32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 210 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 oktober 2018

In het AO RBZ-OS d.d. 12 september 2018 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 217) verzocht u een korte update over het VN-verdrag over mensenrechten en bedrijfsleven en de Nederlandse inzet daaromtrent. In de Kamerbrief d.d. 1 maart 2018 (Kamerstuk 32 735, nr. 185) heeft het kabinet uw Kamer laten weten het wenselijk te vinden dat er een gezamenlijk EU-standpunt komt. Daartoe heeft Nederland dit onderwerp steeds geagendeerd in de Raadswerkgroep voor mensenrechten (COHOM) en werd – mede op initiatief van Nederland – in juni een expertbijeenkomst georganiseerd. Gezien het dwarsdoorsnijdende karakter van kwesties rondom mensenrechten en bedrijfsleven is er sprake van een gezamenlijke bevoegdheid van de EU en de lidstaten. Er wordt nu de laatste hand gelegd aan een non-paper, waarmee op hoofdlijnen een gezamenlijke positie wordt ingenomen. Daarin staan de aandachtspunten die voor de EU en de lidstaten belangrijk zijn. Het uitgangspunt voor de EU en de lidstaten (hierna de EU) zijn de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGPs). Een eventueel verdrag moet deze ondersteunen en hierop voortbouwen. Zo vindt de EU dat een verdrag net als de UNGPs voor alle economische actoren moet gelden, wel rekening houdend met de omvang van bedrijven.

De Open Ended Intergovernmental Working Group (OEIGWG) verkent op basis van het haar bij resolutie 26/9 toegekende mandaat de mogelijkheden voor een verdrag. Gezien de politieke insteek van de initiatiefnemers stemde de EU indertijd tegen het mandaat. Een formeel proces van onderhandelingen is nog niet gestart. De 3e bijeenkomst OEIGWG had opgeroepen tot informele consultaties om te spreken over de voortgang van het proces. Ecuador, de voorzitter, heeft daarover in juli een informele consultatie georganiseerd waar de EU aan deelnam. Gezien de onduidelijkheid over de tijdsduur van het mandaat van de OEIGWG, heeft de EU hierbij aangegeven dat het wenselijk is dat de OEIGWG de resultaten van de eerste drie bijeenkomsten zou voorleggen aan de Mensenrechtenraad, zodat deze het mandaat of het werkprogramma kan verlengen. Ook heeft de EU het belang onderstreept van een onafhankelijke voorzitter. De huidige voorzitter, Ecuador, is tevens de initiatiefnemer van het verdrag en daarmee niet onafhankelijk. De EU vindt dat de gebruikelijke regels (UN Rules & Procedures) moeten worden gevolgd.

In juli 2018 presenteerde Ecuador de zero draft tekst voor het mogelijke verdrag, met de indicatie dat deze tekst het onderwerp zal zijn voor de 4e bijeenkomst van de OEIGWG. In deze zero draft tekst wordt niet gerefereerd aan de UNGPs en wordt de benadering gehandhaafd om het verdrag alleen van toepassing te laten zijn op bedrijven met zogenaamde «grensoverschrijdende activiteiten» in plaats van alle bedrijven. De EU heeft deze kwesties al tijdens de 3e bijeenkomst van de OEIGWG aangekaart. Dat hier geen rekening mee is gehouden, roept de vraag op of de voorzitter de input van de EU wel ter harte neemt. Tijdens de 4e bijeenkomst van de OEIGWG zal de EU namens de lidstaten interveniëren langs de hoofdlijnen van het non-paper en de in deze brief geschetste zorgen naar voren brengen. In deze fase is een definitieve EU positie nog niet aan de orde. De EU is bereid voortgang te boeken langs de lijnen van het non-paper. In elke fase van het proces zullen de eigen uitgangspunten en overwegingen van de EU moeten worden getoetst. Een definitief besluit hangt uiteraard af van het eventuele resultaat.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Naar boven