32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 565 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2020

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van de uitvoering van het landbouwbeleid op het gebied van klimaat en voedsel, zoals uw Kamer heeft verzocht in het verzoek van uw vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 19 mei jl.

In de uitvoering van het klimaat- en voedselbeleid staat het Klimaatakkoord centraal. De landbouwsector staat voor de opgave om in 2030 6 Mton broeikasgassen te reduceren in lijn met de ambitie die de sector hierover heeft uitgesproken. Die ambitie telt meer dan 180 afspraken op het gebied van landbouw, landgebruik en voedsel die de route schetsen naar 2030 met een doorkijk naar 2050. Voor de afstemming over uitvoering van de klimaatafspraken over landbouw, landgebruik en voedsel is een uitvoeringsoverleg ingericht, het Klimaatoverleg Landbouw en Landgebruik. Dit overleg wordt voorgezeten door de heer Pieter van Geel en vindt onder mijn verantwoordelijkheid plaats. Thematische werkgroepen pakken de praktische uitwerking en implementatie van de afspraken op. Zowel het klimaatoverleg als de werkgroepen kennen een brede vertegenwoordiging en actieve betrokkenheid van partijen. Nu de uitvoeringsstructuur staat en enige tijd functioneert is er een stevig fundament van waaruit de samenwerking in de klimaatopgave verder vorm krijgt.

Ik hecht eraan te benadrukken dat de klimaatopgave niet op zichzelf staat, maar onderdeel is van de transitie naar duurzame landbouw. Meerdere opgaven komen daarin bij elkaar. Ik sta voor een aanpak waarmee emissies integraal worden teruggedrongen en kringlopen beter worden gesloten, met aandacht voor versterking van de natuur en de biodiversiteit en die boeren perspectief biedt voor de lange termijn. Die verwevenheid kan betekenen dat klimaatmaatregelen in voorkomende gevallen meer onderzoek en/of voorbereiding vragen. Maar ook dat emoties, zoals die er zijn rondom stikstof, inwerken op het draagvlak voor klimaatmaatregelen. Daar staat tegenover dat meerdere doelen worden gediend en boeren één keer een investering moeten doen.

In januari van dit jaar heb ik uw Kamer een eerste voortgang gepresenteerd (Kamerstuk 32 813, nr. 446). Met deze brief geef ik een update over het afgelopen half jaar. Dit betreft de inspanningen op de beleidsterreinen die onder mijn verantwoordelijkheid vallen en waar het Ministerie van LNV direct bij betrokken is. Daarnaast zal ik ingaan op recente ontwikkelingen die inwerken op de reductieopgave van de sector en mede bepalend zijn voor de aanpak de komende tijd.

Voordat ik dat doe, meld ik uw Kamer dat het kabinet in de Klimaatnota, die eind oktober aan uw Kamer wordt aangeboden, zijn visie zal geven op de voortgang van het Rijksbrede Klimaatbeleid. De Klimaatnota verschijnt dit jaar voor het eerst en zal ingaan op de vorderingen die zijn gemaakt en wat deze betekenen voor de verdere uitvoering. Basis voor de Klimaatnota vormen de Monitor Klimaatbeleid, waarmee het kabinet de uitvoering van het klimaatbeleid volgt, en de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) van PBL, die de verwachte CO2-emissies in 2030 schetst op basis van het beleid en de verwachte toekomstige ontwikkelingen.

Per deelopgave licht ik de belangrijkste activiteiten en resultaten toe.

Voedsel

Consumenten en partijen in de voedselketen zijn belangrijke spelers als het gaat om het halen van de klimaatdoelen. Zij hebben de sleutel in handen om te zorgen dat er minder voedsel wordt verspild en de CO2-uitstoot als gevolg van verspilling wordt teruggebracht. Om de voedselverspilling drastisch te verminderen, namelijk met 50% in 2030 ten opzichte van 2015 is de afspraak gemaakt dat partijen actief deelnemen aan de aanpak tegen voedselverspilling. Inmiddels zijn bijna 100 bedrijven aangesloten bij «Samen tegen Voedselverspilling». Om te voorkomen dat voedsel onnodig in de afvalbak belandt, is onlangs een publiekscampagne gestart die consumenten bewust moet maken van het verschil tussen de te gebruiken tot (TGT) en de tenminste houdbaar tot (THT) data op verpakkingen. Driejaarlijks voer ik een monitor uit naar de voedselverspilling in Nederlandse huishoudens. Vorig jaar heb ik uw Kamer laten weten dat in 2019 een daling van de voedselverspilling bij huishoudens is gemeten van 29% ten opzichte van 2010 (Kamerstuk 31 532, nr. 242).

Samen met bedrijven, maatschappelijke organisaties en experts is geïnventariseerd wat (wettelijke) belemmeringen zijn bij het tegengaan van voedselverspilling. De Stichting Samen tegen Voedselverspilling komt na de zomer met top 10 van meest kansrijke mogelijkheden om de regels te veranderen. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de impact en de haalbaarheid van het wijzigen van regelgeving en private afspraken.

Om partijen en consumenten te stimuleren tot klimaatvriendelijke keuzes is de afspraak gemaakt om een instrument – de Carbon Footprint (CFP) – te ontwikkelen waarmee de klimaatimpact van voedingsmiddelen op een eenduidige wijze inzichtelijk kan worden gemaakt. Op Europees niveau wordt al langere tijd gewerkt aan de ontwikkeling van de Product Environmental Footprint methodiek. In dit verband is vorige maand een webinar georganiseerd over het meetbaar en vergelijkbaar maken van de klimaatimpact van voedsel. Er is informatie gedeeld over mogelijkheden van de Europese methodiek en rekenregels om de voetafdruk van voedsel op een eenduidiger manier te bepalen, en over wat in diverse ketens al is geleerd over voetafdrukbepaling.

Verandering in de voedselconsumptie gaat niet vanzelf. Verandering vraagt immers om aanpassingen in onze eet- en leefgewoontes. Bewustwording op dit vlak en inzicht in hoe gewoontes zijn te doorbreken, helpen. Daarom zal ik het RIVM de opdracht geven om effectieve gedragsinterventies gericht op klimaatvriendelijke consumptie op een rij te zetten en toegankelijk te maken in een online databank.

Bomen, bos en natuur

Groeiende bomen, bossen en natuur nemen van nature CO2 op. Een toename van bomen, bossen en natuur leidt dan ook tot meer koolstofvastlegging en daarmee tot klimaatwinst. Samen met provincies werk ik aan de Bossenstrategie om meer samenhang te ontwikkelen in het bossen-, natuur- en klimaatbeleid. In februari heb ik de ambities en de hoofdlijnen van de strategie met uw Kamer gedeeld. Deze laten zien hoe we in Nederland een groter bosareaal, vitaal en divers bos, meer bomen buiten het bos zullen realiseren en koolstof vastleggen in hoogwaardige toepassing van biogrondstoffen zoals hout. Inmiddels bevindt de Bossenstrategie zich in de afrondingsfase en hoop ik uw Kamer deze in het najaar aan te bieden. De bestuurlijke afspraken die ik hieromtrent met de andere overheden maak, worden meegenomen in het gezamenlijk Programma Natuur. Provincies vertalen de Bossenstrategie naar regionale plannen waarmee zij samen met gemeenten, waterschappen en andere organisaties de ambities in praktijk brengen.

Veenweidegebieden

Met de daling van de grondwaterstanden zijn veenweidegebieden een bron van broeikasgassen. Als het waterpeil te laag is, oxideert de veenbodem en komen koolstofdioxide (CO2) en lachgas (N2O) vrij. Vorige maand heb ik uw Kamer het Veenplan 1e fase toegestuurd dat inzicht geeft in oplossingsrichtingen voor deze problematiek. De aanpak verloopt via het driespoor: onderzoek, impuls en uitrol. In 2019 is het onderzoek naar de klimaateffectiviteit van te nemen maatregelen gestart. De resultaten, naar verwachting beschikbaar in 2022, zullen bepalend zijn voor de bredere uitrol van maatregelen waarmee 1 Mton CO2-eq. reductie in 2030 kan worden gehaald. Om nu al stappen te zetten heeft het Rijk een impuls van 100 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de jaren 2020 en 2021. De provincies Fyslân, Groningen, Overijssel, Noord-, en Zuid-Holland en Utrecht hebben hiervoor de plannen klaar liggen. Zij zetten de impulsgelden in in gebieden waar op korte termijn interventies nodig zijn. Dit zijn gebieden waar de bodemdaling de grootste urgentie oproept en gebieden waarbij er een koppeling is met de stikstofopgave in het kader van Natura 2000. Ook de doelen voor biodiversiteit, waterkwaliteit en kringlooplandbouw lopen daarin mee. Verder kan ik uw Kamer melden dat er diverse veenweidepilots zijn gestart in aansluiting met het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland en met de Regio Deal bodemdaling Groene Hart.

Landbouwbodems en vollegrondsteelt

Duurzaam bodembeheer vergroot de vastlegging van CO2 in de bodem. Ik maak mij sterk om met de boeren, medeoverheden en andere stakeholders te bewerkstelligen dat alle Nederlandse landbouwbodems in 2030 duurzaam worden beheerd. Het in 2019 gestarte Nationaal Programma Landbouwbodems moet hier aan bijdragen. Dit programma werkt onder andere aan de opbouw van kennis op dit gebied zodat handelingsperspectief aan boeren kan worden geboden. Daarnaast zet het programma in op de ontwikkeling van instrumentarium om te meten en te monitoren. Zo is een set van indicatoren ontwikkeld waarmee de kwaliteit van de bodem in kaart kan worden gebracht. Deze indicatoren worden nu gebruikt voor een meting van de kwaliteit van de Nederlandse landbouwbodems. De resultaten van deze nulmeting worden dit najaar verwacht. Ik verwacht na de zomer een traject te starten voor de regionale verspreiding van bredere bodemkennis via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.

Voor wat betreft het mestbeleid blijf ik mij in Europees verband inzetten voor de ruimte om kunstmest, te kunnen vervangen door hoogwaardige producten uit dierlijke mest. Ik streef ernaar het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn (periode 2022–2025) in het najaar van 2021 definitief vast te kunnen stellen. Dit zevende actieprogramma zal als basis dienen voor de besprekingen met de Europese Commissie voor een derogatie vanaf 2022. Hierbij zal de inzet uit het Klimaatakkoord ten aanzien van een derogatie voor gewassen die bijdragen aan de koolstofvastlegging worden betrokken (Kamerstuk 33 037, nr. 369).

Volgend op het eiwitrapport van de Europese Commissie ontwikkel ik een nationale eiwitstrategie om de productie van plantaardige eiwitten en de benutting van eiwitten uit reststromen en andere bronnen te vergroten.

Ik streef ernaar deze dit jaar te kunnen presenteren. Daarbij zal ik toepassing van vlinderbloemigen (zoals grasklaver) en andere groenbemesters stimuleren, omdat deze ook bijdragen aan verbetering van de bodemkwaliteit en vermindering van het kunstmestgebruik.

Glastuinbouw

De glastuinbouw is een belangrijke speler in het behalen van de klimaatdoelen. De sector heeft een ambitieuze reductieopgave gesteld om in 2040 klimaatneutraal te kunnen zijn. Mijn ministerie, Glastuinbouw Nederland, Greenport Nederland en andere partijen werken gezamenlijk aan de intensivering van het Programma Kas als Energiebron. Daartoe wordt dit jaar een Transitiecollege Kas als Energiebron ingesteld, dat voorziet in de aansturing van de uitvoering van de klimaatafspraken voor de glastuinbouw. Structurele elementen in het Programma Kas als Energiebron, zoals het aanbod van cursussen en trainingen via de Academy van Kas als Energiebron, onderzoeken en projecten en investeringsregelingen vinden jaarlijks doorgang en zijn dit jaar waar nodig geïntensiveerd. Zo zijn de subsidieregelingen energie-efficiëntie glastuinbouw (EG-regeling) en marktintroductie van energie-innovatie glastuinbouw (MEI-regeling) met een verruimd budget opengesteld. De gebiedsaanpak wordt onderdeel van Programma Kas als Energiebron. Hiermee wordt de energietransitie in de regio’s vorm gegeven. Verder is een nieuw glastuinbouw-convenant 2020–2030 in voorbereiding als opvolger van het huidige CO2-convenant dat dit jaar afloopt. De totstandkoming van het nieuwe convenant loopt vertraging op, onder andere als gevolg van de coronacrisis.

Met de glastuinbouwsector zijn afspraken gemaakt over het CO2-emissieplafond. In februari van dit jaar heb ik uw Kamer per brief (Kamerstuk 32 627, nr. 32) geïnformeerd dat het CO2-emissieplafond in 2017 was overschreden en wat de oorzaak van deze overschrijding was. Zoals ik in mijn brief aangaf zal de definitieve CO2-emissie over 2018 later dit jaar door RVO worden vastgesteld.

Voor de glastuinbouwsector was de stimuleringsregeling SDE+ van belang om onder andere de toepassing van geothermie. Met de verbrede SDE+ (SDE++) worden daarnaast ook belangrijke technieken zoals de inzet van restwarmte gestimuleerd. De eerste openstelling van de SDE++-regeling staat gepland voor het najaar 2020. PBL brengt op verzoek van de Minister van EZK advies uit voor de technieken waarvoor de SDE++ in 2021 zal worden opengesteld. Het gaat daarbij onder andere over het voor de glastuinbouw belangrijke externe CO2-levering. Voor een klimaatneutrale glastuinbouw is de externe CO2-levering een essentiële voorwaarde. Om leveringszekerheid te kunnen garanderen is uitbreiding van de CO2-bronnen nodig. Op dit moment zijn de prikkels voor leveranciers om CO2 te leveren aan de glastuinbouw nog niet optimaal. De Minister van EZK en ik hebben uw Kamer onlangs over de bestaande belemmeringen geïnformeerd. Wij hebben met betrokken partijen afgesproken om een innovatiepilot rond CO2-levering aan de glastuinbouw uit te werken. Uitgangspunt van de pilot is dat er een gecombineerde opslag en levering van CO2 plaatsvindt. De innovatiepilot wordt ingezet om de bestaande CO2-levering zo goed mogelijk te behouden, maar kan ook de basis bieden om uitbreidingen van toekomstige CO2-leveringen te faciliteren.

De glastuinbouw ondervindt nadelige consequenties van het gestegen ODE-tarief wat tot gevolg heeft dat duurzame keuzes voor de energievoorziening onder druk staan. Het kabinet heeft onderzoek laten doen naar de effecten van de ODE-tariefstijging. Zoals Minister van EZK in juni van dit jaar in een brief aan uw Kamer aangaf zullen de bevindingen van de onderzoeken worden betrokken bij het vormgeven van het voorstel voor de ODE-tarieven voor 2021, dat op Prinsjesdag wordt gepresenteerd. Op dat moment worden ook de resultaten van de onderzoeken met uw Kamer gedeeld.

Veehouderij

Voor veehouderijen die willen investeren in nieuwe technieken of managementmaatregelen in de stal heb ik dit voorjaar de eerste module van de subsidieregeling brongerichte verduurzaming opengesteld. Aanpassingen aan stallen kunnen een flinke bijdrage leveren aan de reductie van methaan, maar ook van ammoniak, fijnstof, geur en dergelijke. De ontvangen aanvragen worden beoordeeld door RVO. Daarnaast ben ik een programma gestart om de emissies van methaan en ammoniak in samenhang te reduceren via het dier- en voerspoor. Het uitgangspunt is gebruik te maken van de natuurlijke mogelijkheden en de variatie van de spijsvertering van dieren te benutten. Naast kennisontwikkeling bestaat het programma uit een snelle interactie van kennistoepassing en kennisverspreiding leidend tot implementatie en monitoring. Voor het reduceren van methaan uit stallen en mestopslagen is eveneens een samenhangend programma van onderzoek, pilots en demo’s opgezet, gericht op innovatieve technieken en maatregelen in stallen en mestopslagen. In de eerste fase richt het programma zich op onderzoek en praktijktoetsing van maatregelen. In de tweede fase zal de nadruk liggen op het faciliteren van de praktijkimplementatie.

Over de saneringsregeling varkenshouderijen heb ik uw Kamer al eerder bericht. Omdat er veel belangstelling was voor de regeling is het oorspronkelijke subsidiebudget uit het Klimaatakkoord substantieel verhoogd tot 455 miljoen euro. Zo kunnen meer varkenshouders die hiervoor in aanmerking komen financieel worden gecompenseerd voor het beëindigen van hun bedrijf.

De reductie van broeikasgassen, met onder andere de hierboven genoemde maatregelen, is onderdeel van de verduurzaming van de veehouderij.

Per veehouderijsector zijn afspraken gemaakt over een integraal pakket van doelen om verduurzaming en de omslag naar kringlooplandbouw te realiseren, inclusief een samenhangende reductie van de verschillende emissies zoals broeikasgassen en ammoniak. De opzet van de verduurzamingsplannen van de verschillende sectoren heb ik vorig jaar per brief (Kamerstuk 28 973, nr. 218) uiteengezet. Ik zal uw Kamer op korte termijn informeren over de voortgang ervan.

Kennis en Innovatie

De klimaatopgave gaat gepaard met verschillende kennisvragen. Nieuwe kennis moet worden vergaard en bestaande kennis moet praktisch toepasbaar worden gemaakt. Hiervoor is een kennis- en innovatieagenda ontwikkeld die nu onder regie van het eerder genoemde Klimaatoverleg Landbouw en Landgebruik wordt uitgewerkt in zes Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP’s). Mijn ministerie is hier nauw bij betrokken. Elk MMIP is opgesteld door een werkgroep van deskundigen van de partijen die verbonden zijn aan het betreffende onderwerp. Daarnaast is per MMIP een brede klankbordgroep van stakeholders betrokken. De programma’s die zijn gestart richten zich op vermindering van de methaanemissie, koolstofvastlegging in de bodem, koolstofvastlegging in bomen, bos en natuur, vermindering van de oxidatie van veenweidegrond, verlaging van het energieverbruik in kassen en productie en gebruik van biogrondstoffen. Ook deze programma’s beogen integraliteit, wat wil zeggen dat de samenhang met andere innovatieopgaven, zoals stikstof, wordt meegenomen in het onderzoek.

Biogrondstoffen

Duurzame biogrondstoffen zijn schaars. Tegelijkertijd is de vraag naar biogrondstoffen groot. Een stuurgroep onder het Klimaatoverleg Landbouw en Landgebruik heeft om die reden verkend hoe het aanbod biogrondstoffen in Nederland kan worden vergroot en heeft hiervoor een routekaart ontwikkeld. Deze Routekaart Nationale Biogrondstoffen is eind juni gepubliceerd. Berekend is dat Nederland in 2030 10 miljoen ton biogrondstoffen meer beschikbaar kan maken, bovenop de 30 miljoen ton die nu beschikbaar is voor voedsel, veevoer, materialen en energie. Dat kan door efficiëntere teeltmethodes, efficiënter gebruik van bestaande biogrondstofstromen en door betere benutting van reststromen. Het op duurzame wijze vergroten van het aanbod vergt kennisopbouw en innovatie. Hiervoor wordt een Meerjarig Missiegedreven Innovatie Programma (MMIP) opgesteld. Mijn ministerie heeft het voortouw genomen in het opstellen van dit MMIP. Daarnaast kan ik melden dat het kabinet dit najaar komt met het duurzaamheidskader biomassa. Het onlangs verschenen SER-advies over de rol van biomassa in de transitie naar een CO2-neutrale en circulaire economie in 2050 wordt hierin meegenomen. PBL is tevens door het kabinet gevraagd te adviseren over de beschikbaarheid en toepassingen van biomassa.

Individuele afrekenmiddelen en prikkels klimaatopgave landbouw

In het Klimaatakkoord is opgenomen dat de rijksoverheid samen met medeoverheden in het geval van achterblijvende resultaten waarborgen zal inzetten om de klimaatdoelen te realiseren. De mogelijke inzet van waarborgen op bedrijfsniveau geldt met name voor de melkvee- en varkenshouderij. Bij de glastuinbouw gaat het om individuele prikkels om CO2-reductie te realiseren in aanvulling op het CO2-sectorsysteem. Om te komen tot een inventarisatie van mogelijke instrumenten heb ik onderzoek laten uitvoeren door Ecorys en Wageningen Economic Research. Na de zomer zullen er gesprekken over het eindrapport en de vervolgacties met alle belanghebbenden plaatsvinden, waarna ik uw Kamer hier nader over zal informeren.

