32 550 Voorstel van wet van de leden Koşer Kaya en Van Hijum tot wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren)

Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2012

Naar aanleiding van de Regeling van werkzaamheden d.d. dinsdag 5 juni 2012 (Handelingen II 2011/12, nr. 91, Regeling van Werkzaamheden) bericht ik u het volgende.

De heer Ulenbelt heeft het voorstel gedaan om het debat over het initiatiefwetsvoorstel inzake de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (32 550) van donderdagmiddag 7 juni 2012 uit te stellen. Met als reden dat het voor hem onduidelijk is of het kabinet voorlichting zou vragen over de positie van de weigerambtenaren.

Allereerst benadruk ik dat het onderhavige initiatiefwetsvoorstel geen gevolgen heeft voor de positie van de gewetensbezwaarde ambtenaren, zoals ook is toegelicht in mijn brief van 4 juni 2012 met mijn schriftelijke inbreng. Daarin is aangegeven dat de situatie van gewetensbezwaarde ambtenaren door de overgang naar een arbeidsovereenkomst niet zal veranderen.

Voorts is er in het kader van het initiatiefwetsvoorstelwet normalisering rechtspositie ambtenaren geen aparte voorlichting aan de Raad van State gevraagd op het punt van de gewetensbezwaarde ambtenaar. Inzake dit initiatiefwetsvoorstel is uiteraard wel het reguliere advies gevraagd aan de Raad van State.

Het kabinet heeft, zoals gemeld aan de Tweede Kamer in 2011, Kamerstukken II 2011–2012, 30 420, nr.161, voorlichting aan de Raad van State gevraagd over de positie van de gewetensbezwaarde ambtenaar. Daarover wordt u separaat geïnformeerd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Naar boven