32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 257 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2019

Naar aanleiding van mijn antwoord van 22 januari 2019 op vragen van de leden Van Helvert, Omtzigt (beiden CDA) en Voordewind (ChristenUnie) over de mogelijke publicatie van staatsgeheimen in Wob-stukken over Non Lethal Assistance (NLA) aan Syrische «rebellen» (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1299) en mijn toezegging aan uw Kamer tijdens het plenair debat van 29 januari 2019 over Nederlandse militaire steun aan Syrië (Handelingen II 2018/19, nr. 46, item 30) ontvangt u bijgaand het «onderzoek naar compromittering van staatsgeheime informatie in een Wob-publicatie»1.

Het onderzoek is uitgevoerd door een Commissie van Onderzoek, die op 27 november 2018 is ingesteld door de secretaris-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De Commissie bestond uit medewerkers van de afdeling Veiligheid, Crisisbeheersing en Integriteit van het Ministerie. Met het instellen van deze Commissie van Onderzoek volgde de secretaris-generaal het advies van de Beveiligingsambtenaar (BVA), die de interne toezichthouder is op de integrale beveiliging van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Het onderzoek richtte zich enerzijds op de behandeling van acht Wob-verzoeken van Nieuwsuur en Trouw van 22 juni 2018 en anderzijds op het niet-weglakken van vertrouwelijke en staatsgeheime informatie in de Wob-publicatie en daaraan gekoppeld de behandeling van gerubriceerde documenten en/of informatie binnen het Ministerie.

Een belangrijke conclusie van de Commissie van Onderzoek luidt dat niet is gebleken, of de verdenking is ontstaan, dat een of meer medewerkers strafrechtelijk verwijtbaar staatsgeheime of vertrouwelijke informatie hebben gelekt door deze niet weg te lakken in de behandeling van de Wob-verzoeken. Aangezien er geen aanwijzingen zijn gevonden van strafbare feiten, zal geen aangifte worden gedaan bij de rijksrecherche.

De Commissie van Onderzoek constateert dat sprake is van een menselijke fout, die is veroorzaakt door een samenloop van omstandigheden: de grote hoeveelheid te beoordelen documenten in combinatie met het grote aantal lakhandelingen, niet-optimale faciliteiten zoals de software en het ontbreken van een aparte en afgesloten werkruimte voor het Wob-team, onvoldoende kennis bij een aantal medewerkers van de omgang met staatsgeheime informatie die niet direct als zodanig herkenbaar is (materieel versus formeel staatsgeheim), en onervarenheid bij sommigen met de behandeling van Wob-verzoeken. Deze constatering doet volgens de Commissie van Onderzoek niet af aan de toewijding en betrokkenheid van de medewerkers die de Wob-verzoeken van Nieuwsuur en Trouw hebben behandeld.

Jaarlijks ontvangt het Ministerie van Buitenlandse Zaken 80 tot 120 Wob-verzoeken. Deze worden door de inhoudelijk verantwoordelijke directie behandeld, waarbij deskundigen van de directie Juridische Zaken een begeleidende en adviserende rol spelen. Bij omvangrijke verzoeken kan de behandelende directie tijdelijk worden versterkt. Voor de acht Wob-verzoeken van Nieuwsuur en Trouw is dezelfde werkwijze gevolgd, waarbij ook versterking van het Wob-team heeft plaatsgevonden. De mogelijkheden voor versterking waren overigens beperkt vanwege het vertrouwelijke karakter van delen van het NLA-programma.

Vanwege hun omvang fungeerden de Wob-verzoeken van Nieuwsuur en Trouw als een stresstest voor de behandeling van Wob-verzoeken door mijn Ministerie. In totaal zijn meer dan 2.000 pagina’s vrijgegeven, waarbij ongeveer 25.000 tot 30.000 lakhandelingen zijn gepleegd. Vanwege hun kennis van de NLA en Syrië konden de bij de behandeling van de Wob-verzoeken betrokken medewerkers hun lopende werkzaamheden niet tijdelijk overdragen. Zo zijn door hen in september en oktober 2018 over de NLA en Syrië óók 382 Kamervragen beantwoord, twee Kamerbrieven geschreven en hebben zij een Kamerdebat voorbereid.

Het onderzoek maakt duidelijk dat het Ministerie als organisatie niet voldoende is ingericht om (acht) simultane Wob-verzoeken van deze omvang en complexiteit, in combinatie met de schriftelijke voorbereiding van een Kamerdebat, binnen de gestelde termijn te behandelen. Ik zal de aanbevelingen van de Commissie van Onderzoek dan ook opvolgen. De organisatie rondom de behandeling van Wob-verzoeken zal worden herbezien, mede op basis van de ervaringen van andere ministeries. Daarbij zal ook het advies van de Commissie van Onderzoek worden betrokken aangaande de adviserende rol van de directie Juridische Zaken. Voorts zal een pool van ervaren medewerkers worden opgezet voor de behandeling van omvangrijke en/of complexe Wob-verzoeken. Voor de behandeling van Wob-verzoeken waarbij veel vertrouwelijke en/of gerubriceerde stukken zijn betrokken, wordt een aparte werkruimte ingericht. Onderzoek naar andere ICT-ondersteuning voor de behandeling van Wob-verzoeken is reeds enige tijd gaande. Er komt aanvullende voorlichting over de rubricering van documenten, met onder meer aandacht voor de omgang met gerubriceerde informatie die niet direct als zodanig herkenbaar is.

In mijn brief van 25 januari 2019 (Kamerstuk 32 623, nr. 254) informeerde ik u dat het kabinet maximale zorgvuldigheid wil betrachten bij de herpublicatie van de Wob-documenten. De lessen van het onderzoek zijn betrokken in de hernieuwde controle van deze documenten. Herpublicatie op rijksoverheid.nl zal plaatsvinden binnen twee weken na verzending van deze brief (Documenten>Wob-verzoeken).

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven