32 500 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2011

Nr. 44 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 juni 2011

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties1 heeft op 26 mei 2011 vervolgoverleg gevoerd met minister Donner van Koninkrijksrelaties over:

  • de brief van de minister d.d. 9 februari 2011 inzake het Kennismakingsbezoek Koninkrijksrelaties (32 500 IV, nr. 30);

  • de brief van de minister d.d. 13 mei 2011 met het verslag van het bezoek van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Immigratie en Asiel aan Sint-Maarten, Aruba en Curaçao van 2 tot 8 april 2011 (32 500 IV, nr. 39 );

  • de brief van de minister d.d. 26 april 2011 inzake de begroting van Sint-Maarten (32 500 IV, nr. 36).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

Van der Burg

De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties,

De Gier

Voorzitter: Van der Burg

Griffier: De Gier

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Bochove, Bosman, Van der Burg, Van Dam, Van Gent, Hachchi en Lucassen,

en minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open de tweede termijn van dit AO. Ik heet de minister en zijn medewerkers, de Kamerleden en overige belangstellenden van harte welkom.

De heer Bosman (VVD): Voorzitter. Ik mis een aantal antwoorden op mijn vragen. In het licht van wat er de afgelopen week in de krant heeft gestaan over Curaçao, over de directeur van de Centrale Bank en de minister-president, vraag ik de minister wanneer wij de halfjaarrapportage van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft) kunnen verwachten en wanneer wij de kwartaalrapportage tegemoet kunnen zien van de plannen van aanpak van Curaçao.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Het is goed dat de minister in zijn eerste termijn een toelichting heeft gegeven op zijn rol en die van de vakministers ten aanzien van de BES-eilanden. De minister erkent dat de aandacht tekort kan schieten en dat het belangrijk is dat vakministers hun rol ten aanzien van de BES-eilanden serieus nemen. Dat geldt ook voor de samenwerking die ik zoek met mijn collega-woordvoerders op de terreinen van onderwijs, financiën en zorg. De minister verwoordde duidelijk dat we moeten beseffen dat Nederland ook een Caribisch land is geworden.

Wat betreft de visie op het koninkrijk deel ik de mening van de minister dat we realistisch moeten zijn. Elk land binnen het koninkrijk heeft een eigen tempo. Eergisteren is ons in Den Haag de visie van Aruba overhandigd. Nederland is er nog mee bezig en Curaçao en Sint-Maarten zijn nog niet zo ver. Een geïntegreerde visie, gedragen door alle landen uit het koninkrijk, is nodig om tot samenwerking te komen voor het bouwen aan een koninkrijk met welvaart en welzijn voor de bevolking van alle delen. Mijn fractie zal de visie van Nederland en de uitkomst van de Koninkrijksconferentie afwachten. Ik vraag de minister of hij bereid is op deze conferentie de wens uit te speken om tot een geïntegreerde visie te komen.

Goed bestuur is van belang voor alle delen van het koninkrijk. Voor een goed bestuur en een sterk maatschappelijk middenveld en voor zelfredzaamheid is een goed opgeleide bevolking nodig. Veel studenten die van de eilanden afkomstig zijn, blijven na hun studie in Nederland wonen terwijl hun kennis, talenten en ervaring juist op de eilanden nodig zijn. Ziet de minister mogelijkheden om er middels prikkels voor te zorgen dat goedopgeleide eilanders terugkeren? Ik denk bijvoorbeeld aan regelingen omtrent studieschuld. Op Bonaire is een stichting actief die meer ideeën heeft. In hoeverre kan de rijksvertegenwoordiging voor Caribisch Nederland hier gebruik van maken?

We hebben het in de eerste termijn over de Isla-raffinaderij gehad. De regering op Curaçao is aan zet, dat is duidelijk, maar een proactieve houding van Nederland is mogelijk. Ik roep de minister op zich niet te verschuilen achter het Statuut of achter juridische taal. De minister kan aangeven dat de deur van Nederland openstaat als het Curaçaose bestuur behoefte heeft aan hulp en ondersteuning. Graag een reactie van de minister daarop.

De heer Van Dam (PvdA):Voorzitter. Wat dat laatste betreft sluit ik mij bij mevrouw Hachchi aan. We hebben het al gehad over de rol van Shell daarin en gezegd dat het terecht zou zijn dat Curaçao op onze hulp kan rekenen. Maar er is ook een andere kant aan het verhaal: de actuele situatie van het handhaven van de milieuwetten en het beschermen van de burgers van Curaçao. Daarvoor heeft de regering van Curaçao de verantwoordelijkheid. De minister heeft gelijk dat dat primair een aangelegenheid is van Curaçao zelf, maar het gaat wel om burgers van ons koninkrijk. Die hebben recht op bescherming van hun gezondheid. Als de regering van Curaçao dat nalaat, is het aan de rijksministerraad om zich daarmee te bemoeien. Ik vraag de minister hoeveel geduld hij daarin heeft.

De minister heeft op mijn vragen inzake de Rijkswet Personenverkeer (RPV) aangegeven dat hij vasthoudt aan de voorstellen die er al lagen. Hij heeft weliswaar het wetsvoorstel ingetrokken, maar er vervolgens inhoudelijk geen millimeter afstand van genomen. Dat wordt dus een nieuw conflict met de eilanden. We weten dat dit kabinet, zo lang het vasthoudt aan het verschillend behandelen van Nederlanders, afstevent op een conflict. Daar moeten we zo snel mogelijk duidelijkheid over krijgen. Wanneer kunnen we van het kabinet een voorstel verwachten? Is de minister bereid om voor de behandeling van de begroting van Koninkrijksrelaties op papier te zetten wat precies de inhoud zou moeten zijn van die nieuwe regeling voor personenverkeer? Wat zijn de wensen van Nederland? We weten wat er in het regeerakkoord staat, maar ik wil graag dat de minister het expliciet maakt, met name het meeste gevoelige punt, dat van de terugkeerbepalingen.

Tot slot vroeg ik in de eerste termijn naar de beoordeling van de minister van de politieke ontwikkelingen. Daar zijn er nog een paar bijgekomen. De directeur van de Centrale Bank en de minister-president rollen over straat en maken elkaar uit voor rotte vis. Dat is toch een fatsoenlijk land onwaardig? Dit land is onderdeel van het koninkrijk en je mag toch verwachten dat men fatsoenlijk met elkaar omgaat? Ook viel mij de manier op waarop de minister-president praat over de directeur van de Centrale Bank: als zijn ondergeschikte. Ik neem aan dat wij overal in het koninkrijk uitgaan van het belang van de onafhankelijkheid van bepaalde instituties zoals de Centrale Bank van Curaçao. Dat de directeur van de Centrale Bank wordt aangemerkt als ondergeschikte past eigenlijk wel bij de manier waarop het kabinet-Schotte omgaat met overheidsbedrijven en benoeming en ontslag van personeel. Ik vraag de minister om daar een wat scherper oordeel over te geven. Dat is wel gepast, gezien de ontwikkelingen.

De heer Lucassen (PVV): Voorzitter. Ik ben in de eerste termijn verkeerd begrepen op het punt van de vulling van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN). Er werd gesteld dat het vullen van die posten en het zo veel mogelijk aantrekken van ambtenaren geen doel op zich is. Ik ben dat met de minister eens, maar het ging mij erom dat de vulling stopt bij ongeveer 60%. Ik vraag de minister of de RCN nu voldoende is toegerust op haar taken. Zo ja, dan kunnen we de vulling stoppen en het op 60% laten. Zo nee, dan moet bekend worden wanneer die vulling gereed zal zijn en hoeveel last we daarvan hebben.

De opmerking van de heer Heyliger ontaarde in een vrij felle discussie met een collega-Kamerlid. De minister heeft duidelijk gesteld dat hij daar niet van gediend was en dat de relaties binnen het koninkrijk heel belangrijk voor hem zijn. Dat is terecht, want dat ligt besloten in zijn functie. Ik vraag hem of de heer Heyliger al over de knie is gelegd en zo ja, hoe dat is gebeurd.

De heer Van Dam (PvdA): De passages in het regeerakkoord over het personenverkeer zullen daar mede op instigatie van de PVV ingekomen zijn. Wanneer zou er volgens de PVV een regeling moeten zijn voor het terugsturen van Antilliaanse jongeren of jongeren die hier geboren zijn en waarvan een van de ouders Antilliaans is, als ze veroordeeld worden voor een misdrijf?

De heer Lucassen (PVV): We hebben daar geen datum of quotum voor vastgesteld. Ik weet zeker dat de regering daarin verantwoordelijkheid neemt en dat die regeling er komt.

De heer Van Dam (PvdA): Is het voor de PVV een probleem als deze regering daar vier jaar over doet?

De heer Lucassen (PVV): Natuurlijk gaat dat geen vier jaar duren. Wij willen op een gegeven moment resultaten zien, maar wij hebben er vooralsnog alle vertrouwen in dat dit door de ministers Donner en Leers binnen afzienbare tijd opgepakt zal worden.

De heer Van Dam (PvdA): Binnen afzienbare tijd, maar vier jaar is te lang. Waar moeten we het op aftimmeren?

De heer Lucassen (PVV): Ik herhaal dat we daar geen einddatum voor afgesproken hebben, maar dat ik alle vertrouwen heb dat het voortvarend opgepakt zal worden door beide ministers.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Wat elkaar lief heeft, maakt ook ruzie. Het valt mij op dat inzake de Antillen en de BES-eilanden vaak grote woorden gebruikt worden. Laten we ons verstand gebruiken en op een nuchtere, zakelijke manier met elkaar omgaan om de vele problemen binnen ons koninkrijk op een goede manier op te lossen.

Over de BES-eilanden bereiken mij berichten dat het moeilijk is om het homohuwelijk binnen twee jaar in te voeren. Ik neem aan dat we voldoen aan de afspraken die bij de wetgeving gemaakt zijn over homohuwelijk, euthanasie en abortus. Dat zijn aangenomen amendementen dus dat lijkt mij volstrekt logisch. Graag ontvang ik een bevestiging van de minister dat tijdrekken niet aan de orde is.

Ik heb vragen over de luchtvaart gesteld. Mag ik ervan uitgaan dat zo spoedig mogelijk voldaan wordt aan de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid betreffende de luchtvaart op de BES-eilanden?

Dat gedoe met de heren Schotte en Tromp is niet zo fraai en daar moet zo snel mogelijk helderheid over komen.

Dan iets over de Isla-raffinaderij. Ik vind het van groot belang om daarvoor toekomstplannen te maken, zeker als het gaat om de werkgelegenheid op Curaçao, maar de toekomst is nu al aan de gang. Ik ga ervan uit dat de milieunormen worden gehandhaafd, dat scholen niet sluiten, dat stranden niet vies worden, dat mensen gewoon kunnen ademhalen en dat daar niet mee gesjoemeld wordt. Graag een bevestiging van de minister.

Met het wetsvoorstel voor de Antilliaanse probleemjongeren mag wat GroenLinks betreft rustig aan gedaan worden. Wij vinden het een nepoplossing. Los die problemen van die jongeren op, want ze behoren tot ons koninkrijk. Uitzetten is een open zenuw en wij hebben er geen behoefte aan daar zout in te wrijven.

De heer Lucassen (PVV): Mevrouw Van Gent zegt dat we ons niet moeten laten ophitsen door het taalgebruik. Maar in het vorige AO was mevrouw Van Gent zelf erg ontstemd over de opmerkingen van een collega-Kamerlid over de heer Heyliger. Wat is het verschil?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat verschil is er niet. Over en weer moeten we ermee ophouden. Ik vind het onverstandig om een wedstrijdje «harde uitspraken doen» te houden. Dat is een heilloze weg.

De heer Lucassen (PVV): Ik ben het ermee eens dat we het ene scheldwoord niet met het andere moeten beantwoorden. Waarom moet de heer Heyliger dan niet op zijn uitspraken aangesproken worden? Moeten we dat laten gaan omdat die mensen daar niet beter weten?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Als de heer Heyliger dingen zegt die het proces niet ten goede komen, zeg ik bij dezen tegen hem en mijn collega-Kamerleden: stop ermee.

De heer Lucassen (PVV): Laten wij de minister vragen om die boodschap luid en duidelijk over te brengen aan de heer Heyliger.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Die boodschap is inmiddels wel overgekomen.

De heer Van Bochove (CDA): Voorzitter. De minister heeft in de eerste termijn op nagenoeg al mijn punten geantwoord.

Wat er nog ligt is de invoering van de algemene zorgverzekering. Daarover schrijft de minister in zijn brief: «Ik heb mijn bevindingen inmiddels onder de aandacht van de minister van VWS gebracht». Hoe gaat dit verder?

De minister schrijft bovendien over een uitvoeringstoets bij alle nieuwe wetgeving als onderdeel van het voorbereidingstraject, standaard uit te voeren door alle departementen. Daarmee suggereert hij de totstandkoming van een dergelijke toets, maar in zijn brief trekt hij geen conclusies. Ik vraag zijn toezegging dat die uitvoeringstoets er komt.

De actuele situatie van de Isla-raffinaderij vraagt dringend om een oplossing. Ik weet wel dat de primaire verantwoordelijkheid bij anderen ligt, maar ik vind dat wij voortdurend duidelijk moeten maken dat onze deskundigheid en mogelijkheden om steun te verlenen benut moeten worden. Dat is in het verleden door de voorganger van deze minister ook gedaan en dat heeft tijdelijk gewerkt. De minister moet de regering van Curaçao erop wijzen dat die bereidheid van onze kant er wel degelijk is. Het heeft ook een historische kant, want het beroemde Asfaltmeer op Curaçao vraagt ook om een oplossing. Ook daar zijn anderen primair verantwoordelijk en moet het initiatief van de regering van Curaçao uitgaan, maar ik doe hierbij een beroep op de minister en de Nederlandse regering om met de regering van Curaçao en anderen na te denken over een oplossing, mede in het licht van de historische ontwikkelingen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Zoals altijd heeft de heer Van Bochove goede opmerkingen over de Isla-raffinaderij. Ik wil hem mijn idee voorleggen om ons aanbod van deskundige hulp niet flegmatiek, maar wat dringender aan te bieden. Bedoelt de heer Van Bochove dat ook te zeggen?

De heer Van Bochove (CDA): Wat ik bedoel te zeggen is dat de minister natuurlijk rekening moet houden met de eigen verantwoordelijkheid van de regering van Curaçao. Dringend aanbieden komt zo dwingend over, maar ik vind dat de minister de regering van Curaçao wel duidelijk moet maken dat het aanbod uit het verleden nog steeds staat. De actuele situatie vraagt erom daar gebruik van te maken.

Minister Donner: Voorzitter. Ik heb begrepen dat de halfjaarrapportage van het Cft uiterlijk over twee weken af zal zijn. Ik moet even nagaan hoe de procedure verder is.

Dan de vraag om de rapportage van de voortgangscommissie. Die commissie is pas onlangs geïnstalleerd en is nog niet toe aan een kwartaalrapportage.

Ik deel de opmerkingen over de noodzaak van aandacht voor de BES-eilanden gezien de situatie. Het zou vruchtbaar zijn als zowel minister Leers als ik ervoor zorgen dat de vragen onder de aandacht komen van de collega's. Mijnerzijds zal ik erop toezien dat er aandacht aan besteed wordt. Voor de eilanden is de minister van BZK de coördinerend bewindsman.

Wat betreft de visie op het koninkrijk ben ik het ermee eens dat het wenselijk is om te komen tot een geïntegreerde visie. Blijft dat we te maken hebben met autonome landen binnen het koninkrijk. Het zal op de Koninkrijksconferentie aan de orde moeten komen en ik zal in de voorbereidingen bezien hoe dat kan. Tegelijkertijd is onderdeel van mijn visie dat we vooral kijken op welke wijze wij met die landen die daar zelf ook toe bereid zijn, verder komen in plaats van wachten tot we het met alle landen eens zijn. In die zin is een geïntegreerde visie ondergeschikt aan het hebben van een visie en het uitvoeren daarvan.

Mevrouw Hachchi (D66): De minister geeft aan dat hij een geïntegreerde visie nastreeft, maar tegelijkertijd dat de realiteit een andere kan zijn en dat we misschien met de landen die al verder zijn alvast kunnen samenwerken. Gaat de minister de wenselijkheid van de geïntegreerde visie ook uitspreken tijdens de Koninkrijksconferentie? Het gaat mij om het signaal richting de eilanden die nog niet zo ver zijn, dat we met alle landen tot een geïntegreerde visie willen komen. Dat is belangrijk gezien de verwachting van sommige eilanden dat Nederland zou bepalen wat die visie zou worden. Vandaar dat ik er expliciet om vraag.

Minister Donner: Die wenselijkheid heb ik al tot uitdrukking gebracht op mijn laatste reis. Ik heb met zo veel mogelijk groepen, personen en politieke partijen die niet in de regering zitten, gesproken over die visie. Ik heb gezegd dat de visie van Nederland nu wordt voorbereid, maar dat het wenselijk is om uiteindelijk tot een gezamenlijke kijk op het koninkrijk te komen. Uiteindelijk is het in de praktijk brengen van de visie belangrijker dan het hebben.

Dan de mogelijkheden om te bevorderen dat eilandkinderen die hier studeren, teruggaan na hun studie en de vraag of de RCN gebruik kan maken van de stichting op Bonaire die zich daarvoor inzet. Die stichting is mij bekend. Die heeft een regeling om mensen te laten terugkeren naar hun oorspronkelijke eiland onder de voorwaarde dat eventueel een deel van de studieschuld wordt overgenomen. De RCN staat op diverse beurzen in Nederland om mensen aan te moedigen terug te keren naar de eilanden. Dat is een punt van aandacht.

De rol van Shell in de Isla-raffinaderij is aan de orde gesteld. Het is niet bevorderlijk om iedere keer op die wijze op het verleden terug te komen, want dat zal remmend werken. Ik ben het ermee eens dat de burgers op Curaçao recht hebben op handhaving van de wetgeving, maar daarop kunnen ze aanspraak maken bij de Curaçaose regering. Als ik constateer dat de wetgeving op Curaçao niet gehandhaafd wordt, is dat geen reden voor de koninkrijksregering om zelf te gaan handhaven. Ook op Curaçao is daar een rechterlijke macht voor en zijn er procedures waar een beroep op gedaan kan worden en mogelijkheden van een dwangsom als de wet niet wordt gehandhaafd. Dit is geen reden voor andere landen van het koninkrijk om in te grijpen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Als we straks praten over die waarborgfunctie ben ik benieuwd of dit soort kwesties ook aan de orde komt.

Minister Donner: Dat gebeurt. Het is niet zo dat de waarborgfunctie inhoudt dat, als de wet op Curaçao niet gehandhaafd wordt door de Curaçaose autoriteiten, het daarmee een kwestie van het koninkrijk zou zijn. Dan zou ook een heleboel Nederlandse wetgeving onderwerp van koninkrijkszorg zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Maar we zitten toch niet te werken aan een soort dode letter waar iedereen al overheen gegaan is als het over die brieven over de waarborgfunctie gaat? Daar heb ik geen behoefte aan.

Minister Donner: Daarin zal niet te lezen zijn dat als de wetgeving op Curaçao niet gehandhaafd wordt het daarmee een kwestie van de koninkrijksregering is. Die uitleg van het Statuut en van het begrip autonomie kan ik er niet in lezen.

De heer Van Dam (PvdA): Over de kwestie met Shell ligt er een aangenomen Kamermotie en ik neem aan dat de minister niet weigert om die uit te voeren. Zo ja, dan moet hij dat op papier zetten, zodat we er verder over kunnen praten.

Betreffende de handhavingskwestie vind ik dat we binnen het koninkrijk een waardegemeenschap zijn, waarin we gemeenschappelijk onze burgers tegen gezondheidsschade door bedrijven beschermen. Het gaat niet om het handhaven van een wet, maar om handhaving die, als die niet plaatsvindt, de gezondheid van burgers van ons koninkrijk ernstige schade toebrengt. Mogelijk zelfs dusdanige schade dat hun leven daardoor in gevaar komt. Binnen de Europese Unie (EU) zijn we ook een waardegemeenschap waarbij we elkaar soms aanspreken als een van de landen het niet zo nauw neemt met die waarde. Het verband van het koninkrijk is toch niet minder hecht? Natuurlijk spreken we elkaar aan op dit soort situaties.

Minister Donner: De heer Van Dam stelt dat de wet niet gehandhaafd wordt en dat het daarmee een kwestie is die hier de aandacht moet hebben. Dat bestrijd ik. Hij is nu een veel uitgebreidere situatieschets aan het maken over de gezondheid die structureel in het geding is. Dat zijn situaties die aan de orde kunnen komen. Het Statuut berust op het gegeven dat ieder autonoom land een democratie is. Dat wordt uitdrukkelijk in de waarborgfunctie gewaarborgd. Er zijn democratische processen om daar een remedie voor te bieden. De waarborgfunctie is niet een instrument om dwars door alle zaken heen te gaan, die we met de staatsregeling geregeld hebben in de afzonderlijke landen, als de Kamer van menig is dat er iets gedaan moet worden.

De heer Van Dam (PvdA): Het gaat er niet om dat er een keer een wet niet gehandhaafd wordt. Wat doet de minister als structureel niet wordt opgetreden tegen de milieuverontreiniging door de raffinaderij, met als direct gevolg dat de gezondheid van burgers in het koninkrijk ernstige schade wordt toegebracht? Als de minister zegt dat hij zich er niet mee bemoeit omdat het een ander land is, waarom zitten we dan samen in een koninkrijk?

Minister Donner: Binnen dat koninkrijk worden de verhoudingen geregeld door het Statuut en niet door de beelden die de heer Van Dam schetst over de handhaving en de problematiek. De bevolking op Curaçao wordt vertegenwoordigd door de Staten op Curaçao en niet door de Kamer hier. Voor het overige kunnen we de discussie beter voeren aan de hand van de notitie die de Kamer zal krijgen over de waarborgfunctie.

Dat laat onverlet dat de Isla-raffinaderij onderwerp is van mijn gesprekken met de minister-president van Curaçao, ook in de toekomst. Het is allerminst zo dat ik niet die zorg en aandacht zou hebben, reden waarom we in de nadere overeenkomst met betrekking tot de gelden van het Sociaal Economisch Initiatief (SEI) daar ook stringentere afspraken over hebben gemaakt.

Ook bij de RPV is er sprake van een misverstand, want mijn woorden zijn uitgelegd als zou ik een wet hebben ingetrokken. Het was een notitie waarover de eerstverantwoordelijke, minister Leers, heeft aangegeven dat die van tafel is. Dat laat onverlet dat de inzet van het kabinet is om op basis van gelijkwaardigheid, zoals het ook in het regeerakkoord is afgesproken, te komen tot het regelen van het personenverkeer binnen het koninkrijk. Als je de discussie voert op basis van de nieuwe realiteit dat ieder van de landen van het koninkrijk nu een land is dat in de Cariben ligt en er een direct belang bij heeft het verkeer tussen de eilanden te regelen op basis van gelijkwaardigheid, dan is er wel een basis. Daar is in de brief aan de Kamer verslag van gedaan. Daarin is door minister Leers aangegeven dat hij het vraagstuk rond eind juni opnieuw aan de orde zal stellen bij de verantwoordelijke ministers. Het beeld dat er nu niets gedaan wordt, is dus niet juist.

Over de huidige situatie met betrekking tot de publieke woordenwisseling tussen de minister-president en de directeur van de Centrale Bank heeft de Kamer een debat aangevraagd. Het lijkt me niet juist om daar nu op in te gaan. Ik moet mij nog oriënteren op de feiten.

De heer Van Dam (PvdA): Het staat leden van deze Kamer vrij een debat aan te vragen, net zoals het andere leden vrijstaat om deze vragen hier neer te leggen en een antwoord van de minister daarop te verwachten.

Minister Donner: Ik praat met de Kamer en niet met de afzonderlijke leden.

De voorzitter: De minister heeft aangegeven dat hij nog niet de gelegenheid heeft gehad om de feiten te checken. Kan de minister de heer Van Dam een beetje tegemoet komen door te vertellen wat hij al weet? Anders moet hij er later op terugkomen.

Minister Donner: Het is uitermate ongewenst dat de bank en de regering op deze wijze een discussie voeren. Om die reden is er alle belang bij dat, als er hier al over gesproken wordt, dat gebeurt met kennis van de feiten. Daar heb ik tijd voor nodig.

De heer Van Dam (PvdA): Wij weten hoe dat gaat met een 30-ledendebat. Ik vrees dat dit het komende halfjaar niet aan de orde komt. Het gaat over de Centrale Bank, een van de belangrijkste instituties, en het is van groot belang dat die onafhankelijk zijn werk kan doen. De minister duwt zijn verantwoordelijkheid als lid van de rijksministerraad van zich af. Ik vraag hem om zich te verdiepen in de feiten en de Kamer binnen een dag of tien te rapporteren wat zijn beoordeling is van de ontstane situatie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Wij hebben net het spoeddebat verandert in een 30 leden-debat. Dat betekent inderdaad dat het iets langer duurt. Ik zou het plezierig vinden als wij door de minister worden geïnformeerd en dat hij zeer binnenkort met premier Schotte in gesprek komt. Dan zal deze kwestie aan de orde komen.

Het lijkt mij zinnig om dit te koppelen aan de vraag om de Cft-rapportage en om die informatie gebundeld te krijgen. Ik stel voor om de discussie hierover spoedig in een AO met elkaar te voeren.

De heer Van Bochove (CDA): Ook ik zoek naar een oplossing om als Kamer geïnformeerd te worden over de feitelijke stand van zaken. Ik snap dat de minister nader geïnformeerd moet worden, wellicht zelfs door de gouverneur. Ik vind het 30 ledendebat heilloos en ik ondersteun het idee om het op een andere manier op te lossen.

De heer Bosman (VVD): We moeten heel voorzichtig zijn om als Kamer overal iets over te roepen voordat de feiten aanwezig zijn.

Minister Donner: Laat er geen misverstand over bestaan dat mijn inschatting van de ernst van de situatie dezelfde is als die van de heer Van Dam. Dat brengt in de eerste plaats de noodzaak met zich mee om daarover zo goed mogelijk geïnformeerd te raken. In de tweede plaats is er de noodzaak om te bekijken in hoeverre de bredere verantwoordelijkheden van het koninkrijk in het geding zijn. Ik kan niet toezeggen dat ik daarover binnen tien dagen kan rapporteren, maar wel dat het mijn aandacht heeft. Ik zal zo snel mogelijk de feiten tot mij nemen en zien wat er gedaan kan worden. Ik zal dat bespreken met betrokkenen en de Kamer zo snel als mogelijk en verantwoord is, inlichten over zowel de feiten als de eventuele oplossingen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Laten we voor de helderheid een termijn afspreken.

Minister Donner: Ik doe dat zo snel als mogelijk en verantwoord is.

De heer Van Dam (PvdA): Dat geeft de minister alle ruimte om het niet verantwoord te vinden om de Kamer te informeren. De Kamer wil die informatie op korte termijn. Er moeten geen maanden overheen gaan.

Minister Donner: U moet erop vertrouwen dat ik geen loopje met de Kamer probeer te nemen.

Er zijn vragen gesteld over de RCN. Die functioneert steeds beter, maar is nog niet volledig op sterkte. De inzet is om de RCN zo goed mogelijk te vullen met personeel van de eilanden zelf. Dat verloopt moeizaam, daarom wordt op dit moment een deel van de taken vervuld door personen die daarvoor tijdelijk uit Nederland komen. Het onderwerp komt aan de orde in het rapport van de waarnemend rijksvertegenwoordiger. Dat rapport gaat bijna naar de Kamer toe, omdat die periode op 1 mei was afgelopen. Dan kunnen wij erover spreken.

Uit de opmerkingen over de woordenwisseling die hier de vorige keer heeft plaatsgevonden, lijkt het alsof ik Kamerleden heb aangesproken. Dat is verre van waar. Ik heb alleen geconstateerd dat ik als verantwoordelijk minister voor de relaties van het koninkrijk niet aanwezig kan zijn als er op die wijze over het koninkrijk gesproken wordt. De heer Heyliger heeft zijn woorden niet in mijn aanwezigheid gesproken. Ik constateer wel dat ik sindsdien niets meer van zowel de heer Heyliger als de heer Van Raak vernomen heb. Dus het is effectief geweest.

De heer Lucassen (PVV): Leuk geprobeerd, maar vorige keer heeft de minister duidelijk gezegd dat dit niet de manier is waarop wij met elkaar omgaan in het koninkrijk. In die zin heeft hij de heer Van Raak daarop aangesproken. Mijn vraag is nog steeds of de heer Heyliger op diezelfde manier daarop ook is aangesproken.

Minister Donner: Ik heb datzelfde in de pers laten optekenen toen mij daarnaar gevraagd werd. Sinds die tijd heb ik geen herhaling meer gehoord van de heer Heyliger.

Dan kom ik op de ethische wetgeving. Er was eerder een discussie of ik daar actief draagvlak voor wilde werven. Ik heb niet gezegd dat ik daar niet toe bereid was, maar ik heb een inschatting gegeven op welke wijze die het best bevorderd kan worden. Voor het overige ga ik ervan uit dat de termen en afspraken zoals die in de wetgeving gemaakt zijn, zullen worden gerespecteerd. Ik zal dit ook onder de aandacht brengen van de collega die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de wetgeving. Het betreft de BES-eilanden en derhalve gelden andere verantwoordelijke bewindslieden. Ik ben verantwoordelijk voor de uitvoering, bijvoorbeeld als er door de burgerlijke stand getrouwd moet worden, maar niet voor de wetgeving.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Wij hebben daar een behoorlijke discussie over gevoerd. Ik heb samen met oud-collega Remkes amendementen ingediend en die hebben een Kamermeerderheid gekregen. Ik ga ervan uit dat dit gaat zoals afgesproken. Ik ben blij dat de minister bereid is om nog eens na te gaan of dat goed verloopt. Ik neem aan dat de Kamer daarover geïnformeerd wordt als dat nodig is.

Minister Donner: Ik zal de vraag onder de aandacht van mijn collega brengen, maar de Kamer moet zelf in de verantwoordelijke commissie de minister aanspreken. De Kamer krijgt geen terugrapportage via mij.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik vraag de minister om die commissie daarover te informeren.

De voorzitter: Mevrouw Van Gent gaat het in de relevante commissie vragen en de minister houdt het goed in de gaten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik zal hier heel nauwkeurig op toezien, want voor het homohuwelijk is keer op keer uitstel gevraagd en daar kan wat mij betreft geen sprake van zijn.

Minister Donner: Wij hebben een gemeenschappelijk belang om dit soort punten onder de aandacht te houden. We moeten de meest effectieve methode gebruiken en dat is gezamenlijk optrekken naar degenen die er iets aan kunnen doen.

Dan wil ik het hebben over de discussie met VWS over de ziektekostenpremie. Er zijn inmiddels corrigerende maatregelen genomen, heb ik begrepen van de rijksvertegenwoordiger. De situatie is verbeterd.

De zorg over de nieuwe regels is bij mijn weten opgepakt door VWS. Ook op dat terrein zijn er verbeteringen.

Van het fiscale stelsel weet ik dat het de aandacht heeft van de staatssecretaris van Financiën. Hij zal eind juni een werkbezoek afleggen aan Caribisch Nederland, in het bijzonder aan de BES-eilanden, teneinde zich op de hoogte te stellen van de problematiek.

Dan de uitvoeringstoets. In artikel 209 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES) wordt geregeld dat de eilandbesturen worden geconsulteerd bij de voorbereiding van nieuwe wetgeving die van toepassing is op die eilanden. Ook in de ministerraad zijn er voorzieningen getroffen om te verzekeren dat, als wetgeving van toepassing is op de eilanden, de uitvoeringstoets plaatsgevonden heeft. Daar wordt melding van gemaakt in de wetgeving. Het systeem van de WolBES is dat wetgeving die niet bepaalt dat ze van toepassing is op de BES-eilanden daar ook niet van toepassing is. Derhalve zal de meeste wetgeving die hier langskomt niet van toepassing zijn op de BES-eilanden en mist daarin een uitvoeringspassage. Er zijn maatregelen en voorzieningen getroffen om te verzekeren dat bij de ministerraad getoetst wordt of de wetgeving van toepassing is op de eilanden. Zo dat het geval is, moet de uitvoeringstoets gedaan zijn en er melding van gemaakt worden in de wet.

Met betrekking tot de Isla-raffinaderij heb ik de bereidheid uitgesproken te bekijken op welke wijze we kunnen helpen. Een eerdere toezegging van de staatssecretaris heeft ertoe geleid dat er een vrij prijzig adviesbureau heengegaan is en toen ontstond er een discussie over de kosten.

De heer Van Bochove (CDA): Mijn vraag was iets scherper: gaat u het opdringen of zorgvuldig aanbieden? Het hoeft helemaal niet om prijzige bureaus te gaan. DCMR Milieudienst Rijnmond heeft daar een aantal dingen gedaan. Ik wijs ook op de verantwoordelijkheid van het eiland in dat traject. De minister moet keer op keer duidelijk maken dat er aan deze kant bereidheid is om hulp te bieden.

Minister Donner: Ik heb dat aangegeven onder de voorwaarde dat de verantwoordelijkheid daar ligt en Nederland in dezen niet allerlei lasten op zich neemt. Het is ook onderwerp geweest van de afspraken die ik in januari heb gemaakt. De eerste stap is dat er een plan van aanpak wordt aangeboden door Curaçao. De tweede stap is de kwestie van de handhaving van de wetgeving. Dat komt aan de orde bij de notitie over de waarborgfunctie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voordat die er komt liggen er wel problemen en moeten milieunormen en -wetgeving gehandhaafd worden. Ik ben het met de heer Van Bochove eens dat je dat nog eens kunt aanbieden, ook in het gesprek met de premier. Ik vraag de minister of hij bereid is om dit op zeer korte termijn met premier Schotte te bespreken en het aanbod namens Nederland te doen van deskundigheid voor het handhaven van de normen tot de toekomstvisie er ligt.

Minister Donner: Een dergelijke toezegging kan ik niet doen. Welk departement heeft die deskundigheid? Ik ben bereid om, gelet op de zorg die er in de Kamer is, het punt aan de orde te stellen als ik met de heer Schotte spreek, maar ik kan geen blanco toezeggingen doen over de bereidheid.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik snap dat en ik ben blij dat de minister het wel in het gesprek aan de orde gaat stellen. De zorg is groot in de Kamer en naar ik aanneem leeft die zorg ook bij de minister. Er is een reële mogelijkheid voor de minister om eens te horen waar de problemen liggen bij de handhaving van de milieunormen. Wij horen dan graag wat er wel en niet mogelijk is en zullen dat bij de verantwoordelijke bewindspersonen aankaarten.

Minister Donner: Zoals ik heb aangegeven zal ik het aan de orde stellen in het gesprek met de minister-president.

De voorzitter: Ik sluit de vergadering en bedank allen voor hun inbreng.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van Gent (GroenLinks), Van Bommel (SP), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Timmermans (PvdA), Koopmans (CDA), Van Bochove (CDA), Van Dam (PvdA), Smilde (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), voorzitter, Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Bontes (PVV), Bosman (VVD), Recourt (PvdA), ondervoorzitter, Schaart (VVD), Lucassen (PVV) en Hachchi (D66).

Plv. leden: Nicolaï (VVD), De Wit (SP), Dibi (GroenLinks), Dijkgraaf (SGP), Spekman (PvdA), Sterk (CDA), Van Toorenburg (CDA), Wolbert (PvdA), Knops (CDA), Voordewind (ChristenUnie), Ziengs (VVD), Helder (PVV), Schouw (D66), Irrgang (SP), Ouwehand (PvdA), Kuiken (PvdA), Kortenoeven (PVV), Neppérus (VVD), Dijksma (PvdA), Dijkhoff (VVD), Elissen (PVV) en Berndsen (D66).

Naar boven