32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

35 668 Wijziging van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in verband met beperking van de CO2-emissie

AR1 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 december 2022

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 hebben kennisgenomen van de brief van 22 augustus 20223 inzake de beleidsinzet biogrondstoffen. De leden van de fracties van de PvdD en de SGP hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de Fractie-Nanninga sluiten zich graag aan bij de vragen van beiden fracties.

Naar aanleiding hiervan is op 3 oktober 2022 een brief gestuurd aan de Minister voor Klimaat en Energie.

De Minister heeft op 24 oktober 2022 aangegeven dat het beantwoorden van de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn mogelijk was.

De Minister heeft op 2 december 2022 inhoudelijk gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS DER KONING

Aan de Minister voor Klimaat en Energie

Den Haag, 3 oktober 2022

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat/ Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben kennisgenomen van de brief van 22 augustus 20224 inzake de beleidsinzet biogrondstoffen. De leden van de fracties van de PvdD en de SGP hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de Fractie-Nanninga sluiten zich graag aan bij de vragen van beiden fracties.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Het Europees Parlement besloot op 14 september bij wijziging van de Renewable Energy Directive (RED II) dat energie uit biomassa niet verder mag groeien en in de toekomst moet worden afgebouwd.5 Tegelijkertijd werd besloten dat het verbranden van bomen nog steeds het label «duurzaam» mag dragen. De leden van de fractie van de PvdD vragen u te reflecteren op de uitkomsten van het onderzoek van de Environmental Investigation Agency (EIA),6 waaruit bleek dat 12 biomassa- en pelletfabrieken in Roemenië, Bulgarije, Slowakije en Polen in de afgelopen jaren samen tienduizenden bomen hebben verwerkt uit beschermde Natura2000-gebieden. Het ging daarbij om hele bomen en ook om bomen die 120 jaar oud waren en gezond. Dit hout is, aldus deze leden, ook in Nederlandse biomassacentrales terechtgekomen. Kunt u aangeven in hoeverre Nederland in Europa bijdraagt aan een verscherpt toezicht bij houtkap in beschermde, bedreigde of zeer bio diverse gebieden?

Door de hoge gasprijzen is de verkoop van pelletkachels en pelletkorrels in Nederland explosief gestegen.7 Kunt u garanderen, zo vragen deze leden, dat in Nederland geen pelletkorrels worden verkocht die afkomstig zijn van hout uit bovengenoemde gebieden? Erkent u dat bij het verbranden van hout een verscheidenheid aan schadelijke, en vaak kankerverwekkende stoffen vrijkomt, waaronder benzeen, dioxine, benzo(a)pyreen, benzo(k)fluorantheen, roet, fijnstof, ultra fijnstof, PAKs en koolmonoxide? Bent u bereid de houtkachelbranche te verplichten om consumenten duidelijk voor te lichten over de schadelijke gevolgen van het verbranden van pellethout, zowel wat betreft de herkomst van het hout, als de nadelige gezondheids- en milieu-effecten van het verbrandingsproces? Bent u voorts bereid tot een herziening van het Schone Lucht Akkoord,8 waarmee het naleven van een stookalert verplicht zou worden? Welke mogelijkheden ziet u om (herhaaldelijke) overlast van houtstook door particulieren aan te kunnen pakken? Bent u genegen om te onderzoeken welke aanpak door gemeenten het meest succesvol is, zeker nu naar verwachting de overlast en gezondheidsschade door houtkachels alleen maar zal toenemen?

De leden van de PvdD-fractie lezen in uw brief van 22 augustus jl. dat Nederland in Europa in de onderhandelingen over de herziening van de Renewable Energy Directive pleit voor een rapportageverplichting van de CO2-uitstoot. Kunt u aangeven in hoeverre de herziene Renewable Energy Directive voorziet in deze verplichting?

In uw brief geeft u aan dat u de motie-Koffeman c.s. slechts uitvoert voor zover het een directe stop op de toekenning van nieuwe subsidies voor houtige biogrondstoffen voor lage-temperatuurwarmte betreft. Er zouden momenteel onvoldoende alternatieve duurzame technologieën beschikbaar zijn voor hoge-temperatuurwarmte. Bent u het met de leden van de PvdD-fractie eens dat op deze manier een klimaatneutrale samenleving juist verder uit het zicht raakt, niet alleen vanwege de bijdrage van houtige biomassa aan de uitstoot van CO2 en fijnstof, maar ook door de bijdrage die houtkap levert aan de nationale en internationale biodiversiteitscrisis?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat de kern van hun vraag in uw brief van 22 augustus jl. niet is beantwoord en stellen de volgende vraag nogmaals: Nu de laagwaardige toepassingen (weliswaar niet gesubsidieerd) alsnog doorgaan, hoe wordt dan voorkomen dat deze laagwaardige toepassingen nog wel meegerekend worden voor het wegwerken van capaciteitstekorten? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 28 oktober 2022.

Een afschrift van deze brief zal tevens worden verzonden aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, L.P. van der Linden

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2022

De nadere vragen van de leden van de Eerste Kamerfracties van de PvdD, SGP en Fractie-Nanninga inzake de beleidsinzet biogrondstoffen (uw kenmerk 171438.05U, ingezonden op 3 oktober jl.) kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord in verband met het herfstreces. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2022

Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de antwoorden op de nadere vragen van de leden van de Eerste Kamerfracties van de PvdD, SGP, en Fractie-Nanninga inzake de beleidsinzet biogrondstoffen (uw kenmerk 171438.05U, ingezonden op 3 oktober jl.).

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

171438.05U

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD en Fractie-Nanninga

1

De leden van de fractie van de PvdD vragen u te reflecteren op de uitkomsten van het onderzoek van de Environmental Investigation Agency (EIA), waaruit bleek dat 12 biomassa- en pelletfabrieken in Roemenië, Bulgarije, Slowakije en Polen in de afgelopen jaren samen tienduizenden bomen hebben verwerkt uit beschermde Natura 2000-gebieden.

Antwoord

Voor het kabinet geldt dat alleen duurzame biogrondstoffen kunnen bijdragen aan een klimaatneutrale en circulaire samenleving. Deze kunnen in Nederland alleen als duurzaam worden gerekend wanneer deze voldoen aan strenge eisen, zoals is geregeld onder het systeem van certificering.

Het kabinet neemt mogelijke misstanden in dit systeem serieus. Zo heeft het kabinet vorig jaar naar aanleiding van signalen van misstanden bij het oogsten van biogrondstoffen uit Estland een onafhankelijk onderzoek ingesteld door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa). De NEa heeft toen vastgesteld dat eventuele tekortkomingen afdoende zijn onderzocht door de certificeerder en dat er geen aanwijzingen zijn dat in Estland bos structureel niet duurzaam beheerd wordt. Het kabinet heeft er zodoende vertrouwen in dat het systeem van certificering naar behoren werkt.

Wel gaf de NEa enkele aanbevelingen om bijvoorbeeld de transparantie verder te verbeteren. Het kabinet beziet momenteel hoe deze adviezen verwerkt kunnen worden in de uitwerking van de duurzaamheidscriteria en de aanscherping van het toezicht. Hierbij worden ook de uitkomsten van de herziening van de Europese Richtlijn meegenomen.

2

Kunt u aangeven in hoeverre Nederland in Europa bijdraagt aan een verscherpt toezicht bij houtkap in beschermde, bedreigde of zeer bio diverse gebieden?

Antwoord

Nederland pleit in Europa voor het versterken van de duurzaamheidscriteria voor biogrondstoffen, en kijkt daarbij ook naar het versterken van het toezicht. Dit heeft ook betrekking op de houtkap in beschermde, bedreigde of zeer bio diverse gebieden. Zo maakt Nederland zich sterk voor het gebruik van duurzame bosbeheerseisen. Hiernaast wil Nederland de biodiversiteitseisen die gelden voor agriculturele biogrondstoffen ook van toepassing laten zijn op houtige biogrondstoffen. Daarnaast onderzoeken we momenteel hoe we Europees beter kunnen samenwerken om het toezicht op houtkapcertificeerders te versterken, in het kader van de implementatie van de Renewable Energy Directive II.

3

Kunt u garanderen, zo vragen deze leden, dat in Nederland geen pelletkorrels worden verkocht die afkomstig zijn van hout uit bovengenoemde gebieden?

Antwoord

Ik kan niet uitsluiten dat er pellets uit de betreffende gebieden in Nederland zijn verkocht. Wel staat in de jaarlijkse rapportage van Platform Bio-Economie vermeld dat minder dan 1,5% procent van de biogrondstoffen die in Nederland gebruikt worden voor energietoepassingen komen uit de categorie «»EU-overig»». Roemenië, Bulgarije, Slowakije en Polen, genoemd in het artikel, vallen allemaal onder deze categorie.

