32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens

Nr. 222 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2022

In het algemeen overleg Digitalisering met uw Kamer op 1 juli 2020 heeft toenmalig Staatssecretaris Knops aan de leden Van Dam, Van der Molen en Middendorp toegezegd, nog eens te zullen kijken naar de mogelijkheden voor het versterken van de positie van de burger en consument bij het gebruik van persoonsgegevens.1 Het ging hierbij vooral om de vraag, of zeggenschap van burgers over het gebruik van hun persoonsgegevens niet sterker privaatrechtelijk gewaarborgd kan worden.

Het nader onderzoek heeft de vorm gekregen van een deskundigenpanel. De uitkomst daarvan is kort samengevat, dat persoonsgegevens van een burger of consument niet als eigendom zijn te beschouwen. Een privaatrechtelijke borging van zeggenschap over persoonsgegevens levert de burger niet meer houvast op, dan de AVG en het publiekrecht of consumentenbeschermingsrecht kunnen bieden. Ook Europese regelgeving ontwikkelt zich op dit vlak sterk, en doet dat niet langs de lijnen van het eigendomsrecht. Ik licht dit graag toe.

Allereerst had de toezegging een voorgeschiedenis.

  • Zo was er een overleg met uw Kamer op 10 september 2019 (Handelingen II 2021/22, nr. 106, item 26) naar aanleiding van het Ongevraagd advies over de effecten van de digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen van de Afdeling advisering van de Raad van State van 31 augustus 20182. In dat overleg werd toegezegd, dat nader zou worden ingegaan op de vraag of het mogelijk is om de burger eigenaarschap te geven over zijn persoonsgegevens.

  • Daarop volgde per brief van 15 juni 2020 aan de Kamer antwoord en uitleg.3 Daarin werd als startpunt verwoord, dat het een burger niet gaat om eigenaarschap van zijn persoonsgegevens, maar dat hij vooral behoefte heeft aan zeggenschap over het gebruik van zijn persoonsgegevens. Inzet van het beleid is daarom – zoals was verwoord in de eerdere brief over regie op gegevens naar uw Kamer van juli 20194 – om de burger zoveel mogelijk zeggenschap en controle over het gebruik van zijn persoonsgegevens bij de overheid te geven.

  • In de brief van 15 juni 2020 werd ook aangegeven, dat er grenzen zijn aan die zeggenschap. Omdat de overheid persoonsgegevens nodig heeft voor de uitoefening van haar wettelijke taken. Ook geven de gegevens steeds een werkelijkheid weer die veelal objectief van aard is en niet naar wens of behoefte van de burger zelf kan worden veranderd (leeftijd, ouders, rijbevoegdheid, etc.). Een ander argument betrof het feit, dat persoonsgegevens niet zomaar overdraagbaar zijn aan een andere persoon.

Deskundigenpanel.

In overleg met de Minister voor Rechtsbescherming heeft een deskundigenpanel zich op ons verzoek nader over deze materie gebogen. Dit panel is gevraagd stil te staan bij de vraag hoe de burger of de consument, meer zeggenschap kan worden gegeven over het gebruik van zijn persoonsgegevens, en of die zeggenschap vanuit een privaatrechtelijk eigendomsregime nog beter zou kunnen worden geborgd. Daarbij is het panel ook gevraagd of zij andere suggesties had om de grip van de burger op het gebruik van zijn persoonsgegevens te vergroten.

Mevrouw prof. mr. dr. Purtova, de auteur van het in het Algemeen Overleg van 1 juli 2020 (Kamerstuk 26 643, nr. 707) door uw kamer aangehaalde proefschrift5, maakte deel uit van dit panel. Als onafhankelijk voorzitter en gespreksleider trad de heer mr. dr. Hooghiemstra op. De verdere samenstelling van het panel vindt u in het verslag. Eind oktober 2021 heeft het gesprek in het expertpanel plaatsgevonden.

Uitkomsten.

De experts hebben in hun overwegingen de lijn bevestigd die in eerdere brieven naar de Tweede Kamer over regie op persoonsgegevens is verwoord. Namelijk, dat in de verhouding tussen overheid en burger de zeggenschap over persoonsgegevens administratiefrechtelijk geregeld is en ook zo geregeld moet blijven. Er is in dezen geen rol voor het eigendomsrecht.

De experts hebben richtingen voor verdere verbetering aangeduid die aansluiten bij diverse reeds gestarte initiatieven binnen het programma regie op gegevens. Zo wordt momenteel ingezet op het beter zichtbaar maken voor burgers van het hergebruik van hun persoonsgegevens voor overheidstaken.6 Ook denk ik bijvoorbeeld aan de wettelijke verankering van het digitaal delen van persoonsgegevens uit overheidsregistraties door en onder regie van de burger. Ik ben voornemens hier in het kader van de tweede tranche van de Wet digitale overheid invulling aan te geven. Bij de onderhandelingen in diverse EU-dossiers zet ik in op borging van meer digitale zeggenschap van burgers over hun persoonsgegevens. Kortheidshalve verwijs ik daarbij naar de dialoog met uw Kamer over de verordening Raamwerk Europese Identiteit.7

De experts hebben ook enkele aanvullende suggesties gedaan voor manieren waarop zeggenschap over persoonlijke gegevens mogelijk nog sterker kan worden verankerd, bijvoorbeeld door het stimuleren en verbeteren van mogelijkheden voor burgers om met collectieve actie juridisch in geweer te komen tegen AVG-overtredingen. Het vorig kabinet heeft hier op verzoek van uw Kamer in 2019 reeds onderzoek naar laten verrichten.8 Het onderzoek is breder dan alleen Big Data of persoonsgegevens. Dit onderzoek laat zien dat er – juist in Nederland – voldoende juridische mogelijkheden zijn om collectieve acties te voeren ook bij onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens.9 Wél zag het kabinet aanleiding om te onderzoeken of, en zo ja hoe, een «processenfonds» uitkomst kan bieden om de financiering van collectieve acties te vergemakkelijken. Dit onderzoek wordt momenteel in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC) uitgevoerd.10 Recent zijn ook meerdere grote collectieve acties van vermeende AVG-schendingen in Nederland gestart.11

Ik bied u het verslag bijgaand aan. Tot slot verzeker ik u, dat ik samen met de bewindspersonen van Justitie en Veiligheid en van Economische Zaken en Klimaat, de Europese agenda nauwgezet volg. Wat er in EU-verband over zeggenschap over persoonsgegevens kan worden gereguleerd heeft onze aandacht. Wij blijven daarover komende tijd in nauwe dialoog.

Deze brief met het verslag van het expertpanel beschouw ik als tegemoetkoming aan de toezegging gedaan in het overleg met uw Kamer d.d. 1 juli 2020, en dat mede namens mijn collega, de Minister voor Rechtsbescherming.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen


X Noot
1

Kamerstuk 26 643, nr. 707

X Noot
2

Kamerstuk 26 643, nr. 557.

X Noot
3

Kamerstuk 32 761, nr. 165, brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake eigenaarschap van persoonsgegevens, verzonden mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, d.d. 15 juni 2020.

X Noot
4

Kamerstuk 32 761 nr. 147, d.d. 11-07-2019.

X Noot
5

«Property rights in personal data; a European perspective» (2011), N.N. Purtova, Tilburg University, BoxPress BV.

X Noot
6

Sinds aanvang maart 2022 is bijv. in MijnOverheid zichtbaar, bij de inzage in de eigen persoonslijst van de BRP, aan welke andere instanties deze gegevens regulier worden doorgegeven in het kader van hun wettelijke taken.

X Noot
7

Kamerstuk 22 112, nr. 3241 d.d. 30 nov 2021 in reactie op de BNC-fiche d.d. 9 juli – Kamerstuk 22 112, nr 3161.

X Noot
8

De Modernisering van het Nederlands Procesrecht in het licht van Big Data; bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 726

X Noot
9

Kamerstuk 26 643, nr. 726, pp. 6–7

Naar boven