32 627 (Glas)tuinbouw

29 675 Zee- en kustvisserij

Nr. 46 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 10 maart 2023

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben op 9 februari 2023 overleg gevoerd met de heer Adema, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over:

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 19 oktober 2022 inzake perspectief duurzame glastuinbouw Limburg en reactie op de motie van het lid Valstar c.s. over komen tot oplossingen voor het stimuleren van hergebruik van CO2 in de glastuinbouw (Kamerstuk 27 428, nr. 389) (Kamerstuk 32 627, nr. 41);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 6 december 2022 inzake Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030 (Kamerstuk 32 627, nr. 43);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 6 december 2022 inzake energiemonitor glastuinbouw en impactanalyse fiscale maatregelen (Kamerstuk 32 627, nr. 42);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 19 december 2022 inzake toetsingskader risicoregelingen voor Borgstelling MKB-landbouwkredieten (BL) (Kamerstukken 32 637 en 36045, nr. 529);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 7 februari 2023 inzake stand van zaken energietransitie glastuinbouw (Kamerstuk 32 627, nr. 44);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 15 november 2022 inzake overbruggingsregeling visserijsector (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1470);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 23 december 2022 inzake voortgang van een aantal onderwerpen gerelateerd aan het visserijbeleid (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1502);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 7 februari 2023 inzake startnotitie voor de Visie voedsel uit zee en grote wateren (Kamerstukken 21 501-32 en 29 675, nr. 1514).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Geurts

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Tjeerd de Groot

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Jansma

Voorzitter: Graus

Griffier: Holtjer

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Bisschop, Boswijk, Graus, Grinwis, Tjeerd de Groot, Van der Plas, Thijssen, Valstar, Vestering en Wassenberg,

en de heer Adema, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen allemaal. Ik open het commissiedebat van de commissie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik heet alle mensen op de publieke tribune en ook de mensen die thuis kijken en luisteren via het digitale kanaal, de Minister van LNV en zijn team, en ook de leden der Staten-Generaal van harte welkom. Het gaat vandaag over tuinbouw en visserij. Er zullen ook veel tuinders en vissermannen, zelfs vanaf het water, meeluisteren. Ik stel per fractie een spreektijd van vier minuten en vier losse interrupties voor. Ik zie daartegen geen bezwaar, dus dat begint al lekker. Ik geef dan graag als eerste het woord aan de heer Boswijk, namens het Christen Democratisch Appèl.

De heer Boswijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Vier minuten spreektijd is wat kort voor twee hele belangrijke onderwerpen, dus ik ga het als volgt doen. Ik heb de afgelopen maanden meerdere werkbezoeken gebracht aan verschillende vissermannen en bij verschillende viscomplexen. Ik heb een inventarisatie gemaakt van de knelpunten en de kansen voor specifiek de visafslagen. Ik zou heel graag via de bode, die nu nog met koffie loopt, een notitie aan de Minister willen aanbieden en hem willen verzoeken hierop te reageren. Ik ben heel benieuwd wanneer hij ongeveer verwacht te kunnen reageren.

De voorzitter:

We hebben een reservebode.

De heer Boswijk (CDA):

Nou, hoho, dit is de originele, geloof ik.

De voorzitter:

Dat is trouwens niet de reservebode. We hebben nog een bode; zo moet ik het zeggen. Die gaat dat bij dezen regelen.

De heer Boswijk (CDA):

Dank, voorzitter. Wat het CDA betreft hoort de visserij van oudsher bij Nederland en blijft dat in de toekomst ook zo. Dat geldt, wat ons betreft, ook voor de vissers in het Noordzeegebied. In de brief van 7 februari schetst de Minister in grote lijnen de visie voor deze vissers. We vinden het goed om te lezen dat wordt bekeken welke visgronden waardevol zijn, zodat deze op lange termijn beschikbaar blijven voor de actieve visserij. Dat is eigenlijk vergelijkbaar met onze motie over het beschermen van hoogwaardige landbouwgronden. Wel vind ik het van belang om op te merken dat de visserij geen sluitstuk mag zijn in de discussie over de ruimte, net zoals Remkes in zijn visie zei dat dit bij de landbouw niet het geval mag zijn. We moeten, volgens mij, voorkomen dat we eerst gaan kijken naar alle andere opgaves en dan pas kijken wat er overblijft voor de visserij. Kan de Minister aangeven hoe hij de belangenafweging tussen die verschillende functies maakt?

Voorzitter. Dan kom ik op de garnalenvisserij. Die wacht al heel erg lang op het hen beloofde toekomstperspectief. Er was aangegeven dat de perspectiefnota eind vorig jaar klaar zou zijn, maar doordat de stuurgroep garnalenvisie prioriteit heeft gegeven aan het bespreken van zaken die spelen rond de nieuwe Wet natuurbeschermingsvergunning is dit proces met in ieder geval driekwart jaar vertraagd. Dit kregen we pas op 23 december te horen. In het kader van een zorgvuldig gedragen proces vinden we dit toch wel wat slordig. Graag ontvang ik van de Minister een reactie en een toezegging dat als er een mogelijkheid is om dit eerder dan in het najaar van 2023 af te hebben, daar ook gebruik van te maken.

Voorzitter. Ik kom dan op een andere zeer waardevolle sector, namelijk de glastuinbouw. Tuinders zijn ook echte ondernemers. Er wordt in de bedrijfsvoering altijd rekening gehouden met financiële tegenvallers. Dat de jaarlijkse lasten bijna vervijfvoudigen had echter niemand kunnen bedenken en dat valt, wat mij betreft, ook niet onder een ondernemersrisico. Zelfs de extra opbrengsten als gevolg van twee fiscale maatregelen wegen niet op tegen deze extreem hoge lasten. Desalniettemin zorgen deze fiscale maatregelen wel voor een lichte financiële ondersteuning. Er moet dan ook worden voorkomen dat deze extra inkomsten niet zodanig worden ingeboekt, dat dit later misschien wel een korting van SDE++-subsidie tot gevolg kan hebben. Is de Minister bereid om hierover op korte termijn met Minister Jetten in gesprek te gaan? Daarnaast moeten deze fiscale maatregelen, volgens mij, zo snel mogelijk worden geïmplementeerd. Wachten tot de besluitvorming over het Belastingplan 2024 gaat wat het CDA betreft te lang duren. Op welke manier kan de Minister dit traject maximaal versnellen?

Voorzitter. In de brief van 30 januari wordt gezegd: of en hoe tuinders zich hierop kunnen aanpassen is onzeker. Dat is begrijpelijk. Ik stel mezelf telkens die vragen als ik weer nieuws hoor over hogere lasten. Ik vraag me regelmatig af: wat als een groot deel van de tuinders failliet gaat? Deze innovatieve, vooruitstrevende en duurzame sector is van groot belang voor Nederland, niet alleen voor de werkgelegenheid en de voedselproductie, maar ook voor de energietransitie. Die sector moeten wij toch koesteren? Wat gaat de Minister naast het implementeren van de fiscale maatregelen nog meer doen om de tuinders op korte termijn echt financieel te helpen? Wat er nu gedaan wordt, blijkt niet voldoende te zijn. Ziet de Minister in hoe belangrijk het is om deze sector voor Nederland te behouden? Ik lees namelijk in de brief dat de tuinders die tot de conclusie komen dat de energietransitie op hun bedrijf onvoldoende vormgegeven kan worden: «hun huidige productie zullen moeten afbouwen of moeten omvormen». Daarna stopt deze alinea. Dat lijkt me toch wel een ongenuanceerde en wat onbehulpzame conclusie. Kan de Minister aangeven op welke manier deze tuinders kunnen worden begeleid bij of ondersteund in de transitie, die mogelijk is.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Boswijk, voor uw inbreng namens het CDA. Er zijn meteen een paar huishoudelijke mededelingen. Meneer Thijssen van de PvdA voegt zich namelijk dadelijk nog bij ons. Hij komt iets later. Meneer Wassenberg van de Partij voor de Dieren is er gelukkig al. Meneer Boswijk, en meneer Valstar van de VVD moeten zich dadelijk verontschuldigen vanwege andere debatverplichtingen. O, meneer Valstar niet? Ik heb dat zo doorgekregen.

De heer Valstar (VVD):

Ik heb om 13.00 uur een debat, dus ik hoop dat u voor die tijd klaar bent.

De voorzitter:

O, kijk, dat is prima. Meneer Grinwis?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voor mij geldt het wel. Ik zal na een uurtje deze zaal verlaten en dan naar een debat over woningbouw gaan.

De voorzitter:

Dat is u gegund, meneer Grinwis. De laatste mededeling is dat mevrouw Van der Plas ons tijdelijk moet verlaten voor een tweeminutendebat in de plenaire zaal. Mevrouw Van der Plas gaat dus heen en weer rennen. Succes daarmee.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Laat ik dat even verduidelijken. Het klinkt nu een beetje alsof wij dit debat totaal niet serieus nemen, want die moet hiernaartoe en die moet daarnaartoe. Dat is absoluut niet zo. Ik wil aangeven dat de debatagenda hier gewoon ramvol wordt gepland, en dat sommige mensen in een kleine fractie zitten en dan meerdere belangrijke debatten tegelijk hebben.

De voorzitter:

Dat is goed. Dank u wel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Je moet dan meerdere belangrijke debatten bijwonen. Ik ben heel even weg voor een tweeminutendebat. Daarna kom ik direct weer terug. Dat heeft totaal niks te maken met dat dit debat niet belangrijk zou zijn. Dat is gewoon de druk op de Kameragenda. Bij voorbaat dus mijn excuses daarvoor.

De voorzitter:

Waarvan akte. Dat geldt voor meerdere leden en zeker voor u als superkleine fractie. Ik ben het helemaal met u eens, maar de tuinders en vissers hebben daar alle begrip voor, mevrouw Van der Plas, geloof me. Het woord is meteen aan u, mevrouw Van der Plas. Uw vier minuten gaan ... Meneer Bisschop, heeft u ook nog een huishoudelijke mededeling?

De heer Bisschop (SGP):

Nee, ik heb gewoon een interruptie. Dat hoort bij het debat, toch?

De voorzitter:

O, zo. U bedoelt een interruptie voor meneer Boswijk? Nou, daar komt u wel vrij laat mee, meneer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Ik zit hier woest te zwaaien voordat de voorzitter met de huishoudelijke mededelingen begint en dan zegt hij: u bent daar wel laat mee. Het lijkt nota bene de Europese besluitvorming wel!

De voorzitter:

Alstublieft, meneer Bisschop, uw interruptie.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank voor uw begrip. Ik heb toch een vraag aan de heer Boswijk. Ik deel zijn benadering van de glastuinbouw volledig. Die zit in ongelooflijk zwaar weer. Maar ik lees in het coalitieplan plannen voor de afschaffing van het verlaagde belastingtarief voor energieheffing en de wkk-vrijstelling. Is de heer Boswijk van mening dat er op dat punt op vrij korte termijn meer duidelijkheid en perspectief voor de glastuinbouw gegeven zou kunnen worden?

De heer Boswijk (CDA):

Voorzitter, allereerst dank voor uw poging om anderen te sensibiliseren en te proberen mij hier zonder interrupties te laten weggaan. Nee, hoor. Het is een terechte opmerking van de heer Bisschop. Er zijn alleen twee punten waar we rekening mee moeten houden. Allereerst zeg ik: ik ben het daarmee eens en ik sluit me daarbij aan. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat het coalitieakkoord toch ook werd gesloten in een tijd dat er nog helemaal geen sprake was van een conflict, stijgende gasprijzen enzovoort. We zijn dus ook echt wel ingehaald door de realiteit. Ik weet in ieder geval dat mijn collega Henri Bontenbal scherp boven op de energie, de SDE++ en wkk zit. We zitten hierin redelijk op één lijn. In mijn pleidooi heb ik ook gevraagd: treed in contact met, onder anderen, Minister Jetten om hier zo snel mogelijk in op te trekken. Ik deel die analyse dus.

De heer Bisschop (SGP):

Dat stel ik op prijs. Maar het gaat te langzaam. De bedrijven gaan omvallen, voor zover ze niet al in de gevarenzone zitten. Op dit punt is er gewoon actief iets te doen. Mijn vraag is of het CDA bereid is daar in ieder geval voor te gaan.

De voorzitter:

Bent u daartoe bereid, meneer Boswijk?

De heer Boswijk (CDA):

Zoals de heer Bisschop weet, delen wij de frustratie hierover. Sterker nog, wij hebben hierover voor de zomer meerdere keren moties ingediend en oproepen gedaan. Ik dacht dat dit samen met de ChristenUnie was en ik meen zelfs ook met de SGP, de VVD en misschien ook met mevrouw Van der Plas. Wij zien inderdaad dat wij te veel blijven verzanden in bureaucratie. Sterker nog, ik bel ook geregeld met de Staatssecretaris van Fiscaliteit hierover en zeg dan: joh, ga hiermee als de brandweer aan de gang, want die bedrijven hebben soms gewoon niet de tijd om op onze bureaucratie te wachten. Ik deel die frustratie dus en wij zullen aan hetzelfde eind van het touw blijven trekken om op dit punt zo snel mogelijk perspectief te bieden.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, gaat het om een interruptie? Alstublieft.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik hoorde de heer Boswijk zeggen: toen het coalitieakkoord werd gesloten, was er nog geen sprake van al die hoge prijzen. Nou, die hoge prijzen zijn in 2021 al begonnen. Dat had met de coronacrisis te maken. Toen was er gewoon veel meer vraag naar energie. De dreiging van Rusland richting Oekraïne was er ver voor februari 2022 al. Vorig jaar zijn er in oktober en november al debatten geweest over de hoge energieprijzen. Dan heeft het CDA, denk ik, wel wat gemist in het coalitieakkoord.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Realiseert de heer Boswijk zich dat? Waarom is het dan toch in het coalitieakkoord terechtgekomen? Het is namelijk totaal niet zo dat er geen sprake was hoge energieprijzen. Die waren er toen ook al.

De heer Boswijk (CDA):

Mevrouw Van der Plas heeft gelijk dat in de loop van 2021 de energieprijzen inderdaad al een stuk stegen – ik ben toen op meer werkbezoeken geweest – maar het is wel zo dat het sinds februari explosief en ook snel is gegaan. Verder deel ik de frustratie. Daarom vraag ik ook aan de Minister wat er nodig is. Het is duidelijk dat er bij het CDA ongeduld zit, net zoals bij u. Laten we daarin dus vooral samen optrekken. Ik ben vooral benieuwd of de Minister ook bereid is om hierover met de heer Jetten in gesprek te gaan en desnoods ook met collega Van Rij.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Sorry, maar dan mist het CDA echt wel een vooruitziende blik. In oktober en november 2021 zijn hierover gewoon al debatten geweest. Door de oppositie is al gewaarschuwd voor explosieve stijgingen. Dat heeft niks te maken met de inval van Rusland in Oekraïne. Ja, toen werd het allemaal nog even een beetje erger. Maar ook over die dreiging zijn er hier in de Kamer door de oppositie al maanden van tevoren vragen gesteld. Ik vind het dus jammer dat de heer Boswijk, of in ieder geval het CDA, daar dan te laat mee geweest is. Ik vraag voor de toekomst om een iets meer vooruitziende blik en om iets beter luisteren naar de oppositie, die daarvoor al ver van tevoren heeft gewaarschuwd.

De heer Boswijk (CDA):

Wat moet ik hier nou op reageren? U kunt mij veel verwijten, maar niet dat ik mijn kop in het zand steek. Wij hebben hierover samen met oppositiepartijen moties ingediend. Ik ben altijd bereid om samen te bekijken hoe we zo onpolitiek mogelijk iets kunnen betekenen voor de samenleving. Dat zal ik ook blijven doen. Bij dezen dan ook de handreiking aan mevrouw Van der Plas.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan mevrouw Van der Plas, namens de BoerBurgerBeweging.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Dank voor de handreiking, meneer Boswijk.

Voorzitter. Vandaag staan de tuinbouw en de visserij op de agenda. Dat zijn twee sectoren die dit ministerie door de vingers laat glippen of, liever gezegd: daar waar het gaat om de visserij kunnen we misschien wel spreken van «laten vallen». Want wat voelen zij zich in de steek gelaten door dit ministerie. Een complete sector wordt door dit kabinet weggevaagd. Elke dag zien we beelden in de media en op sociale media van kotters die naar de sloop worden gevaren. Terwijl de megazeecontainers uit Zuid-Amerika en Azië ongestoord stikstof uitstotend over onze Noordzee varen, tuffen de kotters van onze helden van de zee naar de sloophamer met de vissers en hun familie in tranen in de kajuit. Sommige partijen in deze Kamer laten daar helemaal geen traan om. Personeel van vissers neemt ontslag, omdat het de onzekere toekomst niet meer trekt. Vissers komen daardoor noodgedwongen aan de kant te liggen. Generaties vissersfamilies worden na eeuwen in een paar maanden kapotgemaakt. Den Helder was aanvankelijk een vissersdorp, waar de visserij al honderden jaren centraal stond. Daar is de complete vloot weggesaneerd en de visafslag gesloten. We verpatsen een deel van onze geschiedenis.

Voorzitter. De visserij is een sector die doet aan voedselwinning. Er staan mooie woorden in de brief van de Minister: «... dat zeker gezien het groeiend belang van voedselzekerheid, de voedselproductie dichtbij huis meer aandacht vereist». Ik kan deze Minister waarschuwen: die aandacht is straks niet meer nodig, want de sector is er straks niet meer. De subsidieregeling voor innovatie liet veel te lang op zich wachten en onderdelen zijn nauwelijks leverbaar. Ik vraag de Minister: en nu?

Voorzitter. In de startnotitie voor de Visie voedsel uit zee en grote wateren staat dat «visserij, aquacultuur en plantaardige voedselproductie moeten plaatsvinden binnen de draagkracht van het ecosysteem en rekening houden met ander menselijk gebruik». Hoe kan de Minister met droge ogen spreken van rekening houden met ander menselijk gebruik? Het zijn juist de vissers die al honderden jaren door weer en wind gebruikmaken van de zee en bijdragen aan de voor ons zo belangrijke voedselvoorziening. Zij waren daar altijd al. Zij hebben er alle belang bij dat het gebied in stand blijft, want het is de basis voor hun broodvoorziening.

Het idee dat nu wordt doorgedrukt, is dat economische activiteiten zo veel mogelijk uit de Natura 2000-gebieden verdreven moeten worden. De visserij lijkt het gemakkelijkste slachtoffer, omdat het maar een kleine sector is. Maar een verbod in Natura 2000-gebieden is compleet ridicuul en wordt ook niet in andere lidstaten toegepast. Ik vraag de Minister wat voor zekerheid hij de vissers kan bieden die graag door willen gaan met hun toekomst, zodat zij de grote investeringen die vereist zijn voor een nieuwe vergunning ook daadwerkelijk durven te doen. De Minister zegt blij te zijn dat een aantal vissers de stap naar voren willen maken. Dat hebben ze al gedaan, bijvoorbeeld met de pulsvisserij, maar ook die is de nek omgedraaid. Ook bodemberoering is ineens een heet hangijzer. Hier wordt gedaan alsof dat het compleet doorroeren van de zeebodem is, terwijl dit bijvoorbeeld met een klossenpees echt met beleid gaat. Het net sleept niet over de bodem, want dan zou het stukgaan en daar hebben ze niks aan.

Voorzitter. Niemand zet met open ogen een stap het ravijn in, maar zo voelt het momenteel wel voor de vissers. Ze worden in rap tempo volledig kapotgemaakt, mede door de ngo's die veel geld ontvangen van de Postcode Loterij en die nu ook nog de gedoogvergunning van garnalenvissers gaan aanvechten. Ze willen een einde maken aan een sector met keihard werkende mensen, die ons al honderden jaren van voedsel voorzien. Ze worden van de ene op de andere dag door groene en linkse bewegingen ongewenst verklaard. Dit is niet wat de meeste mensen in Nederland willen. Het is een schande dat dergelijke partijen zo veel schade kunnen aanrichten aan onze belangrijke sectoren. De natuur ontwikkelt zich altijd weer verder, maar dit is helaas wél definitief. Het lekt weg naar andere landen, waar ze wel om voedselproducenten geven maar minder om milieuregels. Wat dit wereldwijd allemaal oplost aan stikstof- en klimaatproblemen is mij een raadsel. Het is een grote geopolitieke misser.

Tot slot de tuinders. Nog een...

De voorzitter:

Nog één regel, want u bent over uw tijd heen, mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dan bewaar ik de tuinders voor mijn interrupties en vragen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Ik houd het hierbij.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Plas namens BBB. Meneer Valstar, van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.

De heer Valstar (VVD):

Dank, voorzitter. Afgelopen vrijdag was ik met collega Bromet bij twee Westlandse tuinbouwbedrijven. Ik heb het daar al tegen haar gezegd, maar ik wil het hier nog een keer benadrukken, ook al is het jammer dat ze er nu niet bij is: dat werd zeer gewaardeerd door de tuinbouwsector en door mij. Vaak besluiten we hier in Den Haag om moties in te dienen zonder in de gaten te hebben wat dat doet met de ondernemers en de mensen die in die sector werken. Zo lag er vorige week nog een motie voor om garnalenvissers het laatste zetje richting de uitgang te geven. Die motie haalde het net niet, maar het zorgt opnieuw voor extra onrust bij de toch al hard getroffen vissers. Vorig jaar lagen er verschillende moties voor om de glastuinbouwbedrijven van het gas af te sluiten. Ook die haalden het niet, maar ze zorgden wel voor angst en ze versterkten het beeld van een overheid waar ze niet op kunnen bouwen, terwijl de wil om te verduurzamen er is en bij velen ook al in gang is gezet.

Ik was onlangs bij de gebroeders Jansen in Kwintsheul. Hun bedrijf Plantanious is 4,5 hectare groot en wordt gedreven op aardwarmte en 1.300 zonnepanelen. Er staat geen wkk in de schuur en ze stoten geen CO2 uit, maar ze hebben dat wel nodig. Gelukkig is er de OCAP, met rest-CO2 vanuit de Maasvlakte. Maar zolang het aantrekkelijker blijft om CO2 op te slaan onder de Noordzee maak ik mij zorgen over de continuïteit en verduurzaming. Als tuinder heb je de elementen warmte, elektriciteit en CO2 nodig, want anders val je toch weer terug op de wkk. De Minister schrijft in een reactie op mijn motie dat er 0,4 megaton beschikbaar is voor de glastuinbouw, maar dan komt er nog 1,6 megaton tekort. De Minister meent dat «additionele inzet op dit moment niet nodig lijkt». Op «lijkt» kunnen we niet bouwen, dus ik krijg graag meer duidelijkheid van de Minister over waarom dit niet nodig is en wanneer hij extra maatregelen wél noodzakelijk acht.

Een energievoorziening zoals Plantanious is iets waar iedere tuinder van droomt, maar dat is door de verschillen in gewassen en teelttechnieken nu niet voor iedereen mogelijk. Er wordt wel naartoe gewerkt, want de sector heeft afgesproken in 2040 klimaatneutraal te zullen zijn. Dat is iets waar we de sector aan mogen houden, maar dan moeten we de sector wel de tijd geven en dan moet de politiek als betrouwbare partner optreden. Met de SDE en de ODE bewijzen we helaas tot op heden het tegendeel. Daarbovenop komen de maatregelen om de inputvrijstelling voor wkk's en het verlaagde energietarief af te schaffen. Dat zijn logische maatregelen omdat we het gasverbruik van de glastuinbouw willen verminderen, maar als daar geen helpende hand tegenover staat om te verduurzamen, dan ben ik bang dat we deze topsector kopje onder duwen. De Minister schrijft dat hij in gesprek zal treden met de collega's uit het kabinet. Ik zou hem willen vragen wat zijn denkrichtingen daarbij zijn.

Steekt het kabinet dan helemaal geen helpende hand toe? Nou, er zijn wel generieke maatregelen, zoals de TEK, en er komt een borgstellingsregeling. Tegelijkertijd werd de EG-regeling vorig jaar opgehoogd van 25 miljoen naar 60 miljoen. Alleen, die was in de toch al korte openstellingstijd direct overvraagd. We plukken er inmiddels ook de vruchten van, want overal waar ik kom, zie ik ledverlichting, die een besparing van 40% oplevert ten opzichte van de klassieke SONT-verlichting. Maar voor het komende jaar is de EG-regeling gewoon 24 miljoen en wordt het subsidiepercentage ook nog eens verlaagd naar 20%. Ik zou de Minister willen vragen of hij weer mogelijkheden ziet om dit op te hogen.

Voorzitter. Vier minuten spreektijd is verre van genoeg om zowel de tuinbouw- als de visserijsector voldoende te bespreken. Ik geef alvast een voorwaarschuwing: ik zal dit debat opnieuw aanvragen, maar dan los van elkaar. Hoewel ik in de inleiding al kort sprak over de garnalenvissers, wil ik nog twee andere punten aanhalen, te beginnen met de BAR-gelden. Het is goed mogelijk dat er geld overblijft. Ik zou het zonde vinden als dat niet ten goede komt aan de verduurzaming van de visserijsector. Wat gebeurt er met het overgebleven geld uit bijvoorbeeld de saneringsregeling en kan de Minister een update geven van het aantal vissers dat zich heeft aangemeld voor sanering dan wel zich heeft teruggetrokken?

Tot slot wil ik ook naar de toekomst van de visserijsector kijken. Er ligt een terechte focus op de kottervissers, maar ik vind dat we ook moeten blijven kijken naar wat wél mogelijk is. Er ligt mijns inziens een grote kans voor de schelpdierensector, maar dan moeten zij daarvoor wel de ruimte krijgen in de Noordzee, dicht bij de kust. Binnen de windmolenparken is het gewoonweg niet rendabel, nog los van de kweektechnische uitdagingen. Ik hoef vast niet uit te leggen dat dit een van de schoonste zo niet de schoonste manier van eiwitrijke voedselproductie is. De Britten tuigen deze farms niet voor niets op, zoals bij Brixham. Ik zou graag de toezegging van de Minister willen hebben dat hij in overleg met de sector nog dit jaar een pilotgebied van zo'n 15 vierkante kilometer aanwijst, waar zo'n farm kan worden opgetuigd. Als de Minister daartoe niet bereid is, dan vraag ik bij dezen alvast een tweeminutendebat aan.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Valstar, voor uw inbreng namens de VVD. U had het over de korte spreektijd, maar daar gaan de leden zelf over. Al moet ik hier zes uur komen zitten, dat doe ik graag voor jullie. Dat kaarten jullie allemaal zelf af, dus daar wil ik mij verder buiten houden. Ik bewaar alleen maar de orde. Er zijn een paar interrupties. Allereerst meneer Thijssen van de PvdA, die ik ook van harte welkom heet.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik had inderdaad wat vertraging, maar ik heb het betoog helemaal gehoord via Debat Direct, dus dat is fijn. Ik heb ook de verhalen gehoord van mijn collega Laura Bromet, die inderdaad afgelopen vrijdag met de heer Valstar op bezoek was. De doelstelling die nu wordt gezet voor de glastuinbouw, namelijk klimaatneutraal in 2040, is hartstikke goed. Het is ook hartstikke goed dat er weer een convenant komt, maar we moeten constateren dat het vorige convenant niet gehaald is. We constateren ook dat de CO2-uitstoot van deze sector in de afgelopen jaren is gestegen. Ik voel me niet helemaal senang, niet helemaal zeker, dat als we nu weer een convenant afspreken, we de doelen wél gaan halen. Moeten we niet wat meer sloten op de deur zetten, vraag ik de heer Valstar.

De heer Valstar (VVD):

Het lijkt mij dat er al genoeg sloten op de deur zitten. Ik zou bijna tegen de heer Thijssen willen zeggen: ga ook eens mee naar het Westland. Daar is gisteren een pijplijn van 500 meter geopend, waar warmte doorheen gaat. Er komt binnenkort 40 kilometer door het Westland te liggen. Er zijn ontzettend veel goede initiatieven, maar het verschil tussen de VVD en de PvdA is dat de PvdA het liefst een definitief slot op de deur zou willen hangen, terwijl wij de sector gewoon de tijd willen geven om te verduurzamen. Die verduurzaming is al in gang gezet. Ik ben ervan overtuigd dat ze 2040 gaan halen. Wij willen hun die kans geven.

De voorzitter:

Meneer Thijssen, gaat u mee naar het Westland met meneer Valstar?

De heer Thijssen (PvdA):

Het lijkt me heerlijk om mee te gaan naar het Westland; laten we dat ook een keer doen. Er worden mij woorden in de mond gelegd die ik niet gezegd heb. Er wordt gezegd dat ik geen toekomst zie voor de glastuinbouw, dat ik een slot aan de deur wil hangen en dat ik wil dat ze allemaal sluiten, maar dat heb ik nooit gezegd. Dat zeg ik hier ook niet. Wat ik wél zeg, is dat we aanlopen tegen allerlei grenzen, zoals klimaatgrenzen en natuurgrenzen, en dat de sector daarbinnen moet zien te komen. Ik constateer dat het afgelopen convenant dat niet voor elkaar heeft gekregen, want de doelen van het convenant zijn niet gehaald. Blijkbaar is er iets misgegaan bij de sector of bij de overheid – ik weet het niet precies – en daarom wil ik nu afspraken maken om zeker te weten dat de voorlopers geholpen worden en verduurzamen, zodat de sector nu echt de doelen gaat halen.

De heer Valstar (VVD):

Volgens mij is er één heel groot verschil met het vorige convenant, namelijk dat er nu zeer hoge gasprijzen zijn. Je mag het niet zeggen, maar Oekraïne is in die zin gewoon een wake-upcall geweest voor deze sector. Voor 2020 waren de gasprijzen nog € 0,05 tot € 0,10 per kuub, maar vorig jaar ging de prijs naar € 3,50 per kuub. Die wake-upcall voor de tuinbouwsector is er dus wel degelijk geweest. Onderschat ondertussen ook de warmteleiding niet, waar ik het net over had. Het kost gewoon zeven tot tien jaar om die gerealiseerd te krijgen. Dat is onderzoek, dat is vergunningaanvraag, dat is uiteindelijk de realisatie. Dat gaat ook niet binnen een aantal jaren. Ik heb echt wel goede hoop dat het voor 2040 gaat lukken. Ik zou oprecht niet weten wat voor afspraken we nog meer zouden moeten maken om dat doel van 2040 te halen.

De voorzitter:

Meneer Thijssen, u hebt vast via Debat Direct gehoord dat ik vier interrupties heb voorgesteld. Dit is uw derde interruptie.

De heer Thijssen (PvdA):

Nog eentje dan. Het is natuurlijk zo dat de gasprijzen nu heel hoog zijn. Dat betekent niet zozeer dat het convenant zijn werk heeft gedaan, maar dat de markt zijn werk doet en dat de VVD het overlaat aan de markt en aan de oorlog in Oekraïne. Ik denk dat de tuinders wat dat betreft beter verdienen. De gasprijzen zullen ook wel weer naar beneden gaan. Wie weet worden de voorlopers dan weer ingehaald door de achterblijvers, die dan toch weer kunnen profiteren van goedkoper gas. Ik denk dus toch dat het verstandig is als er sloten op de deur komen als er afspraken worden gemaakt met de glastuinbouw. Wat de gasprijs ook gaat doen, dan weten we zeker dat we de voorlopers helpen en dat we de tuinders helpen die de goede kant op willen gaan, maar dat de doelen wel een keer gehaald worden.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Thijssen (PvdA):

Dus toch nog een keer: zullen we het niet overlaten aan de markt of aan een oorlog in Oekraïne, maar zullen we nu gewoon goede, afrekenbare, harde afspraken maken met deze sector?

De voorzitter:

Meneer Valstar, het antwoord mag korter zijn dan de vraag.

De heer Valstar (VVD):

Ik vind echt dat de heer Thijssen een verkeerd beeld van de sector heeft. Ik ga graag met hem naar het Westland, zodat hij kan zien welke verduurzamingsprojecten er al lopen en waar de tuinders daadwerkelijk tegenaan lopen.

De voorzitter:

Dat wordt vast supergezellig.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Aanvullend op collega Thijssen, of eigenlijk meer daartegen ingaand, vraag ik de heer Valstar of hij het met me eens is dat er op dit moment wel heel verschillende prikkels aan de glastuinders worden gegeven. Enerzijds zegt de heer Thijssen dat ze de afgelopen jaren over een CO2-plafond gaan. Anderzijds maakt de spark spread tussen gas en elektriciteit het heel aantrekkelijk om een wkk in te zetten. Tegelijkertijd hebben we op dit moment allemaal prikkels waarmee we restwarmte en duurzame warmte eigenlijk wegdrukken. Er liggen moties van de Kamer over een correctieregeling op de SDE et cetera. Ze worden niet uitgevoerd.

De voorzitter:

Dit is uw betoog, maar wat is de vraag?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Op die manier nodigen we de sector ook uit om CO2-plafonds te overschrijden. Is de heer Valstar dat met me eens?

De heer Valstar (VVD):

Daar kan ik heel kort over zijn: zeker, voor de volle honderd procent.

De voorzitter:

Dan gaan we vlug verder.

De heer Bisschop (SGP):

Ook aan collega Valstar de volgende vraag. In het coalitieakkoord zijn afspraken gemaakt over de afschaffing van het verlaagde energiebelastingtarief en een wkk-vrijstelling. Is de heer Valstar bereid om mee te denken over een bijstelling op dit punt? Financieel hoeft dat geen probleem te zijn. Ik wijs dan alvast op de geraamde opbrengsten van deze afschaffing en de nu geprognosticeerde opbrengsten. Daar zit financieel forse speelruimte.

De heer Valstar (VVD):

Ik denk dat de heer Bisschop mijn betoog goed heeft gehoord. Daarin zat actief een verwijzing naar het afschaffen van het verlaagde energietarief en de inputvereiste op wkk's. Sterker nog, de impactanalyse die er nu ligt, ligt er naar aanleiding van een motie die enkele weken na het coalitieakkoord werd ingediend door mij en een aantal collega's. Dat was juist om dit te laten zien. We moeten alleen wel even teruggaan naar het waarom van het nemen van die maatregelen. Een groot deel van deze Kamer heeft wel een doelstelling. De glastuinbouw heeft die zichzelf ook opgelegd en heeft gezegd: wij willen uiteindelijk van het gas af. Daar kunnen deze twee maatregelen bij helpen, maar zolang je daar niets tegenover zet, zolang je daar geen betrouwbare overheid tegenover zet die ook helpt met het verduurzamen, gaan die twee uiteenlopen. Ik heb de vraag in mijn tekst ook aan de Minister gesteld. Ik ben benieuwd wat zijn denkrichtingen daarin zijn.

De voorzitter:

We moeten de vragen en antwoorden iets beknopter houden, als u mij toestaat. U moet gewoon pingpongen: ping vraag, pong antwoord. Meneer De Groot van Democraten 66, uw tijd loopt.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dank u, voorzitter. Allereerst over de visserij. De garnalenvisserij heeft toch een gedoogvergunning gekregen, maar vissers worden ook gesteund om katalysatoren aan te schaffen. De vraag is eigenlijk of de Minister niet gaat handelen in valse hoop. Uiteindelijk zal de natuurvergunning een breder kader hebben dan alleen stikstof. Dan gaat het ook over het effect van de garnalenvisserij op de bodem, op zeegras enzovoort. Hoe gaat de Minister dit doen? Hoe gaat hij voorkomen dat hij zelf een beetje in de fuik zwemt met deze subsidie?

Voorzitter, dan over het visieplan. Dat is een heel mooi plan. Daar zitten hele mooie dingen in. Het is een beetje laat gestuurd, maar het is in ieder geval een startnotitie voor de visie op voedsel uit zee en grote wateren. Ik vind het echt goed om na te denken over de alternatieven die er zijn voor vissers. D66 heeft een aantal jaren geleden ook een Noordzeevisie neergelegd. Die heeft uiteindelijk ook bijgedragen aan het Noordzeeakkoord. Een belangrijke notie daaruit is: zorg dat er alternatieven zijn voor vissers om van de actieve naar de passieve visserij te gaan. Die lijn onderschrijft het ministerie. Ik zie ook mooie bewegingen om daar iets van te maken, zodat je de windmolenparken breder kan benutten. Het is dan echter wel weer heel vreemd dat de Minister toch ook weer de actieve visserij gaat onderzoeken, daarmee ook weer valse hoop creërend. Wanneer stopt de Minister daar een keer mee?

Het volgende hoort er toch ook bij. Dat mis ik eigenlijk in het plan. Dat is toch de handhaving. De NVWA heeft geconcludeerd dat de Nederlandse visserij in de huidige vorm ernstige risico's voor natuur en milieu veroorzaakt, dat er echt een issue is met de handhaving en dat NVWA onvoldoende meerwaarde kan bieden om risico's te verminderen. Wat gaat de Minister daaraan doen? Dit is natuurlijk al een 30, 40 jaar oud probleem. Er is zelfs een keer een Minister over gevallen, Minister Braks, die eind jaren tachtig onvoldoende controleerde op de naleving van de quotaverplichtingen. Hoe gaat de Minister zorgen dat er iets gebeurt met deze duidelijke conclusie, om op die manier ook een eerlijk speelveld te creëren tussen de natuur en de vissers?

In dat verband: hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de Europese bepalingen uit de Biodiversiteitsstrategie en de Natuurherstelverordening worden nageleefd, namelijk naar 30% natuur, ook onder water? Nu gaan we met het Noordzeeakkoord uiteindelijk naar 15%. Dat moet dan verdubbelen. Hoe gaat de Minister dat doen, ook voor de Waddenzee?

Voorzitter, dan de visvrije zones. Dat is hier vanuit de Kamer nogal een gevecht geweest. Hoe loopt het met de invoering daarvan bij het Haringvliet? Hoe voorkomt de Minister dat er nog vergunningen worden afgegeven voor bijvoorbeeld de spieringvisserij rondom de Afsluitdijk?

Voorzitter. Wat betreft de microplastics is het goed dat er nu een strategie komt, maar zorg ervoor dat u ook normeert, want er zijn alternatieven voor vispluis. Gaat u ervoor zorgen dat die ook gewoon worden gebruikt? Ik geloof dat dat € 0,04 per kilo vis duurder is. Daarmee gaan we toch een hoop plasticafval in de Noordzee verminderen. Een groot deel van het plasticafval dat we vinden op de stranden is afkomstig van dat vispluis.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik ben erdoorheen.

De voorzitter:

Dat was meneer De Groot namens D66. Wie denkt dat een bisschop alleen maar iets met het katholieke geloof te maken heeft, heeft het mis. Meneer Bisschop namens de Staatkundig Gereformeerde Partij, de mannenbroeders.

De heer Bisschop (SGP):

Zeker voorzitter, dank u wel. Als de Minister zijn Visie voedsel uit zee serieus neemt, en dat zal hij ongetwijfeld doen, moet hij ervoor zorgen dat de vissers niet steeds aan het kortste eind trekken, zoals dat nu al maanden achtereen gebeurt. De garnalenvisserij is al even genoemd. Ik trek even een vergelijking. Schiphol gebruikt het vroegere aantal vluchten als een referentie voor zijn natuurvergunning. Visserijbedrijven mogen dat mutatis mutandis – want zij vliegen natuurlijk niet – voor hun vangsten niet doen. De landsadvocaat heeft daarover geadviseerd. Ik zou het op prijs stellen als de Minister bereid is om dat advies van de landsadvocaat op dat punt, dus het meten met twee maten, naar de Kamer te sturen.

Een volgende vraag is of de subsidieregeling voor katalysatoren deze maand nog wordt opengesteld. Maakt de Minister ook gedegen werk van de daadwerkelijke impact op de beschermde natuurwaarden? Natuurorganisaties wraken de gevolgen voor bijvoorbeeld de zwarte eend, terwijl de praktijk leert dat door de garnalenvisserij juist andere schelpdieren tot hun recht komen, die juist voedselbron zijn voor de zwarte eend. Dus als de natuurorganisaties consequent zijn, dan stimuleren en ondersteunen ze de garnalenvisserij.

Het is veelzeggend dat zoveel kottervissers meedoen aan de saneringsregeling. Dat is volgens ons een zorgelijke start voor de Visie voedsel uit zee. Europeanen eten 10 miljoen ton vis, waarvan er maar 4 miljoen ton zelf wordt gevangen in de Europese context. Waar blijft het perspectief voor vissers om door te gaan? Waar blijft de uitbetaling van de financiële regelingen voor innovatie, zoals een dieselelektrisch aangedreven kotter, voor overbrugging en liquiditeit? Hoe gaat de Minister de onwerkbare aanlandplicht van tafel krijgen? Het wordt tijd dat er daadwerkelijk ondersteuning richting deze sector wordt gegeven.

Zogenaamde trackrecords geven vissers het recht om in een bepaald gebied te vissen. Daarbij zitten schotten tussen boomkor- en trawl- of bordenvisserij. In de Noorse zone geldt een boomkorverbod. Het zou vissers helpen als ze hier wél met de bordenvisserij terecht kunnen. Wil de Minister snel de schotten tussen deze vistuigen weghalen?

Is de Minister bereid zich sterk te maken voor meer ruimte voor visserij op de Noordzee? Werk aan mogelijkheden voor de kottervisserij in windparken. Combineer windparken met Natura 2000-gebieden. Natuurorganisaties nemen nu de visserij op de Bruine Bank op de korrel. Gaat de Minister ervoor zorgen dat de visserij hier mogelijk blijft? Wie weet, profiteren jonge scholletjes en tongetjes juist van het loswoelen van de zeebodem, zoals waarschijnlijk ook in de Scholbox.

Ik noem hier ook nog de schelpdiervisserij. De Minister kijkt naar mogelijkheden in windparken, maar de vraag is hoe de kleine boten daar moeten komen. Wil de Minister ook inzetten op pilots dicht bij de kust?

Voorzitter. Tot slot de glastuinbouw. Ik heb bij interruptie al een aantal punten benoemd. Die sla ik nu even over. Ik onderstreep alleen nog maar dat het verlaagde tarief er niet voor niets is. Glastuinbouwbedrijven zijn geen multinationals. Het reguliere tarief zou onevenredig zwaar op de schouders van deze gezinsbedrijven drukken. Het CO2-sectorsysteem wordt al aangescherpt. De energieprijzen zijn hoog. De exploderende belastingheffing belemmert juist grote investeringen in bijvoorbeeld aardwarmteprojecten of CO2-voorzieningen. Kortom, gaat de Minister deze misrekening voorkomen? Hoe gaat de Minister dat doen? Ik constateer dat de gretigheid met de energiebelasting contrasteert met het uitblijven van de broodnodige correctiefactor voor duurzame warmte in de SDE-regeling. Wanneer komt die?

Voorzitter, ik dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop namens de SGP. Geachte afgevaardigde Grinwis namens de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Vandaag hebben we het over twee belangrijke duurzame sectoren binnen de voedselproductie: tuinbouw en visserij. Die zitten beide voor een groot deel in crisis. Bij beide komt bij mij weleens de vraag naar boven of we ons gevoel voor verhoudingen nog wel scherp hebben. De situatie voor met name garnalenvissers nodigt uit tot stevig polariserende teksten, maar ik weet het: dat lost weinig op. We zullen moeten verbinden om verder te komen.

Voorzitter. Als je een klein garnalenkottertje voor je ziet in de Waddenzee of in de Voordelta dat aan de stikstofnormen moet voldoen versus enorme containerschepen met zoveel meer stikstofuitstoot, die inmiddels al onherstelbare milieuschade hebben aangericht, zoals de MSC Zoe destijds, en wel ongehinderd vervuilend en wel door mogen stromen, dan denk je toch: waar zijn we in vredesnaam mee bezig?

Voorzitter. Of neem de voorgenomen afschaffing van vrijstellingen voor de tuinbouwsector. Waar het coalitieakkoord inzet op struc 33 miljoen voor het afschaffen van het verlaagde tarief voor de glastuinbouw en de energiebelasting en op struc 100 miljoen door het beperken van de inputvrijstelling voor wkk's, klinken opeens bedragen als 761 miljoen in 2025 in totaal aan lastenverzwaring en 840 miljoen in 2030 in het onderzoek van de WUR. Dat is veel en veel meer dan is afgesproken in het coalitieakkoord. Dat kan toch niet waar zijn? Het gemiddelde bedrijfsresultaat per vierkante meter daalt nota bene alleen al hierdoor van dik € 6 in de plus naar bij bijna € 4 in de min. Nogmaals, dit kan niet waar zijn. Bij zo'n klap kun je investeringen in de energietransitie in deze sector op je buik schrijven. Ik neem aan dat de bedragen in het coalitieakkoord leidend zijn en ook de inspiratie daarbij, namelijk de voorstellen uit het rapport van Laura van Geest, en niet zoals ze vervolgens zijn doorgerekend. Wat gaat het kabinet doen aan de maatvoering van de beperking van de inputvrijstelling en/of wanneer komt het kabinet met een correctieregeling in de SDE++ om juist nu de warmtetransitie niet verder te frustreren maar aan te jagen? Dat is een motie die ik samen met de VVD heb ingediend. Op dit moment geldt voor veel glastuinbouwbedrijven dat investeren in verduurzaming te risicovol is, mede vanwege de SDE-steun van nul of het gedrag van leveranciers van restwarmte.

Voorzitter. De gasprijzencrisis trekt diepe sporen. Tegelijkertijd blijft de tuinbouwsector innovatief en adaptief. Ondernemers houden zich bijvoorbeeld staande met seizoensproductie. Dat is vanuit duurzaamheidsperspectief top, maar we moeten wel de consument meekrijgen. Ook in de toekomst zal meer eten volgens het seizoen het verschil betekenen voor met name solitaire glasbedrijven. Wat kan de Minister doen, bijvoorbeeld in het landbouwakkoord dan wel een verplichting aan supermarkten om meer consumenten vaker aan seizoensgroente, -fruit en -bloemen te krijgen?

Dan zwenk ik nu weer naar de visserij, waar na alle tegenslagen van afgelopen periode nu opeens onzekerheid is over de bodemberoerende visserij. Wat weet de Minister van de Europese plannen om alle bodemberoerende visserij in Europa op termijn te willen verbieden voor Natura 2000-gebieden? Dit zou het einde van de garnalenvisserij in Nederland betekenen. Wat doet de Minister om dit te voorkomen? De natuurvergunning voor garnalenvissers blijft onzeker. Eerst door stikstofuitstoot, maar inmiddels ook door Rijkswaterstaat Noord-Nederland, die de Waddenacademie om advies heeft gevraagd over het effect van garnalenvisserij op de Waddenzee. Kan de Minister bevestigen dat de originele beoordeling van de vergunning staat en niet verder wordt aangepast? Er was immers voor de stikstofcrisis een vergunbare situatie en nu wordt de vergunning op heel andere gronden onzeker. Waarom heeft Rijkswaterstaat Noord-Nederland überhaupt een extra onderzoek gevraagd? Is de Minister het met me eens dat dit leidt tot rechtsonzekerheid?

Dan over de stikstofmaatregelen. De Minister ziet toch ook dat negen maanden best krap is? Hoe ziet de Minister dat in de praktijk voor zich? Er zijn maar enkele scheepswerven waar al die kottertjes langs moeten voor katalysatoren en wat niet al. Waar blijft het stikstofbeleid voor de rest van de scheepvaart? Als we in de toekomst goede keuzes willen maken, hebben we onderzoek nodig. Hoe erg is bijvoorbeeld zo'n klossenpees nu echt precies voor de bodem? Ik kom ook hier weer terug op het gevoel voor verhoudingen. Sinds 1990 brengt Rijkswaterstaat jaarlijks minstens 12 miljoen kuub zand op de kust aan om deze op zijn plaats te houden. Dat stijgt naar ten minste 20 miljoen kuub. Over bodemberoering gesproken: hoe wordt deze bodemberoering afgewogen tegen geringe bodemberoering door bijvoorbeeld garnalenvissers? Hoe komt de Minister tot eenduidige wetenschappelijke onderbouwing? Welke onderzoeken lopen er op dit moment die de basis gaan vormen voor de toekomstvisie voor de visserij en het verlengen van vergunningen?

Dan heb ik ook nog een vraag over de Voordelta over hoe dat nou gaat en hoe doorbroken kan worden dat de huidige vergunningen stoppen. Er zijn in het verleden afspraken gemaakt met de gemeenten die daar liggen en de vissers daar.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Grinwis namens de ChristenUnie. Uw laatste interruptie, meneer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Mijn laatste vraag, bewaard voor mijn collega van de ChristenUnie, is in lijn met de vragen die ik eerder heb gesteld aan een paar collega's. De heer Grinwis heeft terecht de vinger gelegd bij de enorm hogere geraamde belastingopbrengsten. Hij stelde een terechte vraag aan de Minister, namelijk of de Minister bereid is om de in het coalitieakkoord genoemde bedragen als leidend te zien in plaats van de onderliggende uitgangspunten maar gewoon door te rekenen en daar honderden miljoenen extra binnen te halen. Is de ChristenUnie bereid om de Minister daarin te ondersteunen? Dat is even afhankelijk natuurlijk van de reactie van de Minister. Als hij toezegt dit te gaan doen, komt er geen motie van ons, maar is de ChristenUnie eventueel bereid om samen met ons een motie in te dienen, een motie te steunen of om in die richting te denken?

De voorzitter:

Wat is daarop uw antwoord, meneer Grinwis?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Even de juiste volgorde. Er is op verzoek van een motie van de Kamer, van onder anderen collega Valstar en nog een aantal collega's en mij, gevraagd om een impactanalyse. Die is er nu. Nu is het aan het kabinet om daarop te reageren. Gebruik is dat bedragen uit het coalitieakkoord, zoals ook opgenomen in de Startnota, leidend zijn voor de maatvoering van maatregelen en niet andersom. Ik ga er dus van uit dat voor dit kabinet de bedragen leidend zijn en niet de maatregelen zoals die zijn onderzocht door Royal Haskoning. Ik vind dat er echt een discrepantie zit tussen hoe ruim zij die maatregelen hebben geïnterpreteerd, hoe ze in het coalitieakkoord stonden en hoe ze in het rapport Bestemming Parijs van Laura van Geest stonden. Daar zit gewoon een discrepantie tussen. Daar moet een correctie plaatsvinden. Ik heb alle vertrouwen in deze Minister en dit kabinet dat ze die correctie gaan toepassen. Ik weet niet of daar op dit moment een motie voor nodig is. Dan gaan we ook even naar de beantwoording van de Minister luisteren. Maar nee, de bedragen zijn leidend en niet de bedragen die nu in de impactanalyse tot ons zijn gekomen, dus de bedragen uit het coalitieakkoord en niet anders.

De voorzitter:

Meneer Bisschop heeft geen interruptie meer, maar jullie zitten naast elkaar, dus vecht het maar onderling uit als er nog iets te vragen valt.

Mevrouw Vestering (PvdD):

De heer Grinwis heeft een aantal verstandige dingen gezegd over seizoensgroente eten. Daar ben ik heel blij mee. Ik wil ook vragen hoe de ChristenUnie denkt over de sierteelt, en dan met name de verwarmde teelt daarvan. Is dat volgens de heer Grinwis een essentiële sector?

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Zoals je voedsel nodig hebt voor je fysieke gezondheid, zo zou een bloemetje in deze zaal niet misstaan om de mentale gezondheid wat op te fleuren. Ik ga niet zomaar mee in de suggestie die onder de vraag zou kunnen liggen dat bloemen niet belangrijk zouden zijn. Wel wil ik de gedachte ondersteunen hoe wij zo veel mogelijk gebruik kunnen maken van de natuurlijke elementen, zoals de zon, om de bloem en groente van het seizoen te bevorderen. Dat is de portee van mijn opmerking. Er zit geen moreel oordeel in dat een bloem uit een verwarmde kas op voorhand fout zou zijn, helemaal niet. Wel zou ik zeggen dat de glastuinbouwsector, en trouwens onze hele Nederlandse industrie, na de Tweede Wereldoorlog, of na de vondst van de gasbel in Slochteren, gebouwd is op goedkope fossiele brandstof, op fossiel gas. Daar moeten we zo snel mogelijk vanaf. Mijn vragen zagen erop toe om dat snel om te turnen, maar niet om de bloem in een kwaad daglicht te stellen.

De voorzitter:

Dank u wel voor het minicollege, meneer Grinwis. Mevrouw Vestering, aan u het woord. Meneer Wassenberg en u zitten hier samen namens de Partij voor de Dieren. U heeft samen vier minuten, dus alles wat u te veel praat, gaat ten koste van meneer Wassenberg. Het moet niet zo zijn dat hij er dadelijk voor spek en bonen bij heeft gezeten. Die bonen vallen nog mee, maar dat spek kunt u hem echt niet aandoen.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Voorzitter. We gaan zien of ik die vier minuten ga volmaken. Ik ga gauw beginnen, want het wordt inderdaad een duopresentatie. Er wordt al op de timerknop gedrukt door mijn collega. Hij gaat het hebben over de visserij.

Ik ga mij focussen op de tuinbouw, want dat is een belangrijke sector, die zorgt voor onze groenten en fruit. Maar van de verwarmde glastuinbouw ben ik minder fan. Met gebruik van veel energie produceren we rozen voor de wereldmarkt en tomaten voor in de winter. In 2021 stootte de sector 6,5 megaton CO2 uit. Dat is meer uitstoot dan een derde van alle woningen in Nederland. Zelfs al zouden we alle benodigde energie en warmte duurzaam kunnen opwekken, dan hebben we die energie keihard nodig voor huishoudens en andere essentiële sectoren. Verwarmde kassen zijn geen essentiële sector. Deelt de Minister dat inzicht? Erkent hij dat het tijdperk van goedkoop gas waarschijnlijk voorgoed voorbij en onhoudbaar is? Erkent hij dat alternatieven, zoals geothermie en aquathermie, duur zijn en dat daaraan risico's kleven? Erkent hij dat het vanwege de klimaatcrisis en een schone en veilige leefomgeving noodzakelijk is dat de glastuinbouwsector afgebouwd gaat worden en, zo nee, waarom niet? Heeft hij laten berekenen hoeveel duurzame energie en warmte nodig is om de glastuinbouw van deze omvang in de benen te houden?

De heer Boswijk (CDA):

Ik deel de opmerking van collega Vestering dat energie een grote uitdaging is en gas een schaars goed. Maar is zij het met mij eens dat, als je mondiaal kijkt, water een veel groter probleem is? Er wordt nu heel hard gewerkt aan het terugbrengen van het gebruik van gas. Als wij de sector door de bocht heen helpen – dat zal moeten met steun van de overheid – en daar op termijn eenmaal doorheen zijn, kunnen wij het voedselvraagstuk voor een groot deel juist oplossen omdat wij zo veel kennis hebben. Ik zal een voorbeeldje noemen. Ik zal het kort doen, want ik vind wel dat we het even in perspectief moeten plaatsen. De focus ligt nu heel erg op gas, maar mondiaal gezien is water het grote vraagstuk. Kijk naar een kilo tomaten. Je kunt denken: we moeten die tomaten in Spanje produceren. Dat kan ik mij voorstellen, want daar heb je een beter klimaat, maar daar is water een enorm groot probleem. Daar kost een kilo tomaten 60 liter water, waar dat bij ons maar 4 liter water kost. Dan kun je denken: «Ik snap het. Energie is een groot probleem.» Dan kan je reflex zijn: dan moeten we maar stoppen met die sector; we moeten die sector niet helpen. Maar je kunt ook denken: we stoppen er gemeenschapsgeld bij en we gaan ze maximaal helpen, zodat wij later onze kennis kunnen gebruiken om men in Spanje te helpen om minder water te gebruiken. Hoe kijkt mevrouw Vestering daarnaar?

Mevrouw Vestering (PvdD):

Het is heel fijn dat de heer Boswijk iets breder wil kijken dan alleen maar naar de fossiele energie. Ik denk dat het inderdaad verstandig is om het breder te bekijken. Dan zul je ook moeten erkennen dat we misschien niet jaarrond tomaten moeten eten en dat we meer seizoensgebonden groente en fruit moeten telen. Ik denk dat dat een verstandige keuze is en dat je op die manier uiteindelijk een toekomstbestendige sector overhoudt, waarbij je niet wereldrond je voedsel wilt exporteren.

De heer Boswijk (CDA):

Ik denk dat het inderdaad heel goed is om seizoensgebonden te eten. Ik eet elke week aardappels, groente en vlees. Vlees is misschien niet een goede, valt niet in uw straatje. Maar ik eet aardappels en groente, vooral veel Hollandse. Ik probeer dus mijn steentje bij te dragen. Ik ben het er helemaal mee eens; natuurlijk is het zo. Tegelijkertijd vind ik niet dat je het zo plat kunt slaan dat je zegt: dan maar helemaal niks. Het feit is wel dat wij hier zo veel kennis ontwikkelen op dit gebied. Stel dat wij niet tomaten maar kennis exporteren. Om die kennis te ontwikkelen, heb je een kritische massa nodig, heb je een stevige glastuinbouw nodig.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Vestering (PvdD):

Is mevrouw Vestering het met mij eens dat je voor een sterkere glastuinbouw niet moet hyperfocussen op alleen het energieverbruik, maar dat je misschien moet zeggen: we gaan ze daar veel meer in ondersteunen; wij gaan er alles aan doen om die sector voor Nederland te behouden. Uiteindelijk is het van essentieel belang – dan heb ik het niet eens over het exporteren van die kilo tomaten – dat wij al die kennis kunnen gebruiken om andere landen hierin te helpen, zeker als je kijkt naar de toename van de wereldbevolking en naar de klimaatverandering. Dan moet mevrouw Vestering toch denken: «Het CDA heeft helemaal gelijk. Ik sluit mij daarbij aan. Voor nu moeten wij het qua energieverbruik misschien even door de vingers zien en gaan we er alles aan doen om ze te helpen.» Hoe kijkt mevrouw Vestering daarnaar?

De voorzitter:

Als we zo doorgaan, komt de tweede termijn van de Kamer echt in gevaar. Ik voorspel dat nu al. We moeten echt korter en puntiger zijn.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik denk dat ik alleen maar kan concluderen dat het heel goed is dat het CDA zich zorgen maakt over grondstoffenverspilling voor de productie van voedsel. Laat het CDA alsjeblieft ook kijken naar de intensieve veehouderij, waarbij we verschrikkelijk veel water gebruiken om uiteindelijk een klein stukje vlees te produceren. Het is goed om die discussie te hebben, maar voer die dan helemaal breed. Wees dan niet zo dat je niet naar die sectoren kijkt. Ik denk dat dat heel erg belangrijk is.

De heer Boswijk (CDA):

De C van het CDA staat tegenwoordig ook voor «consequent». Mevrouw Vestering weet dat ik zelfs moties heb ingediend waarin ik bijvoorbeeld heb gezegd: we moeten veel meer kijken naar de juiste eiwitten. Ik heb met collega De Groot gekeken hoe we voedselverspilling tegen kunnen gaan en reststromen veel meer kunnen gebruiken. Dat doet de intensieve veehouderij trouwens al heel erg. Hoe kunnen we reststromen nóg meer gebruiken? Hoe kunnen we eiwitten veel meer uit Europa halen en niet helemaal uit Zuid-Amerika? Dat vind ik namelijk ook belachelijk. Ik ben dus al heel erg consequent. Het zou mooi zijn als mevrouw Vestering dat ook is. Dan komen we misschien wel een stapje verder.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik zie dat er enige beweging is bij het CDA, dus dat is positief. De heer Boswijk hoeft zich geen zorgen te maken dat hij van mij geen tomaten meer mag eten. Maar ik zeg: doe dat niet het hele jaar.

De voorzitter:

Mevrouw Vestering, u hebt één minuut en acht seconden gesproken. Ik weet niet hoeveel u nog wilt spreken, maar uw klok gaat weer lopen.

Mevrouw Vestering (PvdD):

We doen het fiftyfifty. Zo zijn wij opgevoed.

Voorzitter. Ik wilde nog vragen of de energie en de warmte voor huishoudens niet concurreren met essentiële sectoren. Hoe beoordeelt de Minister dat de sector in 2021 wel heeft geïnvesteerd in energiebesparende maatregelen, ook met belastinggeld, maar dat de totale uitstoot toch is toegenomen? Het klimaatdoel werd hiermee niet gehaald, onder andere omdat het areaal aan kassen is gegroeid. Vindt de Minister deze uitgave van belastinggeld doelmatig? In zijn brief van afgelopen dinsdag schrijft hij dat individuele tuinders kunnen beslissen of voor hen de overstap naar alternatieven voor aardgas niet mogelijk of wenselijk is. Zij zullen moeten afbouwen of omvormen. Gaat de Minister dan ook de omvorming naar voedselproducten in koude kassen of in de volle grond stimuleren? Want hiermee kan hij het areaal aan verwarmde kassen actief afbouwen. Graag een reactie.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Vestering. Meneer Wassenberg, ook namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. Volgens het Europees Milieuagentschap is bodemberoerende visserij het meest schadelijk voor de zeebodem. Het Europees parlement wil daarom dat vanaf 2030 geen bodemberoerende visserij meer plaatsvindt in beschermde mariene gebieden. Denemarken verbiedt boomkorren nu al in natuurgebieden. Ook voor Nederland moet 13,7% van de Noordzee dit jaar nog gevrijwaard zijn van bodemberoerende visserij. Dat is besloten in het Noordzeeakkoord.

Beide landbouwministers erkennen de impact van bodemberoerende visserij op de natuur, maar blijven zich er toch voor inzetten om de vergunning voor bodemberoerende garnalenvisserij in nota bene Natura 2000-gebieden te behouden, en dat voor zes jaar. Het is onbegrijpelijk, onverstandig en volgens ons onrechtmatig. Mijn vraag aan de Minister is of hij het met mij eens is dat de gedoogperiode mogelijk moet worden ingetrokken omdat er, zoals dat heet, redelijk wetenschappelijk bewijs bestaat over de impact op de natuur? Mijn vraag is ook: hoeveel procent van de Noordzee is nu gesloten voor bodemberoerende visserij? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat die 13,7% dit jaar werkelijk wordt behaald? Wanneer horen we daar meer over?

Voorzitter. De afgelopen maanden verschenen er opnieuw alarmerende berichten over illegale visserij door Nederlandse bedrijven. De Europese Rekenkamer publiceerde een kritisch rapport over tekortschietende controles op de illegale visserij. In dezelfde periode kwam de Universiteit van Tilburg met een rapport waaruit bleek dat er gevist wordt met netten die eigenlijk te kleine mazen hebben, waardoor jonge, kleine vissen worden gevangen. Dat maakt het herstel van vissenpopulaties in de toekomst heel moeilijk, en misschien wel onmogelijk. Is de Minister het met mij eens dat de illegale visserij keihard moet worden aangepakt? Welk deel van de toegezegde 15,2 fte voor de NVWA is al inzetbaar voor controles op de visserij?

Als laatste, voorzitter. Het nieuwe rapport van Compassion in World Farming laat zien dat industriële viskwekerijen niet het antwoord zijn op voedselzekerheid. Sterker nog, die zetten aan tot overbevissing. 20% van de gevangen vis wordt aan visetende vissen in de viskwekerijen gevoed. Daarmee wordt het zee-ecosysteem verder ontwricht. Is de Minister het met mij eens dat dit onhoudbaar is en dat dit moet stoppen?

Ik had het over het rapport van Compassion in World Farming. Heeft de Minister dat al? Ik heb het namelijk hier. Ik wil dat via de bode graag aan de Minister geven.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De bode komt uw kant op, meneer Wassenberg. Hij zorgt ervoor dat het rapport bij de Minister komt.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg, voor uw inbreng namens de Partij voor de Dieren. Dan is het woord aan meneer Thijssen, Partij van de Arbeid.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank, voorzitter. We voeren vandaag weer een belangrijk debat. Ik mag hier spreken mede namens GroenLinks. We hadden afgelopen vrijdag ook een mooie samenwerking, want Laura Bromet ging mee naar een werkbezoek aan de glastuinbouw, en ik ging mee naar een werkbezoek in Velsen. Ik ging op bezoek bij een sociaal wijkteam dat ziet wat er achter de voordeur gebeurt. Er zijn namelijk hoge energieprijzen en er is energiearmoede. Deze dingen hangen natuurlijk ontzettend met elkaar samen. De gasprijzen zijn omhooggeschoten. We kunnen maar een beperkte hoeveelheid gas gebruiken.

De afgelopen jaren is het beeld ontstaan dat wij niet zouden houden van bloemen. Wij houden ontzettend van bloemen! Mijn partij houdt ontzettend van rode rozen. We merken echter wel dat er schaarste is. Als wij moeten kiezen tussen het verwarmen van een bejaardentehuis en huishoudens of het maken van een luxeproduct in verwarmde kassen, dan is dat voor ons echt een dilemma. Ik denk dat dat een essentie is in dit debat. Ik wil het volgende aan de Minister vragen. Mijn collega Bromet is bij allemaal kassen geweest die energieneutraal of bijna energieneutraal werken. Zij zijn heel hard bezig om hun CO2-uitstoot naar beneden te brengen en klimaatneutraal te werken. Wij constateren echter ook dat er heel veel spelers in de sector zijn die dat nog niet doen. Zij zijn de afgelopen jaren met de lage gasprijzen tóch blijven zitten, en zitten nu op de blaren.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik maak er bezwaar tegen hoe de heer Thijssen continu burgers tegen boeren opzet. Laatst deed hij dat al in een landbouwdebat. Toen ging het over huizen of koeien. Nu is het weer óf de bejaarden lekker warm in een huis zetten óf bloemen. Ik vind dat gewoon echt niet kunnen. Er is ook helemaal geen sprake van dat het of bloemen of bejaarde mensen met de verwarming aan moeten zijn. Dat is gewoon een heel valse tegenstelling. Ik vind dat we dat hier niet moeten doen. Als je het genuanceerder brengt en zegt dat we keuzes moeten maken in onze maatschappij, dan snapt iedereen dat. Hier worden echter continu burgers tegen boeren opgezet en andersom. Ik wil aan de heer Thijssen vragen om dat achterwege te lagen.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik zit toevallig ook in de commissie van EZK, van Economische Zaken en Klimaat. Daarin hebben we in het afgelopen jaar meerdere malen het crisisplan voor gas besproken, omdat we het gevaar zagen dat Poetin de gaskraan helemaal dicht zou draaien, dat er een gastekort zou komen, en dat we zouden moeten kiezen wie wel gas krijgt en wie geen gas krijgt. Dan moet er inderdaad gekozen worden. Daar zijn GroenLinks en PvdA heel duidelijk in geweest. Als er gekozen moet worden – dat staat ook in de wet, eerlijk gezegd – dan krijgen de beschermde gebruikers gas, zoals de huishoudens, en dan moet er in de industrie, de glastuinbouw en alle andere gas gebruikende industrieën gekozen worden.

Het onderwerp van dit debat is het convenant dat gesloten is. Dat moet leiden tot CO2-reductie. Wij zien dat de CO2 niet is gedaald. De afspraken van het convenant zijn dus niet gehaald. Mijn collega Bromet is bij een aantal voorlopers geweest die hard bezig zijn om het gasverbruik wél weg te krijgen. Er zijn echter ook heel veel achterblijvers. Volgens mij moet het daarover gaan. Er is nu een nieuw convenant. Mijn vraag aan de Minister is: hoe gaan we ervoor zorgen dat dit convenant wél gehaald wordt? Of krijgen we in 2030 weer een briefje waarin staat: we hebben het convenant niet gehaald, dus we gaan het nóg een keer proberen met een nieuw convenant?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ten eerste constateer ik dat de heer Thijssen niets van zijn woorden terugneemt. Het opzetten van burgers tegen boeren, in dit geval tuinders, blijft gewoon in stand. De heer Thijssen zegt ook: er zijn wel wat voorlopers, maar er zijn ook een heleboel achterblijvers. Ik denk dat de glastuinbouw in Nederland koploper is in de wereld. We zijn gewoon de koplopers. Focus je dan even op die achterblijvers. Ga niet zeggen: omdat we bloemen hebben, moeten bejaarden in een koud huis zitten. Dat stelt de heer Thijssen hier namelijk.

Mijn vraag aan de heer Thijssen is: weet hij dat de glastuinbouw in Nederland een grote energieopwekker is? 10% van het gebruik van stroom door consumenten in Nederland is afkomstig van de glastuinbouw. Mensen in Nederland ontvangen stroom omdat de glastuinbouw die energie opwekt. Dat hoor je dan nooit. Nogmaals – ik ga het gewoon nog een keer zeggen – ik vind het heel kwalijk dat de tuinders hier worden neergezet als energieslurpers en grootgasverbruikers. Eigenlijk komt het erop neer dat er vrij weinig gebeurt. Ik vind dat heel vervelend.

De voorzitter:

Dat hebben we al een paar keer luid en duidelijk gehoord.

De heer Thijssen (PvdA):

Even over die boeren versus burgers. Ik zeg nooit «boeren versus burgers». Ik zeg dat er een landbouwsector is in dit land die zorgt voor stikstofvervuiling, die ervoor zorgt dat de natuur op omvallen staat. Er zijn ook andere sectoren die dat doen. Denk aan de mobiliteit en de industrie. De natuur staat op omvallen. Die staat zelfs zó erg op omvallen dat als ik een huis wil bouwen waarbij een heel klein beetje stikstof terechtkomt op een stukje natuur, de natuur dan sterft. Dan sterft de schone lucht. Dan hebben we dadelijk geen drinkwater meer. Dat is wat de rechter gezegd heeft. De rechter heeft ingegrepen en gezegd: zelfs dat kleine beetje vervuiling bij het bouwen van een huis kan niet meer.

In de debatten waarin ik mevrouw Van der Plas tegenkom – dat zijn de debatten over de landbouwsector – zeg ik: de landbouwsector moet echt hervormen. Die kan heel lekker biologisch voedsel gaan maken. Dat is natuurinclusief. Daardoor wordt het bouwen van huizen weer mogelijk. Dat is keihard nodig. Ik zeg volgens mij niet dat boeren en burgers tegenover elkaar staan. Ik zeg dat de landbouwsector moet hervormen. Ik zeg dat de bedrijven in die sector moeten bijdragen. Ik zeg dat de boeren in de mogelijkheid moeten worden gesteld om biologisch, lekker en natuurinclusief voedsel te maken, zodat we weer huizen kunnen bouwen voor de burgers.

De voorzitter:

Eerst meneer Valstar en dan meneer Boswijk.

De heer Valstar (VVD):

Ik hoorde de heer Thijssen zeggen dat boeren in de mogelijkheid moeten worden gesteld om te verduurzamen. Ik hoop dat hij die mogelijkheid ook aan de tuinbouw geeft. Ik heb eigenlijk hetzelfde punt dat mevrouw Van der Plas net al maakte. Dat ging over het gegeven dat 10% van de energie uit de wkk's van de tuinders komt. De tuinders hebben daar zelf eigenlijk geen invloed meer op. Dat wordt extern geregeld door de energiemaatschappijen. Ik hoop dat de heer Thijssen zich er ten zeerste van bewust is dat als hij de glastuinbouw van het gas wil houden, hij de bejaarden zelf ook in de kou laat zitten. Ik vind dat een onzalige vergelijking, maar als hij die toch maakt, dan moet hij dit goed beseffen. Ik vraag me ook af of de heer Thijssen zich ervan bewust is dat we in de zomer de windmolens en de zonnepanelen hebben. Daar is de heer Thijssen verzot op. Is de heer Thijssen zich er ook van bewust dat de tuinders hun lampen in de zomer op klaarlichte dag aanzetten om ervoor te zorgen dat ons energienet niet overspannen raakt?

De heer Thijssen (PvdA):

Ik vind het heel fijn om met een landbouwwoordvoerder een energiedebat te voeren. Energie is namelijk het andere vak dat ik in deze Kamer doe. Als wij meer zonnepanelen en windmolens op zee krijgen, dan gaan we groene waterstof produceren. Die groene waterstof gaan we opslaan, zodat we als het even niet waait of als de zon even niet schijnt, elektriciteit kunnen maken en ervoor kunnen zorgen dat de lampen in Nederland blijven branden. We gaan ervoor zorgen dat er een slim netwerk komt. We gaan ervoor zorgen dat we elektriciteit gaan gebruiken – dat geldt voor huishoudens en voor de industrie – op het moment dat er heel veel goedkope groene stroom is. We gaan er ook voor zorgen dat we de vraag naar elektriciteit een beetje terugschroeven op het moment dat er wat minder groene stroom is. Dat is de grote transitie die er in de energiesector aan zit te komen. Iedereen die er verstand van heeft, zegt: dit kan prima werken; kom maar op!

De heer Valstar (VVD):

Dat is hartstikke goed. Nu komen we ergens. We hebben namelijk nog jaren nodig om dat in te regelen. Kan ik de heer Thijssen in ieder geval vragen of hij de transitie die de glastuinbouw wil maken naar 2040 van harte onderschrijft?

De voorzitter:

Ja of nee, meneer Thijssen?

De heer Thijssen (PvdA):

Zo snel gaat het ook weer niet. Mijn vraag aan de Minister is ... Nee, meneer Valstar, ik zou het fijn vinden als u eerst even naar mij luistert. Mijn vraag aan de Minister is: hoe weten we nou dat dit convenant wél gehaald gaat worden? Kunnen er sloten op de deur? Het vorige convenant is namelijk niet gehaald. De CO2-uitstoot is verhoogd. De voorlopers waar de heer Valstar afgelopen vrijdag is geweest, ondervinden nadelen van de achterblijvers. Dus ja, ik wil heel graag een glastuinbouwsector die klimaatneutraal is, geen gif meer gebruikt en lekker voedsel produceert. Ik wil graag van de Minister weten: als we dit uitvoeren, hebben we dadelijk dan een sector die zonder subsidie de internationale concurrentie aankan? Zijn we hier aan het knokken voor een sector die levensvatbaar is in 2030 en in 2040? Kan er een slot op de deur van dat convenant, zodat we zeker weten dat het nu gaat gebeuren? De Minister zegt zelf ook dat niet alle tuinders deze draai kunnen maken. Mijn vraag is dus ook...

De voorzitter:

Nee, nu bent u allemaal vragen...

De heer Thijssen (PvdA):

Heeft u er dan een visie op, meneer de Minister, welke tuinders het wel en niet gaan halen, en hoe gaat u dan om met degenen die het niet gaan halen?

De voorzitter:

Het is heel slim wat u doet: tijdens een interruptie vragen stellen aan de Minister. Dit gaan we dadelijk van de Minister horen, maar eerst is meneer Boswijk nog aan de beurt. O, meneer Valstar nog? Zeker.

De heer Valstar (VVD):

Ik heb nog een laatste punt.

De voorzitter:

U had nog twee interrupties.

De heer Valstar (VVD):

Ja, maar ik zal het hier afronden, want ik geloof niet dat ik veel verder kom met de heer Thijssen. Ik ben in ieder geval blij dat hij is ingegaan op de uitnodiging om een keer te komen kijken welke verduurzamingsprojecten er in het Westland plaatsvinden. Ik ben het zeer met hem eens dat niet iedere tuinder dit gaat halen. Dat heb ik ook al vaker gezegd. Ik heb vaker het voorbeeld aangehaald van een chrysantenkweker in Maasdijk. Hij had 3 hectare, liep tegen de 60 en had een gasketeltje en geen goed gascontract. Hij heeft het niet gehaald. Hij is overgenomen door een groter bedrijf. Dat is ook gewoon een logisch gevolg. Maar hoe gaan we de grotere bedrijven die wel toekomstperspectief hebben dan verder laten verduurzamen? Daar wil ik de heer Thijssen wel op vastpinnen: gun de glastuinbouwsector nou de tijd en ga niet nog allerlei extra hekjes en maatregelen over de glastuinbouw uitstorten. Zorg er nou voor dat wij ze die helpende hand gaan bieden om verder te verduurzamen.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik ben niet tegen de glastuinbouw, en ik vind het hartstikke goed dat ze willen verduurzamen. Ik wil nu alleen graag weten dat het ook echt gaat gebeuren. En ik wil niet alleen van de Minister horen dat de glastuinbouw geweldig is; ik wil ook een plan horen voor degenen die het niet gaan halen. Wat doen we daar dan voor? Is daar dan een visie voor? Of laten we dat aan de markt over en moeten ze maar kapotgaan?

De voorzitter:

Prima. Meneer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Voordat ik mijn interruptie begin, maak ik even een disclaimer. Ik erken dat er een stikstofprobleem is en dat de natuur onder druk staat, maar ik krijg er wel een beetje jeuk van als we het zo platslaan als de heer Thijssen net deed. Hij zei: het is zo erg dat als wij een huis bouwen en dat kleine beetje stikstof terechtkomt op de natuur, die dan meteen omvalt. Ik vind dat een beetje een simplificering van de opgave waarvoor we staan. Waarom kunnen we geen huizen bouwen? Dat heeft er vooral mee te maken dat we juridisch klem zitten. Je kan namelijk niet zeggen... Ja, ik zie u lachen, maar ik kan er eigenlijk wel om janken, want uw opmerkingen zijn olie op het vuur voor de mensen op de flanken die zeggen: joh, die lui snappen er helemaal niks van. Maar de wetenschap zelf zegt: je kan niet zeggen dat dat ene beetje stikstof precies op dat natuurgebied terechtkomt en dat het dan omvalt. Zeg ik daarmee dat stikstof geen probleem is voor de natuur? Nee, dat is zeker een probleem. Maar dat we geen huizen kunnen bouwen, is omdat wij te lang te veel stikstof hebben uitgestoten en moeten gaan reduceren. Maar dat zegt niet dat dat ene beetje stikstof op dat ene natuurgebied landt. Dat zit een stuk complexer in elkaar. Daarom wil ik de heer Thijssen er toch toe oproepen om als hij hierover begint die complexiteit ook mee te nemen en het niet plat te slaan. Daarmee geeft hij namelijk alleen maar weer brandstof aan mensen die álles in twijfel trekken. Dat lijkt mij niet verstandig.

De heer Thijssen (PvdA):

Dat is natuurlijk het nadeel van deze debatten: we hebben maar vier minuten en ik wil ook nog een paar andere punten maken. Maar het is precies zoals de heer Boswijk zegt. We zitten juridisch klem, omdat we in de natuur klem zitten, omdat we aan lopen tegen een planetaire grens, een grens van de natuur, die er heel erg slecht voor staat in Nederland. Het is ons als parlement niet gelukt om het kabinet en de voorgaande kabinetten op te dragen: bescherm nou die natuur; anders komt Nederland op slot te zitten. Daarom is het slot erop gegaan bij de rechter. Helaas hebben parlement en kabinet het niet voor elkaar gekregen, en daarom heeft de rechter ingegrepen. De rechter heeft eerlijk gezegd wel gezegd: «Als er een huis gebouwd wordt, komt er een beetje stikstofvervuiling vrij. Dat kan neerslaan op de natuur, en dat kan de natuur er op dit moment gewoon niet bij hebben. Per gebouwd huis moet nu dus aangetoond worden hoeveel stikstof er vrijkomt, waar dat neerslaat en of die natuur dat kan hebben of niet.» Dan vat ik het als volgt samen: als zelfs dat ietsjepietsje stikstofvervuiling dat vrijkomt bij het bouwen van een huis neerslaat op een natuurgebied dat onder druk staat, dan kan dat huis niet gebouwd worden. Dat is volgens mij de juridische uitspraak die er nu ligt. Het is iets korter door de bocht dan wat er in de juridische uitspraak staat, maar dat is wel waar het op neerkomt.

De voorzitter:

Ook meneer Boswijk heeft geen interrupties meer. Er komt uiteraard nog wel een tweede termijn. Meneer Thijssen, kunt u uw betoog vervolgen? U hebt nog 2 minuten en 40 seconden.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik zit even te kijken. Ik heb inderdaad al een aantal vragen gesteld en een aantal punten gemaakt in de interruptiedebatten, dus het lijkt me niet nodig dat ik dat helemaal ga herhalen.

De crux voor mij en GroenLinks is wel het volgende. Wij zien ook de voorlopers die klimaatneutraal en natuurinclusief lekker voedsel kunnen produceren in de glastuinbouw. Mijn vraag aan de Minister is: als we die koers inslaan, voor hoeveel van de sector gaat dat dan ongeveer gebeuren? Als we dan inderdaad met gemeenschapsgeld die mensen helpen om dat te doen, hebben we dan een sector die levensvatbaar is? Kan die de internationale concurrentie aan met de landen waar geen kassen nodig zijn om dat soort producten te laten groeien? Dat is een vraag die ik heb.

Er is een andere vraag waar ik heel graag een reactie op zou willen. Het vorige convenant dat is gesloten, is helaas niet gehaald. De CO2-uitstoot is gestegen. Er zijn veel en veel meer voorbeelden van convenanten die het niet gehaald hebben. Mijn vraag zou zijn of het dit keer wel gaat werken en waarom de Minister dan denkt dat dat zo is.

Voorzitter, dan nog even over de visserij. Er is een aanzet om te komen tot een visie voor de visserij. Mijn partij vindt dat heel goed. Mijn vraag is wel of nu de goede kaders zijn gesteld voor deze visie. Ik heb daar een paar vragen over. Met hoeveel gigawatt wind op zee rekent de Minister nu? Is dit afgestemd met de Minister van EZK? Hoeveel procent van de Noordzee moet nu worden beschermd? Heeft hij rekenschap genomen van de uitspraken die zijn gedaan in Montreal, ook door Nederland, dat het 30% moet zijn? Is dit afgestemd met de Minister voor Natuur en Stikstof? Als deze visie wordt ontwikkeld, is het dan voor de sector duidelijk dat dat binnen deze grenzen moet gebeuren? Dit zijn nu eenmaal de afspraken die we hebben gemaakt met elkaar.

Er zijn Nederlandse schepen die de hele wereld over gaan. Over de hele wereld zijn Nederlandse schepen aan het vissen. Wordt dat ook onderdeel van de visie of niet? Op dit moment worden schepen gaande gehouden, want er zijn steunpakketten. Wordt het geld hier nou een op een slimme manier besteed of zijn we schepen varende aan het houden terwijl we eigenlijk weten dat er niet voor al deze schepen een toekomst is als de visie er straks is? Dat klinkt misschien hard. Zo bedoel ik het niet, want de Partij van de Arbeid is zich als geen andere partij ervan bewust dat er achter deze sectoren waarover we praten, gewoon hardwerkende mensen zitten. Zeker van de vissers weten we dat daar van generatie op generatie, al eeuwenlang, wordt gevist op de Noordzee. Als we het hebben over de op- of afbouw van deze sector, gaat het over mensen die dat met ziel en zaligheid doen. Ik vraag me eigenlijk af hoe de Minister daarnaar kijkt. Ik heb eerder voorgesteld dat er een transitiefonds komt voor de industrie. We weten dat alle fossiele banen in Nederland gaan verdwijnen en dat er heel veel groene banen komen. Laten we er nou met een transitiefonds voor zorgen dat die mensen met behoud van inkomen van een fossiele baan naar een groene baan kunnen komen. Is de Minister ook bereid om iets dergelijks te doen voor de visserij en voor de glastuinbouw, mochten deze sectoren kleiner worden?

Een laatste vraag ...

De voorzitter:

Eén zin.

De heer Thijssen (PvdA):

Die gaat over misstanden in de tuinbouw. Er zijn heel veel flexcontracten, slechte beloningen en slechte huisvesting. Gaat de Minister dat onderdeel maken van het convenant? Is hij ook bereid om daar voorwaarden aan te stellen als er subsidie wordt afgegeven?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Thijssen, voor uw inbreng namens de PvdA.

Meneer De Groot, kunt u mij heel even waarnemen? Ik heb als woordvoerder en als oud-woordvoerder visserij ook nog even iets te melden.

Voorzitter: Tjeerd de Groot

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de heer Graus namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Even heel kort een paar kleine punten. Ik ben inderdaad meer dan tien jaar woordvoerder geweest voor de tuinders en de vissers. Ik heb dat altijd met heel veel plezier gedaan. We hebben de laatste jaren meerdere malen gevraagd – vorig jaar hebben we nog een motie ingediend – om vlug met maatregelen te komen om de hoge energierekening en brandstofprijzen te compenseren. Ik zag gisteren weer een huilende visser naast een schip staan waarmee waarschijnlijk van familie op familie is gevaren. Tuinders en vissers zijn mensen van wie we nooit last hebben gehad. Het zijn altijd harde werkers en ze voorzien ons van primaire levensbehoeften. Er moeten echt plannen en voorstellen komen, zo vraag ik de Minister, om verdere faillissementen en de teloorgang van de sectoren te voorkomen. We willen echt dat bedrijven worden gecompenseerd voor de hoge energie- en brandstofprijzen.

Verder heb ik nog een visser gesproken uit Volendam, die zei dat de visvergunning voor de Wet natuurbescherming die ze om de twee jaar moeten aanvragen, ongeveer € 200.000 kost. Bij de vissers wordt er nogal wat gehandhaafd op de vergunningen, maar dat gebeurt volgens hen niet bij andere bedrijven. Daar krijg ik graag een reactie op. Ik heb een visser nog nooit op een leugen kunnen betrappen. Als zij iets zeggen, klopt het meestal ook, want dat zijn mensen die vaak gelovig zijn en niet gestraft willen worden. Meestal spreken die mensen dus echt wel de waarheid. Bovendien zei hij dat het windmolenpark een vergunning voor de Wet natuurbescherming krijgt voor 35 jaar en een visser voor 2 jaar. Graag een reactie daarop.

Tot slot, meneer de voorzitter. Dan ben ik klaar, ook om het goede voorbeeld te geven. De nieuwe pompen bij het sluizencomplex in IJmuiden zijn volgens diverse vissers vishakselaars. Met mijn collega van de Partij voor de Dieren, meneer Wassenberg, heb ik het daar in het verleden al over gehad. Er zijn namelijk ook visvriendelijke pompen die volgens de vissers even duur zijn. Dat zijn toch de ter zake deskundigen, laten we wel wezen. Zoals wij hier zitten, zijn we allemaal niet ter zake deskundig. De vissers zijn wel ter zake deskundig, dus laten we nou iets van die mensen aannemen. Ik had daar ook graag een reactie op gehad. Waarom zijn juist die vishakselaarpompen aangeschaft? Dat kunnen de vissers gewoon niet begrijpen.

Dank, meneer de voorzitter. Ik laat het hierbij.

De voorzitter:

Dan geef ik u nu het woord terug als voorzitter, meneer Graus. Dank voor uw bijdrage.

Voorzitter: Graus

De voorzitter:

Dank u wel voor het waarnemen, meneer De Groot. De Minister gaat zich voorbereiden op de beantwoording. Ik stel voor dat we hier terugkomen om 11.35 uur. Ik schors dus voor twintig minuten en dan zien we elkaar hier terug. Tot zo meteen.

De vergadering wordt van 11.15 uur tot 11.40 uur geschorst.

De voorzitter:

Kan iedereen weer plaatsnemen? Ik wil even iets aan de leden vragen. De kans is groot dat de tweede termijn in gevaar gaat komen. We kunnen daar dus meteen op anticiperen. We kunnen gewoon een waardige termijn doen met de Minister, met vier goede interrupties. Meneer Valstar heeft toch al aangekondigd dat hij een tweeminutendebat wil. We gaan dus ook nog naar de plenaire zaal. Dan kunnen we nu in alle rust en waardigheid het debat voeren, want als we een tweede termijn doen, dan wordt alles afgeraffeld. Dat vind ik niet goed.

De heer Valstar (VVD):

Als ik een goede toezegging van de Minister krijg, dan is er geen tweeminutendebat nodig. Dat hangt dus nog ergens in de lucht.

De voorzitter:

Zeker. Dat hangt natuurlijk ook af van wat de andere leden ervan vinden. Laten we het zo gaan doen. Ik zal soepel zijn. Stel goede vragen en geef goede antwoorden. Als we nog tijd hebben, dan doen we het wel.

Ik ga het woord geven aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik heb een vraag aan hem. Mocht hij in blokjes werken, naar Kamerleden, items of onderwerpen, dan zou ik die graag willen hebben. Ik sta dan iedere keer aan het einde van zo'n blokje de interrupties toe. Alstublieft, aan u het woord, meneer de Minister.

Minister Adema:

Dank u wel, voorzitter. We hebben het vandaag over tuinbouw en visserij. Ik stel voor dat we de beantwoording splitsen, met daarbinnen de blokjes. Bij tuinbouw heb ik drie blokjes en bij visserij ook drie. Bij beide onderwerpen heb ik een inleidende spreektekst, waarin ook een aantal zaken voorbijkomen. Ik stel voor dat we het als volgt ordenen: ik begin met de blokjes over tuinbouw en daarna behandel ik de blokjes over visserij. Is dat een werkbare volgorde voor u, meneer de voorzitter?

De voorzitter:

Dat is een goede volgorde, ja.

Minister Adema:

Ik begin dus bij de tuinbouw. Ik heb straks dus drie blokjes: de toekomst van de glastuinbouw, de stimulerings- en transitieregelingen en subsidies, en de fiscale maatregelen.

De inleiding. In z'n algemeenheid zijn het ongelofelijk spannende tijden voor zowel de tuinbouw als de visserij. Ik spreek natuurlijk vissers en tuinders. In alle gesprekken komen de zorg en de wanhoop voorbij. Daarom is het goed dat we vandaag dit debat met elkaar voeren. Beide sectoren zijn ongelofelijk nauw met Nederland verbonden en hebben Nederland en de wereld ongelofelijk veel te bieden, maar de hoge energieprijzen, van brandstof en andere energie, zoals gas, zorgen ervoor dat heel veel bedrijven zich ongelofelijk zorgen maken over de toekomst. Dat begrijp ik. Die zorgen deel ik ook. Tegelijk zijn er ook enorme opgaven om de transitie te maken naar een duurzame en toekomstbestendige sector in Nederland. Dat geldt voor beide sectoren. Ik heb u de afgelopen tijd meegenomen in de stappen die ik hierin wil zetten voor de afzonderlijke sectoren. Laat één ding duidelijk zijn: ik wil toewerken naar een toekomst voor beide sectoren in Nederland. Dat geldt voor de tuinders én voor de visserij. Beide sectoren draag ik in mijn hart. Soms verspreek ik me zelfs en zeg ik niet dat ik de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ben – overigens heeft dat er alles mee te maken – maar de Minister van Landbouw, Natuur en Visserij.

De tuinbouw, meneer de voorzitter. De tuinbouw – het gaat dan om de eindproducten van de tuinbouw, maar vooral om het uitgangsmateriaal – is niet voor niks een topsector in Nederland. Door de intensieve samenwerking en de hoge kwaliteit van deze sector is Nederland wereldwijd een gidsland op dit gebied. Nederland is groot op het gebied van kennis, innovatie, veredeling en kassenbouw. We hebben de wereld ongelofelijk veel te bieden op het gebied van voedselproductie. In deze tijd van discussie over voedselzekerheid is dat buitengewoon belangrijk. De opgaven zijn groot. De ambitie van de tuinbouwsector is om in 2040 klimaatneutraal te produceren, dus zonder emissies naar het milieu. Ik vind dat een enorm mooie ambitie voor deze sector. Daarmee loopt deze sector voorop – laten we dat ook maar even constateren – ten opzichte van andere sectoren, die de doelstellingen op 2050 hebben staan. In die zin is deze sector dus een gidssector. Maar we zijn er nog niet; laat dat ook helder zijn.

Een toekomstbestendig antwoord op hoge gasprijzen is gewoon om versneld door te pakken met energiebesparende maatregelen en de energietransitie. Het is heel mooi om te zien dat heel veel tuinders dat doen. Ik ben bijvoorbeeld laatst nog bij een groot warmtebronproject geweest in het Westland. Zij zijn actief bezig met energiebesparing en zetten versneld stappen naar verduurzaming. Ik hoor het af en toe voorbijkomen, maar het is goed dat we dat ook blijven zien, want deze sector loopt daarin echt wel voorop. Het is overigens de enige manier om minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen. Dat is hoogstnoodzakelijk, ook als we zien waar de geopolitieke situatie om vraagt.

Het kabinet heeft vorig jaar april de inzet uiteengezet waarmee het de randvoorwaarden creëert voor deze sector om te verduurzamen. We moeten constateren dat dat niet van de ene op de andere dag kan. Procedureel kan dat niet, maar ook niet financieel. Daarom is het zo belangrijk dat we onlangs dat convenant hebben afgesloten, waarin we afspraken hebben gemaakt over de doelen van 2030 op weg naar klimaatneutraal zijn in 2040. We hebben vorig jaar het budget voor de subsidie op energiebesparende maatregelen opgehoogd naar 60 miljoen. Zo kunnen tuinders gebruikmaken van de Tegemoetkoming Energiekosten. De beoogde openstelling daarvan door de Minister van EZK is in het eerste kwartaal van dit jaar. Ik heb ook een borgstellingsregeling aangekondigd. De beoogde openstelling daarvan is deze maand. We moeten wel even de goedkeuring van de EU-staatssteun afwachten. Ik probeer de bedrijven op die manier een zetje in de rug te geven en zo veel mogelijk te steunen, om een toekomstbestendige sector over te houden.

De hoge energieprijzen maken ook duidelijk dat we snelheid moeten maken voor het klimaat én voor een toekomstbestendige tuinbouw. De ambities zijn groot, maar ook noodzakelijk en urgent. De stappen die de sector heeft gezet, zijn de basis om de transitie verder vorm te geven. In het Westland wordt bijvoorbeeld de aanleg van het regionale warmtenet versneld, diversifiëren de tuinders hun energiemix en investeren ze juist nu in een aansluiting op het warmtenet.

We moeten ook reëel zijn. De tuinders die bij hun strategische beslissingen tot de conclusie komen dat zij niet bereid zijn of in staat zijn om de energietransitie mede vorm te geven, zullen de productie moeten afbouwen of omvormen. Ik heb dat in mijn brief aangegeven. De heer Valstar geeft aan dat er vaak grotere bedrijven klaarstaan om die bedrijven over te nemen, waardoor de productiecapaciteit behouden blijft. Als je een kleinere tuinder bent en je voor enorme investeringen staat, dan begrijp ik dat er een moment kan komen waarop je zegt: «Deze investeringen kan ik niet meer dragen. Het is beter om mijn bedrijf te verkopen.» Dat is op zich ook niet slecht. Meneer Valstar noemt een voorbeeld van een 60-jarige die geen opvolging heeft en het bedrijf wel wil verkopen. Dat is dan een prima vorm.

Ik zei het al: we zijn er nog niet. In het komende jaar vindt nadere besluitvorming plaats over de middelen uit het Klimaatfonds. Daar is best wel onzekerheid over, maar ik zet daar vol op in. Het is met name belangrijk om voldoende maatregelen te hebben voor energiebesparing en de warmte-infrastructuur. Wij zetten natuurlijk ook in op de uitwerking van de fiscale maatregelen in het coalitieakkoord. Ik kom daar straks in dat blokje nog op terug. U begrijpt dat ik, ten aanzien van de impactanalyse, grote zorgen heb over de impact op de sector. Ik ga daarover in gesprek in het kabinet. Daar kom ik zo op terug.

Over al dit soort trajecten zult u door mij, maar ook door mijn collega's, onder anderen die voor Klimaat en Energie, geïnformeerd worden in het komende jaar. Ik stel voor dat ik eerst naar het blokje over de toekomst van de sector ga, dan dat over de stimulerings- en transitieregelingen en subsidies, en dan dat over de fiscale maatregelen.

De voorzitter:

Tot zover zijn er geen interrupties. Gaat u dus rustig door, meneer de Minister.

Minister Adema:

Dank u wel.

De heer Boswijk vroeg: ziet de Minister in hoe belangrijk het is om deze sector te behouden voor Nederland? Ik heb daar een paar warme woorden over gesproken. Juist deze sector, met een kwaliteit en een niveau van wereldklasse, moet behouden blijven voor Nederland. Hiermee is Nederland internationaal groot geworden. De glastuinbouw is dus een hele belangrijke sector voor Nederland én voor de wereld, bijvoorbeeld als het gaat om voedselproductie en het verspreiden van uitgangsmateriaal. Dat is overigens ook bevestigd in het coalitieakkoord.

Natuurlijk zijn de uitdagingen groot en urgent, maar hebben we, zoals ik al zei, een belangrijk fundament door de stappen die de sector zelf zet. Ik steun de sector graag bij het vormgeven van de verdere verduurzaming, zodat het bedrijfsmodel ook in de toekomst duurzaam en in balans met de omgeving kan zijn.

De heer Valstar vraagt iets over de fiscaliteit in de glastuinbouw. Die vraag doe ik straks eventjes. Die zit in het verkeerde mapje, voorzitter.

De voorzitter:

U komt nu onderop te liggen, meneer Valstar. Dat u het weet. Gaat u dus rustig even wat anders doen.

Minister Adema:

Mevrouw Vestering vraagt: verwarmde kassen zijn geen essentiële sector, deelt u dat? Ik ben dat niet met u eens. Het gaat hier om voedselproductie en voedselkwaliteit. Deze sector produceert kwalitatief buitengewoon hoogwaardig voedsel. Dat is belangrijk voor Nederland en voor de export, maar het is ook een belangrijke drijver voor duurzame voedselproductie in de rest van de wereld. Natuurlijk begrijp ik de vraag. Het verwarmen van de kassen vreet op dit moment energie – dat is logisch – maar daarom willen we juist verduurzamen en zijn er vanuit het Klimaatfonds middelen om die verduurzaming vorm te geven, zodat er straks een klimaatneutrale sector staat. Die ambitie heeft de sector zelf. Daar ondersteun ik de sector heel graag bij.

Dan de vraag: moet de glastuinbouwsector niet afbouwen? Ook die mening deel ik niet. Natuurlijk moet de glastuinbouwsector produceren binnen de randvoorwaarden die we met elkaar, als samenleving, stellen. Dat moet dus in balans zijn met de omgeving en moet voldoen aan alle voorwaarden die er zijn. Dat wil de sector zelf ook graag. Ze hebben niet voor niks dat doel gesteld. Nogmaals: het is een belangrijke sector voor onze voedselvoorziening. Ik zeg er ook maar bij: dat geldt niet alleen voor Nederland. Er wordt soms weleens heel kortzichtig gekeken, maar deze sector heeft de hele wereld ongelofelijk veel te bieden voor de voedselproductie, ook als het gaat om uitgangsmaterialen en dat soort zaken. Daar zijn we groot in en daar moeten we groot in blijven.

Dan de stimuleringsregelingen en de transitie- en subsidiemiddelen, voorzitter. De heer Boswijk vroeg wat we nog meer gaan doen om de tuinders echt te helpen, naast het implementeren van fiscale maatregelen, waar we straks op terugkomen. Ik heb al gezegd dat we het budget voor energiebesparende maatregelen naar 60 miljoen euro hebben gebracht. We hebben natuurlijk een Tegemoetkoming Energiekosten, de TEK. We hebben de borgstellingsregeling. Ik draag bij aan verschillende warmtenetten. We hebben natuurlijk het convenant ondertekend; laat dat ook helder zijn. Ik ben samen met de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Financiën, Fiscaliteit en Belastingdienst, met de sector in gesprek over wat er nodig is de energietransitie te versnellen. Dat is buitengewoon belangrijk. Daarom is het mooi dat het convenant door die drie bewindspersonen is ondertekend. Ik heb ook voorstellen ingediend voor het Klimaatfonds over energiebesparing, warmte-infrastructuur en de toepassing van waterstof in de glastuinbouw. Dat laatste is ook een kansrijk spoor, waar we het verder over gaan hebben en waar we op gaan inzetten. In het voorjaar van 2023 zal over de projecten die we hebben ingediend besluitvorming volgen in het kabinet. Overigens zijn er percelen in het Klimaatfonds specifiek geoormerkt voor de glastuinbouw. We hebben dus middelen vanuit het Klimaatfonds om de glastuinbouw verder te gaan verduurzamen. Daar blijven wij dus volop op inzetten. Daarmee heb ik ook de vraag van de heer Boswijk over de energietransitie beantwoord.

Dan even de vraag van de heer Valstar over de EG-regeling. Op dit moment heb ik de ruimte om de openstelling van de regeling Energie-efficiënte glastuinbouw voor dit jaar, dus 2023, op te hogen van 14 miljoen naar in totaal 24 miljoen. Ik overweeg nog een hogere openstelling. Het is een zeer effectieve maatregel, waar ook veel gebruik van wordt gemaakt. Dus wat dat betreft zeer de moeite waard.

Dan de heer Valstar: CO2 voor teelt in de glastuinbouw, de 0,4 en 1,6. U zegt: waarom is additionele inzet op dit moment niet nodig om meer CO2 beschikbaar te maken, en wanneer zijn die extra maatregelen wel nodig? Het doel is om 2 megaton CO2 beschikbaar te hebben voor de teelt in kassen in 2030. En ik denk dat wij goed op weg zijn om dat doel te halen. Sinds 2021 kan subsidie verkregen worden uit de SDE+-regeling voor de afvang van CO2 en gebruik in de glastuinbouw; de zogenaamde CCU-projecten, zoals u weet. Beschikte CCU-projecten in 2021 kunnen samen 0,4 megaton CO2 leveren, en ook in 2022 zijn er al veel aanvragen ingediend. Bovendien wordt er al ongeveer 0,7 megaton geleverd op dit moment. Dus we zijn goed op weg naar die 2 megaton in 2030. Dus wat dat betreft zou ik zeggen: u hoeft zich daar geen zorgen over te maken. Ik denk dat we heel goed op koers liggen naar 2030.

Dan de heer Grinwis over de tuinbouw en in relatie tot seizoensgroente: moeten wij niet meer seizoensgroente consumeren?

De voorzitter:

Ik wacht even tot het einde van het blokje.

Minister Adema:

Ik vind het stimuleren van meer seizoensproducten echt sympathiek. Maar we moeten ons wel realiseren dat de glastuinbouw kapitaalintensief is, en er moet natuurlijk ook sprake zijn van een goed verdienmodel. In dat kader wil ik niet gaan treden in de keuzes die de ondernemer maakt; dat is echt aan de ondernemer zelf. Natuurlijk sturen we wel op randvoorwaarden, zoals een klimaatneutrale teelt zonder emissies naar het milieu, maar dat is vanzelfsprekend. Maar binnen die kaders vind ik dat we de ondernemer ook ruimte moeten laten houden om zijn eigen afwegingen daarin te maken.

Dan mevrouw Vestering over geothermie en de risico's van de geothermie. Ja, er zijn altijd risico's mogelijk bij geothermie, en deze moeten natuurlijk vooraf goed worden onderzocht. Die worden ook goed onderzocht. Je kunt niet zomaar starten met geothermie. Dat is een zeer intensief en omvangrijk en nauwgezet proces. En als het niet kan, als het niet beheersbaar is, dan wordt er gewoon geen vergunning verleend.

Dan de vraag van meneer Bisschop: gaat de Minister samen met zijn collega Jetten snel zorgen voor de correctiefactor voor duurzame warmte in de SDE-regeling? Zoals u weet, leiden de hoge gasprijzen er ook toe dat de subsidie vanuit de SDE++ voor duurzamewarmteprojecten in de glastuinbouw wegvalt. Ik vind het erg vervelend dat juist bedrijven die stappen hebben gezet om hun warmtebronnen te verduurzamen, getroffen worden. De motie-Grinwis/Erkens roept het kabinet op om te onderzoeken wat nodig is om te voorkomen dat de energietransitie stokt door deze situatie. De motie is nadrukkelijk in beeld bij de Minister voor Klimaat en Energie. Hij zal de Kamer hier binnenkort over informeren. Ik ben hier ook nauw bij betrokken.

Dan nog een vraag van mevrouw Vestering over de verduurzaming van de glastuinbouw: is zijn steun aan de glastuinbouwsector wel doelmatig, vraagt u. De CO2-uitstoot is immers toegenomen en – en daarmee kom ik ook een beetje bij de heer Thijssen – de glastuinbouw concurreert ook wel met de energie van gezinnen. De klimaatneutrale glastuinbouw geldt evengoed als ambitie voor de sierteelt als voor de voedingstuinbouw. Ik wil niet een keuze maken voor welke individuele tuinder wat teelt. De stappen die de sector tot nu toe heeft gezet, geven een belangrijk fundament. Het is goed dat dit ingezet en erkend wordt. Die steun is dus belangrijk. En ook als we kijken naar het convenant: dat convenant wordt ook aangescherpt om ervoor te zorgen dat we de doelen van dat convenant ook gaan halen, om op die manier ook de CO2-uitstoot te beperken. En die wijzigingen in het systeem – daar kunnen we het zo nog over hebben – gaan er wat mij betreft voor zorgen dat de doelen ook worden gehaald, zodat de middelen die we daarvoor inzetten om die verduurzamingsslag te maken, daardoor ook effectief zijn.

Dan de vraag van de heer Thijssen, namens de PvdA en GroenLinks. Het gaat over de voorlopers in de glastuinbouw: als we die voorlopers subsidiëren en op die manier de transitie inzetten, en dat doen met gemeenschapsgeld – wat u vraagt – hebben we dan nog een internationaal sterke sector? Nou, in het samenhangende pakket waar ik het over had, heb ik als doelstelling om die klimaatdoelstelling voor 2030 te halen. Maar dit pakket moet er ook voor zorgen dat er economisch perspectief is voor de sector. Dat vind ik buitengewoon belangrijk: economisch perspectief voor deze ondernemers. En wat ik ook al in mijn inleiding heb gemeld: dat geldt ook voor de internationale concurrentiepositie van deze sector. Die is niet alleen belangrijk in economisch opzicht, maar ook als het gaat om de wereldvoedselproductie. Ik heb al gezegd: het uitgangsmateriaal is daar buitengewoon belangrijk voor. Het is een zeer concurrerende sector ten opzichte van de rest van de wereld, niet alleen qua prijs, niet alleen qua kwaliteit van het materiaal, maar ook qua duurzaamheid. Dat wordt ook meegenomen als we keuzen maken in dit soort pakketten.

Nu de vraag van u over hoe we ervoor zorgen dat het convenant wél wordt gehaald. In het nieuwe convenant is een individueel sectorsysteem opgenomen dat het CO2-doel moet borgen. Dus het is nu niet meer zo dat er een generiek systeem is waarmee de sector werd afgerekend, maar waar de individuele tuinder eigenlijk moeilijk op kon sturen. Nu kan de individuele tuinder sturen op zijn CO2-uitstoot en op die manier zijn doelen bereiken, en zijn ze ook individueel afrekenbaar op hun CO2-uitstoot. En op het moment dat die CO2-uitstoot voor de betreffende individuele ondernemer hoger uitvalt, worden er heffingen geheven. Dat is het nieuwe systeem, waardoor we vooral ook de tuinder de ruimte geven om op individueel niveau van ondernemerschap te sturen, en ervoor zorgen dat hij zijn eigen CO2-uitstoot kan beheersen en op die manier een gunstige bedrijfsvoering kan bouwen.

Nog een vraag. U zegt: er komt weinig terecht van de mooie ambities om de CO2-emissies te reduceren. Het klopt inderdaad dat er in de afgelopen jaren geen reductie van CO2-emissie door de sector heeft plaatsgevonden. Ook op basis van cijfers van de Wageningen Universiteit werd het doel van het CO2-sectorsysteem in 2021 niet gehaald. Als dat zo is, dan zal er een heffing gaan volgen. Dus er zijn wel beprijzende maatregelen, zeg maar. Aan de andere kant groeit wel het gebruik van duurzame energie in deze sector. En we zien ook een sterke toename in energiebesparende maatregelen. We hadden het net al even over de ledverlichting, onder andere. Een belangrijk deel van de emissie en de emissiereductie hangt in dit geval ook samen met de levering van het elektriciteitsnetwerk in Nederland. En die is ook best problematisch, zoals u weet. Dus daar zijn we ook van afhankelijk. En de functie die de sector met wkk's kan vervullen om het net in balans te houden, is door de groei van zonne- en windenergie de afgelopen jaren belangrijk geworden.

De sterkte van de sector, daar hebben we het al over gehad. Dan het stukje over de arbeid in het convenant in het tuinbouwakkoord. Kijk, het convenant dat wij hebben gesloten, gaat echt over de energietransitie en het behalen van de klimaatdoelen. In het tuinbouwakkoord heeft arbeid een plaats gekregen. Dat loopt dus daar. En natuurlijk is dat ook voor een groot deel voor mijn collega van SZW, dat begrijpt u.

Dat was het kopje over het stimuleren van de transitie en de subsidieregelingen, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, excellentie. Er zijn nu wel een aantal interrupties. Voor de mensen die thuis kijken en wat minder ter zake kundig zijn: SDE staat voor Stimulering Duurzame Energieproductie. Meneer Valstar, u had een interruptie.

De heer Valstar (VVD):

De microfoon van de Minister staat trouwens aan.

De voorzitter:

Bedankt voor uw oplettendheid.

De heer Valstar (VVD):

Wkk staat voor warmte-krachtkoppeling en ODE voor opslag duurzame energie; dan hebben we alle afkortingen gehad.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Valstar (VVD):

Nu ga ik zelf beginnen over de EG-regeling, maar de Minister mag die afkorting uitleggen. Wat betreft de EG-regeling ben ik in ieder geval blij dat de Minister zelf ook vindt dat dat een succesvolle regeling is geweest. Sterker nog: die was zo succesvol dat die binnen twee maanden overvraagd was. Oorspronkelijk was er 25 miljoen beschikbaar, maar dat werd 60 miljoen en in twee maanden werd er voor 78 miljoen aangevraagd. Ik heb dus zomaar het vermoeden dat deze regeling direct weer wordt overvraagd als die weer opengaat. Ik ben dus blij dat de Minister zelf ook inziet dat die omhoog zou moeten, maar ik wil toch van de Minister weten waar hij aan denkt en waar de belemmering nu nog zit om dat niet direct op te hogen. Ik snap dat dat ergens vandaan moet komen, maar waar wil de Minister dat vandaan halen en op welke termijn hoopt hij dit met de Tweede Kamer te communiceren?

Minister Adema:

Die regeling moet natuurlijk opgehoogd worden. Ik zei al dat die overtekend was. We hebben gezegd dat we die willen ophogen. We kijken dus naar een verdere ophoging, maar op dit moment kan ik daar nog geen toezegging over doen. We hebben namelijk ook te maken met begrotingssystematiek, maar we werken er hard aan. Misschien kunnen we verder in het voorjaar daar wat over zeggen.

De voorzitter:

Meneer Valstar, bent u daar tevreden mee? Oké. U heeft in ieder geval nog drie interrupties hierna. Mevrouw Vestering.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik had nog niet mijn hand opgestoken, maar ik denk dat de voorzitter goed begreep dat ik wel wat vragen heb, ook omdat er een aantal vragen nog niet zijn beantwoord.

De voorzitter:

Ik zag het aan uw non-verbale communicatie, mevrouw Vestering.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ja, ik fronste mijn voorhoofd, helaas. Ik heb het gehad over goedkoop gas en dat het belangrijk is dat het tijdperk van goedkoop gas echt voorbij is. Ik stelde de Minister de vraag of hij dat ook erkent. Ik hoor namelijk ook dat er mensen binnen deze sector zeggen dat het gas nu wel erg duur is geworden, maar dat het straks wellicht weer betaalbaar wordt en er dus weer op de oude voet doorgegaan kan worden. Graag daar nog een reflectie op.

Ik had de Minister ook gevraagd of hij had laten berekenen hoeveel duurzame energie en warmte er nodig is om een glastuinbouw van deze omvang in de benen te houden en of dat dan niet concurreert met de grondstoffen die we nodig hebben om duurzame energie überhaupt op te kunnen wekken. Concurreert dat niet ook met huishoudens en écht essentiële sectoren? U kunt namelijk stellen dat de sierteelt geen essentiële sector is. Daar wil ik ook graag nog antwoord op van de Minister.

Tot slot heb ik nog een vraag over voedselproductie in koude kassen of in de volle grond. Dat is inderdaad misschien wel de toekomst. Ondertussen hoort u een prachtige harp op de achtergrond van iemands telefoon die afgaat. Ik wil aan de Minister in ieder geval vragen of hij bereid is om deze productie te gaan stimuleren en hoe.

De voorzitter:

Het zijn ook altijd de SGP'ers die hier de orde verstoren, hè? Meneer de Minister.

Minister Adema:

Dat beeld heb ik eigenlijk niet, meneer de voorzitter.

Over dat goedkope gas: de sector heeft zelf een ambitie neergelegd om te verduurzamen in 2040. Daarmee doet de sector het beduidend beter dan heel veel andere sectoren, die toch koersen op 2050. Dat de sector die ambitie heeft, wil ik een compliment geven. Daar gaan we ze in ondersteunen. We gaan ze helpen om daar te komen, maar uiteindelijk moet de sector van het gas af. Dat realiseert de sector zich ook. Met alles wat we tot nu toe hebben meegemaakt rondom de hoge gasprijzen, realiseert de sector zich nu ook heel goed dat dit zo weer kan gebeuren en dat ze dan weer een probleem hebben. Ze willen dus ook graag van het gas af. Dat moet allemaal gebeuren. Het is ingewikkeld. Geothermie is buitengewoon ingewikkeld. Het elektriciteitsnet moet het ook allemaal kunnen dragen, zoals ik al zei. Maar er is een ambitie om van gas af te gaan en om in 2040 energieneutraal te zijn. Daar ondersteunen we de sector bij. Dat is ook gewoon onafhankelijk van de gasprijs. Natuurlijk zorgt een hoge gasprijs er wel voor dat bedrijven echt in de knel komen en dat is lastig, absoluut, maar uiteindelijk is het ook de ambitie van deze sector om gewoon klimaatneutraal te zijn.

Het ging ook nog over de concurrentie van verschillende teelten. Het volgende heb ik net ook al gezegd en was ook al deel van het antwoord. Ik treed niet in de positie van de ondernemer. Het is aan de ondernemer zelf om te kiezen voor teelten. Er zijn grote investeringen gedaan. Het is een kapitaalintensieve sector. Ik begrijp dus best dat een ondernemer niet zomaar overschakelt op andere teelten. De sierteelt hebt u genoemd. Ik vond het antwoord van de heer Grinwis eigenlijk bij nader inzien zo slecht nog niet, omdat het in Nederland niet alleen om de fysieke gezondheid, maar ook om de geestelijke gezondheid gaat en ik ook nog steeds graag naar zieken in het ziekenhuis ga met een bos bloemen onder de arm.

Maar ook daarvoor geldt: het is niet zo dat wij bepalen wat ondernemers in het land wel of niet produceren. Het moet binnen de randvoorwaarden van de overheid, zoals klimaatneutraliteit en geen emissies naar water en bodem, maar het is aan een ondernemer zelf om keuzes te maken. Want dan zijn er nog wel veel meer sectoren waar je het over zou kunnen hebben. Het is echt aan de ondernemer zelf om die keuze te maken. Nogmaals, de sierteelt is een belangrijke sector. Het is ook een belangrijke economische sector van Nederland, maar ik vind de zachte waarden die de sierteelt met zich meebrengt ook buitengewoon belangrijk.

Dan de vraag over open teelt in de volle grond versus glastuinbouw. Ook daarvoor geldt dat het aan ondernemers zelf is om te kiezen voor bijvoorbeeld de koude teelten. Het is aan de ondernemers zelf om daarvoor te kiezen. Dat ondernemerschap willen we ook ruimte blijven geven. Maar voor beide teelten geldt dat er natuurlijk gewerkt moet worden binnen de randvoorwaarden die we stellen als het gaat om emissies naar de lucht, emissies naar water en bodem en gewasbescherming. Daar zijn we ook mee bezig, zoals u weet. We zijn bezig met een Europese Gewasbeschermingsverordening. Daar wordt dus volop op ingezet. Wij scheppen daarmee randvoorwaarden waarbinnen de sector zelf keuzes maakt en zelf ondernemerschap kan tonen. Aan dat ondernemerschap wil ik niet tornen.

De voorzitter:

Dank u wel voor de beantwoording, meneer de Minister.

Mevrouw Vestering (PvdD):

De Minister geeft eigenlijk aan dat die sierteelt volgens hem essentieel is. Dat is omdat hij bijvoorbeeld naar het ziekenhuis kan gaan en een bosje bloemen kan meenemen. Nu is het zelfs zo dat je op sommige ziekenhuisafdelingen niet eens bloemen mag meenemen, in verband met schimmels en bacteriën. Ik zou zeggen: neem dan een fruitmand mee, liefst onbespoten. De Minister zegt ook: ik ga niet in de schoenen van de ondernemer staan. En dat vind ik een beetje te makkelijk. We zitten hier niet aan een soort verjaardagstafel in een kringetje. Het is de Minister die keuzes moet maken in schaarste en dat doet deze Minister niet. Natuurlijk is de transitie in deze sector zichtbaar, maar is het genoeg?

De voorzitter:

Is het genoeg, meneer de Minister?

Minister Adema:

Nogmaals, deze sector wil in 2040 klimaatneutraal zijn. Daarmee doet de sector het aanmerkelijk beter en sneller dan heel veel andere sectoren. U kunt dat bagatelliseren, maar ik vind dat een grote ambitie, waarvoor ik de sector ook complimenteer. Die lijn is ingezet en wij ondersteunen de sector om daar ook te komen in 2040. Daar zitten wij met elkaar op in. In het Klimaatfonds zijn nog middelen beschikbaar om daarop in te zetten. Ik ben er ook over in gesprek met mijn collega voor Klimaat en Energie. Deze sector toont ambitie. We moeten proberen alles uit de kast te halen om die sector die ambitie waar te laten maken. Dat is eigenlijk het verhaal en dat blijven wij volop steunen.

De voorzitter:

Eerst meneer Thijssen en dan meneer Bisschop.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank aan de Minister voor de beantwoording van alle vragen. Ik bouw hier nog even op voort. Ik snap de ambitie van de sector, die goed is: de hele samenleving moet klimaatneutraal worden, dus ook deze sector. Deze sector is natuurlijk zo groot geworden in Nederland, omdat we heel lang heel goedkoop gas hebben gehad; dat zeiden collega's eerder ook al. Die dagen zijn voorbij. Als we overschakelen naar een klimaatneutrale glastuinbouwsector, is die sector dan volgens de visie van de Minister in staat om de internationale concurrentie aan te gaan? Of zijn we een sector aan het bouwen die deze concurrentie niet aankan?

Minister Adema:

Het gaat hier om ondernemers die niet alleen op het gebied van de gasprijzen en de gasproductie met een efficiënte bedrijfsvoering werken; de efficiency en de productiemethoden, kwalitatief en kwantitatief, die onze tuinders laten zien, zijn van wereldklasse. Als wij ervoor kunnen zorgen dat ze dat ook doen binnen de ambitie om in 2040 klimaatneutraal te zijn, waar wij ze mee helpen, dan blijft dat nog steeds een sector van wereldklasse. Dat gaat niet alleen over gas. Het gaat niet alleen over gasprijzen. Het gaat ook over de manier van produceren en de kwaliteit en duurzaamheid van de producten. Daarmee hebben we de wereld wat te bieden. We hebben ook Europa wat te bieden. Dan vergeet ik nog het belangrijke punt van het uitgangsmateriaal, waarmee we ook de wereldvoedselproductie iets te bieden hebben.

Wij stellen natuurlijk regels. Het convenant gaat ook over de CO2-heffingen en dergelijke, zoals ik zei. Daarover zijn we goed met de sector in gesprek. De sector maakt ook meters. We werken er dus samen aan, met regelgeving maar ook ondersteuning, om de sector die verduurzamingsslag te laten maken. Als we de sector even de ruimte geven om die omslag naar 2040 te maken, dan ben ervan overtuigd dat we ook in 2040 een buitengewoon belangrijke sector hebben, die nog steeds van wereldklasse is. In alle discussies over klimaat, die buitengewoon belangrijk zijn, wordt weleens vergeten dat deze sector ook voor de voedselproductie in de wereld van buitengewoon belang is, als we het hebben over uitgangsmateriaal en dergelijke. Dat zeg ik er toch nog even bij, dus wat dat betreft steunen we deze sector van harte. Daar heb ik heel veel vertrouwen in, vooral in het ondernemerschap van deze sector.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik zie uiteraard ook het belang van deze sector. Ik zie ook dat er heel veel meer is dan alleen goedkoop gas. Ik zie dat de grote gamechanger nu is dat het goedkope gas er niet meer is. Ik hoop gewoon dat we de goede analyses maken, zodat we zeker weten dat de hulp die we nu bieden, niet uiteindelijk in 2040 vergeefs blijkt te zijn, omdat we de concurrentie niet meer aankunnen. Maar goed, ik hoor dat de Minister ervan overtuigd is dat we dit wel kunnen doen, met het ondernemerschap en al die andere kwaliteiten van de sector. Ik wil nog een vraag stellen over de arbeidsomstandigheden. Ik begrijp dat dit meer ligt bij SZW en het tuinbouwakkoord, maar deze Minister gaat deze sector gemeenschapsgeld geven om te verduurzamen. Mijn vraag aan de Minister is of bij dit gemeenschapsgeld als voorwaarde wil stellen dat de arbeidsomstandigheden in de sector worden opgeknapt. We weten immers dat er misstanden zijn op het gebied van flexcontracten en huisvesting. Als ik kijk naar het rapport-Roemer, dan moeten er allerlei dingen verbeteren. Als wij gemeenschapsgeld inzetten, zou ik graag willen dat we daar voorwaarden aan verbinden op het gebied van CO2-uitstoot, maar ook voor de arbeidsomstandigheden. Is de Minister daartoe bereid?

Minister Adema:

Nee, daar ben ik niet toe bereid. Natuurlijk is het van belang dat de arbeidsomstandigheden in de sector goed zijn. Mijn collega van SZW werkt daaraan, ook naar aanleiding van het rapport van de commissie-Roemer. Het gaat hier over de verduurzaming van de sector en alle klimaatopgaven die we bij deze sector neerleggen. Daar hebben we het over. Daarbij ondersteunen wij. We gaan er niet allerlei zaken in fietsen die ook op een andere tafel liggen en daar al ruim voldoende aandacht hebben. Daar wordt hard aan gewerkt, zoals ik al zei, ook naar aanleiding van de commissie-Roemer. Mijn collega van SZW is daarmee bezig. Het gaat hier echt over de sector zelf en de verduurzaming van de sector. Daar houden we het ook bij.

De heer Thijssen (PvdA):

Dit vind ik toch wel heel erg teleurstellend. Dat is natuurlijk het probleem bij SZW. Met het rapport-Roemer gebeurt er veel te weinig. We hebben het hier over moderne vormen van uitbuiting van mensen die van buiten de EU komen en uit de EU, maar die hierheen worden gehaald en onder slechte arbeidsomstandigheden moeten werken. Ze worden slecht gehuisvest, slecht betaald en hebben weinig zekerheid. Dat is een van de manieren waarop deze sector winstgevend kan zijn. We gaan nu belastinggeld uitgeven aan deze sector om te verduurzamen. Dan is het toch niet meer dan normaal dat we tegen die sector zeggen: deze mensen werken wél tegen gewone arbeidsvoorwaarden, die ook gelden voor Nederlanders, zodat migranten die hier komen om te werken dat harde werk onder goede omstandigheden voor ons doen?

Minister Adema:

Ik blijf bij mijn standpunt, meneer Thijssen. We komen misschien ook niet bij elkaar op dit punt. Dit gaat over de verduurzaming van de sector, voor een sterke sector in de toekomst. Het gaat om een sterke bedrijfseconomische sector, maar ook een sector die een sterke, buitengewoon belangrijke en waardevolle bijdrage levert aan de voedselkwaliteit, aan duurzaam voedsel, maar ook aan wereldvoedselzekerheid. Dat blijf ik benadrukken. Daar gaat het ons ook om. Dat is buitengewoon belangrijk. Het punt dat u noemt, is echt aan mijn collega van SZW. U zegt dat er niks gebeurt. Er gebeurt wel degelijk wat. Zij is er hard mee bezig. U hebt alle ruimte om haar in het debat hierop te bevragen.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Meneer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Even terugkomend op dat punt van de correctiefactor voor duurzame warmte in de SDE-regeling. Er ligt een motie die overgenomen is, maar de uitvoering stagneert. De Minister zegt: die ligt bij de Minister voor Klimaat en Energie en die komt er binnenkort op terug. Gezien wat ik net schetste, heb ik wel behoefte aan een beetje een nadere tijdsindicatie. Ik kan me voorstellen dat de Minister zegt: ik kan niet in de agenda van mijn collega treden. Dat begrijp ik, maar gezien de urgentie van de zaak vraag ik wanneer wij iets mogen verwachten.

Minister Adema:

Nou ja, er werd al even gefluisterd: misschien in de tweede termijn. Maar ik kan die vraag ook in de eerste termijn beantwoorden, want ik weet hoe het zit. U kunt daar binnen enkele weken een reactie op krijgen.

De voorzitter:

Die kunt u in uw zak steken, meneer Bisschop. Een paar weken is netjes toch, of niet? Meneer de Minister, meneer Bisschop zegt: voor het voorjaarsreces, dat is mooi.

Minister Adema:

Ja, dat antwoord zou ik ook gegeven hebben, dus ik snap u. Maar daar krijgt u van mij geen positieve reactie op. Het gaat om enkele weken. Het voorjaarsreces komt er ook aan. Zoals u weet, meneer Bisschop, moeten onze ambtenaren ook even rust hebben. Het zou dus best na het voorjaarsreces kunnen zijn.

De voorzitter:

Nu we het daarover hebben, wil ik toch even iets opmerken. De brieven waren weer te laat. Dat is lastig voor de Kamerleden, want die hebben maar een halve of één medewerker. Het verzoek is of die brieven voortaan iets eerder kunnen komen. Ik weet dat uw teams het ook heel druk hebben. Dat willen we niet onderschatten. Maar het is wel zo dat de brieven wéér te laat waren. We hebben daar al een keer op gewezen. Kan de Minister ervoor zorgen dat de brieven voortaan tijdiger komen, zodat de Kamerleden zich met hun teams beter kunnen voorbereiden? Het zijn namelijk maar kleine teampjes.

Minister Adema:

Ik ben dat helemaal met u eens, meneer de voorzitter. U verwijst naar mijn ambtenaren, maar ik denk dat er bij deze Minister ook wel een probleem zit, omdat die soms twee koffers mee naar huis neemt en niet altijd in staat is om op de dag dat de brieven binnenkomen en getekend moeten worden, ze weer verder te sturen. Ik neem deze voor mijn kap, om het zo maar eens te zeggen.

De voorzitter:

Ik noemde niet het woord «ambtenaar», maar ik spreek u als verantwoordelijke gewoon aan. Dus dat heb ik gedaan. Alstublieft.

Minister Adema:

Zo hoort het ook. Zeker.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar het derde en laatste blokje van de tuinders, geloof ik. Of zit ik nou verkeerd, meneer de Minister?

Minister Adema:

O ja. Ja, je hebt gelijk. Ik had dat al weggelegd, want ik dacht: meneer Boswijk is toch weg. Goed, meneer de voorzitter. Dat blokje gaat over fiscaliteit.

U kunt zich voorstellen dat ik hevig geschrokken ben van de impactanalyse. Het coalitieakkoord ging uit van een bijdrage in gezamenlijkheid van 135 miljoen, maar deze impactanalyse laat zien dat het weleens naar 700 miljoen toe zou kunnen gaan. Die analyse ligt nog maar kort bij ons op het bureau; dat begrijpt u. We hebben die ook direct doorgestuurd naar de Kamer. Ik ben hierover ook al in gesprek met de Minister voor Klimaat en Energie. Ik ben daarover ook in gesprek met de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingzaken. We moeten hier namelijk wel even serieus over praten. Ik heb hierover al wat intensiever gesproken met mijn collega voor Klimaat en Energie. Die is hier ook erg van geschrokken. We moeten hier dus echt even goed naar kijken, maar we moeten daarvoor wel de tijd hebben. De vraag is ook langs welke lijnen je dit zou willen oplossen. Daar moeten we echt naar kijken. Het maakt overigens ook wel duidelijk dat de verduurzaming van de sector buitengewoon belangrijk is. Stel je voor wat het zou betekenen als alle bedrijven verduurzaamd zouden zijn. Dan zouden we dit probleem niet meer kennen. Wat dat betreft is het dus ook wel heel belangrijk dat we daarop vol blijven inzetten. Maar dit heeft mijn bijzondere aandacht en ik ga hierover met mijn beide collega's in gesprek. Maar nogmaals, ik kan op dit moment nog geen denkrichtingen geven. Daarvoor is het namelijk nog even te vers. We moeten het eerste, intensieve gesprek nog met elkaar voeren.

De voorzitter:

Ben u klaar met het blokje? Nog niet, hè? Nee.

Minister Adema:

Nee, met dit blokje ben ik nog niet klaar.

De voorzitter:

Nee, dan gaat u nu even door en komt daarna de interruptie van meneer Boswijk.

Minister Adema:

Dit is de beantwoording van de vraag van de heer Boswijk of ik met collega Jetten in gesprek wil gaan om hierover van gedachten wisselen. Wij willen dat gewoon in samenhang bespreken. Wij hebben hier echt even tijd voor nodig, dus ik stel voor dat wij als betrokken bewindslieden u hierover voor de zomer informeren. Wij hebben dan de tijd om het even goed uit te werken.

Meneer Grinwis zegt: de bedragen in het coalitieakkoord zijn leidend, dus wat gaan we doen aan de maatvoering, nu de impactanalyse laat zien dat die zoveel hoger uitvalt? Dat is natuurlijk iets wat wij gaan bespreken met de beide collega's. Dat is vanzelfsprekend, zou ik willen zeggen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer de Minister. Meneer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Voorzitter, mijn vraag is al beantwoord.

De voorzitter:

Kijk, zo ziet u dat het maar goed is dat ik u even heb laten wachten. Zijn er nog meer vragen? Meneer De Groot.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik heb even een vraag over de uitgangspunten. De Minister refereert namelijk aan de opbrengst van de afschaffing van het verlaagde energietarief en de afschaffing van de inputvrijstelling voor de warmte-krachtkoppeling. Maar ik neem toch aan dat die beide maatregelen gewoon in het coalitieakkoord blijven staan, zoals afgesproken?

Minister Adema:

De maatregelen komen uit het coalitieakkoord. U weet dat ik getekend heb voor het coalitieakkoord. Maar de maatregelen werken anders uit dan in het coalitieakkoord is voorzien. We moeten het met elkaar hebben over wat dat betekent voor de uitwerking van deze maatregelen.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Kan ik het dan als volgt formuleren? Het doel van deze afspraak was namelijk dat we stoppen met het subsidiëren van fossiele brandstoffen. Ik neem toch aan dat de Minister dat uitgangspunt deelt? Daarbij moet natuurlijk wel bekeken worden hoe je die verduurzaming kunt versnellen. Daar staat D66 ook achter. Delen we deze uitgangspunten?

Minister Adema:

De uitgangspunten van het coalitieakkoord delen we met elkaar. Dat is helder. Maar nogmaals, de uitwerking die nu op ons bord ligt, is even anders dan we verwacht hadden. Daar moeten we het met elkaar over hebben. Maar dat wil niet zeggen dat die maatregelen zomaar van tafel zijn.

De voorzitter:

Meneer De Groot. Ik zie u heel bedrukt kijken. Gooi het er rustig uit. U moet met een goed gevoel de zaal verlaten. Prima. Dank u wel. Zijn we klaar met dit punt, meneer de Minister? Dan kunnen we naar het blokje visserij gaan. Er zijn ook maar drie blokjes over visserij. Buiten de inleiding zijn er nog twee blokjes, geloof ik.

Minister Adema:

Ik hoop dat alles goed gesorteerd is, want de tijd die wij krijgen om alle vragen van antwoorden te voorzien is soms relatief kort. Ik heb de volgende blokjes: de garnalenvisserij, de transitie inclusief de ruimteregelingen, en overig. Ik begin met een inleidende tekst.

De Nederlandse Noordzee en andere grote wateren bieden ons veel kansen om duurzaam voedsel te winnen. Voedselwinning uit de Noordzee is niet langer vanzelfsprekend. De visserij loopt aan tegen de grenzen van natuur, klimaat, ruimte en inmiddels, zeker gezien de hoge brandstofprijzen, ook van de rentabiliteit. Daarom werk ik aan de visie die u allen heeft ontvangen en ook al heeft besproken. Ik werk aan die visie om ook deze voedselwinning op langere termijn te borgen. Om te komen tot de visie, die straks verder moet worden uitgewerkt, ben ik ook in gesprek gegaan met de vissers van de toekomst, nieuwe ondernemers, ngo's, wetenschap en andere stakeholders. Ik blijf me inzetten voor het stimuleren van de transitie naar een kleinere, maar duurzamere vloot, die behouden moet blijven voor Nederland. De visserij hoort bij Nederland. De visserij levert een duurzaam product. Wij moeten de visserij dus volop blijven steunen. Maar ook de visserij zou de omslag moeten maken naar een duurzame visserij in balans met de omgeving. Dat willen de vissers ook. Die praten daarover met ons. We gaan ook bekijken hoe wij dat in de toekomst goed kunnen vormgeven. Bij de transitie naar een kleinere en duurzame vloot betrek ik natuurlijk ook de kansen van passieve visserij en aquacultuur, bijvoorbeeld in de windparken. U weet dat medegebruik daarvoor grote kansen biedt. Ik spreek ook nadrukkelijk met mijn collega voor Klimaat en Energie om daar ruimte voor te geven.

Voor de noodzakelijke transitie van de visserij heeft het kabinet 444 miljoen beschikbaar gesteld. Daarvan komt 200 miljoen uit de Brexit Adjustment Reserve. De vissers worden niet alleen geraakt door de natuur, de ruimte en de windmolenparken, maar dus ook door de brexit. Die heeft er ook bij de vissers flink ingehakt. Verder komt er 45 miljoen uit het Noordzeeakkoord en 199 miljoen uit het Klimaatfonds. U weet dat de saneringsregeling reeds opengestaan heeft. Op dit moment loopt de beoordeling van de aanvragen. Veel vissers hebben zich aangemeld. Ik kom daar zo op terug. Toch zet ik me vooral ook in voor diegenen die door willen gaan. Ik verwacht in het kader van de Brexit Adjustment Reserve op korte termijn een liquiditeitsregeling en een stilleg-regeling open te stellen.

In mijn opdracht is het Visserij Innovatie Netwerk van start gegaan. Daarin komen ondernemers, onderzoekers en de overheid bij elkaar om rond belangrijke innovatiethema's ideeën te ontwikkelen. De voorstellen van dit Visserij Innovatie Netwerk zal ik benutten voor het uitwerken van regelingen om de realisatie van innovaties te ondersteunen. Ik vind ook dat we fors moeten inzetten op innovatie. Ik vind dat we dit niet alleen in Nederland moeten doen, maar ook dat we hierop Europees sterker moeten inzetten. Het is ook een van mijn ambities om daar Europees sterker op in te zetten. Gezien de hoge urgentie van de hoge brandstofprijzen ligt de focus voor het komende jaar natuurlijk op brandstofbesparing, maar er zullen ook regelingen opengesteld zijn die gericht zijn op minder bodemberoerende en op selectievere visserij.

Ik realiseer me heel goed dat vissers een hele moeilijke tijd doormaken door alle over elkaar heen buitelende ontwikkelingen. In deze roerige tijden, niet in het minst internationaal gezien, zijn zekerheden ver te zoeken. Maar ik wil vissers steun bieden bij de transitie naar een meer duurzame visserij. Om vissers bij te staan in afwachting van de subsidieregelingen die dit jaar zullen volgen, zal ik op een korte termijn een overbruggingsregeling openstellen, waarmee zeevissers en garnalenvissers in de kustwateren, grote visserijondernemingen, een steuntje in de rug zullen krijgen. Het is een steuntje in de rug. Dat realiseer ik me. Maar wij willen daarmee wel laten zien dat wij deze sector willen ondersteunen en een toekomstperspectief willen bieden. Ik geloof namelijk in de toekomst van de visserij en de nieuwe vormen van voedselwinning op de Noordzee. Natuurlijk geldt ook hiervoor dat de ondernemers die toekomst zelf moeten vormgeven. Er zijn ondernemers die, doordat er geen opvolging meer is of omdat zij om andere redenen geen toekomst meer zien, gebruikmaken van de saneringsregeling. Daar heb ik dan begrip voor. Maar ik ben ook blij dat er nog steeds voldoende ondernemers zijn die samen met de overheid willen optrekken en willen werken aan een goede, duurzame voedselwinning uit de zee van de toekomst.

Voorzitter. Dan kom ik op de garnalenvisserij.

De voorzitter:

Ik sta even een paar interrupties toe. Mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank voor de inleiding en de steunende woorden aan de visserij. Er zit ook een aantal vissers hier op de tribune om naar het debat mee te luisteren. Welkom. Steun is natuurlijk heel erg mooi. Ik heb ook de brief gelezen die de Minister heeft geschreven. Daar staan ook echt goede dingen in. Het gaat echt wel een beetje over de toekomst van de visserij in plaats van over het afbreken van de visserij. Maar vissers, en dat geldt natuurlijk voor alle ondernemers in Nederland en daar wordt ook in het andere bedrijfsleven over geklaagd, willen wel een soort van langjarige zekerheid. Kan de Minister aangeven hoe we die gaan geven met alle plannen die in brief staan? De Minister snapt ook heel goed dat er uiteindelijk een soort plan moet zijn waarmee je wel gewoon tien of vijftien jaar verder kan zonder dat je weer met allerlei over elkaar heen buitelende ontwikkelingen geconfronteerd wordt. Kan de Minister daar iets over zeggen?

Minister Adema:

Ja. Dat is hele mooie vraag van mevrouw Van der Plas. De Visie voedsel uit zee en grotere wateren is juist ook bedoeld om de visserijsector perspectief te bieden voor de langere termijn. Daarin willen we juist die tien of vijftien jaar vooruitkijken. Er zijn natuurlijk wel grote zorgen. Er zijn zorgen over de ruimte op de Noordzee. Er zijn zorgen over de bodemberoerende visserij. Maar ook met die zorgen willen we juist naast de vissers gaan staan en bekijken hoe we hen toch een bestendige en duurzame toekomst kunnen bieden. Daarin gelden ook dit soort termijnen van tien tot vijftien jaar vooruitkijken. Het is natuurlijk wel zo dat er altijd weer nieuwe ontwikkelingen voorbij kunnen komen, maar dit is wel de inzet van deze Minister.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Aan de inzet twijfel ik zeker niet, maar we hebben in de landbouwsector natuurlijk wel gezien dat de juridische borging van heel veel afspraken de eigenlijke bottleneck is. Dat is waar ik een beetje mee zit en waarom ik de vraag stel hoe we dat gaan doen. Hoe gaan we die afspraken maken? Want iedereen loopt maar naar de rechter toe en dat is op zich ook prima, want dat is een democratisch recht. Maar hoe worden die afspraken dan vormgegeven? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de vissers gewoon echt de zekerheid hebben dat ze die tien tot vijftien jaar verder kunnen zonder dat ze allemaal zwaarden van Damocles boven hun hoofd hebben hangen?

Minister Adema:

U hebt ook in uw eerste termijn gerefereerd aan de pulsvisserij. Daarnaar kijkend denk ik: wat is het toch een ongelofelijke ramp voor de sector dat pulsvisserij niet meer mogelijk is. Het is minder bodemberoerend. Daarnaast heeft de visserij met grote brandstofkosten te maken en met pulsvisserij kan er 40% op brandstofkosten bespaard worden. En het tuig ligt op de wal. Dit heeft me wel geleerd – ik noemde het al even in het kader van de innovatie – dat we veel meer internationaal moeten samenwerken op het gebied van innovaties in de visserij, mevrouw Van der Plas. Daarbij moeten we samen optrekken met andere landen, bijvoorbeeld als het gaat om alternatieven voor bodemberoerende visserij. Ik wil fors inzetten op innovatieve systemen die een goed alternatief daarvoor kunnen bieden, maar ik vind dat we dat moeten doen met andere landen, zoals Frankrijk en Spanje, die ook te maken hebben met bodemberoerende visserij. Laten we samen optrekken om te kijken hoe we innovatieve systemen kunnen ontwikkelen. Laten we daarin samenwerken, zodat alle landen daar gebruik van kunnen maken.

Dat neemt niet weg dat er voorlopig grote zorgen zijn en blijven. Maar wij willen er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de visserij toekomst heeft. U geeft zeer terecht aan dat de juridische borging van innovaties buitengewoon belangrijk is. Dat zien we in de veehouderij en dat zien we ook hier. Daar zullen we aan moeten werken. In die zin moeten we ook realistisch zijn. Het is niet zo dat elke innovatie zomaar kan worden toegepast en juridisch geborgd is. Maar ik wil wel graag dat we systemen hebben die juridisch goed geborgd zijn, die bewezen werken en die kunnen worden ingezet, zodat we die zekerheid wel kunnen geven, want dat is wel van belang. Ondernemers mogen zelf kiezen wat ze gaan doen, maar wij moeten er wel voor zorgen dat er zekerheid zit in de kaders waarbinnen zij werken. Dat ben ik zeer met u eens, maar dat is best lastig, zoals u begrijpt.

De voorzitter:

We moeten om 13.00 uur deze zaal verlaten hebben, dus de turbo's zullen aan beide kanten aan moeten. Meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik heb een vraag die hierop doorgaat. Dat zeg ik, zodat de Minister misschien alvast kan anticiperen op het antwoord dat hij mij later zal geven. Ik ben bang dat de Minister nu gaat inzetten op middelen die later juridisch helemaal niet houdbaar blijken te zijn. In de pulsvisserij werd toen ook ingezet op een techniek waarvan we wisten dat het van Europa niet mocht. Dat zouden wetenschappelijke experimenten zijn, het werd veel te breed uitgerold en we wisten eigenlijk van tevoren: hier gaat Europa een stokje voor steken. Dat is ook gebeurd. Die discussie hoeven we niet opnieuw te voeren. Ik ben bang dat dit dadelijk opnieuw gaat gebeuren, bijvoorbeeld bij die bodemberoerende activiteiten. De Waddenacademie zegt: er mogen geen significante gevolgen van die bodemberoering gevonden worden. Eigenlijk geldt hier een omgekeerde bewijslast: degene die er gebruik van maakt, moet bewijzen dat het geen effect heeft, terwijl wetenschappers zeggen dat het wel effect heeft. Zet de Minister nu niet te veel in op technieken die dadelijk weer door de rechter afgewezen zullen worden? Ik ben er zo bang voor dat dadelijk hetzelfde gaat gebeuren als met de pulsvisserij. Je moet nu gewoon zeggen: die bodemberoerende visserij staan we niet meer toe.

Minister Adema:

U brengt twee dingen bij elkaar die volgens mij even los van elkaar gezien moeten worden. Ik zei het net ook al tegen mevrouw Van der Plas, maar als we naar alternatieven gaan kijken, moeten dat natuurlijk juridisch houdbare alternatieven zijn. Dat is buitengewoon belangrijk. Dat is de zekerheid die wij moeten geven. In mijn optiek heeft het afschaffen van de pulsvisserij niet zo veel met juridische borging te maken gehad; dat is een politiek besluit geweest. Het is doodzonde dat dat besluit gevallen is, voor ons, voor de Fransen en voor de Spanjaarden. Zij realiseerden zich dat niet, maar dit was voor hen een uitstekende techniek geweest om toe te passen. Dat is niet gebeurd. Daarom wil ik ook de internationale samenwerking op het gebied van innovatie versterken, dus om elkaar te helpen. Ik denk dat dat tot meer draagvalk leidt, want dit is gewoon een gebrek aan politiek draagvlak geweest. Natuurlijk mogen wij voor een deel ook de hand in eigen boezem steken, omdat wij een experiment zijn begonnen met de pulsvisserij dat op een gegeven moment wel heel groot werd; dat hadden we misschien niet moeten doen. Dat ben ik zeer met meneer Wassenberg eens. Maar verwar dat niet met de juridische onderbouwing voor de pulsvisserij, want het is een puur politiek besluit geweest.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik noemde het even als voorbeeld, maar waar ik nu bang voor ben ... Ik zei al dat ik het debat over de pulsvisserij niet opnieuw ga voeren. Ik wil het even hebben over de bodemberoering. Daar heb ik ook vragen over gesteld. De Waddenacademie schrijft: «De geconsulteerde deskundigen merken op dat bodemberoering, zelfs door een relatief licht tuig, per definitie gevolgen heeft voor het ecosysteem. De vraag is vervolgens hoe groot deze gevolgen zijn. Bij dergelijke te verwachten gevolgen is het aan de aanvragers van een vergunning om aan te tonen dat die niet significant zijn.» Bij de passende beoordeling is daar gewoon onvoldoende invulling aan gegeven. In feite wordt de bewijslast door de opstellers van die passende beoordeling omgedraaid. Ik ben bang dat je dadelijk gewoon weer bij de rechter strandt en dat die zegt dat de vergunningen die zijn gegeven, bijvoorbeeld de gedoogbeschikking voor de garnalenvisserij, juridisch niet houdbaar zijn. Ik ben gewoon bang dat je uiteindelijk weer bij de rechter strandt.

De voorzitter:

Dit is geen voorbeeld van een turbovraag; dit is meer een deux-chevaux, meneer Wassenberg. We moeten echt door. Ik hoop dat de Minister korter kan antwoorden.

Minister Adema:

Dan ga ik het met de postkoets doen. Er zijn twee dingen: wij zetten in op beleid om de sector, de vangmethodes, te verduurzamen en we hebben te maken met de juridische context. Dat laatste gaat over de gedoogbeschikking en over de vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming. Dat deel ligt natuurlijk bij mijn collega Van der Wal. Daarvoor moet u echt bij haar zijn. Zij heeft die gedoogbeschikking afgegeven. Wij geven daarmee garnalenvissers de ruimte om katalysatoren aan te schaffen; dat ondersteunen we ook. Dat is een sterke verduurzaming van deze sector en dat is goed. Maar de hele juridische context rondom de gedoogbeschikking en het wel of niet weer afgeven van een natuurvergunning, die overigens voor zes jaar en niet voor twee jaar afgegeven wordt, zoals ik in de eerste termijn iemand hoorde zeggen, ligt echt bij collega Van der Wal. Zij is daarmee bezig. We kennen natuurlijk het verzoek van de natuurorganisaties, maar mevrouw Van der Wal is intensief bezig om daar een antwoord op te formuleren.

De voorzitter:

Dank u wel, Minister. Ook bedankt voor de verduidelijking dat die twee jaar zes jaar had moeten zijn. U hebt eigenlijk geen interruptie meer, meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Maar kan ik dan via Minister van der Wal een antwoord krijgen op de vraag die ik net aan deze Minister heb gesteld?

De voorzitter:

Zeker, maar daarvoor zult u bij Minister van der Wal moeten zijn, want Minister Adema kan niet voor haar spreken.

De heer Wassenberg (PvdD):

Nee, maar hij kan die vraag toch doorgeleiden?

De voorzitter:

Ja, dat moeten we de Minister vragen.

Minister Adema:

Mevrouw Van der Wal begrijpt heel goed dat daar vragen over zijn. Ze is daar natuurlijk mee bezig naar aanleiding van het handhavingsverzoek. Als bevoegd gezag is zij daarmee bezig. Zij heeft te antwoorden naar dat handhavingsverzoek. Dat is gewoon een juridisch traject dat zij vanzelfsprekend gaat inzetten.

De voorzitter:

Prima. Meneer Bisschop? Nee. Dan kunnen we vlug verdergaan met het tweede blokje van de visserij. Ik hoop dat u het allemaal redt in amper twintig minuten, meneer de Minister.

Minister Adema:

U gebruikte net het woord «turbo». Die stoot overigens ook misschien wel heel veel CO2 uit. Toekomstperspectief van de garnalen. De heer Boswijk heeft gevraagd om een reactie daarop en de toezegging dat als er een mogelijkheid is om het toekomstperspectief van de garnalensector eerder dan najaar 2023 af te hebben, daar gebruik van wordt gemaakt. Ik snap de vraag, maar de toekomstvisie van de garnalensector is echt even vertraagd, doordat we nu met de stikstofproblemen zitten; dat moet eerst worden aangepakt. Natuurlijk blijven we met de sector in gesprek om dat toekomstperspectief zo snel mogelijk af te maken. Dat willen we ook weer zorgvuldig doen. Dat kost wel even tijd.

Dan de vraag van de ChristenUnie: wat weet u van de EU-plannen om garnalenvissers te verbieden in Natura 2000-gebieden te vissen? Er komt in de tweede helft van februari een actieplan van de Europese Commissie, mede over de bodemberoering. Daarin zou de Europese Commissie dus ook voorstellen doen op het gebied van bodemberoerende visserij. Dat moeten we even afwachten. Vanzelfsprekend zullen wij daar onze reactie op geven. Het is onze inzet om bodemberoerende visserij te behouden voor ons land, maar ook voor Frankrijk en Spanje, en ga zo maar door. Via het reguliere BNC-traject zal ik de Kamer dan ook informeren over onze reactie op de voorstellen van de Commissie.

De voorzitter:

Wanneer kunnen we dat ongeveer verwachten?

Minister Adema:

We moeten afwachten wanneer de Commissie komt met haar plannen. Ik ga niet over de planning van de Commissie. Ik ga over mijn eigen planning en veel verder wil ik nog even niet gaan, meneer de voorzitter. We wachten de plannen van de Europese Commissie af en dan komen wij vanzelfsprekend zo snel mogelijk met een reactie.

Dan de vraag van de heer Grinwis over de beoordeling van de vergunning in het kader van de Wet natuurbeheer. Kan de originele beoordeling van die vergunning voor het garnalenvissen blijven bestaan?

De voorzitter:

Mevrouw Vestering zegt dat het de Wet natuurbescherming is, dus niet de Wet natuurbeheer. Maar gaat u rustig verder.

Minister Adema:

O, sorry! U heeft volkomen gelijk. Het is ook eigenlijk niet zo netjes dat ik dat zeg, want je zou bijna kunnen denken dat ik de natuur niet wil beschermen. Dat kan natuurlijk niet waar zijn voor de Minister van Landbouw, Natúúr, Voedselkwaliteit en Visserij. Nogmaals de vraag van de heer Grinwis: kan de originele beoordeling van de vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming voor het garnalenvissen blijven bestaan? Er ligt nu een vergunbare aanvraag voor een Wnb-vergunning vanuit de garnalensector. Die aanvraag gaat de gebruikelijke procedure in: zienswijzen en inspraak zijn mogelijk. Voor de rest is mevrouw Van der Wal daar natuurlijk ook mee bezig.

Datzelfde geldt voor de gedoogperiode. Daar hebben wij het al even over gehad. De vraag is wel of negen maanden een voldoende ruime periode is voor de sector. Ik realiseer me heel goed – daarover zijn ook vragen gesteld – dat dat een hele strakke planning is voor de sector, maar ik denk dat het mogelijk moet zijn om binnen die termijn de installaties af te leveren.

Dan de vraag van de heer Bisschop, van de SGP: wordt de subsidieregeling voor katalysatoren nog deze maand opengesteld? De subsidieregeling voor het installeren van de SCR-katalysator is op 16 januari opengesteld.

Dan de vraag van de heer Thijssen over de gedoogperiode. Daar heb ik het al over gehad.

Meneer Bisschop vroeg of wij het advies van de landsadvocaat inzake het bestaand gebruik van de garnalenvisserij kunnen delen met de Tweede Kamer. Zeker, dat krijgt u van ons toegestuurd, meneer Bisschop, tenminste, als u doelt op het advies over het aanmerken van garnalenvisserij als bestaand gebruik. Ja, dat bedoelt u.

De voorzitter:

Wanneer kunnen we dat verwachten?

Minister Adema:

Dat kan binnen een week bij u zijn. Dat komt wel voor het reces.

De voorzitter:

Meneer de Minister, dank u wel voor de toezegging.

Minister Adema:

Dan heb ik nog de vraag van de PVV over de Wet natuurbescherming: klopt het dat de visvergunning in het kader van de Wet natuurbescherming zo'n € 200.000 kost? Een individuele vergunning voor een visser op basis van de Wet natuurbescherming kost, naar mijn weten, circa € 3.500. Die € 200.000 zou alleen kunnen als je een geclusterde aanvraag doet, waardoor het duurder kan worden, of als je enorme advieskosten hebt gehad, maar dat zou ik dan wel exorbitant vinden. Maar een vergunning op zich kost € 3.500.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de Minister ook meteen even het laatste blokje doet, want dan hebben we tenminste alle antwoorden binnen. Dan kunnen we kijken hoeveel tijd er overblijft. We gaan dus meteen door met het laatste blokje.

Minister Adema:

Ik laat de inleidende tekst maar even achterwege, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Heel graag.

Minister Adema:

Ik pak de vragen wel even. Wat gaat de Minister doen voor de afslagen en de transitie die nodig zijn nu de aanvoer zal afnemen als gevolg van de sanering? Dit is een problematiek die ik heel erg herken en waarover ik met de visserijgemeenschappen in gesprek ben. Den Helder is al even genoemd. Wat er gebeurt op zee voor de visserij heeft ook gevolgen voor de visserijgemeenschappen en voor de wal. Ik vind het belangrijk om die transitie te ondersteunen. We zijn dus ook in gesprek met het Bestuurlijk Platform Visserij over de maatregelen die daarvoor nodig zijn.

De heer Boswijk vroeg naar de belangenafweging van functies en ruimte voor de visserij: kan de Minister aangeven hoe hij de belangenafweging tussen functies maakt bij de vorming van zijn visie op de toekomst van de visserij? Het is ongelofelijk druk op de Noordzee. Er zijn ruimteclaims vanuit verschillende functies, met name vanuit de energietransitie en de natuurtransitie, natuurbescherming en windmolenparken. Maar het belang van voedselwinning uit zee staat gewoon centraal in mijn visievorming. Daar gaat het om. Voor het borgen van die voedselvoorziening is ruimte nodig voor de voedselwinning. Daarom zet ik me in voor een goede balans tussen voedselwinning, natuur en energie. Daarbij is het belangrijk dat de visserij niet aan de laatste mem hangt – zo zeggen we dat in de landbouw; ik weet niet hoe het in de visserij heet – maar dat de keuzes in goede samenhang en in balans worden gemaakt. Dat doe ik samen met mijn collega van IenW, want hij is primair verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening op de Noordzee. Ook de Minister van EZK en de Minister voor Natuur en Stikstof zijn er natuurlijk bij betrokken.

Dan de vraag van mevrouw Van der Plas: hoe kan de Minister met droge ogen zeggen rekening te houden met ander menselijk gebruik als het juist de vissers zijn die al eeuwenlang gebruikmaken van de zee en bijdragen aan onze voedselwinning? Dit is ook een beetje de cri de coeur – niet op deze manier, hoor – die ik van de visserijsector hoor: we zijn daar al zo lang, we hebben al zo lang gevist op de Noordzee, we hebben Nederland al zo lang voorzien van buitengewoon goed voedsel; is er überhaupt nog plaats voor ons en worden we nog gezien? Ik zei het al in mijn inleiding: de visserijsector hoort bij Nederland. Het kan niet zo zijn dat we aan de Noordzee wonen en geen visserijsector hebben. Daarom moeten we ons daarvoor blijven inzetten en moeten we deze sector toekomstperspectief bieden. Natuurlijk zijn er ook andere opgaven – dat begrijpt u ook – maar ik maak me nog steeds sterk voor een stevige positie van de visserij in de Noordzee. Dat doe ik, zoals ik al zei, samen met mijn collega's.

Ik blader af en toe door naar een volgende vraag, omdat die over dezelfde punten gaat. De heer Valstar heeft gevraagd om een update van de sanering en de middelen. Er zijn in totaal 82 aanvragen ingediend bij de RVO. Vijf aanvragen voldeden bij de start van het traject niet aan de voorwaarden. Naar aanleiding van het tweeminutendebat dat wij gehad hebben, heb ik daar intern navraag naar gedaan. Ik ben ervan overtuigd dat deze vissers echt niet vallen onder deze saneringsregeling. Eén visser heeft zijn aanvraag teruggetrokken. Als alle aanvragen definitief worden afgehandeld, zal het totale budget van de regeling vrijwel volledig worden uitgeput. Mocht er geld overblijven binnen het visserijspoor, dan is er ruimte om dit te heralloceren binnen het visserijspoor. Dat kan ook, met de betrokken Minister, op andere sporen. Die mogelijkheid bestaat. Ik moet er wel bij aantekenen dat de BAR-gelden eind dit jaar beschikt moeten zijn en dat de tijd om de middelen te herverdelen dus beperkt is.

Dan de vraag van de heer Valstar over de schelpdiersector en de Voordelta. De schelpdiersector is een kansrijke sector, ook als alternatieve vorm van verdienvermogen voor de visserij. Ik ondersteun die van harte. Daarom is de Blue Deal ook ondertekend door mijn voorganger en is het Mosselconvenant gesloten. De wens van de sector om een gebied te reserveren voor schelpdierkweek is mij vanzelfsprekend zeer bekend. In het kader van de ruimtelijke ordening in de Noordzee wil ik in gesprek met de sector – dat vind ik wel belangrijk – bezien welke stappen gezet moeten worden om ruimte voor een pilot te garanderen en hoe ik die, indien gewenst, kan ondersteunen, want ik wil deze sector een kans geven, een belangrijke kans. Overigens ga ik niet over de ruimte op de Noordzee – dat is een klein beetje een disclaimer, maar ik zet me er heel hard voor in – want daarbij is mijn collega van IenW aan zet. Maar volgens mij heb ik mijn inzet goed duidelijk gemaakt.

Dan de vraag van D66: wanneer stopt u met het steunen van actieve visserij? Vis is een goed product in ons voedselpalet. Actieve visserij is nodig om de voedselwinning uit zee te borgen. Ik ben het zeer met de heer De Groot eens dat het duurzamer en in balans met de omgeving moet en daarvoor stel ik dus middelen ter beschikking.

De voorzitter:

Het moet heel kort, meneer De Groot, want we gaan bijna afronden.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik zat een beetje te wachten. Ik heb nog een heel stel vragen. Het gaat mij om de opmerking van de Minister over de actieve visserij. Wil hij die toch toestaan in die windmolenparken? Is dat niet gewoon verspilde energie? Dat is niet wat ik vroeg. Voor de rest had ik vragen over vispluis, handhaving, de vertaling van de EU-Biodiversiteitsstrategie en de visserijvrije zones.

De voorzitter:

De Minister was nog bezig, meneer De Groot.

Minister Adema:

U benoemt actieve visserij in de windmolenparken. Dat is lastig. Dat mag op dit moment niet, al zou het wel goed kunnen. Het zou in principe mogelijk moeten zijn, vind ik als Minister, maar het kan op dit moment niet. We zijn wel heel druk bezig met medegebruik in de windmolenparken. Op dit moment is natuurlijk ook de zoektocht naar passieve visserij in die windmolenparken aan de orde.

De voorzitter:

Meneer De Groot, is het echt een punt van orde, of iets anders?

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ja, zeker. Ik heb tot nu toe nauwelijks geïnterrumpeerd. De Minister vindt iets wat afwijkt van het kabinetsstandpunt. Klopt dat? Want het is ook het kabinetsstandpunt. Het hele kabinet heeft namelijk het Noordzeeakkoord onderschreven en dat akkoord staat geen actieve visserij in windmolenparken toe, dus wat gebeurt hier, voorzitter? Graag een nadere duiding.

De voorzitter:

Ik zal u dat niet kunnen vertellen, dus dat gaan we nu horen.

Minister Adema:

Wat u zegt, is zeker waar, maar we kijken wel naar experimenten om toch meer actieve visserij in de windmolenparken te ontwikkelen. Maar het klopt dat het op dit moment niet is toegestaan. Dat steun ik ook, maar we zijn wel bezig met experimenten om te kijken of er mogelijkheden zijn voor zowel actieve als passieve visserij, zeker voor de passieve visserij, want daar zie ik natuurlijk meer mogelijkheden voor; dat is logisch.

Dat is ook het antwoord op de vraag die u gesteld heeft over alternatieven voor passieve visserij. Zoals u weet is dat een belangrijke ontwikkeling waar we ook op inzetten, zeg ik in antwoord op de vraag van de heer Valstar.

De voorzitter:

We moeten binnen vijf minuten afronden, meneer de Minister.

Minister Adema:

De heer Bisschop heeft een vraag gesteld over vissen in windmolenparken. In mijn inleiding heb ik al iets gezegd over de financiële regelingen voor innovatie, overbrugging en liquiditeit.

Dan de vraag van de heer Graus over compensatie van visserijbedrijven. In het eerste kwartaal zal ik de overbruggingsregeling openstellen. Daarmee zal ik de visserijbedrijven die niet hebben gekozen voor sanering een steun in de rug kunnen geven om de huidige moeilijke tijd door te komen. Nogmaals, ik vind het belangrijk dat de sector blijft bestaan en ook de transitie kan maken naar een toekomstbestendige visserij.

Dan de vraag van de heer Bisschop over visserij op de Bruine Bank. Bij besluiten over de ruimte op de Noordzee streven we naar een balans tussen voedsel, natuur en energie. In het Noordzeeakkoord is afgesproken dat in 2030 15% van de Nederlandse Noordzee gevrijwaard is van bodemberoerende visserij, waarbij er nog invulling moet worden gegeven aan de laatste 1,3%. Dit wordt gedaan in overleg met alle partijen binnen het Noordzeeoverleg. Daarnaast loopt er, conform het Noordzeeakkoord, een onderzoek naar zandkokerwormriffen, die mogelijk voorkomen op de Bruine Bank. Omdat deze trajecten nog lopen, kan ik nog niet aangeven of dit gevolgen zal hebben voor de visserij op de Bruine Bank. Ik begrijp heel goed de vraag van de sector over de ruimte op de Noordzee. Daar zet ik me voor in, maar wel met de beperkingen die ik u net heb genoemd.

Dan de vraag van de CU: hoe erg is bodemberoering voor de bodem? De mate waarin bodemberoering erg is voor de bodem moet wetenschappelijk zijn onderbouwd. Hierbij zijn de diversiteit van de natuurgebieden en de waarden hiervoor relevant. Daarom is er geen eenduidig antwoord te geven; dat moet je echt per gebied bepalen.

De voorzitter:

Was dit de laatste vraag? Anders moet de beantwoording schriftelijk plaatsvinden. Was dit de allerlaatste?

Minister Adema:

Nee, ik heb nog een pakketje overig.

De voorzitter:

Zou het schriftelijk kunnen? We moeten gaan afronden, want de zaal moet weer beschikbaar zijn.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter, al mijn vragen moeten nog beantwoord worden. Als dat schriftelijk kan, zou dat fijn zijn en dan...

De voorzitter:

Precies. Maar ik wil nog iets tegen de leden zeggen, want ik zie allemaal ontevreden gezichten. Vroeger, toen ik woordvoerder Visserij was, ging het drie uur lang alleen over visserij, dus het is jullie eigen schuld. Meneer de Minister, kunt u de rest alstublieft schriftelijk beantwoorden, als dat mogelijk is? Want we moeten echt gaan afronden nu en ik moet ook nog twee toezeggingen voorlezen.

Minister Adema:

Dan doen we de rest schriftelijk.

De voorzitter:

Dank u voor uw begrip, meneer de Minister.

Er zijn twee toezeggingen gedaan. Er is geen tweede termijn, zoals ik al voorzichtig had aangekondigd, maar meneer Valstar heeft al een tweeminutendebat aangevraagd. Dat verzoek wordt doorgeleid naar de plenaire Griffie. We gaan ons dus alsnog naar de plenaire zaal verplaatsen om eventueel moties in te dienen.

Er zijn twee toezeggingen gedaan.

  • Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de fiscale maatregelen voor de glastuinbouw die anders uitpakken dan in het coalitieakkoord is voorzien. Dat is een toezegging aan het lid Boswijk van het CDA.

  • De Minister stuurt voor het voorjaarsreces het advies van de landsadvocaat inzake het aanmerken van de garnalenvisserij als bestaand gebruik naar de Kamer. Dat is een toezegging aan het lid Bisschop van de SGP-mannenbroeders.

De heer Valstar (VVD):

Bij de eerste toezegging wil ik de Minister alleen nog even meegeven dat de deadline voor het Belastingplan bij LNV op 24 april ligt. De toezegging is nu «voor de zomer», maar maakt u er alstublieft haast mee, want anders is het te laat.

De voorzitter:

Gaat dat lukken, meneer de Minister?

Minister Adema:

We doen ons uiterste best, maar ik ben ook afhankelijk van twee andere collega's; dat begrijpt u.

De voorzitter:

Dank u wel. We moeten gaan afronden. Ik wil de mensen op de publieke tribune hartelijk bedanken. Ik wens de vissermannen een behouden vaart namens ons hier. Ook hartelijk dank aan de mensen die thuis hebben gekeken of geluisterd, de Minister en zijn team, de leden der Staten-Generaal, de Dienst Verslag en Redactie, onze trouwe bodes en onze griffier.

Sluiting 13.00 uur.

Naar boven