4

Erkent u dat bij het verbranden van hout een verscheidenheid aan schadelijke, en vaak kankerverwekkende stoffen vrijkomt, waaronder benzeen, dioxine, benzo(a)pyreen, benzo(k)fluorantheen, roet, fijnstof, ultra fijnstof, PAKs en koolmonoxide?

Antwoord

Het klopt dat er bij het verbranden van hout stoffen vrijkomen zoals fijnstof, roet, PAK’s en koolmonoxide.

5

Bent u bereid de houtkachelbranche te verplichten om consumenten duidelijk voor te lichten over de schadelijke gevolgen van het verbranden van pellethout, zowel wat betreft de herkomst van het hout, als de nadelige gezondheids- en milieu-effecten van het verbrandingsproces?

Antwoord

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat is bereid het gesprek aan te gaan met de houtkachelbranche om te toetsen of zij op vrijwillige basis bereid zijn consumenten goed voor te lichten over de schadelijke gevolgen van het verbranden van (pellet)hout, zowel met betrekking tot gezondheid, herkomst, als milieu-effecten. Pas als deze stap gezet is, kan aan een eventuele verplichting gedacht worden.

6

Bent u voorts bereid tot een herziening van het Schone Lucht Akkoord, waarmee het naleven van een stookalert verplicht zou worden?

Antwoord

Het kabinet vindt een herziening van het Schone Lucht Akkoord op dit moment te vergaand. In de pilot stookverbod bij stookalert worden op dit moment samen met gemeenten handvatten ontwikkeld om hen te helpen een dergelijk verbod op te stellen en dit te handhaven. Het is belangrijk om dit proces gezamenlijk te doorlopen en om te zorgen dat er binnen gemeenten voldoende draagvlak voor is. Dit proces zal komend jaar, 2023, nog doorlopen. Daarna zal bezien worden of en zo ja, welke acties nodig zijn.

7

Welke mogelijkheden ziet u om (herhaaldelijke) overlast van houtstook door particulieren aan te kunnen pakken?

Antwoord

Het handhaven bij (herhaaldelijke) overlast door houtstook is de verantwoordelijkheid van gemeenten. Omdat gemeenten hebben aangegeven dit lastig te vinden, is in het kader van het Schone Lucht Akkoord de routewijzer houtstook en overlast ontwikkeld. De routewijzer biedt gemeenten handvatten voor de aanpak van overlast van houtstook door particulieren.

8

Bent u genegen om te onderzoeken welke aanpak door gemeenten het meest succesvol is, zeker nu naar verwachting de overlast en gezondheidsschade door houtkachels alleen maar zal toenemen?

Antwoord

Het komende seizoen is het belangrijk een balans te vinden tussen het voorkomen van een toename van luchtvervuiling, negatieve gezondheidseffecten en overlast door houtstook en de (financiële) noodzaak voor sommigen om hout te stoken. Daarvoor is het belangrijk te weten welke aanpak door gemeenten succesvol is. In het kader van het Schone Lucht Akkoord werkt het Rijk samen met gemeenten, provincies en stakeholders aan het verminderen van luchtvervuiling door houtstook. In dat kader is een pakket van maatregelen, activiteiten en pilots afgesproken. De pilots betreffen de pilot houtstookarme / houtstookvrije wijken en stookverbod bij een RIVM-stookalert. Vanzelfsprekend wisselen gemeenten hun kennis en ervaringen uit en wordt hierbij gekeken welke aanpak en welke instrumenten succesvol zijn.

9

De leden van de PvdD-fractie lezen in uw brief van 22 augustus jl. dat Nederland in Europa in de onderhandelingen over de herziening van de Renewable Energy Directive pleit voor een rapportageverplichting van de CO2-uitstoot. Kunt u aangeven in hoeverre de herziene Renewable Energy Directive voorziet in deze verplichting?

Antwoord

De herziening van de Renewable Energy Directive (RED) is momenteel nog niet vastgesteld. Wel heeft het Europees Parlement een positie ingenomen en heeft de Raad een gezamenlijk onderhandelingsmandaat vastgesteld. De RED bevindt zich daarmee in de trilogen, waarbij de Europese Commissie, het Europees Parlement, en de Raad uiteindelijk gezamenlijk de herziening van de RED zullen vaststellen.

De rapportageverplichting voor de CO2-uitstoot van biogrondstoffen is niet in de positie van het Europees Parlement of het onderhandelingsmandaat van de Raad meegenomen, ondanks dat Nederland hier meermaals voor gepleit heeft. Hiermee is de kans klein dat een uiteindelijke rapportageverplichting in de RED zal worden opgenomen. Desalniettemin blijft de rapportageverplichting onderdeel van de Nederlandse inzet.

10

In uw brief geeft u aan dat u de motie-Koffeman c.s. slechts uitvoert voor zover het een directe stop op de toekenning van nieuwe subsidies voor houtige biogrondstoffen voor lage-temperatuurwarmte betreft. Er zouden momenteel onvoldoende alternatieve duurzame technologieën beschikbaar zijn voor hoge-temperatuurwarmte. Bent u het met de leden van de PvdD-fractie eens dat op deze manier een klimaatneutrale samenleving juist verder uit het zicht raakt, niet alleen vanwege de bijdrage van houtige biomassa aan de uitstoot van CO2 en fijnstof, maar ook door de bijdrage die houtkap levert aan de nationale en internationale biodiversiteitscrisis?

Antwoord

Voor het bereiken van een klimaatneutrale en circulaire samenleving in 2050 ziet het kabinet een belangrijke rol weggelegd voor de inzet van duurzame biogrondstoffen. Een aanzienlijk deel van onze economie en levenswijze is momenteel namelijk gebaseerd op het gebruik van primaire fossiele grondstoffen en minerale delfstoffen. Om de klimaat- en circulariteitsdoelen te halen moet deze afhankelijkheid zo ver mogelijk gereduceerd worden door het grondstoffenverbruik te verminderen, grondstoffen opnieuw te gebruiken en te vervangen door hernieuwbare alternatieven.

Hierin spelen biogrondstoffen ook een rol, mits deze op een duurzame wijze tot stand komen, en alleen wanneer deze grondstoffen zo hoogwaardig mogelijk ingezet worden. Hierbij kijken we ook naar een eerlijke Nederlandse aanspraak op de wereldwijd beschikbare grondstoffen, zoals is geadviseerd in het SER-rapport Biomassa in Balans.

Leidend bij de inzet van biogrondstoffen is dat duurzame biogrondstoffen alleen ingezet worden wanneer dit past in het eindbeeld of in de transitie daarnaartoe. Daar waar duurzame alternatieven op korte termijn beschikbaar komen, zal dit op termijn leiden tot een afbouw van de subsidie op de inzet van biogrondstoffen voor die toepassingen. Biogrondstoffen worden dus alleen ingezet wanneer nog geen goede duurzame alternatieven beschikbaar zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP

11

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat de kern van hun vraag in uw brief van 22 augustus jl. niet is beantwoord en stellen de volgende vraag nogmaals: Nu de laagwaardige toepassingen (weliswaar niet gesubsidieerd) alsnog doorgaan, hoe wordt dan voorkomen dat deze laagwaardige toepassingen nog wel meegerekend worden voor het wegwerken van capaciteitstekorten? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.

Antwoord

Wat de capaciteitstekorten betreft zal op de langere termijn het regelbaar vermogen binnen Nederland in toenemende mate CO2-vrij moeten worden. In het Coalitieakkoord is aangekondigd dat het kabinet de bouw van twee kerncentrales voorbereidt, subsidies beschikbaar stelt voor de stimulering van de vroege fase opschaling bij de productie van onder andere duurzame energiedragers en een subsidieregeling uitwerkt voor CO2-vrije gascentrales, bijvoorbeeld via de ombouw naar waterstofcentrales.

Het is ook mogelijk dat biomassa wordt ingezet als vorm van CO2-vrij regelbaar vermogen. Het kabinet is niet voornemens om deze niet-gesubsidieerde laagwaardige toepassingen van biogrondstoffen te verbieden. Hoewel energieproducenten vrij zijn om de hoogte van de inzet van biogrondstoffen te bepalen binnen de kaders van verleende vergunningen, heeft het kabinet geen plannen om het gebruik van laagwaardige toepassingen van biogrondstoffen te stimuleren om capaciteitstekorten weg te werken.


X Noot
1

De letters AR hebben alleen betrekking op 32 813.

X Noot
2

Samenstelling:

Koffeman (PvdD), Faber-Van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA) (ondervoorzitter), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Vos (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga) (voorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Prins (CDA), vacant (GL), Van der Voort (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA) en N.J.J. van Kesteren (CDA).

X Noot
3

Kamerstukken I, 2021–2022, 32 813 / 35 668, AM.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2021–2022, 32 813 / 35 668, AM.

Naar boven