Hierbij stuur ik uw Kamer het rapport van de taskforce verdienvermogen, getiteld «Goed
boeren kunnen boeren niet alleen»1. In april 2019 heb ik deze taskforce ingesteld. Een goed verdienvermogen is een belangrijke
voorwaarde voor het slagen van de transitie naar kringlooplandbouw. Ik heb de Taskforce
gevraagd welke randvoorwaarden essentieel zijn om een adequaat verdienvermogen voor
kringlooplandbouw tot stand te laten komen. Het rapport is mij zojuist aangeboden
door de voorzitter van de taskforce, Hester Maij.
Het rapport geeft drie belangrijke randvoorwaarden voor een verdienvermogen van de
primaire sector in kringlooplandbouw. Voor voldoende verdienvermogen in kringlooplandbouw
is het cruciaal, zo zegt het rapport, dat land- en tuinbouwers en andere ketenpartijen:
-
• voldoende inzicht hebben in hun eigen kringloopprestaties door meting en door onderlinge
vergelijking daarvan. Dit inzicht is nodig om een nieuwe route in te zetten van continu
sturen op verbetering richting door de overheid gestelde steeds ambitieuzere normen.
-
• voldoende ruimte hebben voor ondernemerschap om deze verbeteringen door te voeren.
-
• dat kunnen realiseren binnen een zo gelijk mogelijk speelveld met niet-kringloopactiviteiten
in binnen- en buitenland.
Deze randvoorwaarden zijn in lijn met mijn visie «Landbouw, Natuur en Voedsel: Waardevol
en verbonden» (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 5). De omslag naar kringlooplandbouw kan niet worden behaald door steeds dezelfde producten
te produceren en deze tegen steeds lagere prijzen te verkopen. Er zijn verdienmodellen
nodig waarbij boeren en andere partijen een eerlijke prijs krijgen voor goede, veilige
producten die op een duurzame manier zijn geproduceerd. Dat vraagt om een omslag in
denken en doen van zowel consumenten en afnemers als van alle schakels in de productieketen.
Deze transitie wordt, onder andere, gesteund door het programma Duurzame veehouderij.
Onze oude wijze van produceren van voedsel is niet vol te houden. Het verdienvermogen
van ons voedselsysteem dient op een andere leest te worden geschoeid: die van kringlooplandbouw,
waar zuinig met grondstoffen wordt omgegaan en onze leefomgeving wordt gerespecteerd.
Waarbij boeren en andere partijen een eerlijke prijs krijgen voor goede, veilige producten
die op een duurzame manier zijn geproduceerd. Dat vraagt om een omslag in denken en
doen van zowel consumenten en afnemers als van alle schakels in de productieketen.
De oproep aan ketenpartijen om hierin te participeren, steun ik van harte. Ik neem
hierop ook de regie, door samen met ketenpartijen deze omslag te maken. Het gaat daarbij
bijvoorbeeld om bedrijven in de voersector, in de voedselverwerking, banken en supermarktketens.
Vele andere acties uit het realisatieplan voor de genoemde visie dragen hier ook aan
bij. Veel aanbevelingen uit het rapport raken aan de maatregelen die worden aangekondigd
in het realisatieplan en het programma verduurzaming veehouderij. Zo bekijk ik welke
regelgeving als belemmerend wordt ervaren en hoe deze kan worden aangepakt, zonder
afbreuk te doen aan het beschermingsniveau van gezondheid en milieu zoals dat nu door
die regelgeving wordt gewaarborgd. Ik zet mij in voor een Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB) en een daarbij horend Nationaal Strategisch Plan (NSP) die bijdragen aan een
landbouw die economie, boer en leefomgeving verbindt, zich richt op regionale opgaven,
daarmee draagvlak en maatschappelijke legitimiteit heeft én ondersteunend is aan de
noodzakelijke omslag naar kringlooplandbouw.
Naar aanleiding van het rapport wil ik nader inzetten op wat de taskforce noemt een
«dashboard»: het is inderdaad van groot belang dat overheid en ketenpartijen doelen
stellen waar gezamenlijk aan gewerkt wordt. Daarom wil ik met ketenpartijen afspraken
maken over de kritische prestatie-indicatoren waar overheden, bedrijven en banken
de komende jaren op gaan sturen.
Ik ben voornemens de gesprekken met mijn Europese collega’s te intensiveren over hoe
we een gelijk speelveld tussen kringloop- en niet-kringloopproducten kunnen organiseren
in Europa. Aanbevelingen die veel verder gaan dan bestaand beleid, zoals klimaat-
en milieuheffingen, betalen voor ecosysteemdiensten, vanuit de overheid faciliteren
van handel in reststromen en een transitiefonds, daar ga ik nog naar kijken.