32 433 Wijziging van de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingenomgevingsrecht in verband met de modernisering van de monumentenzorg

G BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2011

Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Monumentenwet 1988 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in verband met de modernisering van de monumentenzorg, (Kamerstukken I 2010–2011, 32 433, nr. A) op 24 mei 2011 heb ik toegezegd dat ik een nadere reactie zou geven op de motie van het lid Meindertsma c.s. De motie bevat het verzoek aan de regering om met andere overheden, veldpartijen en deskundigen op het gebied van cultuurhistorie en bouwhistorie, normen op te stellen waar cultuurhistorisch en bouwhistorisch onderzoek aan moet voldoen. Tevens wordt de regering verzocht te onderzoeken die normen waar mogelijk te verankeren in juridische en financiële regelingen.

Tijdens het debat gaf mevrouw Meindertsma aan dat zij een juridische verankering in de Amvb Ruimte voorstaat.

Uit de overwegingen bij de motie en de mondelinge toelichting van mevrouw Meindertsma tijdens het debat, maak ik op dat de motie beoogt ondersteuning te geven aan hetgeen de regering voorstaat met het gebiedsgerichte beleid voor de monumentenzorg. Daarvoor ben ik de indieners uiteraard erkentelijk.

De praktijk en het Besluit ruimtelijke ordening

De opdracht uit het Besluit ruimtelijke ordening (zoals dat per 1 januari 2012 komt te luiden) aan gemeenten om «rekening te houden» met cultuurhistorische waarden is een generieke bepaling. Deze opdracht is in algemene termen gesteld, maar is zeker geen vrijblijvende opdracht. Het is immers niet mogelijk om rekening te houden met cultuurhistorische waarden zonder te weten waarover men het eigenlijk heeft. Daarvoor zal altijd een degelijk cultuurhistorisch onderzoek nodig zijn. Op het moment dat die op tafel ligt, zal dat in de verdere besluitvorming een bepalende factor zijn die in alle openheid moet worden afgewogen.

Normen

Om aan dat proces vorm en inhoud te geven, zijn normen waar een cultuurhistorisch onderzoek aan moet voldoen, een belangrijk hulpmiddel.

Op het gebied van de restauratiepraktijk bijvoorbeeld heb ik uw Kamer al toegezegd dat ik werk aan het opzetten van normen waar een goede restauratie aan moet voldoen. Ik zie dat als wezenlijk voor een zorgvuldige omgang met soms eeuwenoud materiaal. Ik heb u ook toegezegd dat die normen zowel in de advisering over vergunningverlening voor monumenten als bij de subsidieverlening door het rijk toegepast worden.

Wat betreft normen waar cultuurhistorisch onderzoek aan moet voldoen, bevestig ik in deze brief wat ik in uw Kamer toezegde, namelijk om met alle betrokken partijen in overleg te gaan om te komen tot breed in de beroepsgroep gedragen normen voor cultuurhistorisch en bouwhistorisch onderzoek. Voor de bouwhistorie zijn overigens de afgelopen jaren al belangrijke stappen gezet.

Op deze manier realiseren we een bruikbaar instrument voor overheden, opdrachtgevers en belanghebbenden bij het opstellen van of reageren op bestemmingsplannen. Dit is in lijn met de geest van de motie van mevrouw Meindertsma.

Verankering van normen

Normen geven richting aan de kwaliteit van de uitvoering. Normen zijn echter niet de enige weg. De ervaring heeft ons geleerd dat minimale normen al snel worden ge- of misbruikt als maximale inspanningsplicht. Kwantitatieve normen kunnen natuurlijk het eenvoudigst worden toegepast; voor cultuurhistorie zullen we ons voornamelijk moeten concentreren op kwalitatieve normen die het proces om tot goede waardering en selectie te komen, vaststellen.

Tijdens het debat met uw Kamer heb ik, in reactie op het voorstel van mevrouw Meindertsma om de normen via de Amvb Ruimte te borgen, aangegeven dat ik terughoudend ben met het introduceren van nieuwe wettelijke voorschriften. Een wettelijke verankering van minimale normen hoeft niet de beste aanpak te zijn. Ik wijs op de Kwaliteitsnormen Archeologie (KNA). Archeologie is sinds 2007 in het Besluit ruimtelijke ordening genoemd als onderwerp waar «rekening mee gehouden» moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan.

De beroepsgroep zelf heeft een set van eisen vastgesteld, waaraan deugdelijk archeologisch onderzoek moet voldoen. De KNA is op verschillende manieren geborgd. Dat is deels via zelfregulering binnen de beroepsgroep, deels door bij de KNA aansluitende eisen van de rijksoverheid bij het verlenen van een opgravingbevoegdheid (een vorm van juridische verankering) en het is de grondslag voor inspecties door de Erfgoedinspectie. De KNA wordt voortdurend aangepast aan nieuwe inzichten of rapportages van de Erfgoedinspectie.

Ik ben er daarom geen voorstander van dat borging van normen voor cultuurhistorisch onderzoek via de Amvb Ruimte plaatsvindt, zeker nu ik die normen nog niet ken. Maar ik zeg wel toe, in lijn met de geest van de motie Meindertsma c.s. dat de normen zo in het bestel een plaats moeten krijgen dat ze het meest effectief zijn. En dat de normen snel aangepast moeten kunnen worden aan nieuwe inzichten.

Monitor

Met het opnemen van cultuurhistorie in het Besluit ruimtelijke ordening slaat de monumentenzorg een nieuwe weg in. In voorbereiding daarop heeft de Erfgoedinspectie het afgelopen jaar onderzoek gedaan of en hoe cultuurhistorisch onderzoek door gemeenten wordt verricht. Het is een 0-meting die vaststelt hoe op dit moment, vóór de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening, wordt omgegaan met cultuurhistorie in bestemmingsplannen. Het rapport met de titel «Verantwoord moderniseren, bouw- en cultuurhistorisch onderzoek bij gemeenten» komt in juni beschikbaar en zal aan beide Kamers worden gezonden.

Na drie jaar zal de Erfgoedinspectie het onderzoek herhalen, zodat wordt gemonitord wat het effect van het beleid is en of verbeteringen nodig zijn.

Zodra de normen gereed zijn, zal ik beide Kamers hierover informeren en daarbij aangeven op welke wijze de normen in het bestel zullen functioneren.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Naar boven