32 376 Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU L 315)

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

13 december 2011

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet personenvervoer 2000 in overeenstemming te brengen met verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU L 315);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

q. verordening (EG) 1370/2007:

verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU L 315).

B

In artikel 2 wordt onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat verordening (EG) 1370/2007 of artikelen daarvan van toepassing zijn op vervoer dat overeenkomst vertoont met het in het eerste lid bedoelde vervoer.

C

In artikel 3, eerste lid, wordt «de artikelen 19, 20, 24, 30, 51, 52 en 61» vervangen door: de artikelen 19, 20, 30, 36 tot en met 40 en 47.

D

Na artikel 14 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

  • 1. Het jaarlijks te publiceren overzichtsverslag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) 1370/2007 is voor eenieder elektronisch toegankelijk.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde overzichtsverslag.

Artikel 14b

De concessieverleners, bedoeld in artikel 20, tweede en derde lid, verstrekken desgevraagd aan Onze Minister gegevens voor zover hij die nodig heeft om te kunnen voldoen aan een verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van verordening (EG) 1370/2007, binnen een door hem te bepalen termijn.

E

Artikel 19, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan indien het openbaar vervoer uitvalt of dreigt uit te vallen voor die situatie openbaar vervoer worden verricht zonder concessie.

F

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Een concessiehouder verstrekt desgevraagd binnen een door de concessieverlener te bepalen termijn aan hem de gegevens voor zover die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de artikelen 6 en 7 van verordening (EG) 1370/2007.

G

Het derde lid van artikel 23 vervalt en het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

H

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

De concessieverlener verleent overeenkomstig de artikelen 4, derde en vierde lid, en 5, zesde lid, van verordening (EG) 1370/2007, een concessie voor beperkte duur.

I

Artikel 25, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een concessie bevat, onverminderd artikel 4 van verordening (EG) 1370/2007, een omschrijving van het openbaar vervoer, van het gebied en de duur waarvoor de concessie is verleend, en, indien van toepassing, de prijs die de concessiehouder betaalt voor de concessie.

J

Na artikel 36 wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 36a

  • 1. Bij een overgang van openbaar vervoer met een concessie naar een situatie als bedoeld in artikel 19, tweede lid, in samenhang met artikel 5, vijfde lid, van verordening (EG) 1370/2007, is geen sprake van een overgang van een concessie.

  • 2. Bij een overgang van openbaar vervoer zonder concessie als bedoeld in artikel 19, tweede lid, naar de situatie dat openbaar vervoer wordt verricht met een daartoe verleende concessie, zijn de artikelen 36 en 37 tot en met 40 van overeenkomstige toepassing.

K

Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

  • 1. Op de overgang van een concessie:

    • a. is artikel 14a, eerste en tweede lid, van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst van overeenkomstige toepassing;

    • b. is, voor zover de in het tweede lid bedoelde rechten en verplichtingen voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, artikel 2a van de Wet op het algemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Door de overgang van een concessie gaan de rechten en verplichtingen die op het tijdstip van overgang van concessie voor de voormalige concessiehouder ten aanzien van een persoon als bedoeld in artikel 37, eerste lid, voortvloeien uit bedrijfsregelingen van rechtswege over op de nieuwe concessiehouder.

L

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een andere vervoerder» vervangen door: diens rechtsopvolger.

2. In het tweede lid wordt «andere vervoerder» vervangen door: rechtsopvolger.

3. Het vierde lid vervalt en het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «kan voorts slechts worden onthouden,» vervangen door: wordt onthouden.

5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «de andere vervoerder» telkens vervangen door: diens rechtsopvolger.

M

Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42

Een concessie vervalt van rechtswege:

  • a. op het moment dat de vergunning van de concessiehouder van rechtswege is vervallen;

  • b. zodra een besluit tot intrekking van de vergunning van de concessiehouder onherroepelijk is geworden.

N

Het opschrift van paragraaf 1 van hoofdstuk III komt te luiden: Algemene bepalingen.

O

[Vervallen]

P

[Vervallen]

Q

[Vervallen]

R

De paragrafen twee, drie, vier en zes van hoofdstuk III vervallen.

S

Na artikel 46 wordt een paragraafaanduiding ingevoegd, luidende:

§ 2. Bepalingen inzake de aanbesteding van concessies

T

Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

Concessies voor het openbaar vervoer, met uitzondering van een op grond van artikel 64, eerste lid, verleende concessie, worden slechts verleend nadat daartoe een aanbesteding is gehouden.

U

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Van deelname aan een aanbesteding van een concessie is uitgesloten een vervoerder die is gevestigd in een andere staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voor zover de wederkerigheid van de toegang tot de desbetreffende markt voor personenvervoer voor vervoerders die in Nederland zijn gevestigd niet gewaarborgd is.

V

Artikel 50 vervalt.

W

Na artikel 49 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:

§ 3. Uitzonderingen op de aanbesteding van concessies

Artikel 50

In bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen kan artikel 47 buiten toepassing worden gelaten voor de verlening van een concessie voor regionaal openbaar vervoer per trein als bedoeld in artikel 20, derde lid. In afwijking van artikel 24, eerste lid, kan de duur van de concessie in die algemene maatregel van bestuur worden bepaald.

Artikel 51

Indien het openbaar vervoer uitvalt of dreigt uit te vallen, kan een aanbesteding van dat openbaar vervoer achterwege blijven.

Artikel 52

In afwijking van artikel 47 kan een concessieverlener voor openbaar vervoer, anders dan per trein, een concessie verlenen zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden indien die concessie voldoet aan een van de kenmerken, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van verordening (EG) 1370/2007.

§ 4. Bepalingen inzake gescheiden administratie

Artikel 53

  • 1. Een vervoerder aan wie een concessie voor openbaar vervoer is verleend zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden en waarbij voor die concessie een subsidie als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is verstrekt, voert voor het verrichten van openbaar vervoer waarvoor die concessie is verleend, een gescheiden administratie binnen de boekhouding, waarbinnen de kosten en opbrengsten van het verrichten van het openbaar vervoer waarvoor de subsidie is verstrekt afzonderlijk worden geadministreerd.

  • 2. De administratie, bedoeld in het eerste lid, is zodanig vorm gegeven dat:

    • a. de registratie van de lasten en baten van de verschillende activiteiten gescheiden zijn;

    • b. alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend;

    • c. de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de administratie wordt gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de gescheiden administratie en de kostprijsadministratie, bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Een vervoerder als bedoeld in het eerste lid, bewaart de in het tweede lid bedoelde gegevens gedurende vijf jaar, te rekenen vanaf het einde van het boekjaar waarop de gegevens betrekking hebben.

  • 5. Een vervoerder als bedoeld in het eerste lid laat jaarlijks over het voorgaande boekjaar een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opstellen waaruit blijkt dat de financiële verhouding ten opzichte van een concessie als bedoeld in het eerste lid voldoet aan:

    • a. de in het eerste, tweede en derde lid gestelde eisen;

    • b. de in onderdeel 5 van de bijlage bij verordening (EG) 1370/2007 gestelde voorwaarden. Deze verklaring ligt voor eenieder ter inzage op alle kanoren van de vervoerder.

  • 6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een vervoerder:

    • a. die op grond van de artikelen 3 of 19, tweede lid, openbaar vervoer verricht op een andere grondslag dan op grond van een concessie;

    • b. die vervoer verricht waarop bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of vierde lid, dit artikel of leden daarvan, van toepassing is verklaard,

    zonder dat voor het in de onderdelen a of b bedoelde vervoer een aanbesteding is gehouden en waarbij voor dat openbaar vervoer een subsidie als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is verstrekt.

X

In artikel 64, eerste en tweede lid, wordt «de paragrafen 1 tot en met 3» vervangen door: de paragrafen 1 en 2.

Y

In artikel 66, tweede lid, onderdeel e, wordt «artikel 69b, tweede lid» vervangen door: artikel 65, tweede lid.

Z

Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «de paragrafen 1 tot en met 3» vervangen door: de paragrafen 1 en 2.

2. In het tweede en derde lid, wordt «artikel 69c» vervangen door: artikel 66.

AA

Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de bij besluit van de bestuursorganen, bedoeld in artikel 20, tweede en derde lid, aangewezen personen, voor zover het door hen gegund openbaar vervoer betreft, voor het bepaalde bij of krachtens de artikelen 19, 22, 29, 30 tot en met 40, 46 en 53, eerste en zesde lid, met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, en.

2. Het vijfde lid vervalt en het zesde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «, eerste, vierde of vijfde» vervangen door: eerste lid, onderdelen a en b, of vierde lid.

AAa

In artikel 88 vervallen het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

BB

Na artikel 93 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 93a

Het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 20, tweede en derde lid, is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de verplichtingen gesteld bij of krachtens de artikelen 19, eerste en tweede lid, 22, 29, 32, 34, 39, 46 en 53, eerste en zesde lid, met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is.

CC

De artikelen 94, 95 en 96 vervallen.

DD

[Vervallen]

EE

Artikel 101 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Niet naleving van de bij of krachtens de artikelen 70 tot en met 74, tweede lid, gestelde voorschriften, is een overtreding en wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

FF

In artikel 105 vervallen het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

GG

De artikelen 107 tot en met 110, 111, 113, 115, 118, 120, 121a tot en met 124 en paragraaf 3 van hoofdstuk VIII vervallen.

HH

Na de aanduiding van paragraaf 2 van hoofdstuk III worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 107

In de artikelen 108 tot en met 110 wordt verstaan onder:

a. wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening 1370/2007:

de Wet van .... tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 110/70 van de Raad (PbEU L 315) (Stb. ...);

b. een gemeentelijk vervoerbedrijf:

een vervoerbedrijf in de zin van artikel 69, eerste lid, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening 1370/2007 of waarop de desbetreffende stadsregio op basis van feitelijke of juridische omstandigheden beslissende invloed uitoefent.

Artikel 108

Een ontheffing die voor de datum van inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening 1370/2007 is verleend op grond van artikel 24, tweede lid, of artikel 61, tweede lid, zoals die artikelen luidden voor de inwerkingtreding van genoemde wet, blijft van kracht, onverminderd mogelijke wijziging, intrekking of het van rechtswege vervallen, voor de duur waarvoor deze ontheffing is verleend.

Artikel 109

  • 1. Artikel 36b, tweede lid, juncto eerste lid, van het Besluit personenvervoer 2000 zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening 1370/2007 blijft van toepassing voor zover het een door een concessieverlener in een plusregio als bedoeld in artikel 20, tweede lid, die de gemeente Amsterdam, ’s-Gravenhage of Rotterdam omvat, overeenkomstig dat artikel 36b aan het desbetreffende gemeentelijk vervoerbedrijf gegunde concessie betreft.

  • 2. In afwijking van het eerste lid vervalt een daar bedoelde concessie indien voor het desbetreffende openbaar vervoer een concessie door middel van een aanbesteding is verleend, op het tijdstip waarop die aanbestede concessie in werking treedt indien dat tijdstip eerder is dan het op grond van het eerste lid van toepassing zijnde tijdstip.

Artikel 110

  • 1. Op een gemeentelijk vervoerbedrijf blijven van toepassing de artikelen 38, tweede en derde lid, met dien verstande dat in dat derde lid «en vierde» vervalt, 69, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 88, 94, 95, 96 en 105, tweede lid, zoals die luidden voor de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening 1370/2007, alsmede de artikelen 36, 37, 39 en 40.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in artikel 69, eerste en vijfde lid, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening 1370/2007, zijn belast de bij besluit van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit aangewezen ambtenaren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

  • 3. Van een besluit als bedoeld in het tweede lid, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 4. Een besluit van de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 87 zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met verordening 1370/2007, berust na de inwerkingtreding van die wet op artikel 110, tweede lid.

II

Artikel 143 vervalt.

ARTIKEL II

Na de inwerkingtreding van deze wet berust het Besluit personenvervoer 2000 mede op artikel 50 van de Wet personenvervoer 2000.

ARTIKEL III

De zinsnede met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 in artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten komt te luiden:

  • de Wet personenvervoer 2000, de artikelen 5a, eerste en tweede lid, 8, 9, vijfde lid, 11, eerste lid, 12, 13, 19, 30, vierde lid, 39, eerste lid, 43a, derde lid, 76, derde, vijfde en zesde lid, – voor zover in laatstbedoeld lid wordt verwezen naar andere bepalingen dan artikel 11, tweede en derde lid – 77, 78, 79, 80, 82a, 82b, 83 en 104;.

ARTIKEL IV

Artikel I, onderdeel PP, van de Concessiewet personenvervoer per trein vervalt.

ARTIKEL IVA

1. Indien artikel II, onderdeel E, van het bij Koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende voorstel van wet (Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 2010) (32 403) eerder in werking is getreden of treedt, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel EE, van deze wet, wordt in dat onderdeel EE voorgestelde artikel 101, eerste lid «de artikelen 70 tot en met 74, tweede lid,» vervangen door: de artikelen 70 tot en met 74, tweede lid, en 98, derde lid.

2. Indien artikel I, onderdeel EE, van deze wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel II, onderdeel E, van het bij Koninklijke boodschap ingediende voorstel van wet (Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 2010) (32 403) komt artikel II, onderdeel E, van die wet als volgt te luiden:

E

In artikel 101, eerste lid, wordt na «de artikelen 70 tot en met 74, tweede lid,» ingevoegd: en 98, derde lid,.

ARTIKEL IVB

1. Indien artikel II, onderdeel G, van de Wet van 16 december 2010 tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2009/110/EG (Stb. 2011, 218) eerder in werking is getreden of treedt, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel FF, van deze wet, komt artikel I, onderdeel FF, van deze wet als volgt te luiden:

FF

In artikel 105, tweede lid, wordt «de artikelen 19a, tweede, vijfde en zevende lid, 56, eerste lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid, en 96, eerste lid,» vervangen door: artikel 19a, tweede, vijfde en zevende lid.

2. Indien artikel I, onderdeel FF, van deze wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel II, onderdeel G, van de Wet van 16 december 2010 tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2009/110/EG (Stb. 2011, 218) komt artikel I, onderdeel G, van die wet als volgt te luiden:

G

Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid is voor beroepen tegen besluiten op grond van artikel 19a, tweede, vijfde, en zevende lid, de rechtbank Rotterdam bevoegd.

ARTIKEL IVC

Indien artikel III, tweede lid, van de Wet van 16 december 2010 tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2009/110/EG (Stb. 2011, 218) eerder in werking is getreden of treedt, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel III van deze wet, wordt in de in artikel III van deze wet voorgestelde zinsnede in artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten met betrekking tot de Wet personenvervoer 2000 «19,» vervangen door: 19, eerste en tweede lid, 19a, tiende lid,.

ARTIKEL V

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Naar boven