Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2019
Op 14 mei 2019 is er een rapport van CE Delft in opdracht van Natuur & Milieu, Greenpeace
en het Longfonds verschenen: Effecten van sluiting drie extra kolencentrales. In deze
brief reageer ik op dit rapport, waarmee ik voldoe aan het verzoek van het lid Van
der Lee (GroenLinks) tijdens de Regeling van Werkzaamheden op 14 mei (Handelingen
II 2018/19, nr. 81, item 19).
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van het rapport. Wel wil ik een aantal kanttekeningen
plaatsen bij de belangrijkste conclusies van het rapport van CE-Delft, namelijk over
de effecten van sluiting op de mate van CO2-reductie, de leveringszekerheid en de financiële consequenties.
CO2-reductie
Het rapport stelt dat sluiting van 3 kolencentrales in 2020 leidt tot netto 9 Mton
nationale CO2-reductie in 2020. Ook stelt het rapport dat door weglekeffecten van vervangende productie
in het buitenland er netto in Europa circa 4,5 Mton CO2-besparing overblijft: circa 50% van de netto nationale reductie wordt dus teniet
gedaan door extra CO2-uitstoot in het buitenland. Dit is qua ordegrootte in lijn met eerdere rapporten
die over dit onderwerp zijn gepubliceerd, met net iets andere cijfers1; er zijn echter ook rapporten die concluderen dat bij een sluiting in 2020 de CO2-reductie nagenoeg volledig weglekt, terwijl bij latere sluiting in 2025, of 2030
dit effect minder groot is. Het lijkt er in ieder geval op dat een zeer substantieel
deel van de nationale CO2-reductie die kan worden bereikt met sluiting van meer kolencentrales in 2020 teniet
wordt gedaan door extra uitstoot in het buitenland.
Leveringszekerheid
Ten aanzien van de leveringszekerheid concludeert CE Delft dat het sluiten van de
drie nieuwste kolencentrales geen risico’s oplevert. Dit concludeert CE Delft op basis
van de aanname dat alle gascentrales die op dit moment in de mottenballen staan per
1 januari 2020 weer aan zullen gaan. Dit lijkt een zeer optimistische aanname aangezien
het nog maar de vraag is of deze gascentrales op dat moment direct economisch rendabel
zijn en of de centrales op een dergelijke korte termijn weer operationeel gemaakt
kunnen worden. Het kan twee jaar duren voor een gascentrale weer operationeel is.
Er ontstaan dus mogelijk risico’s voor de leveringszekerheid indien deze aanname onjuist
blijkt te zijn. Indien deze aanname onjuist is, zal bovendien ook een groter deel
dan verondersteld van de nationale CO2-reductie weglekken naar het buitenland.
Financiële consequenties
Ten aanzien van de financiële gevolgen geeft CE Delft aan dat sluiting van deze drie
centrales tot ca. € 2 miljard aan inkomstenderving voor de betrokken bedrijven zal
leiden. Inkomstenderving is mogelijk een onderdeel van het nadeel dat deze centrales
ondervinden, maar er moet ook rekening gehouden worden met bijvoorbeeld extra kosten
voor het afvloeien van personeel, recente investeringen die zijn gedaan in het kader
van bij- en meestook van biomassa, boetes voor het vervroegd afbreken van langetermijncontracten,
etc.
CE Delft geeft aan dat er bij sluiting van deze kolencentrales voor de overheid een
financiële uitsparing optreedt omdat de SDE+ subsidies voor bij- en meestook van biomassa
komen te vervallen. Conform de wet ODE worden middelen opgehaald voor duurzame energie
(SDE+ subsidie), deze middelen moeten aangewend worden voor dat doel. Dit betekent
feitelijk een andere inzet van middelen anders dan een besparing en kan dus niet op
deze manier als «uitgespaard» worden beschouwd. Ook zou met het sluiten van deze kolencentrales
een aandeel hernieuwbare productie uit biomassa verloren gaan, hetgeen onwenselijk
is in het kader van de doelen uit het Energieakkoord (aandeel hernieuwbaar van 16%
in 2023) en het halen van onze Europese verplichtingen (aandeel hernieuwbaar van 14%
in 2020). Deze doelen zouden dan op een andere manier gehaald moeten worden. De SDE+
middelen moeten dan ook voor deze doelen worden ingezet, waarbij het lastig is om
op een dergelijke korte termijn extra hernieuwbare projecten te realiseren.
Het rapport levert vragen op; desondanks blijft het kabinet zoeken naar betaalbare
en efficiënte manieren van een vervroegde uitfasering van kolen voor elektriciteitsopwekking.
Het kabinet werkt op dit moment aanvullende maatregelen uit voor de uitvoering van
het Urgenda-vonnis. Naar verwachting zal in juni uw Kamer worden geïnformeerd over
deze aanvullende maatregelen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes