32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 534 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2020

Het kabinet heeft het afgelopen jaar na bespreking met uw Kamer het Klimaatakkoord vastgesteld. In mijn brief van 20 maart jl. heb ik u geïnformeerd over de fase van uitvoering die sindsdien is gestart en de concrete stappen die worden gezet op weg naar 2030.1

Op dit moment zijn Nederland en de wereld in de greep van COVID-19. In deze brief ga ik, mede naar aanleiding van vragen van uw Kamer, in op de zekere en nog onzekere gevolgen van de coronacrisis voor het mondiale, Europese en nationale klimaat- en energiebeleid en de wijze waarop het kabinet hierop reageert en anticipeert. Dat doe ik mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Met deze brief geef ik ook invulling aan het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat om een reactie op de position papers en op recente publicaties van DNB over de effecten van de coronacrisis op de energietransitie.2

Achtereenvolgens komt in deze brief aan bod: (i) de inzet van het kabinet op de vastgestelde klimaatambities, (ii) de kortetermijngevolgen van COVID-19 en de maatregelen die worden ingezet om deze gevolgen te mitigeren, (iii) de kansen voor economisch herstel en, tot slot, (iv) de lange termijn, mede met het oog op een aanscherping van de Europese reductiedoelstelling.

Vasthouden aan ambities

De uitbraak van COVID-19 en daaropvolgende contactmaatregelen hebben de afgelopen maanden gezorgd voor een substantiële daling van de wereldwijde broeikasgasemissies. De omvang van de mondiale emissiereductie voor 2020 is op het moment nog erg onzeker, maar inmiddels is duidelijk dat deze substantieel zal zijn. Volgens de World Meteorological Organisation zou de terugval van CO2-emissies als gevolg van de pandemie in 2020 circa 6 procent kunnen belopen.3 Het Internationale Energie Agentschap komt tot vergelijkbare schattingen voor energiegerelateerde emissies.4 Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zal in de Klimaat- en Energieverkenning 2020 een actueel beeld geven van de impact op broeikasgasemissies en energieverbruik in Nederland. Uit een korte scenariostudie van het PBL blijkt al wel dat ook in Nederland een dergelijke daling denkbaar is. Zo’n daling is groot, maar verwaarloosbaar in perspectief van de structurele emissiereductie die richting 2030 en 2050 moet worden gerealiseerd. Volgens UNEP is structureel een reductie van gemiddeld 7,6 procent per jaar nodig om de doelstelling van 1,5 graden binnen bereik te houden. Bovendien is te verwachten dat wanneer economische activiteiten aantrekken, ook de emissies weer zullen toenemen. Het kortetermijneffect op de mondiale en nationale emissies betekent dan ook geenszins dat de klimaatopgave gemakkelijker wordt, of dat we tijdelijk achterover kunnen leunen.

Hoewel de precieze doorwerking van de coronacrisis op het klimaat- en energiebeleid zich nu onmogelijk laat voorspellen, is duidelijk dat de urgentie van de klimaatopgave door de coronacrisis niet is afgenomen. De analyses van DNB laten ook zien dat de dreiging van klimaatverandering onverminderd vraagt om een transitie naar een klimaatneutrale economie. Het kabinet houdt daarom vast aan haar klimaatambities: mondiaal, Europees en nationaal.

Wereldwijd staat het momentum voor ambitieus klimaatbeleid als gevolg van COVID-19 onder druk. De acute gezondheidscrisis en de economische gevolgen daarvan vereisen nu begrijpelijkerwijs alle aandacht. Tegelijkertijd is de noodzaak voor landen om hun nationale bijdrage aan de mondiale klimaatdoelstellingen van Parijs aan te scherpen nog net zo groot en is de kwetsbaarheid voor economische schokken toegenomen. Ook nu COP26 noodgedwongen is uitgesteld, blijft de inzet van het kabinet dat landen dit jaar ambitieuze Nationally Determined Contributions en langetermijnstrategieën indienen. Over de mondiale klimaatdiplomatie wordt uw Kamer separaat geïnformeerd.

