32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 165 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2018

Met deze brief kom ik tegemoet aan het verzoek van het lid Van der Lee (GroenLinks) van 8 februari jl. om een reactie op de klimaatambities in het federale Duitse ontwerp-coalitieakkoord (Handelingen II 2017/18, nr. 50, Regeling van werkzaamheden). Het ontwerp-coalitieakkoord is op 7 februari jl. door het CDU/CSU en de SPD gesloten. Op 4 maart jl. is dit coalitieakkoord definitief geworden, nadat de leden van de SPD hiermee hebben ingestemd.

Het ontwerp-coalitieakkoord van de «Grosse Koalition» (CDU/CSU-SPD) onderschrijft de reeds bestaande nationale, Europese en internationale klimaatdoelstellingen voor 2020, 2030 en 2050. In dit akkoord wordt daarmee de ambitie uit het Duitse Klimaschutzplan van 2016 herbevestigd om te streven naar een nationale broeikasgasreductie van ten minste 55% in 2030 en 80–95% in 2050 (t.o.v. 1990). Bovendien wordt in het Duitse regeerakkoord voorgesteld om per sector maatregelen vast te leggen voor broeikasgasreductie, zodat iedere sector (ook juridisch) verantwoordelijk kan worden gesteld voor het realiseren van de doelstellingen. Het nationale doel en de sectordoelen voor 2030 wil men in een klimaatwet vastleggen. Daarnaast staat in het coalitieakkoord dat Europa een koploperspositie dient te nemen bij het realiseren van de doelen van het Akkoord van Parijs. Daarbij wordt in het bijzonder de samenwerking met Frankrijk benadrukt.

Het Duitse coalitieakkoord bouwt voort op de duurzame energietransitie waarbij de verdere uitbouw van hernieuwbare energieopwekking (65% van de energiemix in 2030) en halvering van de primaire energieconsumptie in 2050 (t.o.v. 2008) centraal staan. Het Duitse coalitieakkoord erkent echter dat men niet op koers ligt om de nationale broeikasgasreductiedoelstelling van 40% voor 2020 te halen. Daarom geeft men aan extra maatregelen te zullen nemen om het gat naar 2020 zoveel mogelijk te dichten. Voor de concrete vormgeving van die maatregelen zal een commissie worden ingericht waarin diverse belanghebbenden en de Duitse deelstaten zitting nemen. Uiterlijk eind 2018 dient een pakket met concrete maatregelen gereed te zijn. Deze commissie zal ook een voorstel doen voor een (stapsgewijze) uitfasering van kolencentrales. Die is voor Duitsland noodzakelijk voor het bereiken van haar klimaatdoelen. Ook zal worden gekeken naar de sociaal-economische maatregelen die nodig zijn voor die regio’s waar de uitfasering plaatsvindt. Tenslotte geeft het akkoord aan dat Duitsland zich wil inzetten voor versterking van het EU ETS-systeem en aanvullend voor een mondiale CO2-beprijzing. Dit laatste zou in ieder geval de G20-landen moeten omvatten.

De nationale, Europese en internationale klimaatambities in het Duitse coalitieakkoord vertonen overeenkomsten met die in het Nederlandse regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) en bieden dan ook een goede basis om onze klimaatambities zo veel als mogelijk gezamenlijk te realiseren.

Zodra mijn nieuwe ambtsgenoot is gestart, zal ik dan ook met hem of haar in gesprek treden over mogelijke versterking van samenwerking op passende beleidsinstrumenten en het aanscherpen van het Europese klimaatdoel voor 2030. Daarbij gaat het onder meer om maatregelen waarvan de effectiviteit in termen van CO2-reductie het grootst is als zij in interregionaal verband worden gerealiseerd, zoals CO2-beprijzing en de uitfasering van kolen uit de energiemix. Nederland zal onder meer de Integrale Nationale Energie en Klimaatplannen (INEK) die de EU-lidstaten moeten opstellen benutten om de samenwerking met Duitsland te verdiepen. Met name om concrete maatregelen af te stemmen om de klimaatdoelen zo efficiënt mogelijk te realiseren.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven