32 250 Wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 februari 2011

De leden van de vaste commissie voor Justitie1 hebben tijdens de vergadering van 15 februari 2011 – in het kader van de behandeling van wetsvoorstel 32 250 – gesproken over een bij gelegenheid van nota van wijziging ingevoerd onderdeel van het wetsvoorstel betreffende de bestendiging van een per 15 juli 2011 vervallende regeling inzake de verhoogde pensioenleeftijd voor gerechtsdeurwaarders. De leden van de commissie willen zich niet laten afhouden van een volwaardige behandeling van het wetsvoorstel en wensen niet omwille van een bij nota van wijziging ingevoerd onderdeel van het wetsvoorstel onder tijdsdruk gezet te worden, temeer daar de commissie in het verleden haar bezwaren tegen verzamelwetgeving duidelijk kenbaar heeft gemaakt. Naar aanleiding daarvan hebben zij de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 15 februari 2011 een brief gestuurd.

De staatssecretaris heeft op 18 februari 2011 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Kim van Dooren

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Den Haag, 15 februari 2011

De leden van de vaste commissie voor Justitie hebben vandaag tijdens de vergadering – in het kader van de behandeling van wetsvoorstel 32 2502 – gesproken over het door een gerechtsdeurwaarderskantoor bij brief d.d. 3 februari 2011 geschetste probleem.3 In de huidige Gerechtsdeurwaarderswet staat namelijk dat er gedurende tien jaar na inwerkingtreding van dezelfde wet, van rechtswege ontslag wordt verleend op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de gerechtsdeurwaarder de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt.4 Deze overgangsbepaling eindigt echter op 15 juli 2011 en dan zal aan gerechtsdeurwaarders met ingang van de eerstvolgende maand reeds na het bereiken van de 65-jarige leeftijd van rechtswege ontslag worden verleend.5

Bovengenoemd gerechtsdeurwaarderskantoor heeft bij deze leden aangegeven dat er alleen al in hun regio ongeveer 12 gerechtsdeurwaarders zijn van 65 jaar of ouder, aan wie dan van rechtswege ontslag zal worden verleend. De leden van de commissie vinden dit een ernstig probleem voor de gerechtsdeurwaarders in kwestie. De leden hebben van het gerechtsdeurwaarderskantoor ook begrepen dat b ij nota van wijziging wetsvoorstel 32 250 dusdanig is gewijzigd dat er wordt voorgesteld de situatie die op basis van de overgangsregeling in artikel 92 gold – namelijk van rechtswege ontslag bij het bereiken van de 70-jarige leeftijd – in stand te houden. Dit wetsvoorstel zal wel inwerking moeten treden voor 15 juli 2011, wil het een oplossing inhouden voor het hierboven geschetste probleem.

De leden van de commissie willen zich echter niet laten afhouden van een volwaardige behandeling van het wetsvoorstel en wensen niet omwille van een bij nota van wijziging ingevoerd onderdeel van het wetsvoorstel onder tijdsdruk gezet te worden. Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om u te wijzen op een gelijksoortige problematiek die zich aandiende bij de behandeling van wetsvoorstel 31 3866 en de naar aanleiding daarvan toegezegde nota over verzamelwetgeving7.

De leden van de commissie vragen u derhalve hoe u de schade gaat beperken voor de gerechtsdeurwaarders die door deze situatie worden geraakt? Zij geven daarbij op voorhand aan dat indien u dit probleem zou verhelpen door indiening van een «noodwet», zij bereid zijn aan de Kamer voor te stellen deze «noodwet» ten spoedigste af te doen.

De leden van de vaste commissie voor Justitie verzoeken u spoedig een reactie op deze brief naar de Kamer te zenden. Zij zien deze met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

R. H. van de Beeten

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 februari 2011

Graag reageer ik hierbij op uw brief van 15 februari jl. betreffende het voorstel tot wijziging van de leeftijdsgrens voor ontslag van rechtswege van gerechtsdeurwaarders, zoals deze is opgenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het notarisambt n.a.v. de evaluatie van die wet (32 250).

Zoals in uw brief reeds is aangegeven geldt op dit moment nog een overgangsbepaling ten aanzien van het leeftijdsontslag van gerechtsdeurwaarders. Met het oog op de wenselijkheid van een tijdige wetswijziging om ook na afloop van de overgangsbepaling de leeftijdsgrens van zeventig jaar voor ontslag te behouden, is bij afwezigheid van een ander wetsvoorstel tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet de betreffende bepaling in dit wetsvoorstel opgenomen.

Daarbij is in aanmerking genomen dat het onderhavige wetsvoorstel reeds strekte tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet, dat de positie van de gerechtsdeurwaarder als een door de Kroon benoemde ambtsdrager in het juridisch domein gelijkenis vertoont met die van de notaris, dat voor deze laatstgenoemde de leeftijdsgrens voor ontslag van rechtswege reeds is verhoogd naar zeventig jaar en dat met deze wijziging wordt beoogd om voor de gerechtsdeurwaarder daarbij aan te sluiten. Op grond van deze overwegingen is gemeend dat er voldoende samenhang is met de overige inhoud van het onderhavige wetsvoorstel om het daarin op te nemen. Ook is gemeend dat het voorstel tot aanpassing van de grens voor het leeftijdsontslag van gerechtsdeurwaarders mede gelet op het voorgaande mogelijk weinig omstreden zou zijn.

Het wetsvoorstel is op 3 december 2009 bij de Tweede Kamer ingediend. De nota van wijzing met de betreffende wijzigingsbepaling is vervolgens reeds op 26 maart van het vorig jaar bij de Tweede Kamer ingediend, tezamen met het uitbrengen van de nota naar aanleiding van het verslag. Met name door de val van het vorige kabinet heeft de behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer, nadat het wetsvoorstel controversieel was verklaard, echter vertraging opgelopen waardoor het eerst nu uw Kamer bereikt. Door deze omstandigheid kan wellicht de indruk zijn ontstaan dat beoogd is om met de opname van de betreffende wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet uw Kamer onder tijdsdruk te zetten. Ik wil echter benadrukken dat dit geenszins is beoogd en dat ik deze ongelukkige samenloop van omstandigheden zeer betreur.

Ik heb mij goed rekenschap gegeven van de bezwaren van uw Kamer tegen het samenbrengen van onderwerpen van verschillende aard of urgentie in één wetsvoorstel, zoals die nog eens in uw brief worden verwoord. Ik zal bij toekomstige wetsvoorstellen hieraan de benodigde aandacht schenken. In de aangekondigde nota over verzamelwetgeving zal de Minister van Veiligheid en Justitie namens het kabinet nader ingaan op deze materie.

In uw brief wordt de suggestie gedaan om de betreffende wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet alsnog op te nemen in een afzonderlijk wetsvoorstel. De tijdigheid van een dergelijk wetsvoorstel, zelfs als daarmee spoed wordt betracht van de zijde van de regering en uw Kamer, staat helaas niet vast. Gegeven de nu ontstane situatie en gezien het feit dat de beroepsgroep van gerechtsdeurwaarders met een eventuele verdere vertraging van de aanpassing van de grens voor het leeftijdsontslag in onevenredig mate getroffen zou worden, wil ik hierbij de hoop uitspreken dat uw Kamer met betrekking tot het thans bij uw Kamer voorliggende wetsvoorstel geen beletsel zal zien tegen een verdere behandeling en beoordeling.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), voorzitter, Broekers-Knol (VVD), Doek (CDA), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA), vicevoorzitter, Staal (D66), Franken (CDA), Van Bijsterveld (CDA), Janse de Jonge (CDA), Duthler (VVD), Haubrich-Gooskens (PvdA), De Vries (PvdA), Ten Horn (SP), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Lagerwerf-Vergunst (CU), Böhler (GL), (CDA), Strik (GL), Koffeman (PvdD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

X Noot
2

Wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister.

X Noot
3

Brief ter inzage gelegd bij het CIP onder griffienummer 147908.

X Noot
4

Artikel 92 Gerechtsdeurwaarderswet.

X Noot
5

Artikel 52, eerste lid, Gerechtsdeurwaarderswet.

X Noot
6

Strafbaarstelling deelname en meewerken aan training voor terrorisme.

X Noot
7

Geregistreerd onder nummer T01027 (Toezegging Nota over verzamelwetgeving (31 386)).

Naar boven