32 645 Kernenergie

Nr. 55 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 september 2013

Tijdens het dertigledendebat Europese Kerncentrales op 6 maart 20131 heb ik toegezegd om in september 2013 u te informeren over de stand van zaken van een aantal onderwerpen betreffende nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Hierbij doe ik u de toegezegde informatie toekomen, voor zover deze niet reeds eerder aan u is verzonden. Tevens informeer ik u over enkele aanvullende onderwerpen.

Hieronder treft u achtereenvolgens informatie over:

  • 1 Autoriteit nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

  • 2 Nucleaire installaties

  • 3 Beleid, wet- en regelgeving

  • 4 Internationaal

1 – Autoriteit nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

Op dit moment werk ik aan een voorstel om te komen tot een nieuwe onafhankelijke Autoriteit voor Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Ik betrek hierbij uw motie van dit voorjaar2. Er vindt interdepartementaal overleg plaats over de diverse mogelijkheden. Ik verwacht in de loop van november besluitvorming in de ministerraad en daarna zal ik uw Kamer nader informeren.

2 – Nucleaire Installaties

a) Storingsrapportage 2012

In de bijlage (bijlage 1) stuur ik u de door de Kernfysische Dienst opgestelde storingsrapportage over het jaar 20123.

In 2012 hebben in de Nederlandse nucleaire installaties tien ongewone gebeurtenissen plaatsgevonden. Drie bij de kernenergiecentrale Borssele en zeven bij de overige Nederlandse nucleaire installaties. Vijf van de tien gebeurtenissen (één bij de kernenergiecentrale Borssele, twee bij de Hoge Flux Reactor in Petten, één bij Mallinckrodt Medical in Petten en één bij URENCO in Almelo) zijn op INES-niveau 14. Van één gebeurtenis bij de kernenergiecentrale Borssele moet de INES-inschaling nog plaatsvinden omdat nog niet alle hiervoor benodigde informatie beschikbaar is. De overige gebeurtenissen vallen beneden die schaal (INES-niveau 0). Het aantal ongewone gebeurtenissen en de ernst daarvan wijkt in 2012 bij geen van de Nederlandse nucleaire installaties statistisch af van voorgaande jaren. Een gebeurtenis op niveau 1 van de internationale INES schaal betreft geen incident, maar een abnormaliteit of een storing. Bijvoorbeeld een kleine technische storing in een kerncentrale waarbij geen radioactieve stoffen naar buiten ontsnapt, of een blootstelling boven de wettelijke limiet bij een laboratorium waar met radioactieve stoffen wordt gewerkt.

De KFD concludeert op basis van de beschikbare informatie dat de exploitanten van de nucleaire installaties de in 2012 opgetreden ongewone gebeurtenissen in hun inrichtingen over het algemeen gesproken zorgvuldig hebben aangepakt. De gebeurtenissen zijn tijdig gemeld en geanalyseerd. De oorzaken zijn vastgesteld en er zijn, waar nodig, maatregelen genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen.

De KFD is van oordeel dat de vergunninghouders ook in 2012 lering hebben getrokken uit de gebeurtenissen waarmee ze hebben bijgedragen aan de continue verbetering van de veiligheid van de nucleaire installaties in Nederland. De KFD blijft zich informeren over de voortgang en effectiviteit van de genomen maatregelen, inspecteert ter plaatse en past waar nodig handhavinginstrumenten toe om de naleving te vergroten.

b) Convenant Kerncentrale Borssele – Veiligheidsbenchmark

In 2006 is het Convenant Kerncentrale Borssele afgesloten (verder: Convenant). Daarin is vastgelegd dat de kerncentrale tot maximaal eind 2033 open kan blijven, en is een aantal additionele afspraken gemaakt, die gelden naast de voorschriften en verplichtingen uit de vergunning op grond de Kernenergiewet. Een van deze aanvullende afspraken is de verplichting voor de eigenaar van de kerncentrale (Elektriciteits-Productiemaatschappij Zuid-Nederland, EPZ) ervoor te zorgen dat de kerncentrale Borssele tot de sluiting zal behoren tot de 25% veiligste, technisch vergelijkbare, vermogensreactoren in de Europese Unie, de Verenigde Staten en Canada.

Zoals in het Convenant afgesproken, is in 2008 een Commissie van onafhankelijke internationale deskundigen ingesteld (de Commissie Benchmark) om de naleving van de veiligheidsbenchmark te toetsten en daarover voor het eerst in 2013 te rapporteren aan de convenantpartijen.

Hierbij (bijlage 2) stuur ik u het eerste rapport van de Commissie, dat op 26 september 2013 aan de convenantpartijen is aangeboden5.

De conclusie van de Commissie is dat de Kerncentrale Borssele tot het 25% meest veilige kerncentrales van een vergelijkbaar type in EU, VS en Canada behoort en dus aan de veiligheidseis uit het convenant voldoet.

Ik merk op dat het voor het eerst is dat een dergelijke uitgebreide internationale vergelijking van alle veiligheidsaspecten van ongeveer 250 kerncentrales is uitgevoerd. De Commissie heeft een eigen methodologie ontwikkeld om een deskundig oordeel te geven over het veiligheidsniveau van de Kerncentrale Borssele (KCB) in vergelijking met die van de andere kerncentrales betrokken bij de benchmark. Het rapport bevat een uitgebreide beschrijving van deze methodologie.

De conclusie van de Commissie is een bevestiging dat de veiligheid van de kerncentrale Borssele in orde is.

c) Uitkomst 10-EVA KCB

Op 21 juni 2012 heb ik ingestemd met het plan van aanpak en het toetsingskader voor de komende 10-jaarlijkse evaluatie. Deze evaluatie betreft de periode 2003 tot en met 2012 en zal eind 2013 door NV EPZ afgerond te zijn. Ik zal uw Kamer over de resultaten informeren.

d) «Stresstest»

In Nederland hebben alle nucleaire installaties een robuustheidonderzoek uitgevoerd (de «stresstest»). In de planning voor het uitvoeren van de analyse, de beoordeling ervan door de overheid, en de implementatie van de verbetermaatregelen is rekening gehouden met de verschillen in de installaties en hun potentiële gevaarzetting: de kerncentrale Borssele heeft als eerste de stresstestanalyse uitgevoerd, de Centrale Organisatie voor radioactief Afval, COVRA, als laatste. Voor alle locaties geldt dat de geïdentificeerde verbetermaatregelen uitgevoerd zullen worden volgens een door de overheid goedgekeurd plan van aanpak. De KFD houdt toezicht op de uitvoering conform de planning, de geldende normen en de laatste stand der techniek.

Stand van zaken kerncentrale Borssele en Onderzoekslocatie Petten

EPZ heeft de uitvoering van de stresstestmaatregelen projectmatig opgepakt en rapporteert ieder kwartaal over de voortgang. De uitvoering loopt op schema. Daar waar vanwege zorgvuldigheid in de uitvoering aanpassingen in de planning noodzakelijk zijn wordt dit schriftelijk voorgelegd aan het bevoegd gezag. De KFD houdt hier toezicht op. Voorbeelden van acties die reeds zijn uitgevoerd zijn: (i) een voorziening is aangebracht waardoor het nu mogelijk is om in noodgevallen ook brandbluswater te gebruiken om waterverlies in het splijtstofopslagbassin te compenseren; (ii) de aansluitingstijd van de mobiele dieselaggregaat op het terrein van de kerncentrale is aanzienlijk verkort; (iii) aanvullende mobiele apparatuur is aangeschaft waarmee het uitvoeren van mitigerende maatregelen mogelijk is ook in het geval van ontwrichting van de locatie; (iv) accubesparende maatregelen zijn ingevoerd waardoor de tijd dat de accu’s beschibaar zijn, is vergroot; (v) tijdelijke uitwijklocaties zijn ingericht voor de ongevalorganisatie in afwachting van een nieuw ongevalbestendig ongevalresponscentrum.

Ook in Petten is de uitvoering van de maatregelen projectmatig opgepakt en kort geleden is men begonnen met de implementatie van de maatregelen.

Stand van zaken Hoger Onderwijsreactor TU Delft

Bij de beoordeling van het eerder ingediende rapport zijn door mij aanvullingen op en verduidelijking van de analyse gevraagd. De TU Delft heeft besloten een nieuw stresstestrapport op te stellen dat het eerdere rapport vervangt. Voor het einde van 2013 zal ik u het rapport en de nu nog lopende beoordeling ervan sturen.

Stand van zaken verrijkingsfabriek Urenco en opslag radioactief afval COVRA

De stresstestanalyses van Urenco en de beoordeling ervan zijn afgerond en als bijlage bij deze brief gevoegd (bijlage 3). Het plan van aanpak voor het uitvoeren van de maatregelen is in voorbereiding6.

Het stresstestrapport van COVRA is ook ontvangen en de beoordeling ervan is nu gaande. Voor het einde van 2013 zal ik u het rapport en mijn beoordeling sturen.

e) Sanering historisch afval in Petten

Op grond van de Kernenergiewetvergunning moet de Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) uiterlijk 31 december 2017 het belangrijkste deel van het op de locatie aanwezige «historisch» radioactief afval hebben afgevoerd. Het gaat hier om verschillende typen radioactief afval dat is verpakt in vaatjes, en is opgeslagen in de Waste Storage Facility. Om dit te realiseren heeft NRG, onder meer in overleg met COVRA, een Plan van aanpak ontwikkeld, dat in de periode 2012–2017 wordt uitgevoerd. Inmiddels zijn de eerste mijlpalen van dit plan gerealiseerd, waaronder de ontwikkeling, realisatie en tests van benodigde apparatuur en is men begonnen met de afvoer van de vaatjes naar COVRA.

Tegelijkertijd is NRG opgedragen een integraal programma op te stellen dat toeziet op het beheer en de afvoer van het resterende en in de toekomst te produceren afval. In het kader van dit programma zijn inmiddels 240 vaatjes en meer dan 1.000 kg aan gereedschappen en apparatuur volgens plan afgevoerd.

Afval dat ontstaat als gevolg van de reguliere bedrijfsvoering van NRG wordt op regelmatige basis afgevoerd naar de COVRA.

f) Pallas

De procedure om, samen met de provincie Noord-Holland, de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor op te richten7 is momenteel bijna doorlopen. Verder kan ik u melden dat de Europese Commissie heeft geconcludeerd dat er bij de financiering van Pallas sprake is van geoorloofde staatssteun8. De staatssteunprocedure is daarmee formeel afgerond. Na oprichting en bemensing kan de stichting beginnen met de uitvoering van het project. Pas daarna kan ook het vooroverleg in het kader van de vergunningverleningprocedure van start gaan (naar verwachting begin 2014).

g) Reactor Instituut Delft (RID)

Binnen de inrichting van het RID van de TU Delft zullen 2 projecten gerealiseerd worden in de komende jaren. Ten eerste wordt naar verwachting vanaf 2014 gestart met de bouw van een protonenkliniek: het Holland Particle Therapy Centre (HollandPTC). In deze kliniek zullen vanaf 2017 kankerpatiënten bestraald gaan worden met behulp van protonen. Deze techniek wordt nog niet in Nederland toegepast. De Kernenergiewet vergunning voor de inrichting van het RID zal daartoe aangepast moeten worden.

De realisatie van HollandPTC loopt vooruit op het 2e traject: het project OYSTER9. Technisch bezien betekent OYSTER dat de Hogere Onderwijs Reactor (HOR) van het RID een vermogensverhoging krijgt van 2 MW naar 3 MW in combinatie met de installatie van een zg. «koude» neutronenbron. Het onderzoek binnen het RID krijgt daarmee een flinke impuls, zodat het in de toekomst verzekerd is van toegevoegde waarde.

Het project OYSTER betekent een revisie van de huidige Kernenergiewet-vergunning van de TU Delft voor het RID. Hiermee wordt een geactualiseerd overzicht van de vergunde situatie binnen het RID bereikt, vergezeld van een nieuw Veiligheidsrapport (VR) en een Milieueffectrapport (MER) met de laatste milieuinformatie. Naar verwachting zal deze nieuwe vergunning in 2016 worden verleend.

3 – Beleid, wet- en regelgeving

a) Besluit vergoedingen Kernenergiewet

Mijn voorganger heeft uw Kamer aangekondigd het Bijdragenbesluit Kernenergiewet 1981 te herzien. Ik ben ermee bezig en verwacht dat het nieuwe besluit (Besluit vergoedingen Kernenergiewet) per 1 januari 2014 in werking zal treden.

Met dit besluit verdubbelt de kostendekkendheid van de bijdragen van de nucleaire sector aan de uitvoeringskosten van de Kernenergiewet. Dit betekent dat de totale bijdrage van de nucleaire sector omhoog gaat van ongeveer 0,8 miljoen Euro naar ongeveer 2 miljoen Euro per jaar. Gezien de huidige lage mate van kostendekkendheid en de kleine en gevarieerde nucleaire sector in Nederland acht ik volledige kostendekkendheid in één keer niet haalbaar. Wel zal het Besluit in 2016 geëvalueerd worden met het oog op eventueel verder te nemen stappen, richting een hogere mate van kostendekkendheid.

b) Beleid openbaarmaking vervoersvergunningen

Op grond van het Verdrag inzake fysieke beveiliging van kernmateriaal en nucleaire faciliteiten van het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) en de onderliggende aanbevelingen (INFCIRC/225/Rev5) dient de vertrouwelijkheid van informatie gerelateerd aan de uitvoering van het transport te worden beschermd.

Om enerzijds hieraan te voldoen en de veiligheid van de staat te waarborgen en anderzijds voldoende transparantie bij vergunningverlening voor het vervoeren van nucleair materiaal te verzekeren, heb ik het volgende beleid vastgesteld:

  • Over de verlening van de vervoersvergunning wordt een mededeling gedaan in de Staatscourant en op de website van Agentschap NL.

  • Deze mededeling bevat informatie dat het gaat om een transport van nucleair materiaal, wie de afzender en wie de ontvanger is en bij wie, binnen zes weken, bezwaar gemaakt kan worden.

  • In de mededeling wordt ook opgenomen dat men zich voor verdere informatie kan wenden tot het vergunningverlenend gezag (Minister van Economische Zaken).

    • c) Onderzoek naar financiële zekerheidstelling bedrijven laagradioactieve stoffen

Tijdens het dertigledendebat op 2 april jl. heb ik u toegezegd een onderzoek uit te voeren naar de wenselijkheid van een verplichting tot het stellen van financiële zekerheid voor ontmanteling en sanering van bedrijven die een vergunning hebben op grond van de Kernenergiewet voor het werken met laagradioactieve stoffen en toestellen. Ik verwacht dat dit onderzoek medio november is afgerond. Daarna zal ik u op de hoogte stellen van de conclusies die ik en mijn ambtgenoot van Infrastructuur & Milieu uit de onderzoeksresultaten hebben getrokken.

4 – Internationaal

a) Stand van zaken bij Fukushima Daiichi

De schoonmaak- en ontmantelingactiviteiten op het terrein van de kerncentrale worden door TEPCO (de eigenaar van de kerncentrale) uitgevoerd volgens een kort na het ongeval opgestelde «roadmap». Over de voortgang wordt maandelijks gerapporteerd door een speciaal hiervoor ingestelde commissie. Op dit moment zijn de beschadigde reactoreenheden 1, 2, 3 en 4 van de kerncentrale Fukushima Daiichi afgeschakeld en de koeling is onder controle. Er zijn geen emissies meer naar de lucht.

Afgelopen zomer heeft TEPCO twee problemen gemeld. Het eerste is een continue lekkage van radioactief besmet water naar de oceaan. Vanuit het heuvelland achter de kerncentrales stroomt grond- en regenwater langs de beschadigde kelders en funderingen van de reactorgebouwen en lekt naar binnen. Hier mengt het water zich met koelwater wat door TEPCO in de reactoren wordt gepompt en raakt verontreinigd. Een deel van het verontreinigde water lekt uit de kelders en stroomt door de grond naar zee, wat zorgt voor een continue lozing van radioactiviteit naar zee. Het tweede probleem betreft een lekkage van een van de opslagtanks op het terrein waarin opgepompt en deels gereinigd koel- en grondwater wordt opgeslagen. Uit een van deze tanks is 300 m3 water gelekt en bij andere tanks zijn kleine lekkages gevonden.

TEPCO werkt met steun van de Japanse overheid aan oplossingen voor beide problemen. Volgens de Japanse overheid vormen beide problemen geen gevaar voor mensen buiten het terrein van de centrale. Ook op het terrein zelf lopen werknemers geen direct gevaar.

b) Afstemming aanpak crisisbeheersing in NL, Duitsland en België

Ik heb een voorstel uitgewerkt waarmee dezelfde (beschermings)maatregelen bij nucleaire ongevallen als in de buurlanden (Duitsland en België) worden voorbereid en, in geval van een ongeval, zullen worden getroffen. In dit voorstel worden de interventieniveaus en zonering van de verschillende maatregelen aangepast. Hiermee wordt aansluiting verkregen met de waarden die onze buurlanden gebruiken, en tevens is aansluiting met de internationaal gangbare waarden (IAEA/WHO) gevonden. Begin juni is een concept van dit voorstel in een bijeenkomst met VWS en V&J gepresenteerd aan de veiligheidsregio’s. Resultaten uit de hierop volgende discussie zijn verwerkt in het voorstel. Op dit moment vindt overleg met de buurlanden plaats over de uitwerking van dit voorstel. Over de verstrekking van jodiumpillen, één van de beschermingsmaatregelen, wordt nauw samengewerkt met het Ministerie van VWS. In het kader hiervan zijn aan daarvoor in aanmerking komende veiligheidsregio’s jodiumtabletten verstrekt.

c) IAEA-review van de concept Nucleaire Veiligheidsregels

In juni heeft een team van het IAEA de concept veiligheidsregels voor nucleaire reactoren beoordeeld. Deze veiligheidsregels vormen de basis voor een in voorbereiding zijnde ministeriële regeling op basis van de Kernenergiewet.

Het IAEA-team concludeert dat de nieuwe regels de meest recente internationale veiligheidsregels omvatten, inclusief de eerste lessen uit de Fukushima ramp. Met de nieuwe regels worden volgens het IAEA in Nederland hoge veiligheidsstandaards geïmplementeerd. Ook heeft het IAEA een aantal aanbevelingen gedaan om de conceptregels nog beter in overeenstemming te brengen met de regels van het IAEA zelf.

De concept Nucleaire Veiligheidsregels zijn ook besproken met de nucleaire sector en met enkele landelijke natuur en milieu organisaties.

De nieuwe ministeriële regeling zal de randvoorwaarden bevatten voor de Kernenergiewet vergunning voor de nieuwe Pallas reactor te Petten en als referentiekader dienen voor de vergunning voor OYSTER in Delft. Voor bestaande reactoren zal zij in het kader van het principe van «continuous improvement» beschouwd worden als referentiekader anno 2014.

De ministeriële regeling zal in de loop van 2014 van kracht worden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Handelingen II 2012/13, nr. 58, item 14, blz. 83–93

X Noot
2

Kamerstuk 32 645, nr. 48

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
4

De International Nuclear and Radiological Event Scale (INES) is de internationaal gebruikte methodiek voor het inschalen van de ernst van gebeurtenissen. De INES schaal loopt van 1 (minst ernstig) t/m 7 (meest ernstig). In de storingsrapportage wordt de INES inschaling beschreven en uitgelegd.

X Noot
5

Gezien het internationale karakter van de Commissie, is het rapport in het Engels opgesteld. De Commissie heeft wel gezorgd voor een (niet officiële) Nederlandse vertaling van de samenvatting en conclusies, ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
6

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
7

Kamerstuk 33 626 A, nr. 1; Kamerstuk 33 626, C; Kamerstuk 33 626, nrs. 2 en 3.

X Noot
8

Europese Commissie, 17 juli 2013, referentie IP/13/700. Persbericht beschikbaar via: http://europa.eu/rapid/press-release_IP-13–700_nl.htm

X Noot
9

Kamerstuk 25 422, nr. 104

Kamerstuk 32 645, nr. 33

Naar boven