32 824 Integratiebeleid

Nr. 198 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2017

U heeft mij tijdens het Verslag Algemeen Overleg van 2 juli 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 104, item 12) met een motie1 gevraagd vervolgonderzoek in te stellen naar de (buitenlandse) aansturing en financiële stromen en de rol die Turkse religieuze stromingen en organisaties (TRSO’s) spelen in het integratieproces. Ik bied u hierbij het onderzoek aan dat is uitgevoerd door RadarAdvies vanaf eind juni 20162.

Het onderzoek heeft betrekking op vier organisaties binnen de Turks Nederlandse gemeenschap: Diyanet/Islamitische Stichting Nederland (ISN), Stichting Islamitisch Centrum Nederland (SICN), Milli Görüş en Hizmet (Gülen beweging). Het onderzoek is een vervolg op het onderzoek van Sunier en Landman dat in 2014 aan de Tweede Kamer is aangeboden.3 In aanvulling hierop is door RadarAdvies een onderzoeksopzet ontwikkeld waarbij de organisaties expliciet zijn betrokken bij het onderzoek. Deze brief bestaat uit een toelichting op de context waarin dit onderzoek is uitgevoerd, een beschrijving van de methodologische opzet, de belangrijkste constateringen van RadarAdvies op gebied van de onderzoeksvragen over integratie en buitenlandse aansturing en financiering en de reactie van het kabinet hierop.

Context

Het onderzoek is uitgevoerd in een periode waarin er veel speelde met betrekking tot de Turks Nederlandse gemeenschap in Nederland. Het onderzoek van Motivaction in 2015 had al veel losgemaakt binnen de gemeenschap en in het politieke debat. Ook de publicatie van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) Werelden van verschil van eind 2015 gaf aanleiding tot zorgen over gebrekkige binding met de Nederlandse samenleving. Kort nadat RadarAdvies eind juni 2016 begon met het onderzoek, vond de mislukte couppoging in Turkije plaats op 15 juli. De couppoging en de nasleep ervan hebben de gemoederen in de Turks Nederlandse gemeenschap flink beziggehouden. Spanningen in Turkije worden weerspiegeld in de verhoudingen binnen de Turks Nederlandse gemeenschap en zijn toegenomen na de couppoging. De onderzoekers van RadarAdvies zijn de complexe omstandigheden niet uit de weg gegaan en hebben juist de veranderende verhouding tussen Hizmet enerzijds, en Diyanet/ISN, SICN en Milli Görüş anderzijds, geadresseerd in hun onderzoek. Dit levert inzichten op over hoe de verhouding is veranderd en wat dit betekent voor de Turks Nederlandse gemeenschap, maar ook voor de samenleving als geheel. Vlak voordat de onderzoekers dit voorjaar hun bevindingen en conclusies wilden voorleggen voor wederhoor aan de vier organisaties, ontstond er veel ophef rond de campagnes die werden gevoerd in het kader van het referendum voor de wijzigingen van de Grondwet in Turkije. Daarnaast hebben de discussie rond het eerdergenoemde onderzoek van Motivaction en de verschillende debatten waarin afgelopen jaar is gesproken over buitenlandse beïnvloeding en de lange arm van Turkije de omstandigheden waaronder RadarAdvies het onderzoek heeft uitgevoerd verder gecompliceerd.

ISN (Diyanet Nederland), SICN en Milli Görüş hebben twee keer hun medewerking aan het onderzoek gestaakt. De eerste keer aan het eind van de zomer omdat zij na introductie van RadarAdvies eerst overleg met het ministerie wilden. De tweede keer na de hoorzitting die in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden toen de Tweede Kamer een motie aannam die opriep tot het niet langer beschouwen van deze organisaties als structurele gesprekspartners in het integratiebeleid.4 In het proces was het na aanvankelijke toezegging teleurstellend dat de organisaties zich terugtrokken uit het onderzoek. Dit onderzoek bood hen juist de ruimte om hun visie op hun rol in het integratieproces van Turkse Nederlanders te geven en openheid te geven op het gebied van buitenlandse aansturing en financiering. Ik vind het positief dat de organisaties uiteindelijk hun medewerking hebben hervat.

Onderzoeksvragen en methodologie

Het onderzoek is door RadarAdvies opgezet als praktijkonderzoek waarin hoor- en wederhoor centraal staan. Hierin zijn de Turkse religieuze organisaties en stromingen, hun achterban, Turks Nederlandse jongeren en sleutelfiguren uit de gemeenschap aan het woord gelaten over hoe zij aankijken tegen de rol van de organisaties in het integratieproces. De betreffende organisaties en hun achterbannen, maar ook «ongebonden» Turkse Nederlanders, reflecteerden hierbij kritisch op henzelf én elkaar.

Het doel van dit onderzoek was primair om meer inzicht te krijgen in de mate en aard van de (buitenlandse) aansturing van de Turkse religieuze organisaties in Nederland en hun invloed op het integratieproces van hun achterban. Dit is onderzocht aan de hand van een aantal onderzoeksthema’s:

  • het netwerk van de organisaties en stromingen op institutioneel niveau;

  • de bredere context waarbinnen de vier organisaties opereren;

  • de visie van de TRSO’s op hun rol in de sociaaleconomische en sociaal-culturele integratie van Turkse Nederlanders;

  • hoe de TRSO’s aankijken tegen, en omgaan met, beeldvorming in politiek en maatschappij ten aanzien van hen;

  • en tot slot het spiegelen van de visie op integratie aan een bredere groep respondenten van zowel leden en aanhangers van deze organisaties als aan buitenstaanders die aantoonbaar zicht hebben op de praktijken en het gedachtegoed van de TRSO’s.

Er hebben interviews en sessies met bestuursleden en de achterban van de TRSO’s plaatsgevonden. Daarnaast zijn er experts, drie andere Turks Nederlandse organisaties en ongebonden sleutelfiguren geïnterviewd. Vervolgens zijn de resultaten voorgelegd aan de vier onderzochte organisaties voor wederhoor.

Dit schept een beeld hoe de TRSO’s zichzelf zien, maar ook of dit beeld door andere betrokkenen wordt gedeeld.

Resultaten onderzoek

Uit het rapport komt naar voren dat de meeste Turkse Nederlanders, inclusief de eigen achterban van deze organisaties, de organisaties niet als spreekbuis zien van de Turks Nederlandse gemeenschap. Ook herkennen de TRSO’s en de Turks Nederlandse gemeenschap zich niet in de rol die de TRSO’s in het publieke debat vaak wordt toegedicht op het gebied van integratie. Ten aanzien van buitenlandse aansturing of beïnvloeding stellen de onderzoekers dat er geen aantoonbaar strakke aansturing van de organisaties vanuit Turkije plaatsvindt. Daarmee is niet gezegd dat Turkije dit niet probeert, of dat hier geen sprake van is, maar uit het onderzoek komt in ieder geval niet naar voren dat de pogingen effect sorteren. Turkse Nederlanders worden in veel sterkere mate via Turkse en Turkstalige media beïnvloed dan via de moskee. De uitkomsten van het onderzoek worden hieronder toegelicht.

Integratie

De rol van TRSO’s

RadarAdvies geeft aan dat de organisaties voor zichzelf geen primaire rol zien bij de integratie. Dit beeld wordt gedeeld door de sleutelfiguren en deelnemers aan de groepsgesprekken. Desalniettemin signaleert RadarAdvies dat de organisaties zich wel steeds meer bezighouden met activiteiten die zijn gericht op participatie in de Nederlandse samenleving. Dit gebeurt vooral op verzoek van de veranderde achterban die vaker in Nederland geboren is en meer op hun toekomst in Nederland is gericht dan eerdere generaties. De onderzoekers merken op dat hoewel het streven van de TRSO’s naar optimale participatie van de achterban oprecht overkomt, de focus op de eigen etnische en religieuze groep niet genoeg is om de integratie te bevorderen in de hedendaagse open samenleving. RadarAdvies geeft aan dat in geen enkel interview naar voren komt dat de organisaties de integratie belemmeren. De onderzoekers stellen daarnaast dat zij geen aanwijzingen hebben dat de TRSO’s de participatie van hun achterban op de arbeidsmarkt, in het onderwijs, verkiezingen of deelname aan een ander aspect van de samenleving frustreren. Zij bevorderen de integratie echter ook niet, volgens RadarAdvies.

RadarAdvies concludeert dat de TRSO’s niet als vertegenwoordiger van de 400.000 Turkse Nederlanders kunnen worden beschouwd. Het merendeel van de Turkse Nederlanders is niet verbonden aan een van de organisaties of moskeeën die bij de organisaties horen en men weet vaak niet precies waar de organisaties voor staan. Moskeegaande Turkse Nederlanders kiezen veelal een moskee op basis van praktische redenen, zoals de locatie of de keuze van ouders of vrienden. De organisaties hebben naast hun religieuze functie (moskee), vooral een sociale en dienstverlenende functie: met faciliteiten zoals een koffiehuis, een kapper, maar ook via verzekeringen ten behoeve van repatriëring na overlijden. Dat iemand gebruikt maakt van een dergelijke faciliteit, maakt diegene volgens de onderzoekers nog geen aanhanger van de denkbeelden van de organisatie.

Hiermee wordt voor het kabinet het belang van een breed en divers scala aan gesprekspartners nog eens benadrukt. Wanneer het gaat om de Turks Nederlandse gemeenschap, kunnen we niet met 400.000 mensen in gesprek.

Het is echter wel belangrijk een diversiteit aan geluiden te horen. Geluiden die kunnen wisselen per gespreksonderwerp, die relevant zijn en passend bij de kwestie die op dat moment voorhanden ligt. Daar kunnen de TRSO’s soms toe behoren, maar soms ook niet. Dit is afgelopen jaren in gang gezet en het is in het licht van bovenstaande belangrijk dat voort te zetten.

Identiteit, binding en acceptatie

Deelnemers aan alle zeven groepsgesprekken met Turkse Nederlanders voelen zich volgens RadarAdvies Nederlanders met Turkse roots en leven naar de normen en waarden van de Nederlandse rechtstaat. De discussie rond integratie wekt bij deze veelal in Nederland geboren en getogen Turkse Nederlanders irritatie op en met name de jongeren hebben sterke twijfels of zij ooit zullen voldoen aan de eisen die in de samenleving worden gesteld aan integratie. Zij vinden dat integratie van twee kanten moet komen, acceptatie wordt gemist. Deze negatieve beelden worden versterkt en gedeeld op sociale media. Het kabinet deelt deze zorgen. Er horen geen andere maatstaven te gelden voor mensen met een migrantenachtergrond en jongeren moeten niet worden belast met een negatief beeld. Daar staat tegenover dat we tegelijkertijd verwachten dat mensen die in Nederland wonen, mee willen doen aan onze samenleving, een bijdrage willen leveren en de Nederlandse rechtstaat omarmen. Ook hier wil ik weer benadrukken dat integratie geen eenzijdig proces is. Het is belangrijk dat we het gesprek aan blijven gaan met elkaar en de dialoog op zoeken. Daar zal het kabinet blijvend op inzetten.

Verder hebben de TRSO’s ook in dit onderzoek hun zorgen geuit over jeugdwerkloosheid, moslimhaat en discriminatie. Zij houden zich bezig met deze problematiek, zetten zich in via hun jongerenorganisaties en willen hierin graag samenwerken met de overheid, zo geeft RadarAdvies weer. De geuite zorgen worden door het kabinet serieus genomen. Ook in de bevindingen van het SCP-rapport Werelden van verschil wordt benadrukt hoe belangrijk de aanpak van discriminatie en werkloosheid onder jongeren met een migratieachtergrond is. Ik zet stevig in op het aanpakken van discriminatie op de arbeidsmarkt en het vergroten van kennis en bewustwording onder werkgevers. Meer hierover kunt u vinden in de tweede voortgangsrapportage actieplan arbeidsmarktdiscriminatie.5

Buitenlandse aansturing en financiering

Er is in dit onderzoek ook gekeken naar buitenlandse financiering en aansturing van de Turks religieuze organisaties en stromingen in Nederland. Het is hierbij van belang te onderkennen dat RadarAdvies geen forensisch onderzoeksbureau is en dit onderzoek betreft dan ook geen boekenonderzoek. De organisaties zeggen openheid te hebben geboden aan de onderzoekers over hun financiële positie en RadarAdvies bevestigt dit. Er zijn daarbij geen aanwijzingen gevonden dat er aansturing vanuit Turkije of buitenlandse financiering van de vier organisaties plaatsvindt. Hiermee is echter niet gezegd dat dit niet plaatsvindt.

Buitenlandse financiering

De onderzoekers hebben geen signalen voor Turkse financiering van deze vier organisaties aangetroffen, behalve dat de salarissen van Turkse imams die preken in ISN moskeeën worden betaald door de Turkse overheid (Diyanet) waar zij in dienst zijn. De Turkse overheid voert volgens RadarAdvies wel beleid gericht op de diaspora door Turkse emigranten in te zetten als «informele ambassadeurs» onder andere via projectsubsidies aan Turks Nederlandse organisaties. De financiering loopt via het Turkse Departement voor Turken in het Buitenland (YTB). De TRSO’s ontvangen geen projectsubsidies van YTB. Zij worden vooral gefinancierd door giften van de achterban of inkomsten uit verleende diensten. Andersom wordt er hier in Nederland, ook door de TRSO’s, wel geld ingezameld voor Turkije. Dit gaat voornamelijk naar liefdadigheidsprojecten of ondersteuning bij rampen in Turkije en andere buitenlanden. Met betrekking tot de moskeeën heeft RadarAdvies geen aanwijzingen gevonden dat ISN/Diyanet en SICN buitenlandse gelden ontvangen om de bouw van moskeeën te financieren. Door de jaren heen heeft ISN volgens RadarAdvies een solide financieringsconstructie ontwikkeld die wordt toegelicht in het rapport. De Stichting Nederlandse Moskeeënbouw- en Ondersteuningsgemeenschap (NMOG) beheert en bouwt de moskeeën van Milli Görüş. De Turkse overheid zendt via Diyanet (het presidium voor religieuze zaken) imams uit naar de moskeeën van ISN/Diyanet die voorgaan in de ruim 140 moskeeën van ISN in Nederland. Zij worden zoals hierboven genoemd betaald door de Turkse overheid. Het is belangrijk om in deze context nogmaals op te merken dat dit een onderzoek betreft op basis van hoor- en wederhoor. De onderzoekers gaan primair uit van de informatie die hun door de organisaties wordt aangereikt. Het is dus niet mogelijk om op basis van dit onderzoek harde conclusies te trekken over financiële aansturing vanuit Turkije of andere buitenlanden.

Dit kabinet is zeer alert op ongewenste buitenlandse financiering. Zoals aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer over ongewenste buitenlandse financiering van instellingen en activiteiten van 4 december 20166, is het voor geloofgemeenschappen in Nederland mogelijk om geld uit binnen- of buitenland aan te trekken ten behoeve van hun moskee, synagoge, tempel of kerk. Het is hierbij belangrijk dat dit op een transparante manier gebeurt. Is het onduidelijk waar het geld vandaan komt en waar het voor is bestemd, dan ontstaat het risico op buitenlandse beïnvloeding die bijdraagt aan anti-integratief, antidemocratisch en onverdraagzaam gedrag dat niet past niet binnen de Nederlandse rechtstaat. De zorgen over dergelijke geldstromen worden tevens gedeeld door islamitische geloofsgemeenschappen zelf.7

Om ongewenste beïnvloeding op dit vlak tegen te gaan, zet het kabinet in op het bevorderen van transparantie door wet- en regelgeving, verbeterde signalering door informatie-uitwisseling tussen instellingen, meer samenwerking met lokale autoriteiten en intensievere diplomatie om de herkomst en het doel van financiering te achterhalen. Daarnaast start het Financieel Expertise Centrum (FEC) in opdracht van het kabinet een onderzoek naar een project gericht op inzicht in en het tegengaan van ongewenste buitenlandse financiering van non-profit organisaties. Meer over wat het kabinet onderneemt om buitenlandse financiering tegen te gaan, vindt u in bovengenoemde brief.

Buitenlandse aansturing

Met betrekking tot buitenlandse aansturing van de TRSO’s stelt RadarAdvies dat er geen sprake is van aansturing door Turkije, hoewel dit in de praktijk wel mogelijk is in het geval van Diyanet/ISN. Milli Görüş wordt aangestuurd door het hoofdkantoor in Keulen waarbij bestuursleden in Nederland voor bepaalde beslissingen toestemming moeten vragen van het hoofdkantoor in Keulen. Hizmet wordt geïnspireerd door Fetullah Gülen en ook bij SICN is er sprake van inspiratie, niet van organisatorische of operationele aansturing. Wederom gaat het hier om informatie die vooral door de organisaties zelf is aangereikt.

Beïnvloeding van Turkse Nederlanders vanuit Turkije vindt volgens RadarAdvies plaats, maar vooral via Turkse en Turkstalige media. Bij de eerste generatie is dit vooral via schotel, bij de tweede en derde generatie vindt de beïnvloeding met name via sociale media plaats. De toename van antiwesterse geluiden in de Turkse en Turkstalige media brengt risico’s met zich mee. Het kabinet volgt deze ontwikkelingen zorgvuldig.

Bestuursstructuur ISN

In december zijn er maatregelen genomen waardoor er op dit moment geen samenloop meer plaatsvindt in de religieuze en diplomatieke functie van de voorzitter van ISN, maar zoals in het rapport van RadarAdvies wordt toegelicht, heeft er nog geen structurele institutionele wijziging plaatsgevonden. Diyanet/ISN heeft aangekondigd nog voor de zomer met een advies te komen dat ingaat op de governance structuur binnen de Nederlandse organisatie (de Islamitische Stichting Nederland). Het onderhouden van nauwe contacten met de Turkse overheid is een logisch gevolg van de werkwijze van Diyanet (Het Turkse presidium voor godsdienstzaken) waarbij Turkse imams in overheidsdienst worden uitgezonden naar landen met een Turkse diaspora. Het is echter van belang dat de dienst hier in Nederland niet vanuit een ander land wordt uitgemaakt. Ik vertrouw erop dat ISN op korte termijn aangeeft wat er nodig wordt geacht om de structuur transparanter en onafhankelijker te maken.

Imamopleiding

Diyanet/ISN, SICN en Milli Görüş onderschrijven, ook in dit onderzoek, het belang van aansluiting van de imams bij de Nederlandse samenleving en het belang van een imamopleiding in Nederland. Komende maanden blijven de Minister van Onderwijs en ik met hen en andere betrokken organisaties in gesprek naar aanleiding van een voorstel van de VU en het CMO om te kijken waar samenwerking mogelijk is om in Nederland imams op te gaan leiden en hen perspectief te geven om in moskeeën in Nederland aan het werk te gaan.

Onderlinge verhoudingen TRSO’s

Sinds ontwikkelingen in Turkije in 2013 en zeker na de couppoging bijna een jaar geleden, zijn de verhoudingen tussen Hizmet enerzijds, en Diyanet/ISN, SICN en Milli Görüş anderzijds verslechterd. Zolang het gerechtelijk onderzoek naar Gülen’s mogelijke betrokkenheid bij de couppoging in Turkije loopt, willen de andere organisaties geen contacten met Hizmet onderhouden en beschouwen zij Hizmet net als de Turkse overheid als een terroristische organisatie. Dit manifesteert zich niet alleen in het verbreken van de contacten tussen de organisaties. De onderzoekers constateren dat de weerstand tegen Hizmet breed wordt gedragen binnen de Turkse gemeenschap. Hoewel ISN, SICN en Milli Görüş stellen niemand te weren uit hun moskeeën, zijn er incidenten bekend waaruit het tegendeel blijkt. Dit is wel afgenomen, wat volgens de onderzoekers niet zozeer met een verbeterde verhouding tussen de organisaties te maken heeft, maar meer met de grote media-aandacht. RadarAdvies signaleert echter ook bestuurders en imams die een actief open deurbeleid voeren en zich openlijk keren tegen het weren van Hizmet aanhangers in hun moskee. De organisaties geven volgens de onderzoekers aan niet onder druk te zijn gezet door Turkije om de banden met Hizmet te verbreken. Het valt het echter op dat de organisaties hier wel één op één de lijn van de Turkse overheid volgen. Verder vindt het kabinet het zorgwekkend dat spanningen die ontstaan in Turkije geëxporteerd worden naar Nederland. Met name wanneer hier gevolg aan wordt gegeven door het uiten van bedreigingen, intimidatie of geweld, wordt er een duidelijke grens overschreden.8

Toekomstvisie

Dit onderzoek is door RadarAdvies op een zorgvuldige wijze opgezet en uitgevoerd. Er was sprake van weerstand tegen het onderzoek en de politieke context is van grote invloed geweest. Toch is het gelukt om alle betrokken partijen te betrekken bij het onderzoek en met vele stakeholders interviews te houden9. Er is afgelopen jaren veel geschreven en gezegd over de ontwikkelingen in de Turks Nederlandse gemeenschap en in het bijzonder over de rol die religieuze organisaties daarin spelen. Dit onderzoek laat zien dat de betrokkenheid van veel Turkse Nederlanders bij Turkije niet zozeer via de religieuze organisaties loopt. Zij zijn relevant, maar niet dominant. De rol van de Turkse en Turkstalige media die vrijwel iedereen in Nederland tot zijn beschikking heeft staan, is veel groter. Het is van belang hier rekening mee te houden. Ik concludeer tevens op basis van het onderzoek van RadarAdvies dat de integratie van Turkse Nederlanders niet wordt belemmerd, noch wordt bevorderd door de moskeeën en de vier organisaties die in dit onderzoek centraal staan. Ik bespreek deze twee ontwikkelingen graag met de organisaties die onderwerp zijn geweest van het onderzoek.

De religieuze organisaties geven aan niet (meer) afhankelijk te zijn voor hun financiële zaken van Turkije. Het is belangrijk dat organisaties transparant zijn over hun financiële positie. Dit is ook in hun eigen belang: eventuele verdachtmakingen kunnen op deze manier worden weerlegd. Daarmee kan wantrouwen worden weggenomen. De bereidheid om mee te werken lijkt aanwezig. Hoewel het kabinet kritisch kijkt naar ontwikkelingen, is het tevens van belang de organisaties niet op voorhand in het verdachtenbankje te plaatsen.

De organisatiegraad binnen de Turks Nederlandse gemeenschap is zeer hoog en zeer divers. Ik geef het volgende kabinet mee om in navolging van wat er afgelopen periode in gang is gezet zich breed te oriënteren binnen deze organisaties en gesprekspartners te kiezen afhankelijk van het onderwerp, want ook na dit vervolgonderzoek zijn er genoeg bespreekpunten en thema’s die aandacht behoeven.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Motie Karabulut/Potters, Kamerstuk 32 824, nr. 103.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Kamerstuk 32 824, nr. 75 Kabinetsreactie en rapport Turkse islam: Actualisatie van kennis over Turkse religieuze stromingen en organisaties in Nederland» (Sunier en Landman 2014).

X Noot
4

Motie Azmani, Kamerstuk 32 824, nr. 164.

X Noot
5

Kamerstuk 29 544, nr. 749.

X Noot
6

Kamerstuk 29 614, nr. 56.

X Noot
7

Idem.

X Noot
8

Kamerstuk 32 824, nr. 194.

X Noot
9

Er is gesproken met 114 mensen in totaal.

Naar boven