32 500 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2011

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2011

Hierbij informeren wij u over de wijze waarop wij voornemens zijn gevolg te geven aan de moties die uw Kamer heeft aangenomen tijdens de behandeling van de Justitiebegroting 2011.

Tevens wordt ingegaan op hoe uitvoering wordt gegeven aan de motie Çörüz c.s. inzake «verschijningsplicht» (32 606, nr. 1), die is ingediend tijdens het interpellatiedebat over de vrijlating van een pleger van zware mishandeling d.d. 25 januari 2011.

1) Motie-Marcouch c.s. inzake «sociaal verhoor» (32 500 VI, nr. 62) en Motie-Çörüz c.s. inzake «verschijningsplicht» (32 606, nr. 1)

Dictum (motie-Marcouch):

verzoekt de regering te bevorderen dat de ouder of voogd van de aangehouden minderjarige gedurende de periode waarin de minderjarige is aangehouden of in verzekering is gesteld, wordt onderworpen aan een gesprek ten aanzien van diens verantwoordelijkheden en capaciteiten als opvoeder.

Dictum (motie-Çörüz):

verzoekt de regering in gesprek te treden met de Raad voor de rechtspraak, opdat in het vervolg de verschijningsplicht daadwerkelijk ten uitvoer wordt gebracht.

Reactie:

Wij zijn het met u eens dat ouders snel moeten worden betrokken als hun kind wordt aangehouden en dat zij zich bewust moeten zijn van hun bijzondere verantwoordelijkheid voor de opvoeding van een minderjarige en de mogelijke scheefgroei daarin.

In de eerste plaats worden de ouders door de politie gebeld bij een aanhouding. Als de minderjarige een misdrijf heeft gepleegd of sprake is van overtreding van de Leerplichtwet wordt de Raad voor de kinderbescherming bij de zaak betrokken. De Raad voor de kinderbescherming start in dergelijke gevallen in principe altijd een raadsonderzoek. In het kader van dit raadsonderzoek wordt in geval van een inverzekeringgestelde minderjarige binnen 24 uur vroeghulp opgestart. Onderdeel van deze vroeghulp is contact met de ouders.

In overige gevallen wordt ook met ouders gesproken in het kader van het basisraadsonderzoek, dat erop gericht is een breed beeld te krijgen van de sociale situatie en de noodzakelijke aanpak. In dat kader wordt ook met andere partijen, zoals de school of reeds in het gezin aanwezige hulpverlening, gesproken. Op basis van dit totaalbeeld geeft de Raad voor de kinderbescherming de officier van justitie en de rechtbank een advies mee in het kader van een strafzaak. In geval van achterliggende (gezins-)problemen adviseert de Raad voor de kinderbescherming daarnaast inzake benodigde hulpverlening. In ernstige gevallen kan de Raad voor de kinderbescherming een onderzoek starten naar de noodzaak van een ondertoezichtstelling.

Ook de jeugdreclassering betrekt de ouders wanneer invulling wordt gegeven aan de noodzakelijke aanpak in het kader van een voorwaardelijke sanctie. Verder worden bij 12-minners die de fout in gaan, ouders standaard uitgenodigd op het politiebureau om te praten over het strafbare feit dat hun kind heeft gepleegd.

Ik ben ervan overtuigd dat op deze wijze uitvoering wordt gegeven aan het gesprek met de ouders dat het lid Marcouch met zijn motie beoogt. Het betrekken van ouders bij het strafrechtelijke traject van hun minderjarige kind heeft mijn uitdrukkelijke aandacht.

Op 1 januari 2011 is de verschijningsplicht voor ouders bij de terechtzitting van minderjarige verdachten in werking getreden. Ten behoeve van een goede uitvoering in de praktijk vindt overleg plaats met alle betrokken partijen, waaronder de Raad voor de rechtspraak. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie Çörüz, ingediend op 25 januari 2011, waarin de regering wordt verzocht om in gesprek te treden met de Raad voor de rechtspraak, opdat in het vervolg de verschijningsplicht daadwerkelijk ten uitvoer wordt gebracht (motie Çörüz c.s. inzake «verschijningsplicht» 32 606, nr. 1). De uitvoering van de verschijningsplicht wordt komend jaar gemonitord en geëvalueerd. Aandachtspunten in dat kader zijn onder meer het feit dat de verschijningsplicht extra inzet vergt van de politie, de Raad voor de kinderbescherming, het Openbaar Ministerie en de Rechterlijke Macht en extra beslag legt op financiële middelen. Op basis van dit evaluatieonderzoek zal ik de Tweede Kamer nader informeren over de uitvoering van de verschijningsplicht.

2) Motie-Marcouch c.s. inzake «TBO» (32 500 VI, nr. 63)

Dictum:

verzoekt de regering, een «terbeschikkingstelling aan het onderwijs»-maatregel (tbo-maatregel) te ontwikkelen, die jongeren met een vrijheidsstraf kan dwingen een opleiding te volgen, waarbij het succesvol afronden van die opleiding mede bepalend kan zijn voor de duur van de maatregel.

Reactie:

Onderwijs vergroot de kans op deelname in de Nederlandse samenleving. Daarom is onderwijs juist voor jongeren die dreigen af te glijden, onmisbaar. Zij moeten bij de les worden gehouden en een startkwalificatie halen, zodat zij goed op de arbeidsmarkt kunnen landen. De motie-Marcouch c.s. over de tbo-maatregel verplicht jongeren met een vrijheidsstraf een opleiding te volgen, waarbij het succesvol afronden van die opleiding mede bepalend kan zijn voor de duur van de maatregel.

Jongeren zijn leerplichtig, daarnaast geldt de kwalificatieplicht. Daarmee bestaan mogelijkheden om jongeren binnen het kader van drang of dwang te verplichten onderwijs te volgen. Jongeren met een vrijheidsstraf bijvoorbeeld, volgen verplicht onderwijs. Met hen worden afspraken gemaakt over vervolgonderwijs na detentie. Een tbo-maatregel kan een aanvulling zijn op het huidige drang- en dwangarsenaal. Samen met het ministerie van OCW bezien wij momenteel hoe we daaraan invulling kunnen geven. De uitvoering van de motie over de tbo-maatregel zal nadrukkelijk worden meegenomen bij de invulling van de strafdienstplicht en ook bij de invulling van het wetsvoorstel inzake de voorwaardelijke veroordeling. Naar verwachting zal de Tweede Kamer nog voor de zomer van 2011 hierover nader worden geïnformeerd.

3) Motie-van der Steur c.s. inzake «herijking beslagrecht» (32 500 VI, nr. 22)

Dictum:

verzoekt de regering om kort na de ontvangst van de aanbevelingen van de werkgroep een standpunt aan de Kamer kenbaar te maken en daarbij in ieder geval te betrekken een eventuele substantiëringsplicht, de toetsing van het verzoekschrift door de voorzieningenrechter, een eenvoudige manier voor de beslagene om na het beslag gehoord te worden en hoor en wederhoor in het algemeen.

Reactie:

Conform toezegging zullen wij een definitief oordeel geven over eventueel noodzakelijke wijzigingen in het beslagrecht nadat we de in de motie genoemde aanbevelingen hebben ontvangen van de door het Landelijk Overleg Voorzitters van de Civiele Sectoren ingestelde werkgroep. Deze werkgroep streeft ernaar om voor de zomer met aanbevelingen te komen.

4) Motie-Hennis-Plasschaert c.s. inzake «regionalisering van de brandweer» (32 500 VI, nr. 23)

Dictum:

verzoekt de regering over te gaan tot regionalisering van de brandweer binnen de wet Veiligheidsregio’s.

Reactie:

Tijdens het AO Brandweer- en rampenbestrijding van 9 december 2010 is door de Minister toegezegd dat voor de zomer van 2011 een wijzigingsvoorstel van de Wet veiligheidsregio’s aan de Tweede Kamer zal worden verzonden. Het wijzigingsvoorstel resulteert in een verplichting voor gemeenten om alle brandweergerelateerde taken bij gemeenschappelijke regeling over te dragen aan het bestuur van de veiligheidsregio, dus de mogelijkheid om een gemeentelijke brandweer naast de regionale brandweer te laten bestaan, vervalt hiermee. Het bestuur van de veiligheidsregio’s dient vervolgens zorg te dragen voor één regionale brandweerorganisatie.

Het is hierbij het streven om de wetswijziging van de Wet veiligheidsregio’s gelijk te laten lopen met de wetswijziging die nodig is voor de instelling van de Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid.

In januari en februari van 2011 zijn de belanghebbende partners geconsulteerd over het wetsvoorstel tot regionalisering van de brandweer en vervolgens is het streven om het voorstel in de periode april-juni 2011 voor advies aan de Raad van State voor te leggen om het uiteindelijke wetsvoorstel vóór het zomerreces van 2011 aan de Tweede Kamer aan te bieden. Alle partijen in het veld hebben inmiddels een brief ontvangen waarin bovenstaande wordt toegelicht. Met deze informatie gaan wij ervan uit het VKC-verzoek d.d. 18 februari (kenmerk 29517-46/2011D08788) inzake nadere informatie over (verplichte) regionalisering van de brandweer voldoende te hebben geadresseerd.

5) Motie-Çörüz c.s. over een veteranenbeleid voor uitgezonden politieambtenaren (32 500 VI, nr. 30)

Dictum

verzoekt de regering in gesprek te gaan met het veld om de behoefte te peilen aan de ontwikkeling van een veteranenbeleid voor uitgezonden politieambtenaren, waarbij aangesloten wordt bij het veteranenbeleid van Defensie.

Reactie:

De Minister zal in gesprek gaan met het politieveld, dat wil zeggen het Korpsbeheerdersberaad, de Raad van Korpschefs en de vakorganisaties om te onderzoeken of er behoefte bestaat aan een veteranenbeleid voor uitgezonden politieambtenaren. Tevens zal worden gesproken met de Minister van Defensie, over het aan zijn ministerie gelieerde Veteraneninstituut om te ondervinden hoe de veteranenzorg voor militairen is geregeld en op welke wijze de politie daarbij kan aansluiten. Rond de zomer van 2011 zal de Tweede Kamer nader worden gerapporteerd over de voortgang hiervan.

6) Motie-Helder c.s. over een herdenkings- en bezinningsplaats ter ere van de slachtoffers van zinloos geweld (32 500 VI, nr. 32)

Dictum:

verzoekt de regering een bedrag van € 38 000,– ter beschikking te stellen om de realisatie van het monument financieel mogelijk te maken.

Reactie:

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft tijdens de tweede termijn van de begrotingshandeling aangekondigd, bereid te zijn een subsidie van € 38 000,– ter beschikking te stellen aan de stichting Muur Tegen Geweld. Na ontvangst van het subsidieverzoek van de stichting is per brief op 2 december 2010 aan de stichting de gevraagde subsidie toegekend. Wij gaan ervan uit uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

7) Motie-Elissen c.s. over erkenning van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers als officiële gesprekspartner (32 500 VI, nr. 34)

Dictum:

verzoekt de regering om de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers te erkennen als officiële gesprekspartner.

Reactie:

Met de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers heeft inmiddels op 4 januari 2011 ambtelijk een gesprek plaatsgevonden. Op 15 februari 2011 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden tussen de Minister van Veiligheid en Justitie en de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers over brandweergerelateerde onderwerpen die onze verantwoordelijkheid aangaan zoals het kwaliteitsbesluit wet veiligheidsregio. In dit gesprek heeft de Minister onder andere aangegeven belang te hechten aan de inbreng van de Vakvereniging. Op ambtelijk niveau vindt regulier vervolgoverleg plaats met de brandweervakorganisaties, waar de vakvereniging Brandweer Vrijwilligers ook onderdeel van uit maakt.

8) Motie-Brinkman c.s. over uniformiteit van competenties, taken, bevoegdheden en zichtbaarheid van de bestuurlijke toezichthouders (32 500 VI, nr. 35)

Dictum:

verzoekt de regering deze versnippering van de handhaving in het publieke domein tegen te gaan en te komen tot meer uniformiteit in competenties, taken en bevoegdheden evenals kleding en dus zichtbaarheid van bestuurlijke toezichthouders in de Nederlandse gemeenten.

Reactie

Wij zijn in overleg met VNG, OM en Politie over uitvoering van de motie-Brinkman c.s. over uniformiteit van competenties, taken, bevoegdheden en zichtbaarheid van de bestuurlijke toezichthouders. Uw Kamer wordt over nadere uitvoering uiterlijk medio maart 2011 geïnformeerd.

9) Motie-Dibi c.s. over een landelijke wapeninleveractie (32 500 VI, nr. 37)

Dictum:

verzoekt de regering om op korte termijn een landelijke wapeninleveractie te organiseren.

Reactie:

Er wordt een landelijke inleveractie gehouden die is gekoppeld aan de invoering van de aanscherping van het messenverbod stiletto’s, vlinder en valmessen, dat bij wetsvoorstel op 16 februari 2011 in uw Kamer is behandeld. De landelijke inleveractie zal niet eerder plaatsvinden dan wanneer het wetsvoorstel in werking treedt.

Met de driehoek Amsterdam wordt verder bezien of op korte termijn een pilot «inleveractie vuurwapens» kan worden gestart. Op basis van de evaluatie van die actie zal onder meer worden bezien hoe verder gevolg kan worden gegeven aan het inleveren van vuurwapens.

Naast de inleveracties blijven wij inzetten op een meer structurele aanpak van het wapenprobleem. Het gaat hierbij om maatregelen als de aanpak van illegale vuurwapens Romeo delta (onder andere vuurwapenexpertise en registratie binnen elke regio), het laten onderzoeken en registreren van aangetroffen illegale wapens; advies en ondersteuning door vuurwapenexperts bij huiszoekingen, verhoren en terechtzittingen en in 2011 een volledig project «opsporing vuurwapens op internet». Deze acties zijn opgenomen in het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit.

10) Gewijzigde motie-Rouvoet c.s. over beschikbare financiën voor reintegratietrajecten van ex-gedetineerden (32 500 VI, nr. 72)

Dictum:

verzoekt de regering in dit overleg nadrukkelijk de vraag te betrekken in hoeverre de beschikbare financiën toereikend zijn, in het bijzonder in het licht van de ontwikkeling van het aantal justitiële plaatsingen, en de Kamer vóór de Voorjaarsnota over de uitkomsten van dit overleg te informeren.

Reactie:

Zoals uw Kamer per brief d.d. 13 december 2010 is bericht, is voor 2011 het bedrag van 750 000 euro gereserveerd voor de 24-uurs nazorg instellingen. Dit betekent dat als de instellingen in 2011 een groter aantal justitiële dagen realiseren, dit bedrag op basis van de daadwerkelijk gerealiseerde dagen wordt toegekend, mits er aan de criteria van het nieuwe beleidskader wordt voldaan.

Mede gelet op de onderbezetting van de DEMO organisaties in de afgelopen jaren worden overigens geen wachtlijsten verwacht in 2011.

Uiteraard zullen wij overleg met de DEMO instellingen blijven voeren en vinger aan de pols houden via de halfjaar rapportages, zodat desgewenst kan worden ingegrepen in het geval er wachtlijsten dreigen te ontstaan.

11) Motie-Van der Staaij c.s. over een gerichte verhoging van de tarieven voor verkeersboetes (32 500 VI, nr. 41)

Dictum:

verzoekt de regering om binnen het beschikbare budget niet te kiezen voor een algehele procentuele verhoging voor alle verkeersboetes, maar voor gerichte verhogingen voor in het bijzonder grote verkeersovertredingen, waaronder snelheidsovertredingen in woonwijken, hufterigheid in het verkeer en voor recidive.

Reactie:

Zoals u in de brief aan de Tweede Kamer d.d. 14 december (TK vergaderjaar 2010–2011, 29 398, 32 500 VI, nr. 259) heeft kunnen lezen, heeft het Openbaar Ministerie opdracht gekregen om in het voorjaar van 2011 een voorstel te doen voor aanpassingen aan het huidige tarievenstelsel, zodat dit na de geplande tariefsverhoging van 1 januari 2012 meer dan nu uitdrukking geeft aan het maatschappelijk ongewenste karakter van bepaalde gedragingen. De boetes voor deze overtredingen worden daartoe meer verhoogd dan de boetes voor overige overtredingen, waardoor asociaal en gevaarlijk weggedrag in de toekomst nog zwaarder bestraft wordt dan thans het geval is. Het uitgangspunt bij deze wijzigingen is dat de tariefsverhoging van 1 januari 2012 blijft passen binnen het financiële kader zoals dat thans in de begroting is opgenomen. Uw Kamer zal medio 2011 nader worden geïnformeerd.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven