Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2022
In een brief van 19 november 2021 (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 14) heeft de voormalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op verzoek
van de vaste Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uw Kamer geïnformeerd
over de stand van zaken ten aanzien van een aantal moties. Met deze brief kom ik tegemoet
aan een toezegging die mijn voorganger in die brief heeft gedaan.
Het betreft een toelichting op de aangehouden motie van de leden Paternotte en Becker
over de wenselijkheid van visitatie van lessen op Turkse weekendscholen.1 Deze motie is tijdens het Wetgevingsoverleg Integratie en maatschappelijke samenhang
van 12 november 2020 ingediend (Kamerstuk 35 570 XV, nr. 81). De indieners hebben in overleg met de toenmalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
besloten om de motie aan te houden om eerst meer duidelijkheid te krijgen over nieuwe
subsidies gericht op taal- en cultuurprogramma’s vanuit de Turkse overheid aan Nederlandse
organisaties. In de brief van 19 november is toegezegd om in samenwerking met het
Ministerie van Buitenlandse Zaken de feiten ten aanzien van nieuwe taal – en of cultuursubsidies
te verifiëren en indien er sprake zou zijn van nieuwe subsidieverlening de Kamer daarover
te informeren.
Uit informatie van de Turkse overheid blijkt dat het Turkse ministerie voor Turken
in het buitenland (YTB) het afgelopen jaar op beperkte schaal middelen ter beschikking
heeft gesteld aan aanbieders van lessen in de Turkse taal. De subsidievoorwaarden
stipuleren dat de subsidie uitsluitend mag worden gebruikt voor vrijwillige taalles.
Net zoals in het eerder onderzochte jaar 2018–2019 bevat de subsidieregeling heldere
voorwaarden.2 De gesubsidieerde activiteiten hebben alleen betrekking op taalonderwijs en mogen
volgens de regeling niet indruisen tegen de normen en waarden van het betreffende
land. Daarnaast is in de voorwaarden expliciet ogenomen dat de wijze van uitvoering
van de taalles niet een bepaalde ideologie of politieke visie mag ondersteunen. Het
gaat om informele scholing die op geen enkele wijze een vervanging is van het reguliere
onderwijs.
Op basis van de nu bekende informatie, die ter beschikking is gesteld door de Turkse
overheid, kom ik tot de conclusie dat het hier gaat om zeer kleinschalige, legitieme
ondersteuning van organisaties die taalles aanbieden. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen
van ongewenste beïnvloeding via deze taallessen. Gezien de heldere en transparante
voorwaarden zie ik op dit moment ook geen aanleiding tot zorg met betrekking tot ongewenste
beïnvloeding via deze taalsubsidies.
De regeling waarmee de Turkse overheid taalles in het buitenland ondersteunt, maakt
onderdeel uit van het Turkse diasporabeleid. Het uitgangspunt bij het voeren van diasporabeleid
is dat dit beleid zich mag richten op mensen met de Turkse nationaliteit die in het
buitenland wonen, maar dat dit altijd gebaseerd moet zijn op vrijwillige deelname.
Een dergelijk internationaal geaccepteerd diasporabeleid is in Nederland toegestaan,
zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat en het de participatie van
Nederlanders met een biculturele achtergrond niet belemmert. De financiële ondersteuning
die de Turkse overheid op dit punt biedt aan organisaties is daarmee een geoorloofd
onderdeel van dit beleid. Ook andere landen, waaronder Nederland, bevorderen taallessen
in andere landen. Het van overheidswege aandringen op de inrichting van een visitatiestructuur
door de Turkse overheid of gemeenten voor deze specifieke groep organisaties is daarmee
in mijn ogen disproportioneel. Bovendien onderzoekt de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs de mogelijkheden om toezicht te houden op het brede spectrum van informele
scholing.3
Ik zie derhalve geen aanleiding om op dit moment met de betreffende instellingen en
gemeenten afspraken te maken over reguliere visitatie. Wel heeft het kabinet uiteraard
aandacht voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip