32 500 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2011

Nr. 210 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2011

Complementair aan het Actieplan laaggeletterdheid 2008–2011 startte in 2008 het programma leesbevordering Kunst van Lezen 2008–20011 dat eind dit jaar afloopt.1 De bedoeling van dat programma was om het actieplan, dat primair gericht is op het leren lezen en schrijven, te voorzien van een culturele pendant. Daarin draait het niet om het «hoe», de techniek van het lezen, maar om het «wat», de kennismaking met de wereld van het boek en de literatuur. Hiermee kan men niet vroeg genoeg beginnen en daarom concentreert Kunst van Lezen zich op de jongste leeftijdsgroepen en de opvoedende instanties in hun directe omgeving, met name ouders, scholen en bibliotheken. Ook in het Actieplan Laaggeletterdheid is een rol voor bibliotheken voorzien.

Kunst van lezen kent diverse onderdelen. Boekstart – de eerste kennismaking van ouders en baby’s met voorlezen – is inmiddels succesvol gebleken en heeft een groot landelijk bereik. Ook de leesondersteuning van bibliotheken in het basisonderwijs verloopt goed, zij het dat het budgettaire kader van het programma het ambitieniveau beperkt. De coördinatie en uitvoering van het programma is in handen van Stichting Lezen en het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken en verloopt naar wens. De betrokkenen (ouders, scholen, bibliotheken, gemeenten en PABO’s) denken positief over het programma en achten een vervolg zinvol.

In mijn visie op het cultuurbeleid speelt cultuureducatie een belangrijke rol en ik stel dan ook scholen en culturele instellingen middelen beschikbaar voor educatieve activiteiten.2 De landelijke leesbevorderingsimpuls volgens de programmatische opzet van Kunst van Lezen past echter niet in dit kader. De noodzaak van een dergelijke impuls staat voor mij evenwel niet ter discussie. Het is immers evident dat de cultuur van het boek en het (literaire) lezen onder toenemende druk staan van het groeiende aanbod van nieuwe media en overige concurrerende vrijetijdsbestedingen. Het programma versterkt tevens de maatschappelijke functie die openbare bibliotheken vervullen en ondersteunt daarmee de bibliotheekvernieuwing.

Er is dus alle reden om Kunst van Lezen een vervolg te geven in samenhang met het Actieplan Laaggeletterdheid 2012–2015. Voor beide geldt dat een lange adem noodzakelijk is. De huidige uitvoerders van het programma leesbevordering wil ik daarom vragen dit najaar een vervolgplan op te stellen voor de jaren 2012–2015, daarbij rekening houdend met de ervaringen en uitkomsten van het lopende programma. Ik stel daarvoor in beginsel voor 2012 een budget beschikbaar van € 2,93 mln en van € 2,85 mln. per jaar voor de periode 2013–2015. Het vervolgplan zal ik de Kamer doen toekomen zodra het beschikbaar is.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra


X Noot
1

Mijn voorganger, de huidige minister van OCW, stuurde uw Kamer in de zomer van 2010 een positieve voortgangsrapportage (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 VIII, nr. 140).

X Noot
2

Nieuwe visie cultuurbeleid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 820, nr. 1).

Naar boven