32 123 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2010

Nr. 140 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2010

Inleiding

«Van boeken krijg je nooit genoeg», hoor je vaak tijdens de Boekenweek en voorafgaand aan de feestdagen.1 «Van lezen krijg je nooit genoeg», is een variant die mij meer aanspreekt. Want daar gaat het uiteindelijk om. Boeken zijn er om gelezen te worden en wie niet leest of kan lezen, mist veel. Vanwege het belang van lezen en met de doelstelling elk kind zoveel mogelijk de kans te geven om zelf het plezier van lezen te ervaren, startte in 2008 het programma leesbevordering Kunst van lezen.

Met zijn brief van 17 maart 2008 informeerde voormalig minister Plasterk uw Kamer over de achtergronden, uitgangspunten, opzet en beoogde uitvoering van dit leesbevorderingsprogramma.2 Met deze brief informeer ik u over de voortgang van het programma. De brief bestaat uit een korte terugblik op de aanleiding voor Kunst van lezen, gevolgd door een beschrijving van de voortgang per programmaonderdeel. Voor een onafhankelijke monitoring van de voortgang en de waardering door de deelnemers en uitvoerders van de verschillende programma-onderdelen heb ik Bureau Sardes eind 2008 een zogenaamde nulmeting laten uitvoeren. Eind 2009 gevolgd door een eerste vervolgmeting, waarvan ik de resultaten als bijlage3 bij deze brief meezend. De brief eindigt met een korte evaluatie en conclusie.

Aanleiding en context Kunst van lezen

Door de digitalisering en de opkomst van internet is ons lees- en informatiegedrag in de laatste twee decennia sterk veranderd. Het lezen van onder meer boeken in de vrije tijd heeft in toenemende mate concurrentie gekregen. Hierdoor is het boek voor een slinkende groep mensen een bron van kennis en oriëntatie op de maatschappij en een middel voor de individuele smaakontwikkeling. Toch zijn er in diezelfde periode niet minder cultureel waardevolle teksten gepubliceerd.4 Met die afgenomen bereidheid tot lezen gaat ook een deel van de kennis over en de waardering voor literaire kunst en cultuur verloren. Deze constatering heeft ertoe geleid dat in het regeerakkoord uit 2007 extra investeringen zijn aangekondigd op het terrein van de actieve cultuurparticipatie, waaronder het lezen van literatuur. Deze aankondiging wordt uitgewerkt in het zogenaamde 10-puntenplan cultuurparticipatie in de beleidsnota Kunst van leven5. Het programma leesbevordering Kunst van lezen maakt deel uit van dit 10-puntenplan.

In aanvulling op de aanleiding vanuit het cultuurbeleid, zoals hierboven geschetst, is ook de bredere context waarbinnen het leesbevorderingsprogramma zich positioneert van belang. Met name de aandacht van het Kabinet Balkenende IV voor het versterken van de basisvaardigheden taal en rekenen vormde een argument voor een extra inzet op het terrein van de leesbevordering. Ofschoon duidelijk anders qua doelstelling en instrumentatie, ligt literaire leesbevordering wel in het verlengde van taal- en leesonderwijs.6 Sterker nog, zonder deugdelijk taal- en leesonderwijs heeft leesbevordering geen zin. Omgekeerd ondersteunt leesbevordering het technische taal- en leesonderwijs, juist door de nadruk op het plezier in lezen, met mooie verhalen, aantrekkelijk vormgegeven boeken en prentenboeken.

De extra aandacht voor het versterken van basisvaardigheden sluit tevens aan bij de doelstellingen van het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010: Van A tot Z betrokken7, gericht op het voorkomen en terugdringen van laaggeletterdheid. Leesbevordering is een van de instrumenten die daarvoor worden ingezet.

Daarbij spelen de openbare bibliotheken een cruciale rol. Bibliotheken geven de laatste jaren steeds meer structurele ondersteuning aan scholen, leerlingen en hun ouders, bijvoorbeeld door activiteiten in de school en door begeleiding van leesouders. Naast de vele wedstrijden, festivals en andere periodieke hoogtepunten8 zijn de bibliotheken op die manier het hele jaar door actief bezig met het bevorderen van lezen. Meer aandacht voor structurele leesbevordering maakt daarom ook deel uit van de inhoudelijke bibliotheekvernieuwing, met name op de kernfuncties lezen, leren en informeren. Bij brief van 21 oktober 20089 is uw Kamer hierover geïnformeerd.

Voortgang per programmaonderdeel

BoekStart

Doel van BoekStart is kinderen al op zeer jonge leeftijd in aanraking te brengen met boeken en (voor)lezen. Het programma is afgeleid van een succesvol project in Groot-Brittannië. In de Britse versie worden door consultatiebureau of bibliotheek pakketjes uitgereikt met boeken, (voor)leestips, een uitnodiging tot bezoek aan de lokale openbare bibliotheek en informatie over het belang van lezen. In de Nederlandse versie ligt het accent minder op het aanbod van materialen, maar wordt vooral ingezet op de actieve rol die bibliotheken en consultatiebureaus met ondersteuning van de gemeente kunnen vervullen. Met name bibliotheken spelen in het contact met de ouders van jonge kinderen een cruciale rol. Vooralsnog richt BoekStart zich op babies in het eerste levensjaar en hun ouders. De opzet en uitwerking van de Nederlandse versie van BoekStart is eind 2008 in de vorm van een pilotproject getest in Noord-Brabant. Vijf basisbibliotheken namen aan deze proef deel. Op grond van de aldaar opgedane ervaringen is in 2009 een overdrachtsmodel ontstaan dat als handleiding en basis dient voor de basisbibliotheken die na de Brabantse proef met BoekStart zijn begonnen of gaan beginnen. Vanaf 2010 wordt BoekStart in heel Nederland ingevoerd. Inmiddels (peildatum februari 2010) doen er 60 gemeenten en 68 bibliotheken mee aan Boekstart. Nu gebleken is dat het project goede mogelijkheden biedt voor samenwerking tussen instanties die zich bezighouden met toeleiding naar VVE, raken steeds meer gemeenten en andere partijen geïnteresseerd. Ook kinderdagverblijven worden vanuit de lokale openbare bibliotheken actief bij BoekStart betrokken. Streven is dat minimaal 45% van de 180.000 babies per jaar daadwerkelijk gebruik maakt van BoekStart.10 Uit de door Bureau Sardes uitgevoerde monitor blijkt dat ouders tot nog toe unaniem positief reageren op het project, evenals bibliotheekmedewerkers. Alleen voor medewerkers van consultatiebureaus blijkt het lastig voldoende aandacht aan BoekStart te besteden. Medio 2010 start, met financiële steun van mijn ministerie, een tweejarig wetenschappelijk onderzoek naar de potentiële effecten van BoekStart op de latere taalontwikkeling.

Ondersteuning taal- en leesonderwijs

Dit programmaonderdeel sluit aan bij de extra aandacht van dit kabinet voor de basisvaardigheden in het onderwijs, in het bijzonder taal- en leesvaardigheid.Vanuit de leesbevordering is aansluiting gezocht bij bestaande, experimentele projecten van voormalig staatssecretaris Dijksma. Deze projecten, bekend onder de naam Pilots Taalbeleid Onderwijsachterstanden, lopen van 2007–2010 en zijn gericht op het voorkomen en bestrijden van taalachterstanden. In het kader van Kunst van lezen kunnen bibliotheken in nauwe samenwerking met scholen die aan de taalpilots deelnemen, specifiek ondersteuning bieden aan zowel docenten als leerlingen. Die ondersteuning is met name gericht op het aanbod en de promotie van aantrekkelijk leesmateriaal en de registratie van bezoek- en leengedrag. Doel is om aanvullend op het technisch leesonderwijs de plezierige aspecten van het lezen zoveel mogelijk te versterken en zodoende een positieve wisselwerking tussen kunnen lezen en willen lezen tot stand te brengen. In 2008 is op vijf locaties met dit programmaonderdeel gestart. In 2009 zijn daar nog eens vijf locaties aan toegevoegd. In totaal nemen 59 scholen deel, goed voor een bereik van circa 9700 leerlingen. De ervaringen van zowel scholen als ondersteunende bibliotheken zijn positief. Belangrijkste winstpunt is dat leesbevorderende activiteiten binnen de school een meer structureel karakter krijgen. Op dit moment wordt gewerkt aan de totstandkoming van een landelijk overdraagbaar dienstenpakket voor bibliotheken, inclusief modelconvenanten waarin scholen en bibliotheken hun gezamenlijke afspraken op het gebied van taal en lezen kunnen vastleggen. Vanaf het schooljaar 2010–2011, na beëindiging van genoemde Pilots Taalbeleid, zal de samenwerking tussen scholen en bibliotheken worden voortgezet met scholen die in meer algemene zin veel aandacht besteden aan taal- en leesonderwijs. Voor meer gegevens over de deelname aan en waardering voor dit programmaonderdeel verwijs ik u graag naar de bijlage.