In Europa moet eveneens worden voorkomen dat noodzakelijke aanscherpingen van het beleid op de lange baan worden geschoven als gevolg van de coronacrisis. Samen met 18 EU-lidstaten heeft Nederland ervoor gepleit dat het tegengaan van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies prioriteit blijft en dat de European Green Deal en het European Green Deal Investment Plan een centrale rol spelen in het herstel. Het kabinet is dan ook verheugd dat de Europese Commissie met het herstelpakket Next Generation EU vasthoudt aan de ambities en de tijdlijn van de Europese Green Deal grotendeels intact houdt. Ook blijft de Commissie ondanks COVID-19 doorwerken aan de 2030 impact assessment. De Commissie presenteert deze, conform planning, in september. Het kabinet juicht dit toe, omdat dit een belangrijke basis vormt voor het besluit over de ophoging van het EU 2030-doel. Samen met de kopgroep van klimaatambitieuze landen blijft Nederland onverminderd inzetten op verhoging van de EU-emissiereductiedoelstelling naar 55% in 2030. De Europese Raad neemt, wat het kabinet betreft, dit besluit nog in 2020.

Directe gevolgen voor uitvoering Klimaatakkoord en mitigerende maatregelen

In Nederland heeft de uitbraak van COVID-19 gevolgen voor de uitvoering van het Klimaatakkoord. Het gesprek hierover vindt onder andere plaats in de sectorale uitvoeringsoverleggen en het overkoepelende voortgangsoverleg van het Klimaatakkoord.

In de uitvoering zijn er zorgen over drie type problemen die ontstaan of dreigen te ontstaan, afhankelijk van de duur van de pandemie en economische recessie:

  • 1. Meest direct dreigt vertraging in de doorlooptijden van processen. Het gaat enerzijds om vertraging van de fysieke uitvoering van projecten door beperkingen in de beschikbaarheid van personeel en/of materiaal. Anderzijds worden besluitvormingsprocessen opgehouden doordat inspraakmomenten als gevolg van contactbeperkende maatregelen niet goed mogelijk zijn.

  • 2. Een tweede type probleem betreft de opbouw en het behoud van kennis en capaciteit die nodig is voor de transitie. De gevolgen van tijdelijke vraaguitval kunnen lang doorwerken als deze leiden tot faillissementen en ontslag van mensen die later weer nodig zijn.

  • 3. Een derde type probleem wordt veroorzaakt door de economische neergang en veranderende marktomstandigheden. Dalende inkomens en inkomsten hebben gevolgen voor de betaalbaarheid van maatregelen voor huishoudens respectievelijk bedrijven. Prijsontwikkelingen van energie, fossiele grondstoffen zoals olie, kolen en gas en COhebben een negatieve invloed op de businesscase van duurzame alternatieven. Hierdoor worden duurzame alternatieven mogelijk op korte termijn minder aantrekkelijk.

Juist met het oog op de langere termijn zijn veel van de partijen die hun commitment hebben uitgesproken voor het Klimaatakkoord met het kabinet van mening dat de klimaatambities overeind moeten blijven. De sectorale uitvoeringsoverleggen spelen hier een belangrijke rol. In deze overleggen wordt volop nagedacht over de gevolgen van COVID-19 en gewerkt aan gezamenlijke oplossingen om de uitvoering van het Klimaatakkoord ondanks de coronacrisis doorgang te laten vinden. Het kabinet spant zich met partijen in om de directe impact van op de uitvoering zoveel mogelijk te verzachten. Daarbij heeft het kabinet reeds een aantal concrete mitigerende maatregelen getroffen in het klimaat- en energiedomein. Deze maatregelen zijn hieronder uiteengezet.

Het kabinet hecht eraan dat projecten die gericht zijn op het verduurzamen van onze economie, mits dit veilig kan gebeuren, zoveel mogelijk doorgang vinden. De beschikbaarheid van de SDE+(+) is daarbij voor veel projecten een belangrijke randvoorwaarde. Vandaar dat de inzet is om de geplande openstellingen van de SDE+(+) volgens de oorspronkelijke planning door te laten gaan. Dit betekent dat de eerstvolgende ronde eind september open gaat. Ik hoop op korte termijn hiervoor de benodigde regelingen te kunnen publiceren.

Het kabinet werkt aan het wetsvoorstel voor de CO2-heffing industrie die per 1 januari 2021 in dient te gaan. Het doel van de heffing is om bedrijven effectief te prikkelen om CO2 te reduceren en zo te borgen dat de reductiedoelstelling uit het Klimaatakkoord wordt behaald. Het kabinet kiest voor een voorzichtige start van de heffing door de nationale reductiefactor in het begin zo vast te stellen dat bedrijven relatief veel dispensatierechten krijgen ten opzichte van de feitelijke uitstoot. Door de heffing in te voeren met een helder reductiepad, waarbij in 2030 de vrijgestelde uitstoot is gebaseerd op de doelstelling uit het Klimaatakkoord, zal de industrie hiermee rekening houden in de investeringsbeslissingen. De borgende werking van de heffing blijft daarmee in stand. De CO2-heffing is een belangrijk onderdeel van het maatregelenpakket gericht op de verduurzaming van de industrie en zorgt samen met de verbrede SDE++ en de inzet op innovatie, pilots en demo’s en het wegnemen van knelpunten in infrastructuur dat de industrie investeert in de transitie in Nederland.

Daarnaast wordt voor de industrie de subsidiemaatregel «Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie» (VEKI) opnieuw opengesteld dit najaar tot en met 14 december 2021 met een budget van 28 miljoen euro. De regeling biedt onder andere subsidie voor energiebesparing van productieprocessen en kan gebruikt worden om de efficiency van productie in de industrie te verbeteren.

Om vertraging in de doorlooptijden te beperken zijn de termijnen van verschillende regelingen en processen verruimd. Zoals ik in mijn brief van 21 april 2020 heb aangegeven, kan voor projecten met een SDE+-beschikking gelden dat het betreffende project door COVID-19 niet tijdig gerealiseerd kan worden.5 Daarom is besloten om alle projecten met een realisatietermijn in 2020 met vertraging buiten hun invloedssfeer op aanvraag een jaar ontheffing te geven. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan de gewijzigde motie van de leden Van der Lee en Sienot.6 Een belangrijke voorwaarde voor deze ontheffing is dat projecten naar verwachting binnen dat extra jaar kunnen worden gerealiseerd. Projecten moeten de ontheffing daarom zelf bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) aanvragen en bij deze aanvraag verklaren dat realisatie binnen de ruimere periode mogelijk is. Om de businesscase voor windenergie op zee aantrekkelijk te houden wordt de looptijd van de vergunning voor nog uit te geven windparken verlengd naar 40 jaar.

Voor de Regionale Energie Strategieën (RES’en) is samen met de koepels van de decentrale overheden, en de voorzitters van de Elektriciteitstafel en het Voortgangsoverleg Klimaatakkoord besloten tot verruiming in het tijdschema met vier maanden. Voor de concept-RES betekent dit dat de deadline voor het aanleveren van de bestuurlijk vastgestelde concept-RES 1 oktober 2020 is. Het doel is de regio’s meer ruimte te bieden voor een politiek en maatschappelijk gedragen proces. Ik heb uw Kamer hierover begin april geïnformeerd.7

Veel regio’s hadden deze periode gepland om volksvertegenwoordigers en inwoners te betrekken. Zowel het kabinet als de regio’s vinden het belangrijk dat er een goede participatie van inwoners en maatschappelijke partners mogelijk is en dat het regionale en lokale democratische proces kan plaatsvinden. De lopende ondersteuning van het NP RES en activiteiten van de Participatiecoalitie voor de RES’en gaan door, maar vinden online plaats in plaats van fysiek. Het Programma Aardgasvrije Wijken heeft voor de website aardgasvrijewijken.nl kennis en ervaring opgehaald en gedeeld over hoe participatie vorm te geven in tijden van coronamaatregelen.

Besluitvorming over de transitievisies warmte kan doorgaan ondanks de uitgestelde inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2022. In het Klimaatakkoord af afgesproken dat gemeenten hun transitievisies warmte uiterlijk eind 2021 vaststellen. Gemeenten kunnen op grond van hun autonome bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsplannen de transitievisie warmte vaststellen. Als een transitievisie warmte wordt vastgesteld die voldoet aan de eisen voor een programma onder de Omgevingswet, komt deze te gelden als een programma onder de Omgevingswet.8

Met de Regeling Reductie Energiegebruik zetten gemeenten projecten op om huiseigenaren te stimuleren tot kleine energiebesparende maatregelen in huis. Gemeenten moeten dit eind 2020 hebben afgerond maar deze termijn wordt met drie maanden verlengd in verband met corona.

Op het gebied van mobiliteit is op 4 juni 2020 de aanschafsubsidie voor particulieren voor elektrische personenauto’s gepubliceerd in de Staatscourant. De subsidie brengt zowel de eerste als tweedehands elektrische auto dichterbij voor particulieren. Aan de uitwerking en timing van de subsidie is op nadrukkelijk verzoek van de sector vastgehouden om de sterke terugloop in autoverkopen deels te herstellen. Het loket voor aanvragen van de subsidie bij RVO gaat op 1 juli open. Het kabinet zet de uitrol van laadinfrastructuur voort en sluit hiervoor momenteel samenwerkingsovereenkomsten met de regio’s.

Deze periode biedt ook kansen om de transitie naar duurzame werkgebonden mobiliteit te versnellen. Regionale werkgeversnetwerken, coalitie Anders Reizen en het Ministerie van IenW maken opstartprotocollen die passen bij een duurzame bedrijfsvoering die snel kan reageren op een veranderende omgeving. Daarnaast zal, zoals toegezegd bij het notaoverleg openbaar vervoer, infrastructuur en corona, de Staatssecretaris van IenW uw Kamer voor de zomer informeren over de plannen voor de fiets. De fiets speelt een belangrijke rol in de anderhalve meter samenleving en is een goed alternatief voor het openbaar vervoer op de korte afstand. Deze inzet gebeurt in nauwe samenwerking met de decentrale overheden in het samenwerkingsverband «Tour de Force» en werkgevers.

Mobiliteitsapplicaties zoals de OV- en MaaS-apps worden van drukte-indicatoren voorzien. Met de G5 wordt bezien of stad- en streekvervoer kan worden ontlast via een versnelde introductie van hubs waar (elektrische) deelmobiliteit drukte in tram, bus en metro kan opvangen.

Als het gaat om innovatie is de indieningstermijn van de MOOI-regeling (Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie) met vier weken verlengd en de vooraanmeldingsfase versoepeld. Er is groot enthousiasme bij de vooraanmeldingsfase van de MOOI-regeling en de DEI+ loopt tevens voorspoedig. Het kabinet zal bezien of het mogelijk is een groter aantal kwalificerende innovatieprojecten te faciliteren binnen de budgettaire kaders van de bestaande innovatieregelingen. Verder zijn de deadlines van lopende NWO-calls verruimd en is er een pauze ingesteld voor instrumenten waarbij sprake is van consortia of cofinanciering van bedrijven. Deze worden een maand na opschorting van de landelijke maatregelen weer opgestart.

Tot slot raakt de coronacrisis de arbeidsmarkt hard, en daarmee mogelijk ook de uitvoering van het Klimaatakkoord. De diverse Uitvoeringsstructuren ontwikkelen voorstellen om op de korte termijn de schade op de arbeidsmarkt te beperken en daarna het Klimaatakkoord te benutten voor duurzaam economisch herstel. Zo heeft het Uitvoeringsoverleg Elektriciteit aangekondigd een sectorplan voor de sector op te stellen, met voorstellen om mensen die in andere sectoren hun baan verliezen te begeleiden naar werk in de elektriciteitssector waar vooralsnog veel vraag is naar arbeidskrachten. De Uitvoeringsstructuur Arbeidsmarkt en Scholing coördineert en ondersteunt de planvorming en kijkt wat sectoroverstijgend nodig is zodat de voorstellen elkaar kunnen versterken en voorkomen wordt dat sectoren zich op dezelfde arbeidskrachten richten. Ik verwacht u na de zomer verder te kunnen informeren over de voortgang van deze plannen.

Naast mitigerende maatregelen in het klimaat- en energiedomein, zijn er ook generieke steunmaatregelen getroffen die het klimaat- en energiedomein helpen. Besluitvormingsprocessen over het klimaat- en energiebeleid zijn geholpen bij het initiatief van de Minister van BZK om gedurende deze uitzonderlijke situatie een tijdelijke wettelijke voorziening te treffen, een spoedwet, die digitale besluitvorming mogelijk maakt. Deze wet is op 9 april in werking getreden en geldt vooralsnog tot 1 september 2020.9

Om de ingezette transitie naar een meer duurzame land- en tuinbouwsector voort te kunnen zetten is het belangrijk dat bedrijven blijven investeren. Conform de motie van het lid Lodders c.s. en de motie van het lid Essers c.s. wordt onderzocht wat de consequenties zijn van de aanpassingen in de ODE voor sectoren waaronder de glastuinbouw.10 Overeenkomstig deze moties wordt indien nodig naar een oplossing gezocht. Generieke maatregelen uit het noodpakket, zoals de mogelijkheid voor energieleveranciers om uitstel van betaling energiebelasting en ODE te bieden maar ook de sectorspecifieke Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 en de crisismaatregelen die in het kader van de gemeenschappelijke marktordening landbouw zijn genomen, helpen bedrijven zo goed mogelijk door de COVID-19 crisis heen. Zo heb ik uw Kamer onlangs per brief geïnformeerd over hoe het kabinet uitvoering geeft aan de moties betreffende de ODE. Voor investeringen wordt naast de reguliere inzet op het klimaatspoor en de verkenningen rondom economisch herstel, door de Minister van LNV samen met banken en andere financiers verkend hoe door middel van duurzame landbouw agrofinanciering de omslag naar duurzame landbouw, klimaatslimme of natuurinclusieve landbouw, bevorderd kan worden.

Met de ontwerp-, bouw- en technieksector heeft het kabinet kort na de contactmaatregelen het Protocol «Samen veilig doorwerken» vastgesteld waarin de algemene richtlijnen zijn vertaald naar de bouw- en techniekbranche. Hierdoor kunnen bouwwerkzaamheden weer veilig doorgang vinden. Ook het doorbouwplan dat het kabinet op 20 mei jl. heeft aangekondigd, bevat maatregelen om de verduurzaming van de gebouwde omgeving in 2020 zoveel mogelijk door te laten gaan.11 Een voorbeeld is de investeringsimpuls voor maatschappelijk vastgoed waarmee renovatie en groot onderhoud in scholen en sportaccommodaties naar voren wordt gehaald en wordt gekoppeld aan verduurzaming en energiebesparing. Tot slot neemt het kabinet met de grond-, weg- en waterbouw (GWW) sector maatregelen om de aanleg en het onderhoud van infrastructuur onder de huidige omstandigheden volop draaiende te houden en waar mogelijk te versnellen.12

Bij het Noodpakket 2.0 heeft het kabinet het crisispakket «Nederland leert door» aangekondigd.13 Met het ontwikkeladvies krijgen mensen de kans zich te oriënteren op ander werk, waaraan nu wel behoefte bestaat. Gekwalificeerde loopbaanadviseurs geven mensen door middel van de ontwikkeladviezen inzicht in kansrijk werk, dus ook voor banen in duurzaamheidssectoren.

Kansen voor economisch herstel

Het kabinet meent dat het Klimaatakkoord een groene basis biedt onder toekomstig economisch herstel. Economie en duurzaamheid staan niet los van elkaar, maar kunnen elkaar versterken. Juist nu Nederland terechtkomt in een diepe recessie wordt het van belang daar oog voor te hebben. Ook DNB stelt dat integratie van de klimaatagenda in economische herstelmaatregelen kan voorkomen dat de energietransitie vertraging oploopt en financiële risico’s toenemen. Voorbij de mitigerende maatregelen zoals hierboven geschetst, is het kabinet daarom voornemens zoveel mogelijk vast te houden aan de kaders die het afgelopen jaar zijn neergezet voor de lange termijn. Deze stabiliteit in beleid vermindert de onzekerheid voor burgers, bedrijven en mede-overheden, die in crisistijd toch al groot is. Concreet betekent dit dat het transitiepad zoals uitgestippeld in het Klimaatakkoord leidend blijft, inclusief de ingezette instrumenten en prikkels. Indien als gevolg van (tijdelijke) vertraging door de coronacrisis sprake is van onderuitputting van budgetten waardoor de voorziene uitrol richting 2030 in het geding komt, is de inzet bovendien dat, mits dit binnen de uitgavenkaders past, de beschikbare budgetten voor de transitie behouden blijven. Besluitvorming hierover is aan de orde tijdens de reguliere besluitvormingsmomenten.

Op 20 mei heeft het kabinet een verlenging van het noodpakket aangekondigd.14 Daarin is aangegeven dat het kabinet voor de periode na deze verlenging nauwlettend zal monitoren hoe de pandemie en de economie zich ontwikkelen, en zich vervolgens richting Prinsjesdag zal beraden op economisch herstelbeleid. Het kabinet acht het van belang, zowel voor de transitie als voor banen en werkgelegenheid, dat publieke en private investeringen zoveel als mogelijk op peil worden gehouden of worden versneld. Bij dat laatste wordt uitdrukkelijk ook gekeken naar mogelijkheden op het gebied van klimaatbeleid, met het oog op groen herstel. Gedacht kan worden aan maatregelen op het gebied van i) uitrol; ii) R&D, innovatie en vroegefase-opschaling; en iii) infrastructuur die zowel de economie als de transitie helpen.

Op Europees niveau heeft de Europese Raad de groene en digitale transitie als prioriteit voor herstel aangewezen. In de kamerbrief van 9 juni heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de Commissie het in mei gepresenteerde herstelpakket heeft ingevuld.15 Bij dit Europese herstelpakket is van belang dat de investeringen uit het Next-Generation EU-pakket net als in de reguliere meerjarenbegroting voor ten minste 25 procent ten goede komen aan klimaat. Het is daarbij goed dat de nationale klimaat- en energieplannen (INEK’s) uitgangspunt voor investeringen zijn. Het kabinet zal bij de concretisering van de Europese plannen ook de koppeling zoeken met nationaal klimaat- en energiebeleid en kansen voor investeringen en vice versa. Het streven is om zo optimaal gebruik te maken van de hefboom van de ingezette middelen en beleid.

Mondiaal ziet het kabinet mogelijkheden om via de Nederlandse vertegenwoordiging bij multilaterale instellingen, zoals de Wereldbank en het IMF, het instrumentarium voor handel en ontwikkelingssamenwerking en het externe beleid van de EU in te zetten op groen en inclusief herstel. Herstelmaatregelen die via deze kanalen gefinancierd worden, kunnen zodoende bijdragen aan de transitie naar een klimaatneutrale en klimaatbestendige economie.

Implicaties op de lange termijn voor het beleid

Het kabinet houdt vast aan de klimaatambities en is met partijen gecommitteerd aan een voortvarende uitvoering van het Klimaatakkoord. De Klimaatwet biedt een robuust kader voor de lange termijn. Daarnaast blijft het kabinet inzetten op een ambitieuze verhoging van het Europese reductiedoel voor 2030. Het kabinet acht het van belang dat vooruitkijkend naar de nieuwe kabinetsperiode de structurele gevolgen voor het beleid worden doordacht. Zoals hierboven beschreven, voert de Europese Commissie momenteel in het kader van de Green Deal een impact assessment uit die inzicht geeft in de gevolgen van een ophoging van de Europese reductiedoestelling naar 50–55%. Een ophoging van deze Europese doelstelling heeft consequenties voor het Nederlandse klimaatbeleid. De afgelopen jaren is klimaatbeleid geformuleerd terwijl de zon scheen. De uitdaging voor de komende jaren wordt om mogelijk aangescherpte Europese ambities nationaal invulling te geven vanuit een situatie van economische onzekerheid.

Om deze uitdaging te doordenken heeft het kabinet een ambtelijke studiegroep ingesteld die, zonder last of ruggespraak, zal adviseren. De studiegroep is eind mei van start gegaan onder onafhankelijk voorzitterschap van AFM-voorzitter Laura van Geest. De studiegroep rondt haar werkzaamheden voor het einde van het jaar af. De uitkomsten van de studiegroep zullen op dat moment zonder kabinetsreactie aan uw Kamer worden aangeboden. De opdracht van de studiegroep is als bijlage bij deze brief gevoegd.

Tot slot

Met deze brief heb ik u geïnformeerd over de gevolgen van de coronacrisis voor het klimaat- en energiebeleid op basis van de huidige informatie. In de Klimaatnota van dit jaar zal het kabinet, conform de reguliere cyclus van de Klimaatwet, over het klimaatbeleid rapporteren.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Kamerstuk 32 813, nr. 483

X Noot
2

Kenmerk 2020Z07361/2020D20023; DNB (2020). Overzicht Financiële Stabiliteit in Nederland Voorjaar 2020; DNB (2020) Economische Ontwikkelingen en Vooruitzichten, juni 2020, nummer 19.

X Noot
3

IEA (2020). Global Energy Review 2020. Zie: https://www.iea.org/reports/global-energy-review-2020

X Noot
5

Kamerstuk 31 239, nr. 315

X Noot
6

Kamerstuk 32 813, nr. 439

X Noot
7

Kamerstuk 32 813, nr. 491

X Noot
8

Dit gebeurt op basis van overgangsrecht in de (reeds aangenomen) Invoeringswet Omgevingswet. Daarmee krijgt het document dezelfde status als een document dat op grond van de Omgevingswet is vastgesteld.

X Noot
9

Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming, Kamerstuk 35 424

X Noot
10

Kamerstuk 35 302, nr. 42 en kamerstuk 35 304, nr. F.

X Noot
11

Kamerstukken 32 847 en 25 295, nr. 650

X Noot
12

Kamerstuk 35 300 XII, nr. 86

X Noot
13

Kamerstuk 35 420, nr. 38

X Noot
14

Kamerstuk 35 420, nr. 38

X Noot
15

Kamerbrief over Kabinetsappreciatie Commissievoorstellen MFK 2021–27 en herstelstrategie COVID-19 uitbraak, 9 juni 2020 (Kamerstuk 21 501–20, nr. 1543)

Naar boven