32 529 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen alsmede enige andere wetten in verband met de verbetering van de positie van pleegouders (verbetering positie pleegouders)

P VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 november 2014

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 juli 2014 over de hoogte van de pleegzorgvergoeding in antwoord op aanvullende2 vragen. De leden van de commissie hebben naar aanleiding van zijn reactie bij brief van 12 september 2014 nog een nadere vraag gesteld. Een afschrift van deze brief is gestuurd aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie hebben op 31 oktober 2014 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 12 september 2014

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft kennisgenomen van uw brief van 7 juli 2014 over de hoogte van de pleegzorgvergoeding in antwoord op de aanvullende3 vragen van de leden van de fracties van SP, ChristenUnie en GroenLinks. De leden van de commissie hebben naar aanleiding van uw reactie nog een nadere vraag.

Het systeem voor het berekenen van de kosten van een kind volgens de normen van het Nibud is hen bekend. Het systeem voor het berekenen van kinderalimentatie is immers in grote lijnen op de Nibudnormen gebaseerd. Het gaat echter niet om de vraag wat het gemiddelde Nederlandse gezin aan zijn kinderen uitgeeft, maar wat de specifieke kosten zijn van een pleegkind. Naar de mening van de commissie is daar nooit onderzoek naar gedaan. Wel bestaat een breedgedragen overtuiging dat de opvoeding van pleegkinderen meer kost dan de zorg voor kinderen die in het eigen gezin opgroeien. Te denken valt daarbij aan kosten voor enigerlei vorm van pedagogische therapie, extra medische kosten, kosten in verband met begeleiding en reiskosten.

Dit zijn slechts enkele redenen waarom de zorgkosten voor pleegkinderen ten opzichte van de Nibudnorm hoger uit kunnen vallen. Het feit dat de Belastingdienst soms kinderaftrek verleent ondanks het feit dat pleegouders de vaste pleegvergoeding ontvangen, is erop gebaseerd dat deze pleegouders kunnen aantonen meer dan het jaarlijks fiscaal vastgestelde bedrag per kwartaal boven de pleegvergoeding te besteden aan het pleegkind.

Pleegzorg is onmisbaar omdat het de beste vorm van jeugdzorg is als het kind niet langer thuis kan wonen. Pleegzorg is tevens de goedkoopste vorm, zelfs als de pleegvergoeding verdubbeld of verdrievoudigd wordt. Het mag niet zo zijn dat alleen mensen met een goed inkomen het pleegouderschap op zich kunnen nemen. De leden van de commissie verzoeken u dan ook de specifieke kosten van een pleegkind in kaart te laten brengen.

De commissie ziet uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangt deze bij voorkeur voor 15 oktober 2014.

Een afschrift van deze brief wordt gestuurd naar de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, T.M. Slagter-Roukema

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2014

Op 12 september jl. heeft u de Staatssecretaris van VWS aanvullende vragen gesteld (kenmerk 152172.12.4u) over de brief die naar uw Kamer is verzonden op 7 juli 2014 (EK 2013–2014, 32 529, O). Met deze brief, die we tot onze spijt niet binnen de door u verzochte termijn hebben kunnen beantwoorden, reageren we op uw vragen.

De leden van de fracties van de SP, ChristenUnie en GroenLinks verzoeken de specifieke kosten van een pleegkind in kaart te laten brengen. Hieronder zetten we uiteen waarom we niet op het verzoek van uw Kamer ingaan.

De pleegvergoeding is een kostenvergoeding, die bedoeld is voor de te maken dagelijkse kosten voor opvoeding en verzorging van een pleegkind. In onze brief van 7 juli jl. hebben we aangegeven dat de pleegvergoeding hoger ligt dan de NIBUD-norm en pleegouders daarnaast ook een toeslag voor bijvoorbeeld crisissituaties kunnen ontvangen.

Pleegouders hebben in het verleden regelmatig het signaal afgegeven dat zij niet alle kosten uit de pleegvergoeding kunnen betalen. Het gaat dan niet om de dagelijkse kosten voor verzorging en opvoeding, maar met kosten die specifiek met het opvoeden van een pleegkind te maken hebben. Dit betreft bijvoorbeeld reiskosten in verband met bezoekregeling aan de ouders of incidentele medische kosten. Bij pleegzorgplaatsingen in het vrijwillige kader worden daarbij in principe de ouders aangeschreven als onderhoudsplichtige. Voor kinderen die geplaatst zijn in het gedwongen kader is budget beschikbaar om in deze bijzondere kosten te voorzien. Per 1 januari 2014 is er daarnaast ook een financieel vangnet beschikbaar gesteld voor de vergoeding van bijzondere kosten van pleegoudervoogden. Ook vanaf 1 januari 2015 blijft het mogelijk een beroep te doen op vergoeding van bijzondere kosten.

Ongeacht wat de hoogte is van de pleegvergoeding, er zullen altijd pleegouders zijn die niet alle door hen te maken kosten hieruit kunnen betalen. Daarom hechten we veel aan het werken met financieel vangnet en zien we meer in maatwerk dan in het generiek bijstellen van de pleegvergoeding.

De pleegvergoeding tezamen met de toeslagen, de mogelijkheid om een beroep te doen op bijzondere kosten en de jaarlijkse indexering van de pleegvergoeding biedt naar ons oordeel een toereikend financieel kader voor pleegouders om het pleegouderschap uit te kunnen voeren. Wij zien daarom geen meerwaarde in een onderzoek naar de specifieke kosten van een pleegkind en zullen daarom niet daartoe overgaan.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD) (vice-voorzitter), Linthorst (PvdA), Slagter-Roukema (SP) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Reuten (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Barth (PvdA), Martens (CDA), vac. (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Frijters-Klijnen (PVV), Van Dijk (PVV), De Grave (VVD), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Bruijn (VVD), Koning (PvdA)

X Noot
2

Verslag schriftelijk overleg (32 529, O), in reactie op toezegging T01598, gedaan tijdens de behandeling van wetsvoorstel 32529. De motie-Ester c.s. (32 529, J) is in afwachting van de reactie op deze toezegging aangehouden.

X Noot
3

Verslag schriftelijk overleg (32 529, O), in reactie op toezegging T01598, gedaan tijdens de behandeling van wetsvoorstel 32529. De motie-Ester c.s. (32 529, J) is in afwachting van de reactie op deze toezegging aangehouden.

Naar boven