Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 32637 nr. I |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 32637 nr. I |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2018
Met deze brief geef ik, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Financiën, invulling aan mijn toezegging uit het AO Bedrijfslevenbeleid van 21 februari 2018 om de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van mijn bezinning op mijn beleid voor het vestigingsklimaat.
Eerst ga ik kort in op de ambities van het kabinet voor onze economie. Ook buitenlandse bedrijven kunnen hieraan een bijdrage leveren. Het is daarom van belang om het Nederlandse acquisitiebeleid te richten op de activiteiten van buitenlandse bedrijven die bijdragen aan deze kabinetsambities. Vervolgens ga ik in op de twee randvoorwaarden die van belang zijn voor het succes van het acquisitiebeleid: een aantrekkelijk vestigingsklimaat en effectief acquisitie-apparaat. Daarbij licht ik ook de rol van de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA)1 en het Invest in Holland netwerk toe.
De ambitie van het kabinet is dat Nederland op sociaal, economisch, klimaat en digitaal gebied de Europese koploper wordt. Daar hoort een goed vestigingsklimaat bij voor de bedrijven en buitenlandse werknemers. Het kabinet wil dat Nederland een land is waar het voor ondernemingen met reële economische activiteiten, die ook echt wat toevoegen aan onze economie en samenleving, aantrekkelijk is om zich te vestigen en van waaruit Nederlandse bedrijven kunnen ondernemen over de hele wereld. Daar profiteert de Nederlandse samenleving van, want deze bedrijven investeren en voegen zo werkgelegenheid, innovatie en kracht toe aan onze economie. Ook wil het kabinet extra inzetten op onderzoek en innovatie, omdat we zien dat Nederland alles in huis heeft om oplossingen te vinden voor wereldwijde maatschappelijke uitdagingen, waaronder de verduurzamingsopgave. Inzetten op de economische kansen van maatschappelijke uitdagingen draagt bij aan onze samenleving en het verdienvermogen van Nederland, zoals ook beschreven in de Kamerbrief over het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid.2 Buitenlandse bedrijven kunnen bijdragen aan het behalen van deze kabinetsambities voor Nederland.
Acquisitiebeleid gaat over welk type activiteiten en buitenlandse bedrijven we als Nederland willen aantrekken. De ambities van het kabinet, en de bijdrage die buitenlandse bedrijven hieraan kunnen leveren, heeft ook gevolgen voor het acquisitiebeleid. En in het verlengde daarvan ook voor de randvoorwaarden die nodig zijn voor succesvol acquisitiebeleid: een aantrekkelijk vestigingsklimaat en effectief acquisitieapparaat. Het kabinet heeft hierbij ook oog voor geopolitieke ontwikkelingen, zoals de Brexit.
In de vierde paragraaf van deze brief ga ik dieper in op het belang van het acquisitieapparaat. Maar voordat ik de inzet van het acquisitiebeleid toelicht, is het goed eerst kort te schetsen hoe het acquisitiewerk in Nederland is georganiseerd. In de acquisitie werkt de nationale NFIA3 nauw samen met de regionale partners volgens de gezamenlijke Invest in Holland acquisitiestrategie 2015–2020. Nederland presenteert zich zo gecoördineerd en integraal richting verschillende potentiële buitenlandse investeerders. Op die manier vergroten we de kans dat een bedrijf voor Nederland kiest en binnen Nederland op de juiste plek terecht komt. In 2019 start de NFIA, samen met de regionale partners, de evaluatie van de gezamenlijke acquisitiestrategie. Dit moet leiden tot een nieuwe gezamenlijke strategie voor de periode 2020–2025. Vooruitlopend hierop wil het kabinet nu al starten met meer focus in het acquisitiebeleid. We werken daarbij langs twee sporen: een breed spoor gericht op alle buitenlandse bedrijven met reële economische activiteiten en een spoor gericht op activiteiten die bijdragen aan specifieke doelstellingen van het kabinet.
Het kabinet wil buitenlandse bedrijven die een investering in Europa met reële economische activiteiten overwegen naar Nederland aantrekken. Buitenlandse bedrijven leveren een positieve bijdrage aan onze economie en samenleving. Onderzoek van de OESO4 laat zien dat buitenlandse investeringen belangrijke positieve effecten (spill-overs) hebben op de economie van het ontvangende land: buitenlandse bedrijven – die dus internationaal opereren – zijn gemiddeld genomen productiever en technologisch geavanceerder dan binnenlandse bedrijven. Ook in Nederland zien we dat buitenlandse bedrijven een significante bijdrage leveren aan onze economie. Nederland telde in 2016 13.400 buitenlandse bedrijven.5 Deze bedrijven waren goed voor circa 18% van de toegevoegde waarde van onze economie. Deels is deze significante bijdrage te verklaren door de relatief hoge arbeidsproductiviteit van werknemers van in Nederland gevestigde buitenlandse bedrijven. De hogere arbeidsproductiviteit is ook terug te zien in een hogere beloning van de medewerkers: buitenlandse bedrijven betalen hun werknemers gemiddeld bijna 7% meer dan gelijk geschoolde collega’s bij vergelijkbare Nederlandse bedrijven.6 Ook spenderen ze meer geld en tijd aan training van hun werknemers dan binnenlandse bedrijven en hebben werknemers bij buitenlandse bedrijven vaker een vast arbeidscontract.7
Bij buitenlandse bedrijven werkten in Nederland in 2016 ruim 938.000 werknemers. Dit komt overeen met ruim 800.000 voltijdsbanen, hetgeen een aanzienlijk deel (ruim 11%) van de Nederlandse werkgelegenheid is. Door de sterke verwevenheid van deze bedrijven in de Nederlandse economie zijn buitenlandse bedrijven indirect nog eens goed voor bijna 500.000 indirecte banen in Nederland bij toeleveranciers, dit betreft met name banen bij het Nederlandse mkb.8 Door deze verwevenheid zijn deze buitenlandse bedrijven de toegangspoort voor het mkb naar buitenlandse markten en is het mkb belangrijk als toeleverancier voor deze bedrijven. Daarom is het kabinet van mening dat buitenlandse bedrijven, met reële economische activiteiten, een toegevoegde waarde hebben voor de Nederlandse economie en samenleving. Bijkomend voordeel van het aantrekken van verschillende type bedrijven is dat de banen die hiermee gemoeid zijn ook divers zijn, zowel als we kijken naar sector als naar opleidingsniveau.
Het kabinet legt de focus op de acquisitie van buitenlandse bedrijven die nieuwe kansen bieden en extra bijdragen aan de ambities zoals in het Regeerakkoord beschreven: (hoogwaardige) buitenlandse bedrijven die Nederlandse (kennis)clusters of ecosystemen versterken, vooral als ze bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen en de ontwikkeling van sleuteltechnologieën. Hierbij sluiten we aan op het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid met een sterkere focus op het benutten van de economische kansen van de sleuteltechnologieën – waaronder kwantum, hightech, nano en fotonica – en vier maatschappelijke uitdagingen. Het kabinet zet ook extra in op de kansen op gebied van digitalisering en verduurzaming.
Stap één in deze aanpak is een duidelijk beeld van welke activiteiten kunnen bijdragen aan het Nederlandse ecosysteem. Stap twee is een acquisitiestrategie waar NFIA zich gericht en proactief inzet om de juiste buitenlandse bedrijven te benaderen om zich in Nederland te vestigen. Vooruitlopend op de nieuwe strategie van het Invest in Holland netwerk legt het kabinet nu al een focus op een vijftal acquisitiegebieden:
a) Buitenlandse R&D-activiteiten die het Nederlandse innovatie ecosysteem versterken, met name waar deze bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen en de ontwikkeling van sleuteltechnologieën.
b) De ICT-sector die bijdraagt aan verdere digitalisering in Nederland.
c) Verduurzaming van de Nederlandse economie in lijn met de doelen op gebied van klimaat en circulaire economie, onder meer door het aantrekken van nieuwe groene investeringen en bedrijven die «best in class» zijn op het terrein van duurzaamheid.
d) Acquisitiekansen als gevolg van de aanstaande Brexit verzilveren.
e) Versterken Life Sciences and Health (hierna: LSH) sector in samenhang met de verhuizing van de EMA naar Nederland.
a) Aantrekken van buitenlandse R&D-activiteiten
Het kabinet zet zich in om het innovatievermogen van Nederland te vergroten, zeker wanneer dit bijdraagt aan onze sterktes op gebied van de sleuteltechnologieën en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Zoals eerder aan de Tweede Kamer gemeld9, kan het aantrekken van buitenlandse bedrijven het Nederlandse innovatie-ecosysteem versterken en daarmee bijdragen aan het behalen van de R&D-doelstelling van 2,5%. Buitenlandse bedrijven leveren nu al een significante bijdrage aan het Nederlandse innovatie ecosysteem. Zij investeerden in 2016 in Nederland € 2,4 miljard in R&D.10 Dit is bijna 30% van de totale private R&D-uitgaven. Ook werkten in 2016 23.600 werknemers bij buitenlandse bedrijven aan R&D-activiteiten: bijna 30% van alle private R&D-medewerkers in Nederland. Daarnaast dragen buitenlandse bedrijven ook indirect bij aan het vergroten van het innovatievermogen van de Nederlandse economie. De aanwezigheid van innovatieve buitenlandse multinationals is ook bevorderlijk voor binnenlandse bedrijven wanneer dit hen toegang geeft tot nieuwe technologieën. Multinationals werken relatief vaker samen aan innovatie met andere partijen, zowel in het binnenland als in het buitenland. Dit heeft positieve spillover-effecten tot gevolg.11
De NFIA is zich in 2011, sinds de start van de Topsectorenaanpak, al meer gaan richten op het aantrekken van hoogwaardige R&D-activiteiten. Hierbij was speciale aandacht voor de Topsectoren High Tech Systemen en Materialen, ICT, Agri & Food, LSH en Chemie. De opgedane ervaring van de NFIA leert dat er verschillende trajecten zijn hoe een bedrijf uiteindelijk overgaat tot een R&D-investering in Nederland. Bij het grootste deel van de R&D-investeringsprojecten (43%) gaat het om een bedrijf dat zijn huidige activiteiten in Nederland uitbreidt; een vervolginvestering. Daarnaast blijken outsourcing en, in mindere mate, kennissamenwerkingen belangrijke trajecten die uiteindelijk tot een R&D-investering in Nederland leiden (zie tabel 1).
Achtergrond van R&D-investeringen |
|
---|---|
1) Vervolg op een bij de NFIA bekend zijnde concrete samenwerking of betrokkenheid van Nederlandse kennisinstelling of universiteit (of andere partij): |
10% |
2) Als aanvulling op een bestaande activiteit die het betreffende buitenlandse bedrijf al in NL uitvoerde: |
43% |
3) Greenfield-investeringen: |
16% |
4) Outsourced: |
29% |
5) Overig: |
2% |
Bron: NFIA, 2018.
In 2019 gaat het kabinet als onderdeel van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid missies vaststellen en wordt vastgesteld op welke sleuteltechnologieën Nederland de komende jaren gaat inzetten. Dit kan ook richting geven aan de acquisitiestrategie van de NFIA. Deze missies worden meegenomen in de nieuwe strategie van het Invest in Holland netwerk voor de periode 2020 – 2025. Hiermee sluiten we aan bij de sectoren en onderwerpen waar Nederland een sterke positie heeft. Tegelijkertijd gaat het kabinet nu al verder met het ontwikkelen van werkwijzen die tot meer R&D-investeringen in Nederland moeten leiden. Onderdeel hiervan is afspraken tussen de Innovatie Attachés en de medewerkers van de NFIA om gezamenlijk sterker te focussen op R&D-acquisitie en samen met de regionale acquisitiepartners bekijken hoe het aantal R&D-gerelateerde vervolginvesteringen te vergroten.
b) De ICT-sector en verdere digitalisering
De komst van nieuwe buitenlandse ICT-bedrijven naar Nederland draagt bij aan de kabinetsambitie uit de Nederlandse Digitaliseringsstrategie om bij de internationale digitale top te horen. ICT is een sleuteltechnologie die een bijdrage kan leveren aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Hiervoor heeft mijn ministerie de NFIA een nieuwe opdracht gegeven – «Digital Gateway 2018–2021» – om hoogwaardige ICT-bedrijven naar Nederland te halen. Deze strategie kunt u vinden als bijlage12 bij deze brief. De doelstelling is om binnen vier jaar tenminste 30 buitenlandse hoogwaardige ICT-projecten aan te trekken. Dit betreft bedrijven die innovatief en onderzoekgericht zijn en bedrijven die specifieke kennis of kunde hebben die de Nederlandse ICT-sector complementeert. Denk aan hoogwaardige activiteiten zoals R&D, Europese hoofdkantoren, datacenters en technical centers. Deze activiteiten dragen bij aan het Nederlandse digitale ecosysteem doordat ICT-capaciteit, kennis en vaardig personeel wordt aangetrokken die we nu onvoldoende hebben. Dit draagt ook bij aan de verdere digitalisering van de maatschappij en de economie. De huidige opdracht geeft vervolg aan een eerdere NFIA-opdracht van het vorige kabinet voor de periode 2013–2017. Deze heeft geresulteerd in het aantrekken van 21 hoogwaardige strategische ICT-projecten en 29 ICT-bedrijven met niet-hoogwaardige activiteiten.
c) Verduurzaming van de Nederlandse economie
Het kabinet heeft tot doel om de Nederlandse industrie te verduurzamen en de emissie van broeikasgassen versneld naar beneden te brengen. Onder meer door in te zetten op het aantrekken van nieuwe groene investeringen en de ombouw van bestaande bedrijven. Buitenlandse bedrijven zullen hier een wezenlijke bijdrage aan moeten leveren. De meerderheid van de grote industrie is onderdeel van een buitenlands moederbedrijf. Om de Nederlandse CO2 doelstelling voor 2030 te halen, is naar schatting € 15 tot 20 miljard aan herinvesteringen nodig. Tegelijk stimuleert het ambitieuze Nederlandse klimaatbeleid innovatieve bedrijven die duurzame technologie ontwikkelen en produceren en bedrijven die «best in class» zijn op het terrein van verduurzaming.
Aan de klimaattafels worden op dit moment plannen uitgewerkt voor een reductie van broeikasgassen in 2030. Daarbij bekijken we ook hoe we Nederland aantrekkelijk kunnen maken met een stimulering voor groene projecten. Daarvoor wordt onder andere een stimulans gegeven aan innovatie en kennisontwikkeling, de opbouw van nieuwe infrastructuur en een stimulans om duurzame productie te realiseren. Vervolgens ga ik bekijken hoe we, mede via de NFIA, onze acquisitie kunnen focussen zodat deze investeringen ook werkelijk in Nederland gaan plaatsvinden.
d) Acquisitiekansen als gevolg van de aanstaande Brexit verzilveren
De Brexit is voor de Nederlandse economie geen positieve ontwikkeling, maar leidt tot acquisitiekansen. Internationaal opererende bedrijven die momenteel in het VK gevestigd zijn, overwegen hun activiteiten te verplaatsen van het VK naar de EU. Dat kan zijn uit vrees om verlies van marktoegang tot de grootste markt ter wereld, het veilig willen stellen van toegang tot talent of herschikken van logistieke ketens. Het VK zal daarnaast een minder aantrekkelijke bestemming zijn voor nieuwe buitenlandse investeringen in het land. De NFIA is al geruime tijd actief in het benutten van acquisitiekansen vanwege Brexit. De pijplijn met projecten is stevig gegroeid. Momenteel spreekt de NFIA met circa 250 bedrijven over een mogelijke investering als gevolg van Brexit: dit is verdrievoudigd ten opzichte van vorig jaar. Sinds 2016 is bij de NFIA extra capaciteit vrijgemaakt voor Brexit.
Nu de onderhandelingen rondom Brexit de finale fase in gaan, is het kabinet van mening dat een opschaling van de strategie wenselijk is. De NFIA zal zich proactiever richten op een selectie van de meest kansrijke bedrijfssectoren, waaronder Media en Advertentie Industrie, AgriFood, Aerospace, Automotive, Tech en IT, Chemie en Life Sciences & Health (spin-off EMA). Voorts zal het kabinet explicieter optrekken met de NFIA bij acquisitie van ondernemingen in relatie tot Brexit. Daarbij zullen onder andere bewindspersonen, stakeholders (bijvoorbeeld toezichthouders) en uitvoeringsorganisaties worden ingezet en zal naar verdere synergie worden gezocht. Deze meer assertieve strategie is in lijn met de motie van de leden Paternotte (D66) en Veldman (VVD) van 5 april jl.13 waarin zij de regering verzoeken om, zich samen met de partners van het Invest in Holland-netwerk en ondernemersorganisaties in te spannen om meer in het Verenigd Koninkrijk gevestigde bedrijven aan te trekken en de Tweede Kamer over de resultaten daarvan te informeren. Begin 2019 zal ik de Tweede Kamer informeren over de resultaten van de NFIA in 2018 en daarbij ook ingaan op de Brexit.
e) Acquisitie ter versterking van de Nederlandse LSH-sector
Als gevolg van de Brexit verhuist het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA) in maart 2019 van Londen naar Amsterdam. Het agentschap is verantwoordelijk voor de markttoelating van (nieuwe) geneesmiddelen binnen de Europese Unie. De vestiging van het EMA zorgt voor een belangrijke economische impuls, door de 900 veelal kwalitatief hooggeschoolde werknemers die daar werken. Daarnaast biedt de komst van EMA naar Nederland unieke kansen om het LSH-ecosysteem in Nederland op korte, middellange en langere termijn te versterken. De NFIA heeft begin 2018 samen met enkele partners uit het Invest in Holland netwerk – Innovation Quarter, Invest Utrecht en Amsterdam in business – een strategisch acquisitie team opgericht om LSH-bedrijven aan te trekken die, ten dele vanuit Londen, naar Nederland willen komen vanwege de komst van het EMA en/of de Brexit. Het kabinet heeft hiervoor reeds bij de NFIA extra capaciteit vrijgemaakt. Ook de regionale partners zetten extra acquisitie capaciteit in. Daarnaast werken we met private partijen samen in het initiatief PharmInvestHolland om het R&D investeringsklimaat voor biofarmaceutische bedrijven in Nederland te versterken. 14
Verder heeft mijn ministerie dit jaar een verkenning uitgevoerd naar de maatschappelijke en economische kansen die voortkomen uit de komst van het EMA naar Nederland. En op welk type activiteiten Nederland moet inzetten om het LSH-ecosysteem in Nederland op langere termijn te versterken. Het aantrekken van hoogwaardige activiteiten (bijvoorbeeld R&D en productie) van buitenlandse bedrijven kan, als onderdeel hiervan, bijdragen aan het versterken van het LSH-ecosysteem. De komende maanden zullen de uitkomsten van de verkenning verder uitgewerkt worden. De Tweede Kamer zal hier binnenkort verder over geïnformeerd worden.
De inzet op het acquisitiebeleid heeft geen zin als niet is voldaan aan de belangrijkste randvoorwaarde: een uitstekend vestigingsklimaat. Het gaat daarbij onder meer om de (digitale) infrastructuur, het opleidingsniveau van de beroepsbevolking, het belastingstelsel, het innovatie-ecosysteem en de algehele kwaliteit van leven, waaronder het voorzieningsniveau. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat stelt bedrijven in staat om te ondernemen en internationaal te concurreren. Het vestigingsklimaat geldt voor alle bedrijven in Nederland; zowel Nederlands als buitenlands en van mkb tot grootbedrijf. Wel zijn er binnen het vestigingsklimaat bepaalde aspecten die met name van belang zijn voor buitenlandse bedrijven om in Nederland te (komen) ondernemen. Vaak geeft het opzetten van nieuwe activiteiten in het buitenland – ten opzichte van het eigen land – een extra drempel. Voorbeelden van deze specifieke aspecten zijn beschikbaarheid van Engelstalige overheidsinformatie en regelgeving rond visa en tewerkstellingsvergunning. De Minister van Economische Zaken en Klimaat is beleidsverantwoordelijke voor de coördinatie van het Nederlandse vestigingsklimaat. Vanuit die rol houd ik de vinger aan de pols over hoe dit klimaat zich ontwikkelt en waar mogelijk verder te verbeteren is. Bij dit laatste trek ik samen op met betrokken collega Ministers, die hun eigen verantwoordelijkheid hebben, of partijen uit de regio.
Nederland staat in het linker rijtje van gerenommeerde ranglijsten die wat zeggen over de innovatie- en concurrentiekracht van landen, en gebaseerd zijn op feiten en beoordelingen. Nederland behoort in 2018 met een zesde plaats volgens het World Economic Forum tot de mondiale top van de meest dynamische en concurrerende kenniseconomieën in de wereld en is tevens één van de landen met de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. Volgens de World Competitiveness Scoreboard van het Zwitserse onderzoekbureau IMD staat Nederland dit jaar op de vierde plaats en is daarmee nummer één in Europa. Deze ranglijst kijkt onder meer naar scholing, patenten, ICT-uitgaven en onderzoek en ontwikkeling. De Europese Commissie publiceert jaarlijks een ranglijst voor de innovatiekracht van de 28 EU-landen (de European Innovation Scoreboard): Nederland staat in 2018, net als voorgaand jaar op de vierde plek. En ons land behoort tot de kopgroep van zogenaamde innovatieleiders in Europa: landen die meer dan 20 procent hoger scoren dan het Europees gemiddelde. Als het gaat om talentontwikkeling staat Nederland in de Global Talent Competitiveness Index (GTCI) dit jaar op de negende plek. Amsterdam is de hoogst scorende Nederlandse stad in de index en staat wereldwijd op de elfde plaats. Tot slot staat Nederland op de tweede plaats bij de Global Innovation index van Cornell University, INSEAD Business School en de World Intellectual Property Organization. Nederland scoort het hoogste bij hoe bedrijven opereren, waarbij onder andere wordt gekeken naar de kennis van arbeiders, de koppeling met innovatie en de import van kennis.
De score in dit soort lijstjes is geen doel op zichzelf, maar geeft wel een beeld van waar we als Nederland staan, waar we goed in zijn en – nog belangrijker – waar zaken beter kunnen. Veel terugkomend is dat Nederland een gezond macro-economisch beleid heeft. De Nederlandse economie doet het bovengemiddeld in Europees perspectief. Het is aantrekkelijk hier te ondernemen: een goed opgeleide beroepsbevolking, goede fysieke en digitale infrastructuur en een hoge score op lijstjes met wetenschappelijke publicaties. In de verschillende ranglijsten komen ook enkele verbeterpunten naar voren, zoals de structureel achterblijvende private R&D-investeringen, de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en de financieringsknelpunten van het mkb.
De aantrekkelijkheid van een vestigingsklimaat is altijd relatief ten opzichte van dat in andere landen. Omdat de wereld continu in beweging is, vraagt het vestigingsklimaat ook voortdurend aandacht. Daarbij geldt dat «het» ideale vestigingsklimaatbeleid niet bestaat. Ten eerste zijn voor elk type investering andere factoren in meer of mindere mate van belang. Zo is voor een bedrijf dat een nieuw windpark op zee wil ontwikkelen het van groot belang welke mogelijkheden er zijn om aan te sluiten op het Nederlandse elektriciteitsnet, hecht een distributiecentrum juist veel waarde aan de locatie in combinatie met een goede infrastructuur en weegt bij een nieuw R&D-centrum de kwaliteit van de Nederlandse kennisinfrastructuur juist zwaar mee. Ten tweede is het altijd lastig te achterhalen hoe zwaar een bedrijf de verschillende vestigingsklimaatfactoren meeweegt bij een investeringsbeslissing. Desondanks is door internationale ranglijsten, jarenlange ervaring met acquisitiewerk en signalen uit het veld wel degelijk een beeld te schetsten van wat goed is voor het Nederlandse vestigingsklimaat.
Om aantrekkelijk te zijn voor investeringen van buitenlandse bedrijven met reële economische activiteiten is het van belang dat Nederland een sterk vestigingsklimaat in de breedte heeft. Het is zaak dat we hierin blijven investeren. Dit komt ten goede aan alle bedrijven die in Nederland ondernemen. Het kabinet investeert op veel terreinen: Invest NL om het Nederlandse financieringslandschap verder te verbeteren, extra investeringen in onderwijs voor de beroepsbevolking van morgen, investeringen in de infrastructuur voor betere bereikbaarheid en investeringen in de publieke sector om te zorgen dat Nederland een prettig en veilig land blijft om in te leven. Kijkend naar de verschillende ranglijsten en signalen uit het veld zijn er daarbij twee aspecten in ons vestigingsklimaat die extra aandacht vragen: voldoende beschikbaarheid van geschikt personeel en het belastingstelsel. Aanvullend zijn er, mede op basis van gesprekken met (potentiële) buitenlandse investeerders, een drietal aandachtspunten die vooral van belang zijn voor buitenlandse bedrijven (zie tekstbox 1). Op deze punten bekijkt het kabinet waar eventueel verbetering van het vestigingsklimaat mogelijk is.
Tekstbox 1 – Specifieke aandachtspunten vestigingsklimaat voor buitenlandse bedrijven
Openen bankrekening
Zonder Nederlandse bankrekening is het voor een buitenlands bedrijf (afkomstig van buiten de Europese Unie) niet mogelijk om in Nederland te ondernemen. Als bedrijven hun entree maken op de Europese markt beginnen ze vaak klein, om daarna via vervolginvesteringen uit te breiden. Van een aantal van deze bedrijven ontvangen we signalen dat Nederlandse banken door Amerikaanse én Europese integriteitsregels minder welwillend zijn om een bankrekening voor deze zakelijke klanten te openen. In samenspraak met de Nederlandse Vereniging van Banken en het Ministerie van Financiën ga ik de komende periode bekijken of het proces van het openen van een bankrekening te versoepelen is.
Capaciteit internationale scholen
Internationaal onderwijs is met name voor buitenlandse bedrijven erg belangrijk, zodat ze talentvolle werknemers met kinderen kunnen meenemen. Daarnaast hebben ook Nederlandse bedrijven veel buitenlandse werknemers in dienst; ook zij komen vaak met hun gezin naar Nederland. Een direct gevolg van recente positieve acquisitieresultaten is dat de belangstelling voor het internationale onderwijs de afgelopen vijf jaar enorm is gegroeid, waardoor wachtlijsten zijn ontstaan. Het vorige kabinet heeft eenmalig extra middelen vrijgemaakt voor de aanpak van die wachtlijsten. Daarnaast is een Taskforce Internationaal Onderwijs ingesteld om knelpunten in het internationaal onderwijs te verkennen en daar adviezen op uit te brengen. Dit heeft geresulteerd in een actieplan, dat vorig jaar aan uw Kamer is toegestuurd. Met mijn collega voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zal ik uw Kamer per brief informeren over de implementatie van de adviezen uit dit actieplan.
Voorlichting in het Engels
Het is van belang dat voor buitenlandse werknemers en bedrijven de (overheids)diensten bereikbaar en toegankelijk zijn. Uit het veld krijgen we signalen dat dit nog niet overal het geval is. De komende periode gaan we, samen met verschillende uitvoeringsorganisatie, bekijken waar mogelijk deze informatievoorziening nog verder te verbeteren is.
Nederland kent een hoogopgeleide beroepsbevolking die voor zowel binnen- als buitenlandse bedrijven attractief is. Mede door de huidige hoogconjunctuur is arbeidsmarktkrapte ontstaan van onder andere technisch geschoold personeel. Niet alleen buitenlandse bedrijven die overwegen zich in Nederland te gaan vestigen zien tekorten, ook Nederlandse bedrijven en al gevestigde buitenlandse bedrijven ervaren hier knelpunten. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zet in zijn brief van 15 juni 2018 uiteen hoe het kabinet de arbeidsmarktkrapte aanpakt. Het kabinet zet in op het structureel versterken van de arbeidsmarkt, het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, het stimuleren van leven lang ontwikkelen en het beter betrekken van groepen met een afstand tot de arbeidsmarkt. In de aanpak is specifiek aandacht voor het tekort aan technisch geschoold personeel. Om dat specifieke tekort aan te pakken zet het kabinet het Techniekpact voort om de aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs te verbeteren, en investeert het kabinet € 100 miljoen in techniekonderwijs in het vmbo. Werkgevers kunnen ook een beroep doen op de internationale arbeidsmarkt. Het kabinet faciliteert arbeidsmigratie die een zinvolle bijdrage kan leveren aan de Nederlandse economie.
Een goed fiscaal vestigingsklimaat is – naast het verlagen van de lasten op arbeid, het vergroenen van het belastingstelsel, het aanpakken van belastingontwijking en -ontduiking, en zorgen voor een goede uitvoerbaarheid – één van de vijf fiscale beleidsprioriteiten van het kabinet. Voor zowel binnenlandse als buitenlandse bedrijven is het fiscale klimaat een belangrijke factor bij de keuze voor vestiging in een bepaald land. Daarom wil het kabinet dat ons belastingstelsel concurrerend is. Als bedrijven eenmaal voor Nederland hebben gekozen, is het doel van het belastingstelsel dat de investeringsbeslissing zo min mogelijk verstoord wordt door fiscale aspecten. Hierdoor worden productiefactoren zo efficiënt mogelijk ingezet. Nederland streeft daarom naar een simpel en robuust belastingstelsel.
Internationaal is een trend waarneembaar van een verlaging van de tarieven in de winstbelasting, veelal in combinatie met een verbreding van de grondslag. In lijn daarmee verlaagt het kabinet het algemene tarief in de vennootschapsbelasting van 25% naar 20,5%. Figuur 1 illustreert de ontwikkeling in de statutaire tarieven in Nederland en enkele andere Europese landen.
Figuur 1: ontwikkeling statutaire Vpb-tarieven
Met de verlaging naar 20,5% blijft het Nederlandse algemene tarief concurrerend. Deze verlaging wordt in belangrijke mate gefinancierd door maatregelen binnen de vennootschapsbelasting, zoals het beperken van de aftrekbaarheid van rente en het inperken van verliesverrekening. Zo probeert het kabinet te bewerkstelligen dat Nederland aantrekkelijk blijft als vestigingsland voor reële economische activiteiten, terwijl de kabinetsinzet niet leidt tot schadelijke belastingconcurrentie. Figuur 2 illustreert dat hoewel de statutaire tarieven in Europa zijn gedaald, de opbrengst uit de winstbelasting in zowel Nederland als andere landen als percentage van het BBP op niveau is gebleven.
Het Nederlandse belastingstelsel is vanwege de sterke internationale focus aantrekkelijk voor bedrijven die internationaal ondernemen. Uitgangspunt hierbij is dat bedrijven zo min mogelijk worden belemmerd om in het buitenland activiteiten te ontplooien, waarbij het betalen van dubbele belasting over bedrijfswinsten zo veel mogelijk voorkomen wordt. Dit stelt in Nederland gevestigde bedrijven in staat om in het buitenland te concurreren. Voornamelijk de deelnemingsvrijstelling en ons uitgebreide verdragennetwerk dragen hier aan bij.
Figuur 2: ontwikkeling Vpb-tarieven en opbrengst
In het kader van het BEPS-project van de OESO worden belastingstelsels wereldwijd, dus ook in Nederland, aangepast om belastingontwijking door internationale bedrijven tegen te gaan. Hierdoor zijn de regels over directe bedrijfsbelastingen zowel in Nederland als andere landen flink in beweging, terwijl stabiliteit en voorspelbaarheid van de overheid voor investeerders van groot belang is. Deze internationale ontwikkelingen zullen ertoe leiden dat steeds vaker beroep wordt gedaan op onderlinge overlegprocedures met andere landen om geschillen over dubbele belasting op te lossen. Nederland besteedt daar binnen het verdragennetwerk veel aandacht aan.
Het kabinet heeft met het regeerakkoord een fiscale agenda voor de komende jaren neergelegd. Daarnaast draagt het heroverwegingspakket vestigingsklimaat bij aan stabiliteit en voorspelbaarheid op fiscaal terrein. Het overgangsrecht bij het inperken van de 30%-regeling is hiervan een goed voorbeeld.
Naast stabiliteit en voorspelbaarheid is rechtszekerheid uiteraard van groot belang voor bedrijven wanneer zij besluiten om in een land te investeren. De Nederlandse Belastingdienst draagt bij aan rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor belastingplichtigen door middel van vooroverleg en het geven van zekerheid vooraf. Zekerheid vooraf kan alleen worden gegeven binnen de kaders van wet, (internationale) regelgeving, beleid en jurisprudentie. Zowel de Belastingdienst als de belastingplichtige profiteren ervan om in een vroeg stadium duidelijkheid te scheppen en discussies tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst «aan de voorkant» te beslechten. Het kabinet wil met de recent aangekondigde herziening de kwaliteit van de Nederlandse rulingpraktijk voor bedrijven met reële economische activiteiten verder borgen en de robuustheid vergroten. Dit wordt steeds belangrijker omdat het Nederlandse belastingstelsel door grondslagharmonisatie internationaal steeds minder onderscheidend is. Hierdoor wordt een benaderbare Belastingdienst die (tijdig en bekwaam) zekerheid mag, kan en durft te blijven geven over de juiste toepassing van de wet- en regelgeving een steeds belangrijker asset van Nederland.
Succesvolle acquisitie in de focusgebieden (R&D, ICT, verduurzaming en LSH) vereist dat Nederland, naast een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de breedte, een vestigingsklimaat heeft dat juist voor dit type investeringen aantrekkelijk is.
In de brief over het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid en de bijlage met de beleidslijnen richting 2,5% R&D van bbp heb ik de Tweede Kamer reeds geïnformeerd hoe het kabinet de R&D-investeringen in Nederland wil verhogen. Het R&D-vestigingsklimaat bestaat onder andere uit gunstige fiscale voorwaarden, goede mogelijkheden voor publiek-private samenwerking en voldoende beschikbaarheid van bèta-technisch personeel15. Het creëren van goede mogelijkheden voor publiek-private samenwerking is een kernelement van de topsectorenaanpak. De beschikbaarheid van bèta-technisch personeel bevordert het kabinet onder meer via het Techniekpact. En tot slot is met het fiscale heroverwegingspakket de WBSO verruimd. Door deze acties wordt Nederland aantrekkelijker voor buitenlandse bedrijven om R&D-activiteiten in Nederland te vestigen.
Nederland heeft reeds een goed vestigingsklimaat voor ICT-investeringen. De digitale infrastructuur is van wereldklasse, de beroepsbevolking is goed opgeleid en er is een goede samenwerking tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen. De Nederlandse Digitaliseringsstrategie geeft aan hoe het kabinet deze positie wil versterken. Zo zetten we in op onderzoek, innovatie, nieuwe vaardigheden, connectiviteit, veiligheid en vertrouwen. De Nederlandse markt is zeer geschikt voor de ontwikkeling van nieuwe digitale producten en is daarom interessant voor innovatieve bedrijven.
Zoals eerder aangegeven wordt de focus in de acquisitie in relatie tot de verduurzaming van de industrie en de EMA eerst nog verder uitgewerkt. Naar
aanleiding hiervan bekijk ik of, en waar mogelijk, we het Nederlandse vestigingsklimaat dat deze acquisitie ondersteunt verder kunnen verbeteren.
Tekstbox 2 – Vier lessen van succesvol acquisitiewerk
1) Drie kanalen voor het genereren van leads
Leads zijn bedrijven met investeringsplannen zonder dat de locatiekeuze (land) voor de investering al is gemaakt. Bedrijven met investeringsplannen werken daarbij vaak met een lijst van potentiële landen om in te investeren. Het is van belang dat Nederland ook op de shortlist staat. De NFIA probeert dit via drie verschillende kanalen te bewerkstelligen:
a) Via de 26 buitenlandkantoren van de NFIA, verdeeld over 15 landen, spreekt de NFIA met bedrijven die mogelijk een investering in Nederland overwegen;
b) Via het Investor Relations Programma, samen met het Invest in Holland- netwerk, spreekt de NFIA bedrijven die reeds in Nederland gevestigd zijn. Soms overwegen zij een uitbreiding van hun activiteiten;
c) Potentiële buitenlandse investeerders die, al dan niet via een tussenpersoon, de NFIA weten te vinden.
2) Niet elke lead leidt tot een deal
De NFIA ondersteunt potentiële investeerders bij hun investeringsbeslissing door ze te informeren over het Nederlandse vestigingsklimaat. Een vestigingsklimaat dat voor alle bedrijven in Nederland geldt. Uiteindelijk is het aan het bedrijf om de verschillende vestigingsklimaatfactoren te wegen en te besluiten over de vestigingslocatie. Een fors deel van de investeringsprojecten waarbij Nederland op de shortlist staat, resulteert uiteindelijk toch niet in een investering in Nederland. Het maakt dat om uiteindelijk 224 investeringsprojecten in Nederland te laten landden, een veel grotere inspanning nodig is dan slechts het behandelen van deze 224 projecten.
3) Vertrouwelijkheid belangrijke voorwaarde in het acquisitiewerk
In de contacten van de NFIA met potentiële investeerders wordt veelal bedrijfsvertrouwelijke en concurrentiegevoelige, maar vaak ook beursgevoelige, informatie uitgewisseld. Dit stelt de NFIA in staat om juist die vestigingsklimaatfactoren bij het bedrijf onder de aandacht te brengen die voor de specifieke investering van belang zijn. Bedrijven moeten er op kunnen vertrouwen dat deze informatie die met de overheid wordt gedeeld ook vertrouwelijk blijft. Zonder deze vertrouwelijkheid zouden bedrijven niet geneigd zijn dergelijke informatie met de NFIA te delen. Daarom sluit de NFIA ook in veel gevallen een Non-Disclosure Agreement met een potentiële investeerder. Deze vertrouwelijkheid leidt er ook toe dat het kabinet geen bidbooks openbaar maakt die voor een individueel bedrijf zijn opgesteld.
4) Elk investeringsbeslissing kent zijn eigen dynamiek
Uiteindelijk gaan bedrijven over hun investeringsbeslissingen. Het traject om tot deze beslissingen te komen, verschilt behoorlijk. Zowel qua de stappen die worden genomen als qua tijdspad. Daarbij is de complexiteit van een investeringsproject een belangrijke factor. Zo doorloopt een project voor de bouw van een complexe chemische installatie met een afschrijvingstermijn van dertig jaar een totaal ander traject dan de vestiging van een marketing en sales-office in een gehuurd kantoorpand.
Een tweede randvoorwaarde voor een succesvol acquisitiebeleid is een effectief acquisitie-apparaat. Nederland heeft, net als de meeste andere Europese landen, een agentschap dat verantwoordelijk is voor de acquisitie: de NFIA, onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De NFIA heeft de verantwoordelijkheid om Nederland als vestigingslocatie bij buitenlandse bedrijven onder de aandacht te brengen (zie tekstbox 2).
Zoals eerder aangegeven (zie paragraaf 2) werken ze hierbij samen met de regionale acquisitiepartijen via het Invest in Holland netwerk.
In vergelijking met de investeringsagentschappen van andere West-Europese landen is de NFIA, met een budget van circa € 15 miljoen en 115 medewerkers, qua grootte een bescheiden organisatie. Het beeld is dat de NFIA goed functioneert. Uit internationale vergelijkingen blijkt dat Nederland in Europees perspectief relatief goed scoort in het aantrekken van buitenlandse investeringsprojecten16 en dat deze projecten bovendien relatief hoogwaardig van aard zijn17. Gezien de bescheiden omvang van de NFIA en de ambities van het kabinet om via acquisitie bij te dragen aan de doelen uit het Regeerakkoord, heeft de Minister van Buitenlandse Zaken reeds besloten dat een deel van de extra middelen voor de uitbreiding en versterking van het postennet ten goede komt aan de NFIA.18 Dit past binnen de ambitie om een deel van de extra middelen beschikbaar te stellen voor economische groeikansen. Gelijk met de herijking van de nationale Invest in Holland acquisitiestrategie wordt in 2019 de NFIA, conform de begrotingsregels, geëvalueerd. Daarbij wordt bijvoorbeeld ook de gereedschapskist van de NFIA meegenomen en gekeken naar de samenwerking met het Innovatie Attaché Netwerk die kan bijdragen aan het behalen van de acquisitiedoelen van het kabinet. Hierover zal ik de Tweede Kamer nader informeren.
Het kabinet vindt het belangrijk dat Nederland een aantrekkelijk land is (en blijft) voor buitenlandse bedrijven met reële economische activiteiten. Deze bedrijven leveren een positieve bijdrage aan onze economie en samenleving via banen, innovatie en hun hoge productiviteit en toegevoegde waarde. Door prioriteiten te leggen in de acquisitie gaat het kabinet zich ook steeds meer richten op bedrijven die een wezenlijke bijdrage leveren aan de ambities van het kabinet: missiegedreven innovaties, digitalisering en verduurzaming. Door een aantrekkelijk vestigingsklimaat dat aansluit op de acquisitiedoelen en effectief acquisitieapparaat kunnen we de bijdrage van buitenlandse bedrijven aan deze ambities – en dus aan onze economie en samenleving – vergroten.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Zoals ook eerder aangekondigd in de nota «Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland» van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 18 mei 2018. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 34 952, nr. 1).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32637-I.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.