Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2024
Tijdens het tweeminutendebat Klimaat en Energie van 14 april jl. hebben de leden Teunissen
en Postma een motie1 ingediend waarin de regering wordt opgeroepen om de import van houtige biomassa uit
het buitenland te ontmoedigen en geen nieuwe subsidies te verstrekken voor houtige
biomassa afkomstig uit het buitenland. Ik heb deze motie tijdens het debat ontraden.
Tijdens de stemmingen op 23 april jl. is de motie Teunissen-Postma door uw Kamer aangenomen.
Lid Teunissen heeft mij verzocht om in de eerste week na het meireces een brief hierover
te ontvangen. Met deze brief kom ik, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat, tegemoet aan het verzoek van het lid Teunissen.
De motie Teunissen-Postma maakt onderscheid tussen biomassa (oftewel biogrondstoffen)
uit Nederland en uit de rest van de wereld. De motie verzoekt de regering om deze
laatste categorie te ontmoedigen en er geen nieuwe subsidies voor te verstrekken.
Dit is onuitvoerbaar vanwege de volgende redenen. Ten eerste, het is binnen de interne
markt niet toegestaan is om producten uit EU-landen anders te behandelen dan producten
uit Nederland. Ten tweede, handelspolitieke maatregelen zijn een EU-bevoegdheid, dus
Nederland kan hier niet zelf over besluiten. Ten derde, het is in strijd met WTO-regels
om regels te stellen aan het gebruik van producten op basis van herkomst.
Dit kabinet heeft aan een vergelijkbare wens uit het Coalitieakkoord Rutte IV2, om alleen gebruik te maken van biogrondstoffen die geproduceerd zijn in de EU, invulling
gegeven door in te zetten op verdere aanscherping van het certificeringsproces. Dit
is gedaan via implementatie van de duurzaamheidscriteria en het aanscherpen van het
toezicht. In het certificeringsproces wordt geen onderscheid gemaakt naar herkomst
van binnen of buiten de EU; ook biogrondstoffen van buiten de EU dienen aan de duurzaamheidseisen
te voldoen. Dit heb ik aan uw Kamer medegedeeld op 22 april 2022.3
Dit wil niet zeggen dat ik de zorgen die in de Kamer en in de samenleving leven rondom
de duurzame inzet van biogrondstoffen niet begrijp. Via het duurzaamheidskader biogrondstoffen
zet het kabinet dan ook actief in op zo hoogwaardig mogelijke toepassing van biogrondstoffen
en op de waarborging van de duurzaamheid van de herkomst van de biogrondstoffen die
Nederland binnenkomen.
Tot slot wil ik benoemen dat houtige biogrondstoffen in algemene zin ontmoedigen dan
wel niet meer stimuleren onwenselijk zou zijn in verband met onze ambities en doelstellingen
voor een klimaatneutrale, fossielvrije en circulaire samenleving. Houtige biogrondstoffen
kennen namelijk vele vormen en toepassingen. Dit kan bijvoorbeeld gaan over het genereren
van industriële stoom, het gebruik van hout in de bouw, de productie van geavanceerde
biobrandstoffen voor lucht- en scheepvaart en toepassingen in de biochemie zoals de
productie van bioplastics als vervanging van fossiele plastics. Een ontmoediging van
houtige biogrondstoffen zou dan ook vergaande gevolgen hebben voor een zo hoogwaardig
mogelijke toepassing van biogrondstoffen en daarmee het realiseren van een klimaatneutrale
en circulaire samenleving.
Vanwege de bovengenoemde redenen van onuitvoerbaarheid door handelsregelgeving en
de beleidsmatige onwenselijkheid vanwege het opbouwen van een biobased economie, zal
ik geen uitvoering kunnen geven aan de motie Teunissen-Postma.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten