32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 963 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 15 december 2021.

De wens om over de voorgenomen voordracht voor de vast te stellen ministeriële regeling nadere inlichtingen te ontvangen kan door of namens de Kamer of door ten minste dertig leden van de Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 8 februari 2022.

De voordracht voor de vast te stellen ministeriële regeling kan niet eerder worden gedaan dan op 9 februari 2022 dan wel binnen veertien dagen na het verstrekken van de in de vorige volzin bedoelde inlichtingen.

Bij de termijnen is rekening gehouden met de recesperiode van de Tweede Kamer.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2021

Het energie-innovatie-instrumentarium is een cruciaal onderdeel van het overheidsbeleid om de CO2-reductiedoelen van 2030 en 2050 te realiseren, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord. Innovatieprojecten worden ondersteund met verschillende subsidieregelingen die toezien op een bepaald onderdeel van de innovatieketen en/of sector.1 Dit instrumentarium wordt effectief benut door ondersteuning te bieden voor het onderzoeken, ontwikkelen en demonstreren van innovatieve technologieën, producten en diensten. Uiteindelijk moeten deze innovatieprojecten leiden tot markttoepassingen die bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelstellingen. Daarbij moet de energievoorziening niet alleen schoon zijn (o.a. CO2-vrij), maar ook veilig, betrouwbaar (leveringszekerheid), betaalbaar én ruimtelijk inpasbaar.2

Verlenging van regelingen die binnenkort vervallen

In de Comptabiliteitswet 2016 is bepaald dat subsidieregelingen een vervaltermijn van maximaal vijf jaren bevatten. In 2022 vervallen in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES) diverse subsidiemodules voor energie-innovatie. Op 1 juli 2022 vervallen de subsidiemodules voor TSE Industrie, TSE Gebouwde Omgeving, Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie, Systeemintegratie, Wind op zee: R&D-projecten, en Topsector Energiestudies Industrie. Omdat innovatie een essentieel onderdeel is van de energietransitie, ben ik voornemens om de vervaldatum van de subsidiemodules te verlengen met vijf jaar om redenen die ik hieronder zal toelichten.

In overeenstemming met artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016 leg ik hierbij het onderwerp van de regeling die strekt tot wijziging van het tijdstip waarop de instrumenten vervallen, aan uw Kamer voor3. De regeling dient niet eerder vastgesteld te worden dan 30 dagen na verzending van deze brief.

Topsector Energie subsidiemodules

Het instrumentarium van de Topsector Energie (hierna: TSE) is onderdeel van het bredere energie-innovatie-instrumentarium en bestaat uit een aantal subsidiemodules. Met de ingang van missiegedreven innovatiebeleid is een groot deel van deze subsidiemodules in 2020 gebundeld in één overkoepelende subsidiemodule, genaamd Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkelen en Innovatie, oftewel de MOOI-regeling4. Deze module maakt het mogelijk om meerjarige missiegedreven innovatieprojecten te ondersteunen die uitgevoerd worden door brede consortia op het gebied van (hernieuwbare) elektriciteit, gebouwde omgeving of industrie.

Om innovatieprojecten te steunen die niet onder de paraplu en/of werkwijze van de MOOI-regeling kunnen passen, zijn er tevens een aantal (kleinere) subsidiemodules in het TSE-Instrumentarium.

De MOOI en diverse andere TSE-regelingen worden de afgelopen jaren sterk overtekend. Daaruit wordt helder dat de vraag uit de markt voor stimulering groot is en dat er groot belang wordt gehecht aan deze regelingen. Naast publiek budget is hier immers ook privaat inzet mee gemoeid. De middelen voor deze modules tezamen zijn tot 2030 vastgelegd. De verdeling van de jaarlijks beschikbare middelen over de verschillende subsidiemodules wordt per jaar bepaald door te prioriteren op welke innovatiethema’s inzet nodig is. Hiervoor ontvang ik elk jaar een advies van het Topteam van de Topsector Energie.

Om de innovatieprojecten op deze manier te kunnen blijven stimuleren, dient de vervaltermijn van deze subsidiemodules te worden verlengd met vijf jaar. Specifiek betreft dit de subsidiemodules: TSE Industrie, TSE Gebouwde Omgeving, Systeemintegratie, Wind op zee: R&D-projecten en Topsector Energiestudies Industrie, die zijn opgenomen in de paragrafen 4.2.2, 4.2.9, 4.2.11, 4.2.13 en 4.2.17 van de RNES (exclusief de eerder benoemde subsidiemodule MOOI; deze vervalt in 2025 en heeft momenteel geen verlenging nodig). Elke subsidiemodule kent een bijlage met een beschrijving van kennis- en innovatievraagstukken waarop effectieve projecten worden gezocht.

Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+)

In paragraaf 4.2.10 van de RNES is de subsidiemodule DEI+ opgenomen. De DEI+ is een belangrijk instrument om innovatieve pilot- en demonstratieprojecten die bijdragen aan de klimaatdoelstellingen van 2030 te stimuleren. Hierbij wordt ondersteuning gegeven aan brede thematiek, zoals hernieuwbare energie, flexibiliteit in het energienet, Circulaire Economie en energie-efficiëntie5.

Ook de DEI+-regeling wordt de afgelopen jaren sterk overtekend, dus ook daar is de vraag en waardering vanuit de markt aanzienlijk. In lijn met de gemaakte afspraken in het Klimaatakkoord zijn de begrotingsmiddelen voor de DEI+ gereserveerd tot 2030. Om deze afspraak na te komen zal de DEI+ nog meerdere malen opengesteld moeten worden. Om die reden ben ik voornemens de horizontermijn van deze subsidiemodule met vijf jaar te verlengen tot 1 juli 2027. Ook deze subsidiemodule kent een bijlage waarin beschreven wordt welk type innovatieprojecten in aanmerking komen voor deze regeling.

Vervolgproces

Tot slot wil ik alvast aankondigen dat het energie-innovatie-instrumentarium in 2022 geëvalueerd zal worden naar voorschrift uit de Comptabiliteitswet 20166. Indien uit die evaluatie blijkt dat aanpassing van de subsidiemodules die genoemd zijn in deze brief gewenst is, dan zullen de regelingen daarop worden gewijzigd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 32 813, nr. 661.

X Noot
2

Kamerstuk 32 813, nr. 536.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerstuk 32 813, nr. 440, Kamerstuk 32 813, nr. 661 en Kamerstuk 32 673, nr. 70.

X Noot
5

Kamerstuk 32 813, nr. 661.

X Noot
6

Zie artikel 4.1, eerste lid, onder c in de Comptabiliteitswet 2016.

Naar boven