Den Haag, 25 mei 2023
Met deze brief bied ik u het eindrapport van het onderzoek naar diversiteit en inclusie
in de audiovisuele-sector aan met de titel «Je kunt niet zijn wat je niet kunt zien».
Ik heb dit onderzoek laten uitvoeren omdat het mijn ambitie is om een inclusieve cultuursector
te bevorderen, waar gelijkwaardigheid en inclusie de norm zijn en waar geen plek is
voor ongelijkheid of uitsluiting.1
Naar aanleiding van de Black Lives Matter-protesten van 2020 is het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in gesprek gegaan met de aanjagers van KLEUR, een
organisatie die oproept tot meer inclusiviteit in de AV-sector. Na voorgesprekken
met verschillende andere organisaties, zoals het Nederlands Filmfonds en de Dutch
Academy for Film, heb ik DSP-groep opdracht gegeven een nulmeting uit te voeren.
Dit onderzoek is een belangrijke eerste stap om meer inzicht te krijgen in representatie
en inclusie in de AV-sector, om zo uitsluiting in de sector te kunnen bestrijden.
Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen: (1) representatie van personen van kleur
voor en achter de camera, (2) gevoel van inclusie in de sector, (3) analyse van inhoudelijk
vertelperspectief. Hiervoor is onder 694 professionals uit de AV-sector een enquête
afgenomen, zijn interviews gehouden en hebben twee duidingssessies met makers plaatsgevonden.
Daarnaast zijn 100 Nederlandse producties uit de periode 2018–2020 beoordeeld en gecodeerd
op diversiteit en vertelperspectief.
Uit dit onderzoek blijkt dat er nog veel stappen te zetten en verbeteringen te realiseren
zijn, ondanks dat ook dingen goed gaan. Zo blijkt dat makers van kleur in de sector
een minder stevige positie hebben dan witte makers. Ze hebben minder werk, zijn vaak
korter werkzaam in de sector en zijn ondervertegenwoordigd in leidinggevende functies.
Daarnaast zijn personages van kleur vaak jong en man. Vrouwelijke personages van kleur
en verhalen vanuit hun vertelperspectief zijn vrijwel afwezig. Daarnaast is het pijnlijk
te zien dat de meeste makers van kleur negatief zijn over hoe inclusief de sector
is.
Het onderzoek dient als een spiegel voor de sector. De culturele en creatieve sector
moet toegankelijk zijn voor iedereen. Makers en andere professionals moeten zich ten
volle kunnen ontwikkelen. Uit dit onderzoek blijkt dat dit nog niet voor iedereen
in dezelfde mate het geval is, en dat is ontoelaatbaar. Ik roep de sector daarom op
om met de uitkomsten van het onderzoek aan de slag te gaan. Het inclusief maken van
de sector is immers een collectieve opgave. Ik blijf daarbij de sector aanjagen en
ondersteunen. Dit onderzoek is een nulmeting, een momentopname. Het is mijn intentie
om de ontwikkelingen op dit terrein te blijven monitoren en het onderzoek periodiek
te herhalen.
Er is ook meer onderzoek nodig naar representatie en inclusie in de cultuursector.
Niet enkel naar kleur, maar bijvoorbeeld ook naar gender of mensen met een beperking.
Dit is in lijn met mijn beleid op het terrein van diversiteit en inclusie, waarbij
ik meerdere instrumenten inzet. Zo verwacht ik bijvoorbeeld dat culturele instellingen
in de culturele basisinfrastructuur (BIS) voor de periode 2025–2028 de code diversiteit
en inclusie volledig geïncorporeerd hebben. De Raad voor Cultuur heeft mij geadviseerd
over de wijze waarop dit getoetst kan worden. In mijn uitgangspuntenbrief voor de
BIS 2025–2028 zal ik uw Kamer informeren over hoe ik opvolging zal geven aan dit advies.
Daarnaast blijft ik met de cultuursector in gesprek over het bevorderen van inclusie
en over de bijdrage die de sector hier zelf aan kan leveren. Het is belangrijk dat
we de verantwoordelijkheid voor een inclusieve sector gezamenlijk oppakken.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
G. Uslu