Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 september 2011
Op 26 september jl. vond een wetgevingsoverleg plaats over wetsvoorstel 32 426 (Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht). Tijdens dat overleg heeft het lid Van Toorenburg aangegeven
de indiening van een amendement te overwegen tot aanpassing van de uittreedregeling in artikel 2:343 BW zoals voorgesteld
in wetsvoorstel 31 058 (Vaststellingswet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht). De uittreedregeling is onderdeel van de geschillenregeling
en biedt «beknelde» aandeelhouders in een bv de mogelijkheid om via de rechter uit de vennootschap te treden.
Ik heb toegezegd om per brief te reageren op dit voornemen tot aanpassing van de uittreedregeling en daarbij in te gaan op
de mogelijkheden voor een splitsing van het voorgenomen amendement. Graag kom ik die toezegging hierbij na.
Met het concept-amendement voor artikel 343 wil mw. Van Toorenburg regelen dat de rechter een vordering tot uittreding niet
kan toewijzen, indien de vennootschap of een medeaandeelhouder aan de aandeelhouder een onherroepelijk, onvoorwaardelijk en
redelijk bod tot overname van de aandelen heeft gedaan, mits de vennootschap of een medeaandeelhouder zekerheid stelt of de
aandeelhouder een andere waarborg geeft voor de voldoening van de prijs van de aandelen en voor de kosten van de deskundige(n).
Dit betreft onderdeel I van het concept-amendement. Uit onderdeel IV van het concept-amendement blijkt dat partijen de versnelde
procedure tot prijsbepaling in artikel 343c kunnen volgen, indien er alsnog een geschil ontstaat over het bod. Ten slotte
bevat het concept-amendement in de onderdelen II en III een voorstel tot verduidelijking van artikel 343.
Ik meen dat het voorstel voor de mogelijkheid van een onherroepelijk, onvoorwaardelijk en redelijk bod van de vennootschap
beter kan worden behandeld bij de voorgenomen bredere herziening van de geschillenregeling. Als het wetsvoorstel invoering
bv-recht nu nog op een dergelijke technisch ingrijpende manier wordt aangepast, ontstaat het risico dat er technische punten
over het hoofd worden gezien die discussie kunnen opleveren bij de verdere behandeling van het wetsvoorstel bv-recht. Het
concept-amendement roept bijvoorbeeld de vraag op, op welke gronden de rechter moet bepalen of het bod van de vennootschap
redelijk is en hoe deze procedure zich verhoudt tot de mogelijkheid tot toepassing van een billijke verhoging in het voorgestelde
lid 4.
Op 28 oktober a.s. behandelt de Vereeniging Handelsrecht een aantal preadviezen over de geschillenregeling. Ook de Commissie
vennootschapsrecht heeft aangegeven hierover te willen adviseren. Het voorstel van het lid Toorenburg past prima in deze discussie.
De herziening van de geschillenregeling vormt ook een passend vervolg op het recentelijk ingediende wetsvoorstel tot aanpassing
van het recht van enquête (32 887).
De onderdelen II en III van het concept-amendement bevatten een verduidelijking van artikel 2:343 BW. Op dat punt zou ik het
amendement graag willen steunen, met dien verstande dat de verduidelijking niet in een achtste lid, maar in een zesde lid
zou moeten worden aangebracht.
Het is al met al goed denkbaar dat het concept-amendement wordt gesplitst, waarbij de onderdelen II en III nu worden ingediend
en de onderdelen I en IV worden betrokken bij de bredere herziening van de geschillenregeling.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten