32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 22 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2011

In reactie op de motie Dikkers c.s. (32 605, nr. 11) aangenomen op 7 juni jl. naar aanleiding van het VAO over het WRR-rapport «Minder pretentie, meer ambitie», op 1 juni jl. wil ik graag middels deze brief bevestigen dat ik deze motie beschouw als ondersteuning van mijn beleid.

Het bevorderen van zelfredzaamheid is het doel van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden is daarbij een factor van belang. Het gaat hierbij om de groei van de private sector in ontwikkelingslanden. Hieraan kan het Nederlandse bedrijfsleven een stevige bijdrage leveren.

Het Nederlandse bedrijfsleven heeft veel te bieden, vooral in topgebieden als agro-food en water. Vandaar dat ik actief het Nederlandse bedrijfsleven en collega’s van andere departementen betrek bij mijn beleid en de uitvoering ervan. Zoals ik in de plenaire vergadering in de reactie op deze motie aangaf, is mijn invalshoek de ontwikkeling van ontwikkelingslanden. Ik wil dan ook bevestigen dat ik de aanbevelingen uit het WRR-rapport dus ook in dit licht zie: dat ontwikkelings-samenwerking verder gaat dan alleen de meerwaarde vóór Nederland. Daaronder versta ik dat de meerwaarde voor het betrokken ontwikkelingsland voorop staat.

In mijn schriftelijke reactie op het aanstaande advies van de Sociaal-Economische Raad over de samenwerking tussen bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheid bij ontwikkelingssamenwerking zal ik mijn beleid ter bevordering van economische ontwikkeling en het betrekken van het Nederlandse bedrijfsleven verder uitwerken.

De motie Ferrier/Dikkers (32 605, nr. 7) inzake de inzet van vraaggestuurde kennis en kunde van het Nederlandse bedrijfsleven in ontwikkelingslanden wordt hier ook bij betrokken.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Naar boven