Cultuurhistorische canon

Dit onderdeel van Kunst van lezen ligt in het verlengde van hetgeen door Stichting entoen.nu wordt ondernomen om jongeren, leerlingen in het bijzonder, vertrouwd te maken met de vijftig cultuurhistorische vensters, zoals die door de Commissie Van Oostrom in 2007 zijn vastgesteld. Met ingang van het schooljaar 2010–2011 zal aandacht voor de cultuurhistorische canon verplicht deel uitmaken van het curriculum in het basis- en voortgezet onderwijs.

Binnen het programma leesbevordering ligt het accent op kennismaking met de vensters aan de hand van (jeugd)literatuur. Daartoe is door een onafhankelijke werkgroep een lijst van (literaire) werken samengesteld die ter illustratie of verdieping door docenten en leerlingen kunnen worden gebruikt bij de behandeling van de vijftig vensters. De boekenlijst wordt regelmatig bijgewerkt en aangevuld en bevatte in februari 2010 zo’n 340 titels.

De boekenlijst is digitaal beschikbaar via de website www.entoen.nu 11 en de website van de openbare bibliotheek www.leesplein.nl. 12 Bibliotheken zorgen ook voor fysieke beschikbaarheid van de betreffende boeken. Daarnaast zijn er per venster digitale leskisten ontwikkeld, waarvan scholen via de lokale openbare bibliotheek gebruik kunnen maken.

In 2010 wordt voor de eerste keer, in aanvulling op de bestaande Nationale Voorleeswedstrijd voor kinderen in de twee hoogste groepen van het primair onderwijs, een voorleeswedstrijd georganiseerd voor docenten. Leerkrachten lezen voor uit boeken voor groep 5–8 die horen bij de vijftig canonvensters. De wedstrijd kent eenzelfde opzet als de Nationale Voorleeswedstrijd voor scholieren, met lokale en regionale voorrondes en een landelijke finale. Meer gegevens over dit programmaonderdeel treft u in bijgevoegde monitor.

Netwerken leesbevordering

De netwerken leesbevordering vormen als het ware de schil om de drie vorige programmaonderdelen. Zij dienen de gezamenlijke visie-ontwikkeling op de meest efficiënte en effectieve aanpak van leesbevordering. Daarvoor is het van belang dat de netwerkpartners op verschillende niveaus (operationeel, tactisch en strategisch) vertegenwoordigd zijn. Deelnemers aan een netwerk zijn bijvoorbeeld bibliotheken, consultatiebureaus, scholen, kinderdagverblijven, culturele instellingen en welzijnsinstellingen. In het kader van Kunst van lezen is in eerste instantie gebruik gemaakt van de ervaringen met leesbevorderingsnetwerken in de drie noordelijke provincies van Nederland. Op basis daarvan is een overdrachtsmodel ontwikkeld aan de hand waarvan geleidelijk in meerdere provincies de netwerken rond leesbevordering worden ingericht of bestaande netwerken worden uitgebouwd. In de loop van 2009 zijn er pilotgewijs netwerken actief geworden in de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. Medio 2010 wordt, mede op basis van de bevindingen in deze drie provincies, gestart met de uitrol van een landelijk toepasbaar netwerkmodel in het midden en westen van Nederland. Ook de provincie Flevoland maakt daarvan deel uit. Deelnemende partijen aan de netwerken leesbevordering blijken positief over de doelstellingen maar constateren tegelijkertijd dat ze inhoudelijk meer dan eens overlappen met andere, reeds bestaande netwerken op het terrein van bijvoorbeeld de VVE13, het leescoördinatorenoverleg14 of het LEA15-netwerk. Om redenen van efficiency en effectiviteit, en om dubbeling van gesubsidieerde activiteiten te voorkomen, wordt voor de leesbevorderingsnetwerken bij voorkeur gebruik gemaakt van bestaande netwerkstructuren. Meer informatie over de netwerken vindt u in bijgevoegde monitor.

Evaluatie

Voorgaande beschrijving van de verschillende programmaonderdelen geeft naar mijn mening een goed beeld van de reikwijdte en het draagvlak voor Kunst van lezen. Rode draad in het programma is de structurele ondersteuning en promotie van het lezen door openbare bibliotheken, in samenwerking met consultatiebureaus, gemeenten en scholen. Kinderen en jongeren worden op attractieve wijze in de gelegenheid gesteld kennis te nemen en te genieten van lezen en literatuur. En dat wordt breed gewaardeerd, zo blijkt uit de tussentijdse rapportage van de door Bureau Sardes uitgevoerde monitor. Het programma biedt niet alleen kansen en mogelijkheden voor inhoudelijke vernieuwing van activiteiten door openbare bibliotheken, het voorziet ook in de behoefte van meer aandacht voor het versterken van, met name talige, basisvaardigheden. En tot slot draagt Kunst van lezen bij aan het behoud en de ontwikkeling van de leescultuur in ons land. Daarmee is Kunst van lezen een succesvol onderdeel van het 10-puntenplan cultuurparticipatie. Ik ga ervan uit dat het programma zich de komende jaren verder zal ontwikkelen volgens de hierboven geschetste lijnen. Daarbij moet vooral de betrokkenheid van lokale en regionale partijen voldoende worden verankerd om continuering van de ingezette koers op landelijk niveau te kunnen garanderen. De netwerken leesbevordering spelen daarin een cruciale rol.

Conclusie

Halverwege de looptijd van het programma Kunst van lezen constateer ik dat er de afgelopen twee jaar veel in gang is gezet. Uit wat in drie van de vier deelprogramma’s op kleine schaal is begonnen, zijn landelijk overdraagbare modellen ontwikkeld die thans de basis vormen voor succesvolle uitbreiding van activiteiten door het hele land. Deelname en bereik zijn groeiende, maar nog niet optimaal. Het is ook te vroeg om nu al te kunnen oordelen over structureel positieve effecten van Kunst van lezen. Daarvoor loopt het programma te kort. Leesbevordering is nu eenmaal een zaak van lange adem. Ook het relatief bescheiden budget dat er voor leesbevordering (cultuurbeleid) beschikbaar is, is daaraan debet.

Het lezen en de aandacht voor het plezier in lezen hebben dankzij Kunst van lezen een belangrijke impuls gekregen. Maar lezen als culturele activiteit is en blijft niet vanzelfsprekend. Lezen moet je leren en literaire smaakontwikkeling vraagt om veel en vaak lezen. Ik hoop met Kunst van lezen een groeiend aantal lezers daartoe blijvend te verleiden.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Reclame van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB)

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VIII, nr. 161.

XNoot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
4

Een vergelijkbare ontwikkeling doet zich voor in de meer klassieke vormen van de podiumkunsten. Tegenover een constant, zoniet groeiend aanbod vanculturele activiteiten staat een steeds klein wordend aantal afnemers. (Bron: Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars. Trends in cultuurparticipatie en mediagebruik. Sociaal en Cultureel Planbureau, 2009).

XNoot
5

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 989, nr. 44.

XNoot
6

Bedoeld wordt het technisch leren lezen.

XNoot
7

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 142.

XNoot
8

Als voorbeeld kunnen worden genoemd de Nationale Voorleesdagen, de Nationale Voorleeswedstrijd, De Jonge Jury en de Kinderboekenweek.

XNoot
9

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 28 330, nr. 30.

XNoot
10

184 634 levendgeborenen in 2008 (bron: website Centraal Bureau voor de Statistiek).

XNoot
11

Circa 2500 bezoekers per dag, per schooldag gemiddeld 4000.

XNoot
12

Circa 1200 bezoekers per dag, overigens niet specifiek voor de cultuurhistorische canon.

XNoot
13

Voor- en Vroegschoolse Educatie.

XNoot
14

Leescoördinatoren werken doorgaans alleen in het primair onderwijs en hebben als taak extra aandacht te besteden aan (het stimuleren van) lezen.

XNoot
15

Lokaal Educatieve Agenda, verplicht onderdeel van de gemeentelijke activiteitenplannen en begrotingen.

Naar boven