32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 184 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2018

In antwoord op uw verzoek van 19 januari 2018, waarin u vraagt naar de consequenties, voor de pretoetredingssteun of anderszins, van de niet openbaarmaking door Turkije van het rapport van het Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) van de Raad van Europa, informeer ik u hierbij.

Nederland hecht veel belang aan het vrijgeven van de CPT-rapporten over Turkije, zoals onlangs aangegeven in de Kamerbrief van 12 januari 2018 jl. (Kamerstuk 32 735, nr. 180). Nederland heeft er dan ook herhaaldelijk op aangedrongen bij Turkije dat het hiertoe overgaat.

Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over de rechtsstaat en de staat van de mensenrechten in Turkije. Nederland brengt deze zorgen consequent op, onder meer in multilaterale fora. Op aandringen van Nederland werden deze zorgen meerdere malen opgenomen in verklaringen van de Europese Unie en de Raad van Europa.

Nederland blijft daarnaast in EU-kader pleiten voor het opschorten van de pretoetredingssteun voor Turkije, conform de motie-Roemer/Segers (Kamerstuk 32 824, nr. 158). Hier is echter onvoldoende draagvlak voor. De Europese Raad van 19-20 oktober 2017 vroeg de Commissie wel om, vanwege de ontwikkelingen in Turkije, de pre-accessiesteun aan Turkije te korten en om te buigen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1260). De Commissie werkt de gevraagde herschikking momenteel uit. Uw Kamer zal hierover geïnformeerd worden zodra nadere informatie van de Commissie is verkregen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. Zijlstra

Naar boven