Scenariostudie

In het Klimaatakkoord is de afspraak gemaakt om in het kader van een verdere doorkijk naar 2050 een scenariostudie uit te voeren naar de langetermijneffecten van verduurzaming van de landbouw. De studie is uitgevoerd door de WUR in opdracht van de partijen in het Klimaatoverleg Landbouw en Landgebruik. Per brief heb ik uw Kamer over de studie geïnformeerd. Daarbij heb ik aangegeven dat de studie niet bedoeld is om te kiezen tussen scenario’s, maar inzicht biedt en aanknopingspunten aanreikt voor een dialoog over de uitwerking van de afspraken in het Klimaatakkoord. Die dialoog is gevoerd in het Klimaatoverleg Landbouw en Landgebruik met als resultaat dat de partijen hebben afgesproken enkele inzichten uit de studie nader te verkennen. De uitkomsten daarvan kunnen te zijner tijd bij de reguliere evaluatie van het Klimaatakkoord worden betrokken.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Nationaal Strategisch Plan

Ter uitwerking van het nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) werk ik samen met andere overheden aan een nieuw Nationaal Strategisch Plan (NSP). In lijn met wat hierover is afgesproken in het Klimaatakkoord en voortkomend uit de doelen die zijn vastgesteld voor het GLB, zal het nieuw NSP sterker inzetten op klimaatbescherming. Ook in het Plattelandsontwikkelingsprogramma, dat onderdeel is van het GLB en waarvoor ik nu de transitie voorbereid, zal meer focus komen te liggen op de beleidsdoelen voor klimaat, kringlooplandbouw, biodiversiteit en stikstof. Uw Kamer heeft mij gevraagd naar de voortgang van de uitwerking van het GLB. Komende maand zal ik uw Kamer per brief informeren over de stand van zaken.

Internationale inzet

Wereldwijd zijn de landbouw en het landgebruik verantwoordelijk voor 20–25% van de broeikasgasemissies. De urgentie om de uitstoot van broeikasgassen omlaag te brengen noodzaken daarom tot een inspanning op internationaal niveau. Zo zet ik mij proactief in voor een weerbaar en robuust mondiaal voedselsysteem met minder broeikasgasemissies. Die transitie ondersteun ik onder andere door uitwisseling van kennis en innovatie met andere landen en door in te zetten op klimaatslimme oplossingen die productiviteit en inkomens verhogen. Daarnaast sta ik voor samenwerking met het duurzame bedrijfsleven en financiële instellingen via de Topsectoren en voor aansluiting bij programma’s van onder andere de Wereldbank en de Food and Agriculture Organization van de VN. Het landbouwattaché-netwerk vervult een cruciale rol. Dit netwerk zorgt voor positionering van het duurzame bedrijfsleven en kennisinstellingen, voor duurzame projecten en programma’s en voor aansluiting bij de Nationally Determined Contributions van landen om aan de klimaatdoelen van Parijs te voldoen. Binnen multilaterale fora agendeer en stimuleer ik duurzame landbouw in harmonie met natuur, biodiversiteit en ecosystemen. Zo doneer ik de komende drie jaar 450.000 euro aan de Global Alliance on Climate Smart Agriculture ten behoeve van matchmaking en kennisuitwisseling. En het komend jaar zal ik COP15 van het Biodiversiteitsverdrag (CBD), de Food System Summit en COP26 van het UNFCCC aangrijpen om mijn inzet internationaal onder de aandacht te brengen en te versterken.

De Europese Green Deal

Op Europees niveau moet de bijdrage aan de klimaatdoelen van Parijs worden ingevuld met de Green Deal, die in december 2019 door de Europese Commissie is gepresenteerd. Het doel is een klimaatneutraal Europa in 2050. Het kabinet steunt de brede en ambitieuze aanpak van de Green Deal en ziet het Europees klimaatbeleid als ondersteuning van het nationaal klimaatbeleid. Belangrijke pijlers van de Green Deal zijn de voorstellen van de Europese Commissie voor een Europese Klimaatwet, de «Boer tot Bord» strategie, de Europese Bossenstrategie en de Europese Biodiversiteitstrategie. De fiches van deze voorstellen zijn reeds aan uw Kamer verstuurd.1

  • Boer tot Bord-strategie. De Boer tot Bord-strategie moet leiden tot een geïntegreerd, EU-breed, duurzaam, veilig en gezond voedselsysteem, met verbeterd verdien- en concurrentievermogen en met positief effect op het milieu en klimaat in 2030. Een belangrijk element is het voorstel om een Europees model te ontwikkelen voor koolstofvastlegging. Dit kan leiden tot een nieuw verdienmodel voor boeren en is ondersteunend aan de Nederlandse inzet op koolstofvastlegging die ik eerder in deze brief heb toegelicht.

  • Europese Bossenstrategie. De Europese Commissie heeft voor 2021 de EU-Bossenstrategie aangekondigd met het doel dat in 2030 3 miljard extra bomen zijn geplant en dat alle resterende «oerbossen» en oude bossen in Europa strikt worden beschermd.

  • Europese Biodiversiteitsstrategie. Deze heeft tot doel de biodiversiteit in Europa uiterlijk in 2030 op het pad naar herstel te zetten. Biodiversiteitherstel draagt bij aan het tegengaan van klimaatverandering en speelt ook een belangrijke rol in klimaatadaptatie.

In het kader van de Green Deal en de Europese Klimaatwet stelt de Commissie voor om de huidige reductiedoelstelling voor 2030 te verhogen naar 50–55%. Zoals bekend zet Nederland zich in voor 55% emissiereductie in 2030, samen met gelijkgezinde lidstaten. In september wordt een Impact Assessment van de Commissie verwacht, inclusief voorstel voor ophoging. Een hoger Europees doel zal een extra inspanning van Nederland vergen. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 19 juni jl. over de kabinetsaanpak klimaatbeleid

(Kamerstuk 32 813, nr. 534) wordt er op dit moment onderzocht wat de beleidsopties zijn voor Nederland wanneer er een extra inspanning geleverd moet worden op de reductie van broeikasgassen richting 2030.

Urgenda

Het kabinet heeft in april 2020 de maatregelen aangekondigd die zullen worden getroffen om uitvoering te geven aan het vonnis in de Urgenda-zaak (Kamerstuk 32 813, nr. 496). Naast de maatregelen die reeds onderdeel zijn van de stikstofaanpak bestaat het pakket voor landbouw en landgebruik uit de toepassing van LED in de glastuinbouw. Tevens is toegezegd te verkennen of het voorstel van de Stichting Urgenda voor meer groen in woonwijken ondersteund kan worden in het bestaande beleid. De Urgenda-maatregelen zullen dit jaar in uitvoering worden gebracht.

Gevolgen coronacrisis en groen herstel

De coronacrisis heeft een significante impact op de Nederlandse economie. Boerenbedrijven kampen met vraaguitval, personeelstekort en prijzen die onder druk staan. Daarnaast brengt de crisis grote onzekerheid met zich mee en hebben ondernemers minder financiële ruimte voor het doen van investeringen. Deze zijn van belang voor de klimaattransitie. De economische effecten werken op deze wijze door in de uitvoering van het klimaatbeleid en zorgen er onder meer voor dat processen enige vertraging hebben opgelopen.

Het kabinet bekijkt de mogelijkheden voor een herstelpakket van maatregelen die niet alleen de economie herstellen, maar ook helpen om deze versneld klimaatneutraal te maken. In dit licht zal ik bezien welke maatregelen getroffen kunnen worden ten gunste van duurzaam herstel in de land- en tuinbouw.

Tot slot

Er is veel in gang gezet. Tegelijkertijd realiseer ik me dat we er nog niet zijn en stevige inzet nodig is om dichter bij de klimaatdoelen te komen. Afspraken en plannen resulteren niet direct tot broeikasgasreductie. Daar gaan verschillende fasen aan vooraf. Met name daar waar de aanpak start met het ontwikkelen van een strategie of een meerjarig onderzoekstraject, is de effectuering van die aanpak pas op langere termijn zichtbaar. Het vertalen van ambities naar toepassing in de praktijk is in die zin een kwestie van lange adem. Dat neemt niet weg dat het van belang is om tijdig de juiste stappen in de goede richting te zetten. Ik zal de uitkomsten uit de Monitor Klimaatbeleid en de KEV die dit najaar verschijnen, benutten om vast te stellen waar die stappen de komende tijd het hardst nodig zijn zodat we de intenties sneller in praktijk kunnen brengen.

Ook het herstel van de coronacrisis en de Europese klimaatambitie zullen extra inspanning vragen. Ik zie het als mijn taak om met de betrokken partijen te zorgen dat die inspanning geleverd wordt.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nrs. 2860, 2891 en 2897.

Naar boven