Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2021
Tijdens het mondeling vragenuur van 14 september jl. heeft het lid Van der Plas (BBB)
vragen gesteld over het inzichtelijk maken van alle organisaties – dus ook de groene
organisaties, de milieuorganisaties en de dierenorganisaties – die lobbyen bij het
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Handelingen II 2021/22, nr. 105, item 3).
Tijdens het vragenuur gaf ik al aan dat ik het een relevante vraag vind, maar ook
een hele brede. Vanwege het grote maatschappelijk belang van klimaatbeleid, onderstreept
het kabinet de noodzaak om met alle betrokken en geïnteresseerde partijen te spreken.
Dit is een brede en diverse groep – van ngo’s tot multinationals en van wetenschappers
tot startups en het mkb – die uiteraard ieder hun eigen invalshoek onder de aandacht
willen brengen. Met deze brief kom ik tegemoet aan het verzoek van het lid Van der
Plas door inzicht te verschaffen in deze diverse groep betrokken stakeholders rond
klimaatbeleid.
Voor de totstandkoming en uitvoering van het klimaatbeleid wordt er gesproken met
een verscheidenheid aan stakeholders. Ter illustratie, bij de totstandkoming van het
Klimaatakkoord waren al ruim 100 partijen betrokken. Alle partijen waarmee is gesproken
bij de totstandkoming van het Klimaatakkoord en de ruim 70 partijen die het Klimaatakkoord
hebben ondertekend, zijn openbaar en te vinden op de website Klimaatakkoord.nl1.
Met veel van de partijen die betrokken waren bij de totstandkoming van het Klimaatakkoord
heeft het kabinet ook bilaterale contacten, bijvoorbeeld met Eneco, TenneT, LTO Nederland,
Vereniging Eigen Huis, Shell, Glastuinbouw Nederland, en de ANWB. Tevens heb ik, als
bewindspersoon verantwoordelijk voor klimaat – en hiervoor mijn voorgangers –, een
regulier overleg met Milieudefensie, Natuur & Milieu en Greenpeace en vindt er zeer
regelmatig overleg plaats met de medeoverheden over de uitvoering van het klimaatbeleid.
Naast de (formele) contacten met partijen in het kader van de totstandkoming van het
Klimaatakkoord of in de uitvoering van het klimaatbeleid, is het voor het kabinet
ook belangrijk om met de brede samenleving het gesprek aan te gaan over klimaatbeleid.
Dit beschouw ik als één van de belangrijkste onderdelen van mijn werk als bewindspersoon:
luisteren naar mensen en naar hun ideeën. Zo spreek ik in het kader van de motie van
het lid Moorlag (Kamerstuk 32 813, nr. 507) regulier met jongeren en heb ik in het kader van de motie van de leden Sienot en
Dik-Faber (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 37) in de brede samenleving aanvullende ideeën opgehaald die bijdragen aan 55% CO2-reductie in 2030. Hiervoor is de regering o.a. in gesprek gegaan met burgers, werknemersorganisaties,
het midden- en kleinbedrijf, jongeren, bewonersorganisaties, ngo’s, en vertegenwoordigers
van alternatieve energietechnologieën. Hierover heb ik uw Kamer op 21 april jl. geïnformeerd2. Ook heb ik de onafhankelijke adviescommissie onder leiding van voormalig Nationaal
Ombudsman Alex Brenninkmeijer gevraagd om advies uit te brengen over burgerparticipatie
en de inzet van burgerfora bij het klimaatbeleid3, dit adviesrapport heeft u op 21 maart jl. ontvangen (Kamerstuk 32 813, nr. 674).
Het voorgaande geeft een illustratie van het brede scala van betrokken partijen, maatschappelijk
middenveld en burgers waarmee wordt gesproken in het kader van het klimaatbeleid.
Deze gesprekken ga ik graag aan en blijf ik ook aangaan: juist vanwege de grote maatschappelijke
kansen en implicaties van dit thema streef ik ernaar om zo breed mogelijk input op
te halen bij alle betrokken partijen. Vervolgens is het aan het kabinet om een gebalanceerde
afweging te maken tussen de verschillende belangen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius