32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 401 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MILIEU EN WONEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2019

Tijdens het AO circulaire Economie van 15 oktober 2019 heb ik toegezegd inzicht te zullen geven in de berekeningen voor de maatregel die het kabinet heeft aangekondigd als onderdeel van de uitvoering van het Urgenda-vonnis, waarmee afval dat is overgebracht uit het buitenland (hierna: buitenlands afval), net zoals nu al geldt voor Nederlands afval, in de afvalstoffenbelasting wordt betrokken.

Een toelichting hierop heb ik u reeds toegezonden bij de schriftelijke beantwoording van de begrotingsbehandeling Infrastructuur en Waterstaat, waarin ik heb aangegeven u te informeren over de berekeningen van Rijkswaterstaat en de externe evaluatieberekening1. Hierbij zend ik u deze berekeningen toe2.

Berekening CO2-besparing

Zoals ik u reeds heb aangegeven in de schriftelijke beantwoording van de bij de begrotingsbehandeling Infrastructuur en Waterstaat gestelde vragen, wordt momenteel jaarlijks circa 1,8 miljoen ton buitenlands afval naar Nederland overgebracht voor verbranding in Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s). Deze aanzienlijke import komt neer op ongeveer 25% van de totale hoeveelheid afval die in Nederland wordt verbrand en leidt tot CO2-uitstoot in Nederland. Het reduceren van de verbranding van buitenlands afval heeft daarmee een lagere nationale CO2-uitstoot tot gevolg. Het brutoeffect van deze maatregel is naar verwachting ca. 1 Mton reductie, wanneer alleen de CO2-reductie van het niet-biogene deel wordt meegenomen. Het geïmporteerde afval bevat een kleiner deel biogeen en een groter deel materialen als plastic en papier dan Nederlands afval.

Omdat de warmte en elektriciteit die gedeeltelijk door de verbranding van buitenlands afval wordt geproduceerd niet gelijk kan worden vervangen door alternatieve duurzame bronnen, is bij de inschatting van de CO2-reductie rekening gehouden met de vervanging van deze energie met fossiele bronnen.

Voor de vervangende CO2-uitstoot van deze energie is deze berekening door Rijkswaterstaat met verschillende kentallen getoetst op de aannames. Op basis hiervan heeft het kabinet, zoals ook al eerder aangegeven, het CO2-effect van deze maatregel ingeschat op maximaal 0,2 Mton.

In het voorjaar zijn alle Urgenda-maatregelen aan een extern adviesbureau voorgelegd. Voor deze maatregel werd door het onderzoeksbureau het effect ingeschat op 0,2 Mton CO2-besparing, rekening houdend met de vervanging van warmte en elektriciteit met fossiele bronnen.

Rijkswaterstaat heeft de afgelopen periode op basis van de laatst beschikbare gegevens de CO2-reductie geactualiseerd. In deze berekeningen is met de laatste emissiecijfers en rendementscijfers van 2018 gerekend en is voor de verschillende parameters de uitkomst inzichtelijk gemaakt. Deze berekeningen bevestigen de eerder gemaakte inschatting van een CO2-besparing van 0,1–0,3 Mton in 2020 op basis van vervanging van warmte door een CV-ketel en elektriciteit door een marginale centrale, waarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde Afvalverbrandingsinstallatie. Wanneer gerekend wordt met vervanging van de elektriciteit door een gemiddelde centrale of een HR gascentrale is de CO2 besparing overigens hoger.

Bijgevoegd treft u de berekening door Rijkswaterstaat van de CO2-reductie van de maatregelen aan op basis van de meest recente gegevens en de tekst van de bovengenoemde beoordeling door CE Delft3. Deze beoordeling is inmiddels openbaar gemaakt in het kader van een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en te vinden op www.rijksoverheid.nl.

Op 18 oktober 2019 bent u geïnformeerd door de Staatssecretaris van Financiën over de brief van het Planbureau voor de leefomgeving inzake de CO2-effecten van de fiscale maatregelen zoals opgenomen in het wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord4.

Tot slot

Met deze maatregel creëert het kabinet een gelijk speelveld voor de verwerking van afval in Nederland. Door buitenlands afval net als binnenlands afval in de heffing van de afvalstoffenbelasting te betrekken vervalt een vrijstelling voor import van afval om te verbranden met de daarmee gepaard gaande CO2-uitstoot en milieukosten. Hierdoor wordt het minder aantrekkelijk om het afval hier te verbranden en juist aantrekkelijker om beter voor te scheiden en meer te recyclen. Door het verbranden van afval blijven in Nederland ook vervuilde bodemassen achter (ongeveer een kwart van de totaal verbrande hoeveelheid). Ook na nabewerking/zuivering zou een groot deel van deze residuen worden gestort en eeuwige nazorg behoeven. Bovendien maakt het kabinet extra middelen beschikbaar om hoogwaardige recycling te stimuleren.

Deze maatregelen dragen bij aan het reduceren van CO2-uitstoot en andere vervuiling in Nederland en zijn een belangrijk onderdeel van de inspanningen van het kabinet om het Urgenda-doel voor 2020 te halen.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) op 16 oktober 2019, bijlage bij Handelingen II 2019/20, nr. 15, begroting Infrastructuur en Waterstaat.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Kamerstuk 35 302, nr. 15.

Naar boven