Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2011
In het debat op 3 februari 2011 (Handelingen II 2010/11, nr. 48, item 5, blz. 53–82) over de executie van mevrouw Sahra Baahrami
heb ik toegezegd uw Kamer een brief te zullen sturen over de gevolgen van deze zaak voor het toekomstige beleid op consulair
gebied. Ik voldoe bij dezen aan die toezegging. Voor achtergrond en feiten verwijs ik naar de brief met kamerstuk 32 500 V, nr. 133 d.d. 3 februari jl.
Het consulaire beleid, dat de afgelopen jaren in nauw overleg met uw Kamer tot stand is gekomen, vormt het brede kader voor
de bijstand aan Nederlanders in het buitenland. De omstandigheden van een individuele zaak zijn echter vaak zo specifiek,
dat veelal maatwerk nodig is. Juist omdat vrijwel geen enkele zaak standaard is, is de belangrijkste les die ik trek dat we
onze opties en ons instrumentarium moeten verbreden.
In de eerste plaats geldt dat het verruimen van de mogelijkheden voor het verlenen van steun aan Nederlanders die een reële
kans lopen om ter dood veroordeeld te worden. Op 11 april jl. heb ik besloten om gedetineerden die een reële kans lopen veroordeeld
te worden tot de doodstraf, in aanmerking te laten komen voor rechtsbijstand met Nederlandse steun. Dit betekent dat in landen
waar de doodstraf nog bestaat en wordt uitgevoerd, zo snel als mogelijk is na de arrestatie van een Nederlander geprobeerd
zal worden om vast te stellen of er een reëel risico is dat betrokkene ter dood wordt veroordeeld. Aangezien het niet waarschijnlijk
is dat de Nederlandse overheid toegang zal krijgen tot straf- en onderzoekdossiers in derde landen, zal een dergelijke vaststelling
veelal alleen kunnen geschieden op basis van informatie van betrokkene, diens advocaat, eventueel een vertrouwensadvocaat
van de ambassade en mogelijke andere bronnen (zie Kamerstuk 32 500 V, nr. 165). Dit beleid wordt momenteel uitgevoerd.
Ten tweede heb ik inmiddels maatregelen genomen om het consulaire en het politieke spoor binnen het ministerie beter met elkaar
te verbinden. Zo zullen in politieke contacten de consulaire belangen waar nodig stelselmatig worden meegenomen. Andersom
zal in het consulaire palet van maatregelen waar dat nuttig is de politieke dimensie structureel worden betrokken.
Met deze maatregelen wil ik bereiken dat we in toekomstige consulaire zaken in staat zijn om de risico’s beter en sneller
te identificeren om deze vervolgens op passende wijze af te dekken.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal