleiding toe bestaat moeten subsidies (lokaal en landelijk) kunnen worden stopgezet. Dit vereist transparantie over die subsidies en activiteiten.

  • 3. Rechtstreeks aanspreken van de TRSO’s (en daarmee samenhangende activiteiten) in het licht van participatie in de Nederlandse samenleving en de daaraan verbonden kernwaarden. Ik wil dat doen aan de hand van een concrete gespreksagenda, waarin ik de volgende thema’s aan de orde zal stellen:

    • Functioneren van de eigen instellingen en daaraan gerelateerde projecten en activiteiten;

    • Non formeel onderwijs (weekendscholen, internaten en het pedagogisch klimaat);

    • Subsidies en (buitenlandse) financiering, en;

    • Netwerken (ook transnationaal) en de relatie met Turkije.

Deze thema’s zullen worden besproken vanuit het perspectief van wederkerigheid van vrijheden, kernwaarden, verworvenheden en grondrechten van de Nederlandse democratische rechtsstaat. Het doel is om te komen tot het vergroten van de oriëntatie op en binding met de Nederlandse samenleving. Tevens wil ik de dialoog benutten voor bespreking van actuele kwesties.

De situatie van intransparantie van de TRSO’s wil ik niet langer laten voortbestaan. Voor een succesvolle participatie van Turkse Nederlanders en hun kinderen is het, net als voor een volledige integratie van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving (waar zij deel van uitmaken), van belang dat zij niet, mede met actieve steun vanuit hun herkomstland, door organisaties voortdurend aangezet worden tot oriëntatie op waarden die kunnen wringen met de kernwaarden en democratische rechtsstaat van Nederland.

Ik zal uw Kamer in januari 2015 informeren over de verdere invulling en voortgang van de maatregelen hieromtrent en het vervolg daarop.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

AO integratie 27 februari 2013 en brief 29 maart 2013, Kamerstuk 32 824, nr. 20

X Noot
3

Verslag schriftelijk overleg 29 mei 2013, Kamerstuk 32 824, nr. 25

X Noot
4

Zie blz. 15 van het rapport; belangenverstrengeling Rotterdam Feyenoord, rapport BING 2013

X Noot
5

Zie blz. 63 e.v. van het rapport

X Noot
6

Kamerstuk 33 400 XV, nr. 105

X Noot
7

Handelingen II 2012/13, 107, dertigleden debat 5 september 2013 over het bericht «In deel Schilderswijk is sharia wet»

X Noot
8

Handelingen II 2012/13, nr. 110, dertigleden debat 12 september 2013 over buitenlandse financiering van moskeeën in Nederland.

X Noot
9

Motie van het lid Segers c.s., Kamerstuk 33 541, nr. 22, 28 mei 2013.

X Noot
10

Kamerstuk 30 950, nr. 67

Naar boven