32 670 Voortgang Natura 2000

Nr. 149 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2019

Met deze brief reageer ik, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), op een tweetal resterende verzoeken van uw vaste commissie voor LNV inzake het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Op 17 juni jl. heb ik uw Kamer reeds een drietal rapporten van de oriënterende studie ten behoeve van de evaluatie van de Natura 2000-doelensystematiek toegezonden (Kamerstuk 32 670, nr. 148).

Inventarisatie van projecten die geraakt worden door de uitspraak

Ten eerste heeft uw vaste commissie voor LNV gevraagd om een complete lijst met projecten (infrastructuur, woningbouw, landbouw, etc.) die in gevaar komen of reeds zijn stopgezet naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State over het Programma Aanpak Stikstof (PAS) en wat nu de status van deze projecten is.

De afgelopen weken is samen met de provincies en betrokken departementen gewerkt aan een eerste inventarisatie van projecten die in de knel kunnen komen door de uitspraak. Het in beeld brengen van de precieze omvang van de projecten en de consequenties en mogelijkheden per project is echter ingewikkeld. Ik wil daarom benadrukken dat het in deze brief gegeven inzicht om een eerste inventarisatie gaat, die de komende periode nader wordt uitgewerkt. Ten opzichte van deze inventarisatie zullen er nog projecten worden toegevoegd, maar ook afvallen.

Projecten uit vrije ontwikkelingsruimte of onder drempelwaarde

Projecten en activiteiten van verschillende aard worden door de uitspraak geraakt.

Er is een nog onbekend aantal (niet-prioritaire) projecten in voorbereiding die geen gebruik meer kunnen maken van het PAS. Het betreft projecten die gebruik maakten van de vrije ontwikkelingsruimte uit het PAS (segment 2), of bijvoorbeeld projecten die voorheen vielen onder de drempelwaarde, en daarmee eerder niet vergunnings- en meldingsplichtig waren. Dit gaat om projecten onder meer op het terrein van woningbouw, recreatie en landbouw. De omvang van dit soort projecten is niet bekend.

Meldingen

Daarnaast zijn er minimaal 3.300 meldingen gedaan in het kader van het PAS. Dit betreft projecten met stikstofbijdragen onder de grenswaarde van 1 mol/ha/j, waarvoor in het PAS een vrijstelling van de vergunningplicht bestond en alleen een melding nodig was. Deze projecten hebben nu alsnog een toestemmingsbesluit nodig.

Voorheen prioritaire projecten

In de tabel hieronder is een eerste indicatie weergegeven van projecten per categorie die in de knel kunnen komen. Het gaat hier om het type projecten dat binnen het PAS prioritair was. Het effect op deze projecten kan daarbij variëren van grote impact, waarbij projecten niet meer uitgevoerd kunnen worden, tot een nadelig effect op de planning doordat bijvoorbeeld meer onderzoek nodig is. Wat het effect per project precies is, moet nog nader worden uitgezocht.

Bij het opstellen van onderstaand overzicht is geput uit de bestaande prioritaire projectenlijst uit de Regeling natuurbescherming (bijlage 1, behorende bij artikel 2.5). Deze projectenlijst is niet meer actueel. Niet alle projecten op deze lijst komen per definitie in de knel. Zo staan er projecten op waarvoor al een onherroepelijk besluit is genomen; ook zijn er nieuwe prioritaire projecten in beeld, die nog niet op deze lijst stonden.

Categorie

Aantal projecten

Veiligheid (dijkversterking; hoogwaterbeschermingsprojecten)

30–40

Klimaat, verduurzaming en natuurontwikkeling (wind op zee projecten, groene energie, transferium, hoogwaterprojecten)

10–20

Nutsvoorzieningen (aanleg transportleidingen, boring gasnet, aanleg hoogspanningsverbindingen)

10–20

Industrie, haven, bedrijventerreinen en overige bedrijvigheid

80–100

Wegen/vaarwegen projecten (regionaal)

20–30

Woningbouw

10–20

Landbouw (inclusief tuinbouw en bedrijfsverplaatsingen)

10–20

Recreatie, evenementen en toerisme (ecoducten, recreatieve zones, grote evenementen)

5–10

Mijnbouw

5–10

Defensieprojecten

30–40

Projecten waartegen een juridische procedure loopt

Daarnaast lopen in ieder geval 630 juridische procedures tegen vergunningen gebaseerd op het PAS. Deze vergunningen zullen waarschijnlijk niet onherroepelijk vastgesteld kunnen worden op basis van het PAS.

Projecten met een onherroepelijke vergunning

De uitspraak heeft geen gevolgen voor projecten met een vergunning of tracébesluit die al onherroepelijk is. Deze projecten vinden definitief doorgang. De Minister van IenW heeft hier tijdens het Algemeen Overleg MIRT met uw Kamer op 12 juni jl. een aantal voorbeelden van gegeven. Ook voor projecten op het gebied van bijvoorbeeld woningbouw, verduurzaming en landbouw geldt dat projecten met een onherroepelijke vergunning doorgang zullen vinden.

In het MIRT staan 110 projecten die zich bevinden in verschillende fasen van voorbereiding en uitvoering. De gevolgen van de PAS-uitspraak voor lopende (IenW-)planuitwerkingen worden momenteel geïnventariseerd. Duidelijk is dat de uitspraak gevolgen kan hebben voor zowel de planning als de uitgaven voor specifieke projecten. Als dat betekent dat aan uw Kamer toegezegde mijlpalen of taakstellende budgetten in het geding gaan komen, wordt uw Kamer daarover via de geëigende instrumenten geïnformeerd.

Stand van zaken in de aanpak na de uitspraak

Ten tweede heeft uw vaste commissie voor LNV gevraagd om een update met betrekking tot de stand van zaken rondom de uitspraak van de Raad van State en hierin toe te lichten welke werkzaamheden de verschillende departementen op dit moment uitvoeren om snel duidelijkheid te bieden aan betrokkenen.

Stand van zaken

Zoals gemeld in mijn brief aan uw Kamer van 11 juni jl., heb ik met de betrokken overheidspartijen besproken op welke manier op korte, middellange en lange termijn wordt omgegaan met de uitspraak van de Raad van State (Kamerstuk 32 670, nr. 147). Dit betreft de ministeries van IenW, Defensie, BZK en EZK en de provincies en VNG. Het Ministerie van LNV heeft de coördinatie in dit proces en werkt samen met specialisten van de andere betrokken departementen en provincies aan een aanpak.

Zoals uit de inventarisatie blijkt wordt een groot aantal projecten en activiteiten direct geraakt door de uitspraak. Bovendien leven vragen over hoe de overheid omgaat met deze situatie. De focus en inzet ligt de komende weken daarom vooral op het uitwerken van een aanpak voor de korte termijn.

Knelpunten die optreden zijn niet altijd eenvoudig op te lossen. Daarom wordt kennis en kunde gebundeld om waar mogelijk perspectief te bieden voor economische activiteiten en dit op een snelle en zorgvuldige manier te doen.

Samen met de betrokken departementen en de provincies wordt daarom op dit moment met prioriteit gewerkt aan de mogelijke oplossingsrichtingen voor knelpunten die zijn ontstaan rondom van vergunning vrijgestelde activiteiten die na de uitspraak alsnog een toestemmingsbesluit nodig hebben, vernietigde vergunningen, projecten die in de knel zijn gekomen, en de gestelde eisen aan beweiden en bemesten. Hierbij worden onder meer de uitgangspunten voor toestemmingsverlening via een individuele passende beoordeling en via een ADC-toets uitgewerkt. Via een zogenaamde ADC-toets kan alleen toestemming worden verleend als wordt aangetoond dat alternatieven ontbreken (A), sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang (D) en compenserende maatregelen worden getroffen (C).

Voor het zomerreces vindt met betrokken departementen en provincies nadere besluitvorming plaats over de gezamenlijke aanpak en informeer ik uw Kamer over de vervolgstappen van de korte termijn aanpak.

Organisatie

Gezien de impact van de uitspraak op projecten en activiteiten, en de wens om daadkrachtig te kunnen optreden, is onder mijn leiding een organisatie ingericht met de meest betrokken overheidspartijen. Er is een bestuurlijk overleg dat bestaat uit de ministers van LNV, IenW, BZK, EZK en Defensie en vertegenwoordigers van de provincies, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen.

Dit bestuurlijk overleg wordt voorbereid in een Bewindsliedenoverleg dat periodiek bijeenkomt. Daarnaast is er een ambtelijke werkorganisatie ingericht met werkgroepen die zich richten op acties voor de korte, middellange en lange termijn, zoals benoemd in mijn brief van 11 juni (Kamerstuk 32 670, nr. 147).

Om snel tot besluitvorming over te kunnen gaan heb ik een interbestuurlijke commissie opgericht. Deze commissie geeft dagelijkse sturing aan de werkorganisatie, coördineert de acties en bewaakt de voortgang. De commissie staat onder leiding van LNV. Hierin nemen dezelfde deelnemers deel als in het Bestuurlijk Overleg. Tevens betrek ik maatschappelijke partners en onafhankelijke deskundigen in het proces om te komen tot oplossingen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven