32 500 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2011

Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2011

Van 2 tot 8 april j.l. heb ik samen met de minister voor Immigratie en Asiel een bezoek gebracht aan Sint Maarten, Aruba en Curaçao. Met deze brief doe ik u mede namens de minister voor Immigratie en Asiel verslag van deze reis. Bovendien breng ik u middels deze brief op de hoogte van de instelling en werkzaamheden van de vereffeningscommissie.

Visie op de toekomst van het Koninkrijk en regeling personenverkeer

Tijdens mijn kennismakingsbezoek aan het Caribische deel van het Koninkrijk in januari van dit jaar, heb ik aangekondigd in april terug te komen om samen met minister Leers met de landen te spreken over de visie op de toekomst van het Koninkrijk en over het onderwerp personenverkeer. We hebben met de regeringen, de fractievoorzitters uit de Staten van Sint Maarten, Aruba en Curaçao en de drie Gouverneurs over beide onderwerpen van gedachten gewisseld.

Zowel de Nederlandse Eerste Kamer als Tweede Kamer heeft de regering verzocht om een visie op de toekomst van het Koninkrijk. De gesprekken die ik met zowel de regeringen als de fractievoorzitters uit de drie parlementen tijdens mijn reis heb gevoerd, stonden in het kader van het opstellen van de Nederlandse visie op de toekomst van het Koninkrijk. Deze visie zal ik zoals ik u eerder heb toegezegd voor de zomer doen toekomen. Ik kan u reeds aangeven dat op Aruba het denken over de toekomst van het Koninkrijk het verst ontwikkeld is. Zowel de gesprekspartners op Sint Maarten als Curaçao gaven aan dat op dit moment de aandacht in eerste instantie uitgaat naar het invullen van de nieuwe status van land die sinds oktober vorig jaar verkregen is. Dit zal ik dan ook als een gegeven meenemen in de Nederlandse visie die ik u op korte termijn zal aanbieden.

Minister Leers en ik hebben daarnaast met dezelfde gesprekspartners gesproken over het verkeer van personen binnen het Koninkrijk.

In deze overleggen hebben wij aangegeven dat de Nederlandse regering in nauwe afstemming met de landen een regeling personenverkeer wil opstellen. Onze inzet is om samen met de andere landen een regeling personenverkeer te formuleren, die tegemoet komt aan de belangen en behoeften van alle landen en waarin de thema’s grensoverschrijdend verkeer, economische en sociale ontwikkeling en openbare orde en veiligheid worden uitgewerkt. De kaders voor deze thema’s zullen over en weer moeten gelden.

Een regeling personenverkeer is, gelet op het verleden een gevoelig onderwerp om te bespreken met de andere landen in het Koninkrijk. Dit is ook aangegeven tijdens de besprekingen van begin april, desalniettemin hebben alle landen aangegeven dat zij openstaan voor discussie en dat zij vanwege de door Nederland gekozen aanpak bereid zijn om de mogelijkheden voor een regeling personenverkeer nader te bezien. Minister Leers zal het vraagstuk van het vreemdelingenbeleid en het personenverkeer binnen het Koninkrijk met de andere verantwoordelijke ministers van de landen, te weten de ministers van Justitie van Curaçao en Aruba en de minister van Vreemdelingenzaken van Aruba, eind juni verder bespreken.

Aanvullende informatie begroting Sint Maarten

U heeft verzocht om alle informatie die van belang is in het kader van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten aan de Kamer te zenden en ook uw bijzondere belangstelling geuit voor de jaarrekeningen van de overheid en overheidsNV’s en stichtingen. Het College financieel toezicht (Cft) heeft op 13 april de minister van Financiën van Sint Maarten in kennis gesteld van zijn oordeel over die begroting. Deze brief is beschikbaar op de website van het College (www.cft.an). Na behandeling van deze begroting in de Staten van Sint Maarten dient Sint Maarten de definitieve begroting aan te bieden aan het College. In dat kader zal het Cft ook de definitieve begroting ontvangen. Ik veronderstel dat Sint Maarten de begroting dan ook openbaar zal maken.

Voor de uitvoering van de begroting 2011 en de totstandkoming van begroting 2012 heeft het Cft opnieuw het verzoek aan Sint Maarten gedaan om de jaarrekeningen van alle overheidsNV’s openbaar te maken. Daarbij is ook een deadline gesteld, namelijk 31 mei 2011.

Ministerieel Overleg Sint Maarten

Tijdens mijn bezoek aan Sint Maarten heeft het eerste Ministerieel Overleg plannen van aanpak Sint Maarten (hierna M.O.) plaatsgevonden. Het overleg is gevoerd met de minister-president van Sint Maarten en is op grond van de algemene maatregel van rijksbestuur «waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten» ingesteld,. Wij hebben gesproken over de eerste rapportage van de Voortgangscommissie Sint Maarten en de bijbehorende uitvoeringsrapportage van het ministerie van Justitie van Sint Maarten, de uitvoeringsrapportage van het ministerie van Algemene Zaken van Sint Maarten en de uitvoeringsrapportage van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur, die de Voortgangscommissie Sint Maarten aan het M.O. heeft aangeboden (bijlage 1).1 De rapportage van de Voortgangscommissie beslaat de periode van 10 oktober 2010 tot 1 januari 2011 en beschrijft de bevindingen van de commissie ten aanzien van de voortgang en de uitvoering van de plannen van aanpak van de regering van Sint Maarten. De rapportage heeft dus betrekking op een korte periode, direct nadat Sint Maarten zelfstandig land is geworden. Het is duidelijk dat het hier de opstartfase van de uitvoering van de plannen van aanpak betreft. Tijdens het M.O. heb ik mijn zorgen uitgesproken over de werving van gekwalificeerd personeel en de financiering van de te nemen maatregelen. Beide punten zijn essentieel voor de uitvoering van de plannen van aanpak. Afgesproken is dat in de volgende uitvoeringsrapportages de kosten van de te nemen maatregelen expliciet worden opgenomen, de resultaten beter meetbaar worden geformuleerd en meer duidelijkheid wordt gecreëerd over de inzetbaarheid van personeel. De eerste rapportage van de Voortgangscommissie gaf voor het M.O. geen aanleiding om wijzigingen in de plannen van aanpak aan te brengen. Zodra de tweede rapportage, die betrekking heeft op het eerste kwartaal van 2011, door de Voortgangscommissie is aangeboden en er een M.O. heeft plaatsgevonden, zal ik uw Kamer hier opnieuw over informeren.

Meerkostenregeling

Voorts heb ik – samen met de minister-president van Sint Maarten – de zogenaamde meerkostenregeling ondertekend (bijlage 2).1 Mijn ambtsvoorganger, staatssecretaris Bijleveld, heeft Sint Maarten steun toegezegd bij de uitvoering van de plannen van aanpak. Deze meerkostenregeling is daar een uitvloeisel van. In Hoofdstuk IV van de Rijksbegroting (Koninkrijksrelaties) voor 2011 is al melding gemaakt van deze afspraak. Bij de werving van personeel ter uitvoering van de plannen van aanpak wordt – gegeven beperkte beschikbaarheid van kwalitatief personeel – ook personeel van buiten het land, meestal uit Nederland, aangetrokken. Dit personeel is aanzienlijk duurder dan personeel dat lokaal wordt geworven. De meerkostenregeling houdt in dat Sint Maarten vanuit de begroting Koninkrijksrelaties wordt gecompenseerd voor de extra personeelskosten gedurende drie jaren, te rekenen vanaf de datum van transitie. De extra kosten kunnen achteraf door Sint Maarten bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gedeclareerd.

Ik sta achter deze regeling, omdat het uitgaat van werving door Sint Maarten op een lokaal contract en niet om tijdelijke uitzending van (duur) personeel door Nederland op basis van een uitzendregeling. De regeling biedt Sint Maarten de gelegenheid met sollicitanten een arbeidsvoorwaardenpakket overeen te komen dat aantrekkelijk genoeg is om de stap naar werken bij de overheid van Sint Maarten te maken. Na afloop van de regeling is Sint Maarten verantwoordelijk voor het financieren van die kosten.

Vereffeningscommissie

In de Rijksministerraad van 15 april is de vereffeningcommissie ingesteld onder voorzitterschap van de heer Metry en de benoeming van drie leden (Nederland, Sint Maarten en Curaçao). De commissie is belast met de feitelijke afwikkeling van de boedelscheiding van het voormalig Land Nederlandse Antillen.

De commissie zal zich als onderdeel van haar werkzaamheden ook bezighouden met de definitieve toedeling, waardering en vereffening van de 23 staatsdeelnemingen van de voormalige Nederlandse Antillen. Bij het opheffen van het land Nederlandse Antillen zijn middels het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen afspraken gemaakt over de tijdelijke overgang van de aandelen naar de rechtsopvolger(s). De Nederlandse Staat heeft een belang verkregen in een drietal deelnemingen: i) Netherlands Antilles Air Traffic Control (NAATC) NV; ii) Winair NV St. Maarten; en iii) Saba Bank Resources NV. Bij deze deelnemingen ligt mogelijk een publiek belang, reden waarom het kabinet het wenselijk heeft geacht om het Nederlandse aandeel in deze deelnemingen (voorlopig) aan te houden.

NAATC is verantwoordelijk voor de luchtverkeersleiding in het vluchtinformatiegebied Curaçao, waar de benedenwindse eilanden Bonaire, Aruba en Curaçao in gelegen zijn. In het Besluit luchtverkeer en de Regeling aanwijzing luchtruim en luchtverkeersdienstverleners BES zijn de taken die NAATC dient te vervullen vastgelegd. De Inspectie Verkeer & Waterstaat (IVW) is verantwoordelijk voor het handhaven van de van toepassing zijnde regelgeving van het Nederlandse luchtruim, en gaat dan ook toezicht gaat houden op NAATC. Doel is om met het verkregen belang er voor te zorgen dat de strategie van NAATC in lijn is met de publieke belangen, zoals vastgelegd in de hierboven genoemde regelgeving. Een aanpassing van de statuten daartoe zou gewenst kunnen zijn. Een benoemingsrecht voor een lid van de Raad van Commissarissen zou eveneens wenselijk kunnen zijn. Voor beide wensen dient de Staat aandeelhouder te zijn. Mocht het verkregen 7,95% belang niet voldoende zijn, dan bezint het kabinet zich op nadere maatregelen.

Winair is de enige carrier die vliegt op Sint Eustatius en Saba. Alternatieven voor de luchtverbinding zijn er, mede vanwege de hoge zeegang niet. Feitelijk betreft m.n. het bovenwindse vliegverkeer een openbaar vervoerverbinding tussen de eilanden. En in dit verband is het een belangrijk gegeven dat Winair de enige luchtvaartmaatschappij is die op de, voor het overige verkeer gesloten, luchthaven van Saba mag opereren. Het ministerie van Infrastructuur & Milieu is daarom vanuit beleidsmatig oogpunt in het 7,95% belang in Winair geïnteresseerd. In eerste instantie om zo beter zicht te verkrijgen en te behouden of de strategische koers van de onderneming tevens gericht is op het realiseren van de met Winair NV St Maarten verbonden publieke belangen, te weten de duurzame verbinding tussen de eilanden. Aan de hand van de beleidsvorming over hoe het kabinet de beleidsverantwoordelijkheid voor de verbindingen tussen de eilanden definitief wil gaan vormgeven, valt het besluit over wat te doen met het 7,95% belang in Winair NV St Maarten.

Het Koninkrijk der Nederlanden heeft de soevereine rechten tot de winning van gas en olie uit de ondergrond van een deel van de zeebodem dat in de nabijheid van het eiland Saba ligt, de zogenaamde Saba Bank, toebedeeld gekregen. De rechten zijn ondergebracht in de naamloze vennootschap Saba Bank Resources NV, waarvan de aandelen werden gehouden door de eilanden die het land de Nederlanse Antillen vormden. Met de opheffing van het land de Nederlandse Antillen heeft de Staat der Nederlanden een belang in Saba Bank Resources N.V. verkregen. Wat de Staat der Nederlanden met dit belang wenst te gaan doen zal onderwerp zijn van nadere besluitvorming, zoals ook gemeld in de nota van toelichting op het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen (Staatsblad 2010 nr. 355)

Voor het beheer van deze drie deelnemingen is de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid van toepassing. Normaal gesproken is de uitoefening van het aandeelhouderschap ondergebracht bij Financiën. Maar m.b.t. de belangen in Winair en NAATC is er, na het opheffen van het land Nederlandse Antillen, zoals gesteld, sprake van een operationele beleidsmatige verwevenheid met het ministerie van Infrastructuur & Milieu, zodat er geen goede scheiding is aan te brengen tussen de zelfstandig functionerende onderneming en beleidsmatige aspecten. Het kabinet heeft het beheer van Winair NV St. Maarten en NAATC daarom ondergebracht bij het ministerie van Infrastructuur & Milieu. Voor Saba Bank Resources N.V. geldt de zelfde overweging, het is moeilijk om een onderscheid aan te brengen tussen de zelfstandig functionerende onderneming en beleidsmatige aspecten, welke grotendeels in de Petroleumwet Saba Bank BES (Staatsblad 2010 nr. 433) zijn toegewezen aan de minister van Economie Landbouw & Innovatie. Daarom heeft het kabinet besloten om dit ministerie ook verantwoordelijk te maken voor het beheer van Saba Bank Resources N.V.

Gouverneursoverleg

Tijdens de laatste dag van de reis vond op Curaçao het eerste Gouverneursoverleg plaats. Dit halfjaarlijkse overleg tussen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten vloeit voort uit de reglementen voor de Gouverneurs zoals die zijn vastgesteld bij gelegenheid van de staatkundige hervorming van het Koninkrijk der Nederlanden op 10 oktober 2010. In het overleg worden aangelegenheden van het Koninkrijk besproken. De Gouverneurs nemen deel aan het overleg in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger van de regering van het Koninkrijk. In het overleg komen de taken van de Gouverneur op het terrein van het Koninkrijk aan de orde. Het volgende overleg zal in Nederland plaatsvinden.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven