32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 292 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2019

Op 21 juni 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 32 623, nr. 270) dat ook in de herpublicatie van een Wob-verzoek over het Non Lethal Assistance (NLA) programma in Syrië informatie is ontdekt, die op basis van de uitzonderingsgronden van de Wob gelakt had moeten worden. Daarbij is aangegeven dat bij de volgende controle van die stukken externe expertise gewenst is. Inmiddels heeft deze nieuwe herbeoordeling met behulp van externe juridische en technische expertise plaatsgevonden.

In de nieuwe herbeoordeling is vastgesteld dat er eerder met het oog op maximale transparantie in dit dossier teveel informatie openbaar is gemaakt. De betreffende documenten bevatten een grote hoeveelheid foto’s en detailinformatie. Gezien de huidige mogelijkheden van technisch ondersteund onderzoek in open bronnen (bijv. op internet) vormt die informatie bij openbaarmaking een permanent risico op herleidbaarheid naar informatie die vertrouwelijk dient te blijven. Ter beperking van dat risico is het aantal openbaar te maken documenten aanzienlijk teruggebracht. Het nieuwe Wob-besluit alsmede het daaraan ten grondslag liggende externe advies treft u bijgaand aan1.

Zoals eerder aangegeven is op basis van de aanbevelingen van de Commissie van Onderzoek het proces van afhandeling van Wob-verzoeken op het Ministerie herbezien (Kamerstuk 32 623, nr. 257). Het langs enige weg bekendraken van vertrouwelijk en staatsgeheime informatie dient te worden voorkomen, maar is echter nooit geheel uit te sluiten. Ik hecht eraan te herhalen dat het verwerken van omvangrijke Wob-verzoeken mensenwerk blijft (Kamerstuk 32 623, nr. 271).

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven