32 723 Wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de verhoging van de leeftijd waarop gerechtsdeurwaarders van rechtswege ontslag wordt verleend

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Dit wetsvoorstel strekt ertoe de wettelijk vastgelegde leeftijd waarop een gerechtsdeurwaarder van rechtswege wordt ontslagen te verhogen naar zeventig jaar. Thans wordt in artikel 52, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet nog bepaald dat een gerechtsdeurwaarder met ingang van de eerstvolgende maand na het bereiken van de vijfenzestigjarige leeftijd van rechtswege wordt ontslagen. Daarnaast geldt tot 15 juli 2011 bij wijze van overgangsvoorziening ingevolge artikel 92 van de Gerechtsdeurwaarderswet dat degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet (15 juli 2001) als gerechtsdeurwaarder zijn benoemd, in afwijking van artikel 52, eerste lid, pas van rechtswege worden ontslagen op de eerste dag van de maand volgend op die waarin zij de leeftijd van zeventig jaar hebben bereikt. Voorgesteld wordt om nu de Gerechtsdeurwaarderswet zodanig te wijzigen, dat permanent en voor alle gerechtsdeurwaarders komt te gelden dat zij eerst bij het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar van rechtswege worden ontslagen. Aanleiding hiervoor is de binnen de beroepsgroep gebleken behoefte om na het bereiken van de leeftijd van vijfenzestig jaar als gerechtsdeurwaarder werkzaam te kunnen blijven zijn. Daarnaast past het schrappen van het ontslag van rechtswege ten aanzien van gerechtsdeurwaarders bij het bereiken van de vijfenzestigjarige leeftijd binnen het kabinetsbeleid om belemmeringen voor het doorwerken na het vijfenzestigste levensjaar zo veel als mogelijk weg te nemen. Voorts wordt met de thans voorgestelde verhoging van de ontslagleeftijd naar zeventig jaar aangesloten bij de regeling van de leeftijd waarop aan andere publieke functionarissen (rechters, notarissen, etc.) van rechtswege ontslag wordt verleend. Dit wetsvoorstel behelst met name een aanpassing van artikel 52, eerste lid, waarin immers nu nog is vastgelegd dat ontslag al bij het bereiken van de leeftijd van vijfenzestig jaar van rechtswege plaatsvindt (artikel I, onderdeel B). Daarnaast behelst het een aanpassing van een hierop betrekking hebbende verwijzing in artikel 23, tweede lid (artikel I, onderdeel A), alsmede een verduidelijking dat de voorziening tot 15 juli 2011 ingevolge artikel 92 alleen een afwijking ten opzichte van het nu nog geldende artikel 52, eerste lid, betreft (artikel I, onderdeel C). Volledigheidshalve zij nog opgemerkt dat aan een gerechtsdeurwaarder nog steeds al voor het bereiken van de leeftijd waarop van rechtswege ontslag wordt verleend op eigen verzoek ontslag kan worden verleend.

Bovenvermeld voorstel tot verhoging van de in artikel 52, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde leeftijd waarop een gerechtsdeurwaarder van rechtswege wordt ontslagen, is op dit moment nog opgenomen in het bij de Eerste Kamer aanhangige voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (32 250). Van de zijde van de vaste commissie voor Justitie van de Eerste Kamer is hiertegen echter, mede gelet op de spoed die inmiddels is gemoeid met de wijziging van artikel 52, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet ter bestendiging van de in artikel 92 van diezelfde wet opgenomen regeling, bij brieven van 15 februari 2011 (Kamerstukken I 2010/11, 32 250, B) en 25 februari 2011 (Kamerstukken I 2010/11, 32 250, C) bezwaar gemaakt. Daarbij is ook aangegeven dat in geval van opname van voornoemde wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet in een afzonderlijk wetsvoorstel, de bereidheid bestaat een spoedige afdoening daarvan te bevorderen. Met het oog hierop wordt de in de vorige alinea toegelichte wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet in (artikel I van) het onderhavige (spoed)wetsvoorstel opgenomen. In aanvulling hierop wordt in artikel II van dit wetsvoorstel ten aanzien van voornoemd wetsvoorstel 32 250 geregeld dat dat wetsvoorstel, indien het tot wet wordt of is verheven, niet meer tevens strekt tot een verhoging van de ontslagleeftijd voor gerechtsdeurwaarders. Artikel II van die wet zal hierdoor alleen nog een technische wijziging van artikel 30 van de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de in die wet vervatte wijzigingen van de Wet op het notarisambt behelzen.

Om te voorkomen dat gerechtsdeurwaarders, die op of na 15 juli 2011 ten minste vijfenzestig jaar oud zijn of worden maar de leeftijd van zeventig jaren dan nog niet hebben bereikt, van rechtswege ontslag wordt verleend, is inmiddels een uiterst spoedige inwerkingtreding van dit wetsvoorstel geboden, namelijk vóór 15 juli 2011.

Een consultatie met betrekking tot dit wetsvoorstel is met het oog op de hierboven toegelichte spoed van dit wetsvoorstel, alsmede omdat de inhoud van (artikel I van) dit wetsvoorstel gelijk is aan de nu nog in voormeld wetsvoorstel 32 250 opgenomen wijziging van de regeling van de ontslagleeftijd voor gerechtsdeurwaarders, achterwege gebleven. De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders heeft te kennen gegeven positief te staan tegenover de in dit wetsvoorstel vervatte verhoging van de ontslagleeftijd voor gerechtsdeurwaarders.

Dit wetsvoorstel heeft geen financiële gevolgen. Uit dit wetsvoorstel vloeien voorts geen administratieve lasten voor de burger, het bedrijfsleven of overheden voort.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven